Direct naar inhoud
Status:vastgesteld
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0163.BPNDCENTRUM-VG01

REGELS

 

 

Gemeente Hellendoorn

 

 

Bestemmingsplan Nijverdal Centrum

 

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

Artikel 4 Centrum - 2

Artikel 5 Centrum - 3

Artikel 6 Gemengd

Artikel 7 Groen

Artikel 8 Maatschappelijk

Artikel 9 Verkeer - Verblijf

Artikel 10 Wonen - 1

Artikel 11 Wonen - 2

Artikel 12 Wonen - 3

Artikel 13 Wonen - Karakteristiek

Artikel 14 Wonen - Uit te werken

Artikel 15 Woongebied

Artikel 16 Leiding - Gas

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

Artikel 19 Algemene afwijkingsregel

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

Artikel 21 Overige regels

Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

Artikel 24 Slotregel

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. plan:
    het bestemmingsplan "Nijverdal Centrum" van de gemeente Hellendoorn;

 

  1. aan toerisme gelieerde functies en dagrecreatieve concepten:
    outdoorbedrijven, het organiseren van gps-tochten, nordic walkingtochten, organiseren van droppings, inpandige spelactiviteiten, activiteiten voor spel en vermaak (geen kansspellen) zoals een spelhal, gamezone, lasergame, snooker- en poolcentrum, dagrecreatieve verhuur van vervoermiddelen als segways, rollerskates, atb's of andere vervoermiddelen en/of daarmee vergelijkbare activiteiten/ functies al dan niet met ondersteunende horecafunctie;

 

  1. bestemmingsplan:
    de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.BPNDCENTRUM-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

  1. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. aan huis verbonden beroep:
    een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

  1. aan- of uitbouw:
    een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm, alsmede bijgebouwen die aan het hoofdgebouw of aan een aan- of uitbouw zijn verbonden en een directe toegang hebben tot het hoofdgebouw;

 

  1. agrarische bedrijvigheid
    bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en het houden van dieren, waaronder begrepen paardenfokkerij en intensieve kwekerij; uitgezonderd zijn: paardenhouderij en manege;

 

  1. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. bebouwingspercentage:
    de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak, indien daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;

 

  1. bestaand gebruik of bestaande bebouwing:

  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning;

  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening of een buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

  1. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. bijbehorend bouwwerk:
    uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

 

  1. bijgebouw:
    een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

  1. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

 

  1. bouwgrens:
    een grens van een bouwvlak;

 

  1. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

  1. bouwperceelgrens:
    een grens van het bouwperceel;

 

  1. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

  1. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

  1. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

  1. dienstverlenend bedrijf

  1. persoonlijk dienstverlenend bedrijf:

een met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan of ten gerieve vanhet publiek, zoals een reisbureau, kapsalon, schoenmakar, wasserette, alsmede een bank met overwegend een baliefuncti.

  1. zakelijke dienstverlening:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals administratie-, advertentie-, uitzend-, makelaars-, advies- en ingenieursbureaus en banken

  1. technische dienstverlening:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van technische diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een loodgieters-, schilders- en elektrotechnisch bedrijf.

 

  1. dienstwoning:
    een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

 

  1. evenementen:

  1. elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals een braderie, optocht, een feest, een (muziek)voorstelling of wedstrijd;

  2. onder evenementen worden niet bedoeld: bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid, onder h, van de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en speelgelegenheden waarbij geld of voor geld inwisselbare voorwerpen gewonnen of verloren kunnen worden;

 

  1. gebouw:
    elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. hoofdgebouw:
    een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

  1. horecabedrijf:
    een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

 

  1. horeca tot en met categorie 1:
    een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

  1. horeca tot en met categorie 2:
    een horecabedrijf vallend onder categorie 1, alsmede een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;

 

  1. horeca tot en met categorie 3:
    een horecabedrijf vallen onder de categorie 1 en/of 2, alsmede een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;

 

  1. indelingslijn:
    een als zodanig ter plaatse aangeduide lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

 

  1. overig bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

  1. overkapping:
    een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

 

  1. pand:
    de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

  1. seksinrichting:
    een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

  1. (straat)peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;

 

  1. voorgevel:
    de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;

 

  1. voorgevelrooilijn:
    de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

 

  1. woning/wooneenheid:
    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

  1. zijgevellijn:
    de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

 

  1. zomerhuis:
    een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheiddingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Centrum - 1

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor "Centrum-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. op de begane grondlaag van de gebouwen:

  1. detailhandel, behoudens ter plaatse van de aanduiding (-dh);

  2. dienstverlening met een baliefunctie;

  3. maatschappelijke- (waaronder overheid), sociale-, culturele-, levensbeschouwelijke functies;

  4. horeca t/m categorie 1;

  5. garageboxen voor zover ter plaatse op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" is aangegeven;

  6. toegangsportalen van op de verdiepingen gelegen woningen alsmede toegangen van parkeergarages en detailhandelsvestigingen;

  7. parkeergarages;

  8. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

  1. op de verdiepingen van de gebouwen:

  1. bestaande aantal woningen;

  2. zakelijke dienstverlening;

  3. bestaande niet woon-functies, voor zover die op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan reeds bestaan;

  1. ondergrondse parkeergarages, bovengrondse parkeergarages, stallingsruimten;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en open terreinen.

 

  1. Indien op de verbeelding de aanduiding "medebestemd tot" is aangegeven, zijn de gronden binnen de aanduidingen tevens bestemd voor:

 

  1. functies zoals gesteld onder 3.1 a. onder 1 en 3.1 a onder 2 moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

 

  1. Voor zover op de verbeelding de aanduiding "parkeergarage" is aagegeven, zijn de gronden binnen deze aanduiding tevens bestemd voor een parkeergarage.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd; daarbij gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpplan bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de verbeelding in het bebouwingsvlak is opgenomen;

  2. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangeven bouwingsvlak, waarbij geldt dat dit bouwvlak volledig mag worden bebouwd en waarbij de hoofdgebouwen met de voorgevel dienen te worden gebouwd in de voorgevelbouwgrens;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de bestaande afstand indien die minder is, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  1. voor het hoofdgebouw bedraagt de maximum goothoogte 12 m en de maximum bouwhoogte 14,5 m inhoudende maximaal drie bouwlagen waarboven een terugliggende vierde bouwlaag is toegestaan, tenzij anders aangeduid dan wel de bestaande maatvoering indien deze ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds meer bedraagt, in welk geval deze maatvoering als maximum geldt;

  2. voor het gebied Keizerserf, vanaf de Groen van Prinstererstraat/ de Willem Alexanderstraat tot aan de Molenweg/Constantijnstraat bedraagt de maximum goothoogte 7,5 m en de maximum bouwhoogte 10,5 m, inhoudende maximaal twee bouwlagen waarboven een terugliggende derde bouwlaag is toegestaan, tenzij anders aangeduid dan wel de bestaande maatvoering indien deze ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds meer bedraagt, in welk geval deze maatvoering als maximum geldt;

  1. met betrekking tot de parkeergarage geldt dat:

  1. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" mogen garageboxen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,3 m;

  2. voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 20 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. indien op de verbeelding de aanduiding "Overbouwde doorgang" is gegeven, in de bebouwing ter plaatse van deze aanduiding een vrije doorgangshoogte van ten minste 3m aangehouden dient te worden;

  2. indien op de verbeelding de aanduiing "Aantal bovenverdiepingen met meervoudig gebruik" in combinatie met een getal is gegeven, in dat aantal verdiepingen boven de beganegrondlaag dezelfde functie is toegestaan als op grond van de (hoofd)bestemming is toegestaan op de begane grond;

  3. zelfstandige functies mogen niet anders dan aan de straatzijde van het perceel worden uitgeoefend

Voor de leden onder sub a t/m sub i geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m1 ten opzichte van de bouwgrens of de bestemmingsgrens bedraagt.

3.3 Afwijking van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijking bouwen parkeergarage

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub e voor het vergroten van de maximale bouwhoogte en goothoogte met maximaal 2 m ten behoeve van de realisering van een parkeergarage in het souterrain. Bij de afweging ten aanzien van de maximum goot- en bebouwingshoogte zijn de volgende aspecten van belang:

 

3.3.2 Afwijking bouwen in de kelder, op het achtererf

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en/of lid 3.2 voor het bouwen, waarbij uitbreiding mogelijk is:

  1. in de kelder;

  2. op het achtererf tot een hoogte van maximaal 7,5 m tussen de grens van het bouwvlak tot een afstand van 5 m uit de achterperceelsgrens;

  3. op het achtererf - voor zover niet gelegen in het gebied beschreven onder b - tot een hoogte van maximaal 4 m worden gebouwd;

mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normering als vermeld in de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van Hellendoorn en opgenomen in de van deze regels deeluitmakende bijlage Nota Parkeernormen. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

 

3.3.3 Afwijken bouwen meer woningen

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub a, voor wat betreft het maximum aantal woningen met in achtname van de volgende bepalingen:

 

Aanvullende criteria om af te kunnen wijken van bovengenoemde bepalingen, zijn de navolgende:

 

3.3.4 Afwijken bouwen praktijkruimte op verdieping

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het realiseren van praktijkruimten op de verdiepingen.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 3.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

 

3.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken gebruik verdieping, kelder

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 a onder 1 voor het gebruik van een verdieping en/of kelder voor de onder in 3.1 a onder 1 a t/m e genoemde functies, voor zover het geen zelfstandige vestigingen betreft die geen functionele binding hebben met de beganegrond- functie.

 

3.5.2 Afwijken gebruik v.w.b. parkeergelegenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

3.6 Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

Artikel 4 Centrum - 2

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor "Centrum-2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. op de begane grondlaag van de gebouwen:

  1. persoonlijke en zakelijke dienstverlening (al dan niet met een baliefunctie);

  2. maatschappelijke- (waaronder overheid), sociale-, culturele-, levensbeschouwelijke functies;

  3. ambachtelijke/verzorgende bedrijven tot een maximum bvo van 250 m2, voor zover deze geen nadelige invloed hebben op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving (milieuhygiëne);

  4. aan toerisme gelieerde functies en dagrecreatieve concepten;

  5. horeca t/m categorie 1;

  6. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. wonen, voor zover deze functie reeds aanwezig was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan

  1. op de verdiepingen van de gebouwen:

  1. bestaande aantal woningen;

  2. zakelijke dienstverlening;

  3. aan toerisme gelieerde functies en dagrecreatieve concepten;

  4. bestaande niet-woonfuncties, voor zover die op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan reeds bestaan.

  1. ondergrondse parkeergarages, bovengrondse parkeergarages, stallingsruimten;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en open terreinen.

 

  1. Indien op de verbeelding de aanduiding "medebestemd tot" is aangegeven, zijn de gronden binnen deze aanduiding en uitsluitend op de begane grondlaag van de gebouwen tevens bestemd voor:

  2. ter plaatse van de aanduiding (dh): detailhandel.

  3. ter plaatse van de aanduiding (dhg): grootschalige detailhandel , waaronder wordt verstaan detailhandel in goederen, met een minimale bedrijfsvloeroppervlakte van 600 m2 per vestiging, waarbij in deze regels onder andere mede wordt begrepen:

  1. ter plaatse van de aanduiding (h2): horeca t/m categorie 2 ;

  2. ter plaatse van de aanduiding (h3): horeca t/m categorie 3 ;

 

De betreffende "medebestemd tot"-functie is tevens op de eerste en hoger gelegen verdiepingen van de gebouwen toegestaan, voor zover deze functie op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan reeds bestond.

 

  1. functies zoals gesteld onder lid 4.1 a. onder 1 en lid 4.1 a onder 2 moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

 

  1. Voor zover op de verbeelding de aanduiding "parkeergarage" is aangegeven, zijn de gronden binnen deze aanduiding tevens bestemd voor een parkeergarage.

 

4.2 Bouwregels

 

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 4.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd; daarbij gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpplan bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de kaart in het bebouwingsvlak is opgenomen;

  2. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangeven bouwingsvlak, waarbij geldt dat dit bouwvlak volledig mag worden bebouwd en waarbij de hoofdgebouwen met de voorgevel dienen te worden gebouwd in de voorgevelbouwgrens;

  3. daar waar op de verbeelding het gebouw is aangeduid als "karakteristiek" dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, nokhoogte, dakvorm en situering gehandhaafd te blijven.

  4. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m acher de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de bestaande afstand indien die minder is, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  5. voor het hoofdgebouw bedraagt de maximum goothoogte 7,5 m en de maximum bouwhoogte 10,5 m inhoudende maximaal twee bouwlagen waarboven een terugliggende derde bouwlaag is toegestaan, tenzij anders aangeduid dan wel de bestaande maatvoering indien deze ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds meer bedraagt, in welk geval deze maatvoering als maximum geldt;

  6. met betrekking tot de parkeergarage geldt dat:

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 20 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. indien op de verbeelding de aanduiding "Overbouwde doorgang" is gegeven, in de bebouwing ter plaatse van deze aanduiding een vrije doorgangshoogte van ten minste 3 m indien op de verbeelding de aanduiding "Aantal bovenverdiepingen met meervoudig gebruik" in combinatie met een getal is gegeven, in dat aantal verdiepingen boven de beganegrondlaag dezelfde functie is toegestaan als op grond van de (hoofd)bestemming is toegestaan op de begane grond;

  2. zelfstandige functies mogen niet anders dan aan de straatzijde van het perceel worden uitgeoefend.

 

Voor de leden onder sub a t/m sub h geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m1 ten opzichte van de bouwgrens of de bestemmingsgrens bedraagt.

 

4.3 Afwijking van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijking bouwen parkeergarage

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub e voor het vergroten van de maximale bouwhoogte en goothoogte met maximaal 2 m ten behoeve van de realisering van een parkeergarage in het souterrain. Bij de afweging ten aanzien van de maximum goot- en bebouwingshoogte zijn de volgende aspecten van belang:

 

4.3.2 Afwijking bouwen in de kelder, op het achtererf

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en/of lid 4.2 voor het bouwen, waarbij uitbreiding mogelijk is:

  1. in de kelder;

  2. op het achtererf tot een hoogte van maximaal 4m, tenzij anders op de verbeelding is aangeduid;

mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normering als vermeld in de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van Hellendoorn en opgenomen in de van deze regels deeluitmakende bijlage Nota Parkeernormen. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

 

4.3.3 Afwijking bouwen praktijkruimte op verdieping

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het realiseren van praktijkruimten op de verdiepingen.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid4.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

 

4.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijken gebruik verdieping, kelder

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 a onder 1 voor het gebruik van een verdieping en/of kelder voor de onder in 4.1 a onder 1 a t/m e genoemde functies, voor zover het geen zelfstandige vestigingen betreft die geen functionele binding hebben met de beganegrond- functie.

 

4.5.2 Afwijken gebruik v.w.b. parkeergelegenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

4.5.3 Afwijken gebruik horeca categorie 2 of 3

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het vestigen van horeca in categorie 2 of categorie 3 voor zover deze geen onevenredige nadelige invloed hebben op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving (milieuhygiëne: voorzieningen ten aanzien van geur en geluid) .

 

4.6 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders gebouwen te slopen, die zijn vermeld in de bijlage "Inventarisatie karakteristieke panden Nijverdal Centrum".

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan

 

 

4.7 Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

Artikel 5 Centrum - 3

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor "Centrum-3" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. op de begane grondlaag van de gebouwen:

  1. persoonlijke en zakelijke dienstverlening (al dan niet met een baliefunctie);

  2. maatschappelijke- (waaronder overheid), sociale-, culturele-, levensbeschouwelijke functies;

  3. ambachtelijke/verzorgende bedrijven tot een maximum bvo van 250 m2, voor zover deze geen nadelige invloed hebben op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving (milieuhygiëne);

  4. horeca t/m categorie 1;

  5. garageboxen voor zover ter plaatse op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" is aangegeven;

  6. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. wonen, voor zover deze functie reeds aanwezig was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan;

  1. op de verdiepingen van de gebouwen:

  1. bestaande aantal woningen;

  2. zakelijke dienstverlening;

  3. bestaande niet-woonfuncties, voor zover die op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan reeds bestaan.

  1. ondergrondse parkeergarages, bovengrondse parkeergarages, stallingsruimten;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en open terreinen.

 

  1. Indien op de verbeelding de aanduiding "medebestemd tot" is aangegeven, zijn de gronden binnen deze aanduiding en uitsluitend op de begane grondlaag van de gebouwen tevens bestemd voor:

De betreffende "medebestemd tot"-functie is tevens op de eerste en hoger gelegen verdiepingen van de gebouwen toegestaan, voor zover deze functie op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan reeds bestond.

 

  1. functies zoals gesteld onder lid 5.1 a. onder 1 en lid 5.1 a onder 2. moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

 

  1. Voor zover op de verbeelding de aanduiding "parkeergarage" is aangegeven, zijn de gronden binnen deze aanduiding tevens bestemd voor een parkeergarage.

5.2 Bouwregels

 

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid5.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd; daarbij gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpplan bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de kaart in het bebouwingsvlak is opgenomen;

  2. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangeven bouwingsvlak, waarbij geldt dat dit bouwvlak volledig mag worden bebouwd en waarbij de hoofdgebouwen met de voorgevel dienen te worden gebouwd in de voorgevelbouwgrens;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de bestaande afstand indien die minder is, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. voor het hoofdgebouw bedraagt de maximum goothoogte 7,5 m en de maximum bouwhoogte 10,5 m inhoudende maximaal twee bouwlagen waarboven een terugliggende derde bouwlaag is toegestaan, tenzij anders aangeduid dan wel de bestaande maatvoering indien deze ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds meer bedraagt, in welk geval deze maatvoering als maximum geldt;

  5. met betrekking tot de parkeergarage geldt dat:

  1. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" mogen garageboxen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,3 m;

  2. voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. indien op de verbeelding de aanduiding "Overbouwde doorgang" is gegeven, in de bebouwing ter plaatse van deze aanduiding een vrije doorgangshoogte van ten minste 3m aangehouden dient te worden;

  2. indien op de verbeelding de aanduiding "Aantal bovenverdiepingen met meervoudig gebruik" in combinatie met een getal is gegeven, in dat aantal verdiepingen boven de beganegrondlaag dezelfde functie is toegestaan als op grond van de (hoofd)bestemming is toegestaan op de begane grond;

  3. zelfstandige functies mogen niet anders dan aan de straatzijde van het perceel worden uitgeoefend.

 

Voor de leden onder sub a t/m sub j geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m1 ten opzichte van de bouwgrens of de bestemmingsgrens bedraagt.

 

5.3 Afwijking van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijking bouwen parkeergarage

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub e voor het vergroten van de maximale bouwhoogte en goothoogte met maximaal 2 m ten behoeve van de realisering van een parkeergarage in het souterrain. Bij de afweging ten aanzien van de maximum goot- en bebouwingshoogte zijn de volgende aspecten van belang:

 

 

5.3.2 Afwijking bouwen in de kelder, op het achtererf

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en/of lid 5.2 voor het bouwen, waarbij uitbreiding mogelijk is:

  1. in de kelder;

  2. op het achtererf tot een hoogte van maximaal 4m, tenzij anders op de verbeelding is aangeduid;

mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normering als vermeld in de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van Hellendoorn en opgenomen in de van deze regels deeluitmakende bijlage Nota Parkeernormen. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

 

5.3.3 Afwijking bouwen praktijkruimte op verdieping

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het realiseren van praktijkruimten op de verdiepingen.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 5.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

5.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

5.5.1 Afwijken gebruik verdieping, kelder

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 a onder 1 voor het gebruik van een verdieping en/of kelder voor de onder in lid5.1 a onder 1 a t/m e genoemde functies, voor zover het geen zelfstandige vestigingen betreft die geen functionele binding hebben met de beganegrond- functie.

 

5.5.2 Afwijken gebruik v.w.b. parkeergelegenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen",vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

 

5.5.3 Afwijken gebuik horeca categorie 2 of 3

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het vestigen van horeca in categorie 2 of categorie 3 voor zover deze geen nadelige invloed hebben op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving (milieuhygiëne: voorzieningen ten aanzien van geur en geluid) .

 

5.6 Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

 

 

Artikel 6 Gemengd

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening met hoofdzakelijk een baliefunctie die in de regel in winkelpanden wordt uitgeoefend, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon, een reisbureau, een bank en een videotheek

  2. maatschappelijke voorzieningen, waaronder sociaal, culturele en gelijk te stellen voorzieningen met een publieksgericht karakter;

  3. toonzalen/showrooms;

  4. horeca tot en met categorie 1;

  5. horeca tot en met categorie 2 (h2), daar waar aangeduid;

  6. ambachtelijke en verzorgende bedrijven daar waar "bedrijf" (b) aangeduid;

  7. kantoren, daar waar aangeduid;

  8. detailhandel (dh), daar waar aangeduid;

  9. garageboxen voor zover ter plaatse op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" is aangegeven;

  10. ondergrondse parkeergarages, bovengrondse parkeergarages, stallingsruimten;

  11. grootschalige detailhandel (dhg), daar waar aangeduid, met een minimale bedrijfsvloeroppervlakte van 600 m2 per vestiging, waarbij in deze regels onder andere mede wordt begrepen:

  1. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. wonen, uitsluitend overeenkomstig het bestaande aantal woningen;

  3. functies zoals gesteld onder a tot en met i moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

6.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de ter plaatste aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen;

  3. daar waar op de verbeelding het gebouw is aangeduid als "karakteristiek" dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, nokhoogte, dakvorm en situering gehandhaafd te blijven. Het gestelde in dit lid, sub a onder 2 is niet van toepassing.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" mogen garageboxen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,3 m;

 

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 licht- en vlaggenmastenm² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

6.3 Afwijking van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijking bouwen gewijzigde hoofdvorm karakteristiek gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 3 voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van het gebouw als totaal niet verandert en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

6.3.2 Afwijking bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 4 m, indien het bouwvlak (nagenoeg) ligt op de bouwgrenzen van het bestaande hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 6.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

6.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

6.5.1 Afwijken gebruik v.w.b. parkeergelegenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder g ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de"Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

6.5.2 Afwijken gebruik horeca categorie 2

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1voor het vestigen van horeca in categorie 2 voor zover deze geen nadelige invloed hebben op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving (milieuhygiëne: voorzieningen ten aanzien van geur en geluid) .

 

6.5.3 Afwijking gebruik van commerciële functie naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder j voor het veranderen van het gebruik van een ruimte in een woning bij het definitief beëindigen van het commerciële gebruik van die ruimte.

(Dit is gerechtvaardigd op basis van het criterium herbestemmen door transformatie naar de oorspronkelijke staat en gebruik en de na te streven concentratie van de commerciele functies in de centrumgebieden C1, C2 en C3).

6.6 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders gebouwen te slopen, die zijn vermeld in de bijlage "Inventarisatie karakteristieke panden Nijverdal Centrum".

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan

 

6.7 Wijzigingsregels

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoen, gazon, groenstroken;

  2. sport- en speelvoorzieningen;

  3. voet- en fietspaden;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. langsparkeren, aansluitend op de bestemming verkeer en verblijf;

  6. extensieve openluchtrecreatie;

  7. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen, met uitzondering van bestaande gebouwen, geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd.

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, geldt - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m.

7.3 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, zoals haaksparkeren, tot een maximum van 5% van het bestemmingsvlak.

Artikel 8 Maatschappelijk

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. onderwijs en educatieve voorzieningen;

  2. sociaal/medische voorzieningen;

  3. culturele voorzieningen;

  4. levensbeschouwelijke doeleinden;water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen

  5. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

  6. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  7. garageboxen voor zover ter plaatse op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" is aangegeven;

  8. sport- en speelvoorzieningen;

  9. ondergrondse parkeergarages, bovengrondse parkeergarages, stallingsruimten;

  10. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. functies zoals gesteld onder a tot en met e moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

met daarbij behorende erven, parkeervoorzieningen, water- en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de ter plaatse aangeduide maatvoering dient in acht te worden genomen;

  3. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" mogen garageboxen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,3 m;

  4. daar waar op de verbeelding het gebouw is aangeduid als "karakteristiek"dient de bestaande uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de goothoogte, nokhoogte, dakvorm en situering gehandhaafd te blijven. Het gestelde in dit lid, sub a onder 2 is niet van toepassing.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte en daarbuiten niet meer dan 4 m;

  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m.

 

De ter plaatse aangeduide maatvoering is niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m of kleiner en ovlicht- en vlaggenmastenerstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdinlicht- en vlaggenmasteng niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

8.3 Afwijking van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijking bouwen gewijzigde hoofdvorm karakteristiek gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 3 voor het aanbrengen van veranderingen aan de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits de karakteristiek van het gebouw als totaal niet verandert en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

8.3.2 Afwijking bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bebouwing tot een oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 4m, indien het bouwvlak (nagenoeg) ligt op de bouwgrenzen van het bestaande hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid8.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen de vanaf de omliggende gronden en opstallen zichtbare opslag en stalling van goederen op erven.

8.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 onder h ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

8.6 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de op de verbeelding als "karakteristiek" aangeduide gebouwen of andere bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden dan wel indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen mogelijkheid is om verval van het karakteristiek tegen te gaan.

 

 

 

 

Artikel 9 Verkeer - Verblijf

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer - verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;

  2. fiets-/voetpad;

  3. verblijfsgebied;

  4. parkeervoorzieningen/parkeergarages;

  5. garageboxen voor zover ter plaatse op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" is aangegeven;

  6. groenvoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. additionele voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening en andere doeleinden van openbaar nut.

Het aantal rijstroken van de wegen mag ten hoogste twee bedragen.

 

Indien op de verbeelding de aanduiding "medebestemd tot" (ev) is aangegeven, zijn de gronden binnen deze aanduiding tevens bestemd voor:

ter plaatse van de codering "ev" evenemententerrein voor het houden van één- of meerdaagse evenementen ten dienste van de levendigheid en het functioneren van het centrum.

9.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, tenzij het gaat om:

  1. ondergrondse parkeergarages danwel bijbehorende bovengrondse toegangen tot parkeergarages;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" mogen garageboxen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,3 m;

  3. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van evenementen ter plaatse van de aanduiding "ev". Na afloop van een evenement, dienen deze gebouwen en/of overkappingen onverwijld te worden verwijderd.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, geldt - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in artikel22 :"Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening" van deze regels , dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten hoogste 10 m mag bedragen.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt het bepaalde in lid 9.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gebouwen - uitgezonderd garages ter plaatse van de aanduiding (ga) - of overkappingen voor andere doeleinden dan voor evenementen.

Artikel 10 Wonen - 1

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

10.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;

  2. de woningen worden vrijstaand of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd danwel tot het aantal dat is aangeduid in het bouwvlak;

  3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  4. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:

  1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;

  2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;

  3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

voor zover de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelgrens minimaal 8 m bedraagt, danwel de bestaande afstand indien deze minder is. In die betreffende situaties mag de afstand tussen voor- en achtergevel altijd maximaal 10 m bedragen;

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  2. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw danwel de bestaande afstand indien die minder is, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. voor hoofdgebouwen bedraagt de maximum goothoogte 3,50 m, de maximum bouwhoogte 9 m en de minimum en maximum dakhelling respectievelijk 35° en 60°. Indien een afwijkende maatvoering ter plaatse is aangeduid dan wel de bestaande maatvoeringen afwijken, dient die maatvoering te worden aangehouden.

  5. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

  6. de gezamenlijke oppervlakte aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen binnen het bouwvlak en de in dit lid onder 4 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

  2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;

  1. daar waar op de verbeelding de aanduiding "minimum breedte" is opgenomen geldt, dat de afstand tussen de zijgevellijnen van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen voor zover deze vallen binnen de afstand genoemd onder 4, en de perceelsgrenzen van een bouwperceel, aan beide zijden minimaal 3 m dient te bedragen, en mag samen opgeteld niet minder dan 10 m bedragen, danwel de bestaande afstand (indien deze minder dan 10 m bedraagt).

 

  1. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;

  2. de plaats en de hoogte van de gebouwen en overkappingen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;

  3. de minimum goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

  4. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;

  5. de plaats van andere bouwwerken.

10.4 Afwijking van de bouwregels

 

10.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 3, 5, 7 en 10 ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens waarbij geldt dat voor de in lid 10.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje of prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 3, 5 en 7 ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.4 Afwijking bouwen overkapping 1m achter voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van een overkapping voor de in lid 10.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.5 Afwijking bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 10 b, ten behoeve van een overschrijding van het in lid 10.2, sub a, onder10.b genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m² aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 9 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 10 uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 10.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 10 voor de vervangende nieuwbouw van bijgebouwen en overkappingen met een oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

  1. de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 10.2, sub a, onder 10;

  2. het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

  3. de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt.

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

10.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 10.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.

10.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

10.6.1 Afwijking gebruik kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

10.6.2 Afwijking gebruik bieden mogelijkheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in llid 10.5 voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid met dien verstande dat de afwijking alleen wordt verleend, wanneer voldaan wordt aan het gemeentelijk Mantelzorgbeleid, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.

10.6.3 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de"Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

Artikel 11 Wonen - 2

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

11.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;

  2. de woningen worden vrijstaand of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd danwel tot het aantal dat is aangeduid in het bouwvlak;

  3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  4. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:

  1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;

  2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m,

  3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

Zowel voor a, b en c geldt dat, daar waar de specifieke bouwaanduiding bouwblokdiepte (bd) is aangeven, de afstand tussen voor- en achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 10 m mag bedragen en daarbij de minimaal voorgeschreven afstand tot achterperceelsgrens niet van toepassing is;

Daarnaast geldt dat: de afstand tussen voor- en achtergevel maximaal 10 m mag bedragen wanneer de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelgrens minder dan 8 m bedraagt, danwel de bestaande afstand;

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  2. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. voor hoofdgebouwen bedraagt de minimum en maximum goothoogte respectievelijk 2,50 m en 6 m, de maximum bouwhoogte 10 m en de minimum en maximum dakhelling respectievelijk 30° en 55°. Indien afwijkende maten ter plaatse zijn aangeduid dan wel indien de bestaande maatvoeringen afwijken, dienen die maten te worden aangehouden.

  5. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen die liggen binnen het bouwvlak binnen de in dit lid onder 4 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

  2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt.

 

  1. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, mansardekappen, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;

  2. de plaats en de hoogte van de gebouwen en overkappingen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;

  3. de minimum goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

  4. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;

  5. de plaats van andere bouwwerken.

11.4 Afwijking van de bouwregels

 

11.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 3, 5, 7 en 10 ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens waarbij geldt dat voor de in lid 11.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje op prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 3, 5 en 7 ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.4 Afwijken bouwen overkapping 1m achter de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van een overkapping voor de in lid 11.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.5 Afwijken bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 10 b, ten behoeve van een overschrijding van het in lid 11.2, sub a, onder10.b genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m² aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 9 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 10 uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 11.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 10 voor de vervangende nieuwbouw van bijgebouwen met een oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

  1. de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 11.2, sub a, onder 10;

  2. het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

  3. de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt.

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

11.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt het bepaalde in lid 11.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.

11.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

11.6.1 Afwijken gebruik kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

en de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd.

11.6.2 Afwijken gebruik bieden mogelijkheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in llid 11.5 voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid met dien verstande dat de afwijking alleen wordt verleend, wanneer voldaan wordt aan het gemeentelijk Mantelzorgbeleid, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.

11.6.3 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

Artikel 12 Wonen - 3

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, in de vorm van appartementen met bergingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  4. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. garageboxen voor zover ter plaatse op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" is aangegeven;

  6. ondergrondse parkeergarages, bovengrondse parkeergarages, stallingsruimten;

  7. functies zoals gesteld onder a moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

12.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van appartementen gelden de volgende regels:

  1. de appartementen en bergingen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. het aantal appartementen bedraagt maximaal het bestaande aantal dan wel het aantal dat is aangeduid in het bouwvlak;

  3. de maximum bouwhoogte van appartementen bedraagt niet meer dan de maatvoering die plaatse is aangeduid;

  4. de maximum bouwhoogte van de bergingen bedraagt niet meer dan 3 m;

  5. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding (ga) "garage" mogen garageboxen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,3 m;

 

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, lessenaarsdaken, lessenaarsdaken, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

12.3 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

Artikel 13 Wonen - Karakteristiek

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen-karakteristiek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. behoud van de karakteristieke stedenbouwkundige uitstraling die gekenmerkt wordt door de vorm, bouwvolume en ligging van de bebouwing op de bouwpercelen, ensembles van woningen met eigen typisch tijdgebonden vormgeving, dan wel de open ruimten en/of de inrichting van tuinen en erven;

  5. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage"Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

13.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid;

  2. de woningen worden vrijstaand en/of tot ten hoogste het bestaande aantal aaneen gebouwd;

  3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  4. hoofdgebouwen worden in de naar een weg gekeerde bouwgrens gebouwd;

  5. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:

  1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;

  2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;

  3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

met dien verstande dat de afstand tussen voor- en achtergevel maximaal 10 m bedraagt, wanneer de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelgrens minder dan 8 m bedraagt, danwel de bestaande afstand;

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  2. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. de bestaande uitwendige hoofdvorm van hoofgebouwen, zoals blijkend uit de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en situering, dient gehandhaafd te blijven.

  5. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

  6. de gezamenlijke oppervlakte aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen in het bouwvlak en binnen de in dit lid onder 5 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

  2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt.

 

  1. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening van deze regels - de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, lessenaarsdaken, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats van de gebouwen en andere bouwwerken;

  2. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen;

  3. de minimum goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m1 verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

  4. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;

  5. de plaats van andere bouwwerken.

13.4 Afwijking van de bouwregels

 

13.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1, sub a, onder 3, 8 en 11 ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens waarbij geldt dat voor de in lid 19.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje of prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 6 en 8 ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 3, 6 en 8 ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.4 Afwijking bouwen overkapping 1m achter de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 6 en 8 ten behoeve van een overkapping voor de in lid 19.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.5 Afwijking bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 11b, ten behoeve van een overschrijding van het in lid 19.2, sub a, onder10.b genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m² aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 9 en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 10 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 11 uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid13.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 11 voor de vervangende nieuwbouw van bijgebouwen met een oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

  1. de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 19.2, sub a, onder 11;

  2. het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

  3. de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt,

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 13.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis

13.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

13.6.1 Afwijking kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

13.6.2 Afwijking gebruik bieden mogelijkheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in llid 13.5 voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid met dien verstande dat de afwijking alleen wordt verleend, wanneer voldaan wordt aan het gemeentelijk Mantelzorgbeleid, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.

13.6.3 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

13.7 Omgevingsvergunning - activiteit slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders gebouwen te slopen, die zijn vermeld in de bijlage"Inventarisatie karakteristieke panden Nijverdal Centrum";

 

Een omgevingsvergunning voor het slopen wordt slechts verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke bouwwerk tegen te gaan.

 

Artikel 14 Wonen - Uit te werken

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Wonen - Uit te werken" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen overeenkomstig de bestemming "Wonen-2" (artikel 11);

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage"Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012.Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

  4. wegen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. fiets-/voetpaden;

  7. parkeervoorzieningen, waaronder parkeergarages;

  8. speelvoorzieningen;

  9. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. additionele voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening en andere doeleinden van openbaar nut

 

 

14.2 Uitwerkingsregels

 

Burgemeester en wethouders werken, overeenkomstig artikel 3.6, lid 1, sub b. van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 14.1 omschreven bestemmingen uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. het aantal woningen zal ten hoogste 19 bedragen;

  2. bij de voorbereiding zal rekening worden gehouden met:

 

14.3 Bouwregels

  1. het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 14.1 en lid 14.2 dient te geschieden overeenkomstig een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dat rechtskracht heeft gekregen.

  2. de bouw van geluidgevoeldige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.

 

 

Artikel 15 Woongebied

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepen;

  3. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.

  4. wegen;

  5. fiets-/voetpad;

  6. verblijfsgebied;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. speelvoorzieningen;

  10. water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. additionele voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening en andere doeleinden van openbaar nut.

Het aantal rijstroken van de wegen mag ten hoogste twee bedragen.

15.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 38;

  2. de woningen worden vrijstaand of aaneen gebouwd;

  3. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd en op minimaal 5 m uit de as van de in het bestemmingsvlak aan te leggen weg;

  4. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:

  1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;

  2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;

  3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

met dien verstande dat de afstand tussen voor- en achtergevel maximaal 10 m bedraagt, wanneer de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelgrens minder dan 8 m bedraagt, danwel de bestaande afstand;

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;

  2. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m;

  3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;

  4. voor hoofdgebouwen bedraagt de minimum en maximum goothoogte respectievelijk 4 m en 8 m, de maximum bouwhoogte 12 m en de minimum en maximum dakhelling respectievelijk 30° en 55°.

  5. de goot- en bouwhoogten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen die liggen binnen het bouwvlak binnen de in dit lid onder 4 genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;

  2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt.

 

  1. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden - naast de aanvullende werking van de bouwverordening als bedoeld in Artikel 22Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening de volgende regels:

  1. Bij woningen:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

  1. In het openbaar gebied:

  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

 

Zowel voor lid a als voor lid b, als hiervoor genoemd, geldt dat de aangeduide maatvoering niet van toepassing is op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, mansardekappen, lessenaarsdaken, dakkapellen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, voorzieningen voor technische installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens bedraagt.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats en de hoogte van de gebouwen en overkappingen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;

  2. de minimum goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;

  3. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;

  4. de plaats van andere bouwwerken.

15.4 Afwijking van de bouwregels

 

15.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 3, 5, 7 en 10 ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens waarbij geldt dat voor de in lid 15.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m met maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw, voorzover de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte(s) van het hoofdgebouw, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en een onbebouwde tuin van minimaal 2 m resteert tot het openbaar gebied, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje op prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 3, 5 en 7 ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.4 Afwijken bouwen overkapping 1m achter de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 5 en 7 ten behoeve van een overkapping voor de in lid 15.2, sub a, onder 7 genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.5 Afwijken bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 10 b, ten behoeve van een overschrijding van het in lid 15.2, sub a, onder10.b genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m² aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 sub a, onder 8 en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 9 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 10 uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m² voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in sublid 15.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 10 voor de vervangende nieuwbouw van bijgebouwen met een oppervlak tot maximaal 150 m², uitsluitend in het geval dat:

  1. de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 75 m², genoemd in lid 15.2, sub a, onder 10;

  2. het meerdere geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;

  3. de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste de helft bedraagt van de oppervlakte die wordt gesloopt.

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

15.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt het bepaalde in lid 15.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.

15.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

15.6.1 Afwijken gebruik kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

en de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd.

15.6.2 Afwijken gebruik bieden mogelijkheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in llid 15.1 voor het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid met dien verstande dat de afwijking alleen wordt verleend, wanneer voldaan wordt aan het gemeentelijk Mantelzorgbeleid, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.

15.6.3 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

 

 

 

 

Artikel 16 Leiding - Gas

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding - gas". In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding-Gas" voorrang krijgt.

16.2 Bouwregels

Op en in de gronden, als bedoeld in lid 16.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 16.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en

  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Behoudens het bepaalde in lid16.1, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden voor zover het betreft:

  1. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

 

18.1 Geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' gelden de volgende aanvullende regels.

18.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd, met uitzondering van geluidgevoelige gebouwen wanneer de geluidbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, verkregen hogere grenswaarde of vastgestelde maximaal toegestane geluidbelasting.

18.1.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik binnen de aanduiding 'geluidszone - industrie' wordt begrepen het gebruik van gebouwen als geluidgevoelig object.

18.1.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1.2 mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

18.2 Milieuzone - intrekgebied

 

18.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

18.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) of ten dienste van de grondwaterwinning worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.

18.2.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' is het niet toegestaan wijzigingen aan te brengen in het gebruik van gronden, behoudens voor zover het betreft het toegestane gebruik in de onderliggende bestemming.

18.2.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de waterbeheerder,en;

  2. deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening, en;

  3. de risico's op verontreiniging van het grondwater niet worden vergroot en de grondwaterkwaliteit niet verminderd.

18.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals damwanden, diepwanden of schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;

  2. het maken en/of het buiten gebruik stellen van boorputten;

  3. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;

  4. het realiseren van funderingswerken dieper dan 1 meter beneden peil, zoals het aanbrengen van palen in de grond;

  5. het draineren, afgraven of vergraven van gronden;

  6. het graven, vergraven of dempen van sloten.

De onder 1. tot en met 6. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig worden aangetast.

  1. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.

  1. Overtreding van het bepaalde onder a. wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de

desbetreffende regels van het plan en toe te staan dat:

  1. kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes (abri's), telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 m en bouwhoogte van 5 m hebben;

  2. liftschachten worden gebouwd;

  3. van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voorzover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  4. van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10% wordt afgeweken, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;

  5. ten aanzien van de bouwhoogte van antennemasten mag worden afgeweken voorzover de bouwhoogte niet meer dan 40 m ten opzichte van het maaiveld bedraagt;

  6. buiten het bouwvlak wordt gebouwd voorzover volledig beneden het peil wordt gebouwd en:

  1. een diepte van 6 m niet wordt overschreden;

  2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;

  3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt.

 

De afwijkingen worden niet toegepast indien:

  1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;

  2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven;

  3. het stedenbouwkundig beeld hierdoor in ernstige mate wordt verstoord.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf' en 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bij de woning behorende tuin en/of te bebouwen erven, met dien verstande dat de regels in de woonbestemmingen ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied" gesitueerd tussen het pand "De Keizer" (gelegen op de zuid/oosthoek van het keizerserr/Constantijnstraat) en het pand "De Koning" (gelegen op de noord-/oosthoek van het Keizersf/Constantijnstraat) aan de Rijssensestraat te Nijverdal:

  1. de maximaal toelaatbare goothoogte te verhogen tot 12 m en de maximale bouwhoogte tot 14,5 m inhoudende drie bouwlagen met daarboven een terugliggende vierde bouwlaag;

  2. het aantal woningen (inclusief vervanging) mag worden verhoogd tot maximaal 33;

  3. het bouwvlak ten behoeve van deze wijziging voorzover gelegen binnen de bestemming C1 aan de achterzijde mag worden vergroot cq verandert,

een en ander onder de navolgende voorwaarden:

Bij de voorbereiding zal rekening worden gehouden met:

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied" gesitueerd aan de Grotestraat 13 te Nijverdal:

  1. de maximaal toelaatbare goothoogte te verhogen tot 12 m en de maximale bouwhoogte tot 14,5 m inhoudende drie bouwlagen met daarboven een terugliggende vierde bouwlaag;

  2. het aantal te realiseren woningen bedraagt maximaal 32;

  3. het bouwvlak ten behoeve van deze wijziging voorzover gelegen binnen de bestemming M (Maatschappelijk) aan de achterzijde mag worden vergroot cq verandert,

een en ander onder de navolgende voorwaarden:

Bij de voorbereiding zal rekening worden gehouden met:

 

 

 

 

Artikel 21 Overige regels

 

21.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,

behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. anti-cumulatiebepaling (artikel 2.5.2);

  2. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17);

  3. erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18);

  4. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19);

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 23 Overgangsrecht

 

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, 0daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'Nijverdal-Centrum".

 

[image]