direct naar inhoud van Regels
Plan: Haarle 2017, herziening Raalterdijk 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPHARAALTERDYK1A-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In het plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Haarle 2017, herziening Raalterdijk 1a' met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPHARAALTERDYK1A-VG01 van de gemeente Hellendoorn;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bestemmingsplan Haarle 2017

het bestemmingsplan 'Haarle 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPHAARLE2017-VG01 van de gemeente Hellendoorn;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aan- of uitbouw

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm, alsmede bijgebouwen die aan het hoofdgebouw of de aan- of uitbouw zijn verbonden en een directe toegang hebben tot het hoofdgebouw of de aan- of uitbouw;

1.8 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak indien daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van deze oppervlakte van dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;

1.10 bed and breakfast:

een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij periodiek kortdurend recreatief verblijf wordt verschaft en ontbijt wordt geserveerd. Onder bed and breakfast wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.11 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt;

1.12 bestaand gebruik of bestaande bebouwing:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning;
  • b. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening of een buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van het bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.25 ondergronds:

onder peil;

1.26 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.28 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.29 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 (straat)peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
1.31 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.32 voorgevelrooilijn:

de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;

1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit;

1.34 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.35 zijgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden buiten beschouwing gelaten ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken.

2.7 ondergrondse

Onder het peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grasland;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m1;
  • c. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

In de bestemming is niet begrepen de opslag van mest en voer.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd.
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding niet meer bedraagt dan 1,3 m.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. water en waterhuiskundige voorzieningen;
  • d. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota Parkeernormen - herziening uitgave 2021", vastgesteld op 21 september 2021. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste één per bouwvlak;
  • b. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 9 m, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze afwijkt;
  • e. de dakhelling van hoofdgebouwen bedraagt minimaal 35° en maximaal 60°;
  • f. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:
    • 1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m: 15 m;
    • 2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m;
    • 3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m,

voor zover de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelsgrens minimaal 8 m1 bedraagt. Indien deze afstand minder dan 8 m1 is, dan bedraagt de afstand tussen de voor- en achtergevel altijd maximaal 10 m1, danwel de bestaande afstand tussen de voor- en achtergevel.

4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien dit meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogte indien dit meer bedraagt;
  • d. de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer dan 60° bedraagt;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;
    • 1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen die liggen binnen het bouwvlak binnen de in dit lid 4.2.1 onder f genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;
    • 2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;
  • f. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken.
4.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, en op meer dat 1 m1 van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;
  • b. de plaats en de hoogte van de gebouwen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;
  • c. de minimale goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;
  • d. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;
  • e. de plaats van andere bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.2.1, onder b en 4.2.2 onder a ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens. Daarbij mag de voorgevelrooilijn met maximaal 1,50 m worden overschreden, mits

  • a. de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw; èn
  • b. de goothoogte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 3 m; èn
  • c. er een onbebouwde tuin tussen de uitbouw en het opbaar gebied resteert van ten minste 2 m,

Deze omgevingsvergunning mag alleen verleend worden indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje of prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.2.2 onder a ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid sublid 4.2.1, onder b en 4.2.2 onder a ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.4 Afwijking bouwen overkapping 1m achter voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, sub a en c ten behoeve van een overkapping voor de in lid 4.2.2, sub c genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.5 Afwijking bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, sub e ten behoeve van een overschrijding van het in lid 4.2.2, sub e genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m2 aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.2.1, onder c,d, e en f en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub e uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m2 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld
4.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub e voor de vervangende nieuwbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien de bestaande oppervlakte meer dan 75 m2 bedraagt, met dien verstande dat:

  • d. de oppervlakte die wordt gerealiseerd, maximaal de helft bedraagt van de bestaande oppervlakte die wordt gesloopt; èn,
  • e. de oppervlakte aan vervangende nieuwbouw maximaal 150 m2 meer mag bedragen dan de in lid 5.2.2, sub e genoemde 75 m2.

Deze omgevingsvergunning mag alleen verleend worden indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4.10 Afwijking bouw erf- of perceelafscheiding

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 behoeve van het bouwen van een erf- of perceelafscheiding overeenkomstig de Bijlage 4 Schuttingenbeleid 2015, vastgesteld op 16 juni 2015 door Burgemeester en Wethouders van Hellendoorn.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.

4.6 Afwijking van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijking gebruik kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

  • onder kleinschalige bedrijfsactiviteiten slechts worden begrepen activiteiten in de dienstverlenende of ambachtelijke sfeer, waarvoor geen grote opslag- of stallingsruimte nodig is en die zijn genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel die daarmee vergelijkbaar zijn;
  • de afwijking alleen wordt verleend, mits dit geen nadelige invloed heeft op het woonklimaat (milieuhygiëne, parkeren);
  • de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd.
4.6.2 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de bijlage "Nota Parkeernormen - herziening uitgave 2021", vastgesteld op 11 december 2012 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. water en waterhuiskundige voorzieningen;
  • d. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de bijlage "Nota Parkeernormen - herziening uitgave 2021", vastgesteld op 21 septemnber 2021. Bij de berekening van de extra behoefte aan parkeerplaatsen wordt de bestaande oppervlakte buiten beschouwing gelaten. Alleen de nieuwe situatie en de daaruit voortvloeiende grotere behoefte aan parkeerplaatsen, ten opzichte van de bestaande behoefte, is basis voor de berekening van de parkeerbijdrage.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste één per bouwvlak;
  • b. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 10 m, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt minimaal 2,5 m en maximaal 6 m;
  • e. de dakhelling van hoofdgebouwen bedraagt minimaal 30° en maximaal 55°, tenzij de bestaande maatvoering afwijkt;
  • f. de afstand tussen de voor- en achtergevel van hoofdgebouwen bedraagt maximaal:
    • 1. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van ten minste 20 m1: 15 m1;
    • 2. voor vrijstaande woningen met een perceelbreedte van minder dan 20 m1 en voor twee aaneen gebouwde woningen: 12 m1;
    • 3. voor meer dan twee aaneen gebouwde woningen: 10 m1,

voor zover de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterperceelsgrens minimaal 8 m1 bedraagt. Indien deze afstand minder dan 8 m1 is, dan bedraagt de afstand tussen de voor- en achtergevel altijd maximaal 10 m1, danwel de bestaande afstand tussen de voor- en achtergevel.

5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van minimaal 3 m uit de perceelsgrens; dan wel de bestaande bouwhoogte indien dit meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogte indien dit meer bedraagt;
  • d. de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer dan 60° bedraagt;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning bedraagt maximaal 75 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die liggen die liggen binnen het bouwvlak binnen de in dit lid 5.2.1 onder f genoemde afstand tussen voor- en achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet worden meegerekend bij deze oppervlakte;
    • 2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt.
  • f. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken.
5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op meer dat 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de hoofdgebouwen ten opzichte van andere woningen waarbij met name wordt bedoeld het bouwen in de voorgevelrooilijn;
  • b. de plaats en de hoogte van de gebouwen indien binnen 3 m van de erfgrens wordt gebouwd;
  • c. de minimale goothoogte van de hoofdgebouwen indien de goothoogte meer dan 1 m verschilt ten opzichte van bestaande hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen;
  • d. de plaats van aan- of uitbouwen en van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdgebouw bijgebouwen worden gerealiseerd;
  • e. de plaats van andere bouwwerken.
5.4 Afwijking van de bouwregels
5.4.1 Afwijking bouwen uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.2.1, onder b en 5.2.2 onder a ten behoeve van een uitbouw voor de naar de weg gekeerde bouwgrens. Daarbij mag de voorgevelrooilijn met maximaal 1,50 m worden overschreden, mits

  • a. de gevelbreedte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 60% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw; èn
  • b. de goothoogte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 3 m; èn
  • c. er een onbebouwde tuin tussen de uitbouw en het opbaar gebied resteert van ten minste 2 m,

Deze omgevingsvergunning mag alleen verleend worden indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.2 Afwijking bouwen van ten hoogste een tuinhuisje of prieeltje

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.2.2 onder a ten behoeve van de plaatsing van ten hoogste één tuinhuisje of prieeltje met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, mits deze wordt geplaatst op ten minste 1 m uit de perceelgrens en achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.3 Afwijking bouwen aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid sublid 5.2.1, onder b en 5.2.2 onder a ten behoeve van een aan- of uitbouw met een breedte van ten hoogste 2,50 m aan de zijgevel van een hoofdgebouw die is gericht naar het openbaar gebied, mits deze wordt gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel en er een ruimte van minimaal 3 m tussen de erfgrens en deze bebouwing overblijft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.4 Afwijken bouwen overkapping 1m achter de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub a en c ten behoeve van een overkapping voor de in lid 5.2.2, sub c genoemde 3 m, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.5 Afwijken bouwen onder overschrijding maximum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub e ten behoeve van een overschrijding van het in lid 5.2.2, sub e genoemde maximum bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 70%. Deze afwijking wordt uitsluitend toegestaan bij het een levensloopbestendige woning. Onder een levensloopbestendige woning wordt in dit verband een woning verstaan waarbij op de begane grond ten minste een bad- en een slaapkamer aanwezig dient te zijn en waarbij op het achtererf van de woning, na het toepassen van deze afwijking, een onbebouwde ruimte van ten minste 20 m2 aanwezig dient te blijven als kwalitatieve ruimte, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.6 Afwijking bouwen met hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.2.1, onder c,d, e en f en toestaan dat de goot- en bouwhoogte worden vergroot ten behoeve van een gedeeltelijke kapverhoging over de volledige breedte van de kap van het hoofdgebouw voorzover deze wordt gebouwd op het dakvlak dat afloopt naar de achtergevel van het hoofdgebouw en 1 m uit de achtergevel van de woning wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.7 Afwijking bouwen aaneengebouwd op de perceelsgrens zonder wijkende kap

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 en toestaan dat de aan- of uitbouwen of bijgebouwen, voor zover deze op de perceelsgrens aaneengebouwd zijn, geen wijkende kap behoeven te krijgen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.8 Afwijking bouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub e uitsluitend voor het vergroten van het oppervlak tot maximaal 150 m2 voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5.6.1 mits de gezamenlijke oppervlakte met gebouwen en overkappingen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.9 Afwijking bouwen ten behoeve van vervangende nieuwbouw bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub e voor de vervangende nieuwbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien de bestaande oppervlakte meer dan 75 m2 bedraagt, met dien verstande dat:

  • d. de oppervlakte die wordt gerealiseerd, maximaal de helft bedraagt van de bestaande oppervlakte die wordt gesloopt; èn,
  • e. de oppervlakte aan vervangende nieuwbouw maximaal 150 m2 meer mag bedragen dan de in lid 5.2.2, sub e genoemde 75 m2.

Deze omgevingsvergunning mag alleen verleend worden indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4.10 Afwijking bouw erf- of perceelafscheiding

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 behoeve van het bouwen van een erf- of perceelafscheiding overeenkomstig de Bijlage 4 Schuttingenbeleid 2015, vastgesteld op 16 juni 2015 door Burgemeester en Wethouders van Hellendoorn.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.

5.6 Afwijking van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijking gebruik kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf met dien verstande dat:

  • onder kleinschalige bedrijfsactiviteiten slechts worden begrepen activiteiten in de dienstverlenende of ambachtelijke sfeer, waarvoor geen grote opslag- of stallingsruimte nodig is en die zijn genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel die daarmee vergelijkbaar zijn;
  • de afwijking alleen wordt verleend, mits dit geen nadelige invloed heeft op het woonklimaat (milieuhygiëne, parkeren);
  • de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd.
5.6.2 Afwijking gebruik toepassing parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder d ten behoeve van normen voor het parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de bijlage "Nota Parkeernormen - herziening uitgave 2021", vastgesteld op 21 september 2021 door de raad van de gemeente Hellendoorn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Geluidzone - bedrijven
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - bedrijven' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte.

7.1.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal geluidsgevoelige functies.

7.1.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik binnen de aanduiding 'Geluidzone - bedrijven' wordt begrepen het gebruik van gebouwen als geluidgevoelig object.

7.1.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.3, mits de geluidbelasting vanwege de bedrijven van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein dat bij het bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend, behoort. Daarbij moet worden voorzien in parkeergelegenheid overeenkomst de normering als vermeld in de "Nota Parkeernormen - herziening uitgave 2021" vastgesteld door de raad op 21 september 2021.

Indien deze "Nota parkeernormen Hellendoorn" wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

8.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik, op het eigen terrein worden voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.

8.3 Afwijken ten aanzien van parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 ten behoeve van normen voor het parkeren overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de Nota parkeernormen.

Indien deze "Nota parkeernormen' wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

8.4 Voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, dient te worden voorzien in voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein conform de eisen gesteld in het beleidsplan "Bijlage 3 Samen leven met water 2021-2025, gemeente Hellendoorn". Vastgesteld door de raad op 15 december 2020 zoals opgenomen als Bijlage 3 Samenleven met water van het voorliggende bestemmingsplan. De regels hiertoe zijn vermeld in bijlage 2 van het beleidsplan: "Handleiding watertoets 2020".

Indien de betreffende regels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende regels van het plan en toe te staan dat:

  • a. kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes (abri's), telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 m en bouwhoogte van 5 m hebben;
  • b. liftschachten worden gebouwd;
  • c. van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voorzover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;
  • d. van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10% wordt afgeweken, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet wordt verminderd;
  • e. ten aanzien van de bouwhoogte van antennemasten mag worden afgeweken voorzover de bouwhoogte niet meer dan 40 m ten opzichte van het maaiveld bedraagt;
  • f. buiten het bouwvlak wordt gebouwd voorzover volledig beneden het peil wordt gebouwd en:
    • 1. een diepte van 6 m niet wordt overschreden;
    • 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
    • 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt.

De afwijkingen worden niet toegepast indien:

  • a. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven;
  • c. het stedenbouwkundig beeld hierdoor in ernstige mate wordt verstoord.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Haarle 2017, herziening Raalterdijk 1a' van de gemeente Hellendoorn.