direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Tunnelweg 3 Haarle
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPBUtunnelweg3-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat:
      • intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan binnen bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" of "intensieve veehouderij",
      • glastuinbouw uitsluitend is toegestaan binnen bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw",
  • b. niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onder 1.45, binnen eenzelfde bouwvlak tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 300 m² binnen bestaande gebouwen,
  • c. bescherming van natuurwaarden van aangrenzende voor verdroging gevoelige natuur- en moerasgebieden, ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - hydrologische bufferzone",
  • d. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen,
  • e. instandhouding van landschapselementen,
  • f. afschermende groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - afschermend groen",
  • g. een kampeerboerderij, ter plaatse van de aanduiding "kampeerboerderij",
  • h. een paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij",
  • i. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen,
  • j. instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van waardevolle/karakteristieke objecten, zoals die blijkt uit de maatvoering, dakvorm en situering ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek",
  • k. watergangen en waterpartijen, en
  • l. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, niet zijnde rijhallen;
  • b. binnen elk bouwvlak één bedrijfswoning, met daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat binnen een bouwvlak:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning - 2 bedrijfswoningen" het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 2 mag bedragen,
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "zonder bedrijfswoning" geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - afschermend groen" geen bebouwing is toegestaan.

3.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, zoals mestplaten en mestsilo's, en kuilvoeropslag, andere silo's en windmolens.

3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 3.2.1 en 3.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tussen gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, mag niet meer dan 25 m bedragen;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. indien vaststaat dat binnen hetzelfde bouwperceel een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn of worden gebouwd;
    • 2. op de bestaande plaats, indien het een bestaande bedrijfswoning betreft;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning, althans het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer dan 750 m³ bedraagt;
  • d. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten hoogste 15 m tot de bedrijfswoning, of op niet meer dan de bestaande afstand indien die meer dan 15 m bedraagt;
  • e. bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee wordt slechts verleend, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • f. binnen bouwvlakken ter plaatse van de aanduidingen "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied" én ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" mogen geen nieuwe bedrijfsgebouwen ingericht voor intensieve veehouderij worden gebouwd en mogen bestaande, zodanige bedrijfsgebouwen niet geheel worden vernieuwd en niet worden vergroot in oppervlakte;
  • g. behoudens ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw", mag binnen elk bouwvlak de gezamenlijke oppervlakte van kassen niet meer dan 1000 m² bedragen, of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 1000 m² bedraagt;
  • h. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien die meer bedragen dan hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
    bedrijfsgebouwen en kassen   6 m   12 m  
    bedrijfswoningen   3,5 m   10 m  
    bouwwerken voor mestopslag en silo's   -   12 m  
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken   -   2 m  
    overige erf- of perceelafscheidingen   -   1,3 m  
    overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken   -   12 m  
    overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken   -   2 m  
  • i. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.3 Ontheffing van de bouwregel
3.3.1 Ontheffing bouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1, onder b, voor zover betreft het gebruik van bestaande gebouwen, ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mag binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m.

3.3.2 Ontheffing begrenzing en omvang bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van de begrenzing en omvang van bouwvlakken, uitsluitend ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van gebouwen ten dienste van agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd viskwekerij en glastuinbouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de bestaande oppervlakte van het bouwvlak mag door de ontheffing met maximaal 25% worden vergroot, tot maximaal 3 ha;
  • c. bij ontheffingverlening dient de bepaling van de begrenzing en omvang van de oppervlaktevergroting zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • d. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.3.3 Ontheffing rijhallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.1, onder a, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van één rijhal tot een oppervlakte van 1.500 m², een goothoogte van 5 m en een bouwhoogte van 9 m, mits per geval de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is aangetoond.

3.3.4 Ontheffing tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.1, onder b, aanhef, ten behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, mits:

  • a. voor het betreffende bedrijf is aangetoond dat de bedrijfsvoering, bestaande uit veehouderij, de huisvesting van twee volwaardige arbeidskrachten met elk een volledige dagtaak nodig maakt;
  • b. het niet betreft de agrarische bedrijven op de volgende adressen:
  • Eekteweg 3/3A, Haarle;
  • Luttenbergerweg 35A/37, Hellendoorn;
  • Oude Deventerweg 10/10A, Haarle,
  • Stationsweg 44/46, Haarle;
  • c. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt.

3.3.5 Ontheffing mestopslag, kuilvoeropslag en andere silo's buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.2, ten behoeve van het op ten hoogste 25 m uit de grens van het bouwvlak bouwen van:

  • a. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m³ en een bouwhoogte van 5 m,
  • b. kuilvoeropslag en andere silo's dan voor mestopslag, tot een gezamenlijke oppervlakte van 800 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van 2 m,

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak te zijn aangetoond;
  • 2. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.3.6 Ontheffing schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden buiten bouwvlakken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van ten minste 0,5 ha mag ten hoogste één schuilgelegenheid worden gebouwd;
  • b. de schuilgelegenheid mag uitsluitend worden gebouwd nabij, op maximaal 10 m afstand van, de oorspronkelijke bosrand of van een niet doorzichtig bestaand en als zodanig bestemd groen landschapselement;
  • c. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden mag niet minder dan 25 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 12 m², de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • e. een schuilgelegenheid mag uitsluitend worden gebouwd met een kap met hellende dakvlakken;
  • f. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.3.7 Ontheffing afstand tussen gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder a, ten behoeve van het bouwen van gebouwen op een grotere afstand, mits de noodzaak daarvan uit oogpunt van de bedrijfsvoering is aangetoond.

3.3.8 Ontheffing plaats bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder b.2, ten behoeve van het bouwen van de bedrijfswoning elders binnen het bouwvlak, mits de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast.

3.3.9 Ontheffing nieuwbouw, vernieuwing en vergroting gebouwen intensieve veehouderij in "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder f, ten behoeve van het binnen het betreffende bouwvlak bouwen, geheel vernieuwen en in oppervlakte vergroten van bedrijfsgebouwen ingericht voor intensieve veehouderij, mits:

  • a. de noodzaak daarvan uit oogpunt van dierwelzijn is aangetoond,
  • b. het aantal dierplaatsen niet wordt vergroot,
  • c. is aangetoond dat huisvesting van dieren elders binnen gebouwen of uitbreidingen daarvan binnen het bestaande bouwvlak niet mogelijk is, en
  • d. vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend.

3.3.10 Ontheffing hoogtematen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder h, ten behoeve van het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken waarvoor in dat sublid onder g een maximale bouwhoogte van 12 m is aangegeven, tot een bouwhoogte van 16 m, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.3.11 Ontheffing bouwhoogte erf- of perceelafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder h, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en vóór de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

3.3.12 Ontheffing woningsplitsing binnen boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.1, onder b en in sublid 3.2.3, onder c, ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, toestaan van:

  • één woning extra, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m³ bedraagt, of
  • twee woningen extra, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m³ bedraagt,

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval mag de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
  • b. de extra woning of woningen dienen te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. de extra woning of woningen dienen duidelijk bij te dragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
  • d. op geen van de gevels van een extra woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.

3.3.13 Ontheffing inhoud woonruimte in boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder c, ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, mits:

  • a. een en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij, en
  • b. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aanvullende regels voor detailhandel als niet-agrarische nevenactiviteit

Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1, onder b, detailhandel als bedoeld in artikel 1, onder 1.45, betreffen, mag bovendien binnen eenzelfde bouwvlak de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedragen dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m².

3.4.2 Aanvullende regels voor verblijfsrecreatieve voorzieningen als niet-agrarische nevenactiviteit

Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1, onder b, verblijfsrecreatieve voorzieningen als bedoeld in artikel 1, onder 1.45, betreffen, gelden bovendien de volgende bepalingen:

  • a. de brutovloeroppervlakte van een plattelandskamer of plattelandsappartement mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan tot een afstand van 50 m uit de grens van het bouwvlak;
  • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bouwvlak voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober.

3.4.3 Gebruik voor teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van gronden als bedoeld in lid 3.1, voor teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan, mits:

  • a. het gebruik ten hoogste 20% van het open grondareaal bij het desbetreffende agrarisch bedrijf betreft;
  • b. het gebruik plaatsvindt in de periode van 1 september tot en met 30 april;
  • c. de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen, gemeten vanaf peil tot het hoogste punt van de voorziening, niet meer dan 1,2 m bedraagt.

3.4.4 Vormen van verboden gebruik

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook:

  • a. opslag van hooirollen en grasrollen en -balen buiten bouwvlakken;
  • b. permanente bewoning van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ontheffing hoogte teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 11 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.4.3, onder c, ten behoeve van het gebruiken voor teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van meer dan 1,2 m, mits de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid verschuiving en vergroting bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 3.1, aangegeven bouwgrens ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" of de aanduidingen "reconstructiewetzone - verwevingsgebied", elders op die gronden wordt aangegeven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de oppervlakte van een bouwvlak ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" mag door het wijzigen tot 3 ha worden vergroot,
    • 2. de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" mag door het wijzigen tot 1,5 ha worden vergroot,

onverminderd het bepaalde onder d;

  • c. van een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied", waar ná 1 januari 2009 een intensieve veehouderij is gevestigd, mag de afstand van de bouwgrens tot bouwvlakken van naastliggende agrarische bedrijven en gevels van woningen niet minder dan 250 m bedragen of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder dan 250 m bedraagt, onverminderd het bepaalde onder d;
  • d. het bouwvlak dient voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden te blijven omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan respectievelijk van de wijziging als bedoeld in sublid 3.6.2 (Wijzigingsbevoegdheid nieuwe bouwvlakken exclusief intensieve veehouderij);
  • e. geen gebouw mag door het wijzigen buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • f. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • g. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid nieuwe bouwvlakken exclusief intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in lid 3.1, ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" of de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied", een of meer nieuwe bouwvlakken worden aangegeven met elk een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient te zijn aangetoond dat het te vestigen agrarisch bedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt;
  • b. het te vestigen agrarisch bedrijf mag niet betreffen intensieve veehouderij of glastuinbouw;
  • c. per geval dient te zijn aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, reeds aangeduid bouwvlak;
  • d. de bedrijfsvoering van nabijgelegen agrarische bedrijven mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. in geval een bedrijfswoning wordt aangevraagd:
    • 1. dient vast te staan dat binnen het betreffende bouwvlak een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn of worden gebouwd,
    • 2. dient te zijn aangetoond dat de bedrijfswoning duurzaam als bedrijfswoning noodzakelijk is, en
    • 3. mag op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  • f. het situeren van het bouwvlak dient zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • g. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid nieuwe bouwvlakken inclusief intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in lid 3.1, ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied", een of meer nieuwe bouwvlakken worden aangegeven met elk een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient te zijn aangetoond dat het te vestigen agrarisch bedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt;
  • b. het te vestigen agrarisch bedrijf mag niet betreffen glastuinbouw;
  • c. per geval dient te zijn aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, reeds aangeduid bouwvlak;
  • d. de bedrijfsvoering van nabijgelegen agrarische bedrijven mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. in geval een bedrijfswoning wordt aangevraagd:
    • 1. dient vast te staan dat binnen het betreffende bouwvlak een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn of worden gebouwd,
    • 2. dient te zijn aangetoond dat de bedrijfswoning duurzaam als bedrijfswoning noodzakelijk is, en
    • 3. mag op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  • f. de afstand van de bouwgrens van een nieuw bouwvlak tot bouwvlakken van naastliggende agrarische bedrijven en gevels van woningen mag niet minder dan 250 m bedragen;
  • g. het situeren van het bouwvlak dient zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • h. in voorkomend geval artikel 7, lid 7.3 (Afstanden tot wegen en water ).

3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid verwerking verleende ontheffingen begrenzing en omvang bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de uitkomsten van de krachtens sublid 3.3.2 verleende ontheffingen in het plan worden aangegeven.

3.7 Aanlegvergunning

Artikel 10 (Aanlegvergunning) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.