direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Herziening Buitengebied 2009, Zuidelijke Kanaaldijk en Schuilenburgerweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPBUZDKANDKSCHUILB-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd tuinbouw;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen: kleinschalig landschap, kwelafhankelijke slootkantvegetatie, openheid van het landschap en bodemreliëf,
  • c. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen,
  • d. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen,
  • e. watergangen en waterpartijen, en
  • f. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en kuilvoeropslag, andere silo's en windmolens, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking bouwhoogte erf- of perceelafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één schuilgelegenheid bij elk agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de oppervlakte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 12 m², de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • c. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Vormen van verboden gebruik

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , is in ieder geval ook:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. opslag van hooirollen en grasrollen en -balen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking tuinbouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van het toestaan van tuinbouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond;
  • b. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden

aangetast.

3.5.2 Afwijking teeltondersteunende voorzieningen

Hte bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, onder a, ten behoeve van het gebruiken van gronden als bedoeld in lid 3.1 voor teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. het gebruik ten hoogste 20% van het open grondareaal bij het desbetreffende agrarischbedrijf betreft;
  • c. het gebruik plaatsvindt in de periode van 1 september tot en met 31 april;
  • d. de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen, gemeten vanaf peil tot het hoogstepunt van de voorziening, niet meer dan 1,2 m bedraagt; e.de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, daardoor niet onevenredig worden aangetast.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16.1 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.