Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch - Kwekerij

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'agrarisch - kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor kweekactiviteiten.

 

 

3.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd met een maximum goothoogte van 3 m en een maximum bouwhoogte van 6 m;

2. kassen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 300 m².

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer dan 3 m en daarbuiten niet meer dan 1 m bedraagt.

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden

 

 

4.1 bestemmingsomschrijving

 

De voor 'agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. agrarische bedrijvigheid, met uitzondering van intensieve veehouderij;

b. instandhouding van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden;

c. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen;

d. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

e. ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" een speelvoorziening.

f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarde - dressuurweide" een dressuurweide.

 

 

4.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. per bouwperceel mogen uitsluitend de bij één agrarische bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen en paardenhouderijen, worden gebouwd;

3. per bouwperceel mogen ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend één bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen worden gebouwd;

4 de afstand tussen gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, mag niet meer dan 25 m bedragen;

5. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer bedraagt;

6. binnen elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van kassen niet meer dan 1.000 m² bedragen, of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 1.000 m² bedraagt;

7. de goothoogte van gebouwen en de hoogte van gebouwen bedragen respectievelijk niet meer dan 6 m en 10 m, met dien verstande dat:

- de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen niet meer dan 3,5 m en 9 m bedragen.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels

1. bouwwerken voor mestopslag, andere silo's en windturbines mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwperceel niet meer dan 10 m en daarbuiten niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van:

- mestopslagplaatsen niet meer 6 m bedraagt;

- overige silo's niet meer dan 12 m bedraagt;

- erf- en perceelafscheidingen binnen het bouwvlak op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 2 m bedraagt en daarbuiten ten hoogste 1 m.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval ook begrepen:

a. permanente bewoning van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij;

b. het gebruik van gronden gelegen buiten de op de in het plan aangegeven bouwpercelen voor:

1. boogkassen;

2. de opslag van hooirollen.

 

 

4.4 Afwijking van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden en het verbouwen van bestaande gebouwen binnen een bouwperceel waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten:

a. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;

b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voorzover deze vergroting betrekking heeft op het met vrijstelling toegestane gebruik;

2. binnen eenzelfde bouwperceel mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de hiervoor genoemde niet-agrarische nevenactiviteiten niet meer bedragen dan 40% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak en maximaal 300 m²;

3. onverminderd het bepaalde onder 2, mag binnen eenzelfde bouwperceel de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 100 m² bedragen;

4. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen gelden bovendien de volgende bepalingen:

a. de brutovloeroppervlakte van een plattelandskamer of plattelandsappartement mag niet meer dan 50 m² bedragen;

b. standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten een bouwperceel toegestaan tot een afstand van 50 m uit de grens van het bouwperceel;

c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bouwperceel voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

5. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;

6. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;

7. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het betreffende bouwperceel plaats te vinden;

8. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;

9. de waarden als bedoeld in lid 1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast.

 

 

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een Omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het kappen van bomen;

- het planten van bomen en niet-inheemse heesterbeplanting;

- het vellen, rooien van houtgewas, opgaande begroeiing of wegbeplanting, met uitzondering van bomen die op grond van de Kapverordening kapvergunningplichtig zijn.

- het ophogen, verlagen, afgraven of ontginnen van gronden;

- het graven en dempen van sloten en andere watergangen en/of het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen;

- het aanleggen van nieuwe paden en (onverharde) wegen en het aanbrengen van verhardingen.

 

b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.

 

c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

 

d. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.

 

c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

 

 

4.6 Wijzigingsregels

 

a. Burgemeester en wethouders kunnen de gronden die zijn aangegeven met de bestemming Agrarisch met waarden wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing is.

 

b. De onder a bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

Artikel 5 Bedrijf

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijven behorende tot de categorieën 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;

b. tuincentrum, ter plaatste van de aanduiding 'tuincentrum'

c. zakelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

d. bestaande bedrijfswoningen;

e. verkeer en verblijf.

 

Stalling van materialen/voertuigen en dergelijke op openbaar terrein is niet toegestaan.

 

5.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan hetgeen in het plan is aangeduid;

3. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen zoals genoemd onder a;

2. in de overige gevallen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 3 m.

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

5.3 Afwijking van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en bebouwingsbeeld;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 1 voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte van 4 m.

 

5.3 Afwijking van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en bebouwingsbeeld;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 1 voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte van 4 m.

 

 

5.4 Afwijking van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 voor de vestiging van bedrijven:

1. die niet zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven en die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven;

2. die vergelijkbaar zijn met de bestaande bedrijven en die zich willen vestigen in plaats van het bestaande bedrijf en die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bestaande bedrijven.

 

 

Artikel 6 Bedrijf - Openbaar nut

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'bedrijf - openbaar nut' aangewezen gronden zijn bestemd voor utilitaire voorzieningen en telecommunicatie, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van bedrijfswoningen, en terreinen.

 

6.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 350 m²;

2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 meter.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 m bedragen;

2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

 

 

Artikel 7 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van waterzuiveringstechnieken, waaronder het ecologiseren van effluent, met de/het daarbij behorende groenvoorzieningen, water en verkeers-/verblijfsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;

2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m;

3. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak bedraagt 70%.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, met uitzondering van lichtmasten, waarvoor een maximum hoogte van 20 m geldt.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

Artikel 8 Detailhandel

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel;

b. bestaande bedrijfswoning;

c. verkeer en verblijf.

 

Onder detailhandel zijn uitsluitend de bestaande detailhandelsactiviteten begrepen.

 

 

8.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogten, goothoogten en dakhellingen, alsmede de maximale bebouwingspercentages bedragen niet meer dan in het plan is aangeduid.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;

3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

8.3 Specifieke gebruiksregels

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.

Artikel 9 Groen - Landschapswaarden

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'groen-landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. plantsoen, gazon, groenstroken;

b. sport- en speelvoorzieningen;

c. voet- en fietspaden;

d. nutsvoorzieningen;

e. parkeren, aansluitend op de bestemming Verkeer;

f. water;

g. extensieve openluchtrecreatie;

h. instandhouding van ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden

 

 

9.2 Bouwregels

 

a. Op deze gronden mogen, met uitzondering van bestaande gebouwen, geen gebouwen worden gebouwd.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt.

 

 

9.3 Afwijking van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, zoals haaksparkeren, tot een maximum van 5% van het bestemmingsvlak.

 

 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een Omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het kappen van bomen;

- het planten van bomen en niet-inheemse heesterbeplanting;

- het vellen of het rooien van houtgewas, opgaande begroeiing of wegbeplanting;

- het vellen, rooien van houtgewas, opgaande begroeiing of wegbeplanting, met uitzondering van bomen die op grond van de Kapverordening kapvergunningplichtig zijn.

 

b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.

 

c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

 

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. horeca, categorie I en categorie II;

b. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

c. water;

d. verkeer en verblijf.

 

10.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

    1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

    2. de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte dient in acht te worden genomen.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de bouwhoogte van de gebouwen, zoals genoemd onder a, en daarbuiten niet meer dan 3 m.

    2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens, ten hoogste 1 m bedraagt.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.

 

10.4 Afwijking van de gebruiksregels

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een Omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor vormen van horeca uit een hogere categorie, indien de nadelige effecten op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de betreffende locatie hierdoor niet onevenredig worden vergroot.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een Omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van eerste en hogere verdiepingen van een bestaand hoofdgebouw ten behoeve van ten hoogste één woning, mits dit in overeenstemming is met de door de gemeente en de provincie gemaakte meerjarenafspraak woningbouw. Voordat de betreffende ontheffing kan worden verleend, moet worden voldaan aan de bepalingen van artikel 76 van de Wet geluidhinder.

 

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. onderwijs en educatieve voorzieningen;

b. sociaal/medische voorzieningen;

c. culturele voorzieningen;

d. levensbeschouwelijke doeleinden, zoals een uitvaartscentrum;

met de/het daarbij behorende:

e. water;

f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 4 m en 8 m, tenzij anders in het plan is aangeduid;

3. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan indien de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'bedrijfswoning';

4. de inhoud van de dienst-/bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen, of niet meer dan de bestaande inhoud bedragen indien die meer dan 750 m³ bedraagt.

5. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m

 

b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;

2 de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijde, mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

11.3 Specifieke gebruiksregels

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.

 

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. begraafplaats;

 

met de daarbij bijbehorende voorzieningen. Parkeren is toegestaan, met dien verstande dat dit plaatsvindt op een aaneengesloten deel van deze gronden.

 

12.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden op ten minste 30 m uit de bestemmingsgrens gebouwd, met dien verstande dat maximaal één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² op ten minste 5 m uit de bestemmingsgrens mag worden gebouwd;

2. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 250 m²;

3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 6 m.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

- de bouwhoogte van de toegangspoort bedraagt ten hoogste 6 m.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' zonder of in afwijking van een Omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

- het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een diepte van meer dan 40 cm.

 

b. Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens burgemeester en wethouders de vergunning verlenen, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.

 

c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

- het normale onderhoud betreffen;

- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;

- op archeologisch onderzoek zijn gericht.

Artikel 13 Natuur

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

alsmede voor:

b. bos

c. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten,meanders en andere waterpartijen;

d. instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden;

e. fbestaande fiets- en wandelpaden, bestaande onverharde wegen en bestaande parkeervoorzieningen;

f. extensieve openluchtrecreatie;

g. jongerenontmoetingsplek ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek'.

h. incidenteel kamperen ten behoeve van scoutinggroepen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-incidenteel kamperen'.

i. scouting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-scouting';

j. openluchttheater, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-openluchttheater';

k. behoud, herstel en ontwikkeling van landgoed waarden;

l. het ecologiseren van effluent, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-ecologische nazuivering'.

 

13.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak met uitzondering van een gebouw ten behoeve van een jongerenontmoetingsplek ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek' met een hoogte van maximaal 3 m;

2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan in het plan is aangeduid.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

c. Op deze gronden mogen, met uitzondering van een gebouw ten behoeve van een jongerenontmoetingsplek ter plaatse van de aanduiding 'jop' met een hoogte van maximaal 3 m, geen gebouwen worden gebouwd.

 

d. De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

 

13.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de landschappelijke inpassing nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een Omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

- het aanbrengen van niet-inheemse beplanting;

- het ophogen, verlagen, afgraven of ontginnen van gronden;

- het graven en dempen van sloten en andere watergangen en/of het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen;

- het vellen, rooien van houtgewas, opgaande begroeiing of wegbeplanting, met uitzondering van bomen die op grond van de Kapverordening kapvergunningplichtig zijn;

- het aanleggen van nieuwe fiets- en wandelpaden en (onverharde) wegen en het aanbrengen van verhardingen.

 

b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.

 

c. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

 

d. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.

 

e. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke of landschappelijke waarden van het gebied.

 

 

Artikel 14 Recreatie

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. dagrecreatieve voorzieningen;

b. evenementen;

c. recreatieve functies met een toegevoegde en innovatieve waarde aan het marktsegment;

met de/het daarbij behorende:

d. groenvoorzieningen;

e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

f. water.

 

14.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10 m;

3. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan indien de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'bedrijfswoning';

4. de inhoud van de dienst-/bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen, of niet meer dan de bestaande inhoud bedragen indien die meer dan 750 m³ bedraagt.

 

b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;

2 de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijde, mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

De aangeduide dakhellingen zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

 

Artikel 15 Recreatie - Recreatiewoning

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'recreatie-recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor zomerhuizen.

 

 

15.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. het aantal zomerhuizen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;

2. de gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

3. de bouw- en goothoogte van de zomerhuizen bedraagt niet meer dan 6 m en 3 m;

4. de inhoud bedraagt, inclusief eventuele ondergrondse (kelder)ruimten, niet meer dan 300 m³;

5. aan- en uitbouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd tot ten hoogste 10% van het vloeroppervlak van het bouwvlak.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

 

 

15.3 Afwijking van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en bebouwingsbeeld;

middels een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 15.2, sub a, onder 2:

voor de bouw van maximaal één vrijstaand tuinhuisje bij een zomerhuis met een maximum inhoud van 25 m³.

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval begrepen het gebruik van een zomerhuis voor permanente bewoning en de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.

 

Artikel 16 Recreatie - Volkstuin

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'recreatie - volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. volkstuinen;

b. voorzieningen ten behoeve van de bijenteelt.

met de/het daarbij behorende:

c. groenvoorzieningen;

d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

e. water.

 

 

16.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen gelden de volgende regels:

1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;

2. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m en de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen;

3. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van de bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;

2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

 

 

Artikel 17 Sport

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. sport- en speelvelden;

b. evenementen;

c. ter plaatse van de aanduiding "jo", een jongerencentrum voor jeugdopvang;

met de/het daarbij behorende:

d. voorzieningen en groenvoorzieningen;

e. openbare nutsvoorzieningen;

f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

g. water.

 

 

17.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak;

2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10 m, tenzij anders in het plan is aangeduid;

3. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak bedraagt 5%.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, met uitzondering van lichtmasten, waarvoor een maximum hoogte van 20 m geldt.

 

 

Artikel 18 Sport - Manege

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'sport - manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a. manege;

b. paardensport;

c. evenementen;

met de/het daarbij behorende:

d. groenvoorzieningen;

e. openbare nutsvoorzieningen;

f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

g. mensportvoorzieningen;

h. water.

 

 

18.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 6 m en 11 m;

3. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.

 

d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

Artikel 19 Tuin

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin.

 

De in de bestemming begrepen gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van Bijlage II behorende bij de artikelen 2.3 en 2.7 van het Besluit omgevingsrecht van 25 maart 2010.

 

19.2 Bouwregels

 

a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

- de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat, de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m bedraagt, en met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

 

19.3 Afwijking van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en/of bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie;

- de sociale veiligheid;

middels een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 19.2, sub a:

ten behoeve van een uitbouw aan een woning op een naastgelegen bestemming met maximaal 1,5 m uit de gevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de voorgevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en er een onbebouwde tuin van minimaal 4 m resteert tot het openbaar gebied.

 

 

Artikel 20 Verkeer

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen;

b. fiets-/voetpad;

c. verblijfsgebied;

d. parkeervoorzieningen;

e. evenementen;

met de/het daarbij behorende:

f. groenvoorzieningen;

g. speelvoorzieningen;

h. water;

alsmede voor:

i. additionele voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening en andere doeleinden van openbaar nut.

 

Het aantal rijstroken van de wegen mag ten hoogste twee bedragen.

 

 

20.2 Bouwregels

 

a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

b. De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.

 

 

Artikel 21 Verkeer - Onverhard

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'verkeer - onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. zandweg en andere onverharde of halfverharde wegen;

b. fiets-/voetpad;

c. evenementen;

met de/het daarbij behorende:

d. groenvoorzieningen;

e. water

 

 

21.2 Bouwregels

 

a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

b. De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.

 

 

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

a. Het is verboden zonder of in afwijking van Omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het aanbrengen van verhardingen.

 

b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.

 

c. De onder a bedoelde vergunning mag uitsluitend worden verleend voor gedeeltelijke (half)verharding ten behoeve van fietspaden en dergelijke en mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de weg en het omliggend gebied.

 

Artikel 22 Water

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;

b. waterhuishouding;

c. instandhouding van ter plaatse voorkomende, dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;

d. extensieve openluchtrecreatie.

 

 

22.2 Bouwregels

 

Op de gronden als bedoeld in lid 22.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik en bruggen worden gebouwd. De hoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

Artikel 23 Wonen - 1

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. aan huis verbonden beroepen;

c. kleinschalige bedrijfsactiviteiten, indien ter plaatse aangeduid met 'specifieke vorm van wonen - kleinschalige bedrijfsactiviteiten';

d. water;

e. de instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van waardevolle/karakteristieke objecten, zoals die blijkt uit de maatvoering, dakvorm en situering, voorzover deze objecten ter plaatse zijn aangeduid als 'karakteristiek'.

 

 

23.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak is opgenomen;

2. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

3. de inhoud van een woning, althans een hoofdgebouw, mag:

- niet meer dan 750 m³ bedragen of niet meer dan de bestaande inhoud, indien die meer dan 750 m³ bedraagt;

- niet meer dan de bestaande inhoud bedragen voor zover betreft de woning met het adres Eversbergweg 64b;

- niet meer dan 400 m³ bedragen, voorzover betreft de woningen op de volgende adressen:

- Jipkesbeltweg 14 en Jipkesbeltweg 16;

4 de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

5. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

6. voor hoofdgebouwen dient in acht te worden genomen dat de minimale goothoogte 2,5 m, de maximale goothoogte 3,5 m en de maximale bouwhoogte 9 m bedragen en de minimale en de maximale dakhellingen respectievelijk 35° en 60° bedragen;

7. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

8. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer bedraagt, met dien verstande dat:

a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

b. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;

9. daar waar in het plan gebouwen zijn aangeduid als 'karakteristiek' dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en situering, te worden gehandhaafd. Sub a, onder 6 is niet van toepassing op deze woningen;

10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalige bedrijfsactiviteiten' kunnen bijgebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 25 m². De hiervoor gestelde regels ten aanzien van bijgebouwen zijn niet van toepassing op deze gebouwen.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;

3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

 

23.3 Afwijking van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en bebouwingsbeeld;

middels een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 23.2, sub a, onder 5:

1. ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of voor de in lid 23.2, sub a, onder 5 genoemde 3 m met maximaal 1,5 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en er een onbebouwde tuin van minimaal 4 m resteert tot het openbaar gebied;

2. ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

3. ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,5 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 4 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft;

4. ten behoeve van een overkapping voor de in lid 23.2, sub a, onder 5 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m;

b. lid 23.2, sub a, onder 7:

en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en de gevel van de opbouw minimaal 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd;

c. lid 23.2, sub a, onder 8:

1. uitsluitend in het geval van een afwijking als bedoeld in lid 23.2, sub a, onder 8 voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;

2. voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

- de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan de 75 m², genoemd in lid 23.2, sub a onder 8;

- dit meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

- de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt;

d. lid 23.2, sub a, onder 9:

voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van de bebouwing als totaal niet verandert;

 

 

23.4 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

a. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen, waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;

b. de plaats en hoogte van de gebouwen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;

c. de minimale goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

d. de plaats van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen gaan worden gerealiseerd;

e. de plaats van andere bouwwerken.

 

 

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van karakteristieke panden

 

a. Gehele of gedeeltelijke afbraak van gebouwen of andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is uitsluitend toegestaan indien daarvoor vooraf door burgemeester en wethouders een Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend.

 

b. De Omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde karakteristiek zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke bouwwerk tegen te gaan.

 

 

23.6 Specifieke gebruiksregel

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige (vakantie)woning.

 

Artikel 24 Wonen - 2

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. aan huis verbonden beroepen;

c. kleinschalige bedrijfsactiviteiten, indien ter plaatse aangeduid met 'specifieke vorm van wonen - kleinschalige bedrijfsactiviteiten';

d. water.

 

 

24.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak is opgenomen;

2. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

3. de inhoud van een woning, althans een hoofdgebouw, mag niet meer dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud bedragen indien die meer dan 750 m³ bedraagt;

4. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

5. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

6. voor hoofdgebouwen dient in acht te worden genomen dat de minimale goothoogte 2,5 m, de maximale goothoogte 6 m, de maximale bouwhoogte 10 m en de minimale bouwhoogte 7 m bedragen en de minimale en de maximale dakhelling respectievelijk 30° en 55° bedragen,

7. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

8. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer bedraagt, met dien verstande dat:

a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

b. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;

9. daar waar gebouwen ter plaatse zijn aangeduid als 'karakteristiek' dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en situering, te worden gehandhaafd. Sub a, onder 6 is niet van toepassing op deze woningen.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;

3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

 

24.3 Afwijking van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en bebouwingsbeeld;

middels een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 24.2, sub a, onder 5:

1. ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of voor de in lid 24.2, sub a, onder 5 genoemde 3 m met maximaal 1,5 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en er een onbebouwde tuin van minimaal 4 m resteert tot het openbaar gebied;

2. ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

3. ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,5 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 4 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft;

4. ten behoeve van een overkapping voor de in lid 24.2, sub a onder 5 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m;

b. lid 24.2, sub a, onder 7:

en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en de gevel van de opbouw minimaal 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd;

c. lid 24.2, sub a, onder 8:

1. uitsluitend in het geval van een afwijking als bedoeld in lid 20.2, sub a, onder 8 voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;

2. voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

- de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan de 75 m², genoemd in lid 24.2, sub a, onder 8;

- dit meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

- de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt;

d. lid 24.2, sub a, onder 9:

voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van de bebouwing als totaal niet verandert.

 

 

24.4 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

a. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen, waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;

b. de plaats en hoogte van de gebouwen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;

c. de minimale goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

d. de plaats van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen gaan worden gerealiseerd;

e. de plaats van andere bouwwerken.

 

 

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van karakteristieke panden

 

a. Gehele of gedeeltelijke afbraak van gebouwen of andere bouwwerken die ter plaatse zijn aangeduid met 'karakteristiek, is uitsluitend toegestaan indien daarvoor vooraf door burgemeester en wethouders een Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend.

 

b. De Omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde karakteristiek zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke bouwwerk tegen te gaan.

 

 

24.6 Specifieke gebruiksregel

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige (vakantie)woning.

 

 

Artikel 25 Wonen - Woonwagenstandplaats

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'wonen - woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen op standplaatsen ten behoeve van woonwagens.

 

 

25.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. binnen de bestemming mogen niet meer woonwagens worden geplaatst dan het aantal dat ter plaatse is aangeduid;

b. de maximale oppervlakte per woonwagen bedraagt 50 m²;

c. de inhoud van andere, niet voor bewoning bestemde gebouwen bedraagt per woonwagen maximaal 50 m³;

d. de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bedragen respectievelijk 3 m en 5 m;

e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

 

 

25.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats van de gebouwen.

 

 

25.4 Specifieke gebruiksregels

 

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruik voor doeleinden van handel en nijverheid en het gebruik als stort- of opslagplaats anders dan tijdelijk huisvuil of tuinafval ten behoeve van onderhoud.

 

 

Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

26.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen van die gronden, voor zover die niet in een bouwvlak zijn begrepen, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk waarvoor de graaf- of heiwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,4 m onder peil;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;

  4. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 2500 m², mits:

    1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

    2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

      1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

      2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

      3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in lid 26.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 26.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 2500 m² of meer:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,4 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

26.3.2 Uitzondering omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Het in sublid 26.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in sublid 26.2.2;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  4. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.

26.3.3 Omgevingsvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 26.3.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien:

    1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

    2. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

26.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in

voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 27 Leiding - Hoogspanning

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'leiding - hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsleiding (110 kV) met een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

 

27.2 Bouwregels

 

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd.

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en burgemeester en wethouders hierover van tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).

 

 

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een Omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

    1. het oprichten van bouwwerken;

    2. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder rietbeplanting;

    3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    5. diepploegen;

    6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

    7. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

    8. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

    9. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

 

  1. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

    1. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

  1. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.

 

  1. Alvorens omtrent het verlenen van een Omgevingsvergunning ten behoeve van de samenvallende bestemming(en) te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of met de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.