Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Schaddenveldsweg 15, Hellendoorn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0163.BPBUSCHADDENVW15-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In het plan wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Schaddenveldsweg 15, Hellendoorn’ met identificatienummer
NL.IMRO.0163.BPBUSCHADDENVW15-VG01 van de gemeente Hellendoorn;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 agrarisch loonwerkbedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verrichten van
cultuurtechnische werkzaamheden met behulp van werktuigen;
 
1.6 andere bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.7 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.8 bedrijfsgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
 
1.9 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer of exploitatie, dat in de
recreatieverblijven -recreatiewoningen en kampeermiddelen- daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt; van
bedrijfsmatige exploitatie is sprake als het recreatieverblijf voor ten minste 140 dagen per jaar beschikbaar is voor
verhuur;
 
1.10 beroep aan huis:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, vastgesteldtechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te
stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij
de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft,
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.11 bestaande afmetingen en vorm:
de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van het in vastgesteld ter inzage
leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een vergunning, waarvoor de aanvraag
om vergunning voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
 
1.12 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object:
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens
bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan;
 
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 bestemmingsplan Buitengebied 2009
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met identificatienummer NL.IMRO.0163000095101- van de gemeente
Hellendoorn;
 
1.15 bestemmingsplan Buitengebied 2009 herziening regels 2-2012
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009 herziening regels 2-2012' met identificatienummer
NL.IMRO.0163.BPBUHERZREGELS-VG01 van de gemeente Hellendoorn;
 
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.17 bijgebouw:
een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is, en voor zover aan het
hoofdgebouw gebouwd in de kap zichtbaar en feitelijk gescheiden is, van het op hetzelfde perceel gelegen
bijbehorende hoofdgebouw;
 
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;
 
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.20 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste
bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
 
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
 
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van het bouwperceel;
 
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen
en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
 
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met
de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.25 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
 
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen
voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
 
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
 
1.28 gronden geschikt voor de functie wonen:
gronden waarin geen van de onderzochte stoffen in de bodem aanwezig is met een concentratie hoger dan de
achtergrondwaarde of streefwaarde conform de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 en tabel 1 van bijlage B,
Regeling bodemkwaliteit van het ministerie van I&M;
 
1.29 hobbymatig agrarisch gebruik:
het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan
worden beschouwd;
 
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als
belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.31 horeca:
hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt
verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en
ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke
inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;
 
1.32 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan;
 
1.33 kas:
een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken en
telen van gewassen;
 
1.34 niet-agrarische nevenactiviteiten:
  1. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
  2. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  3. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  4. opslag- en stallingsbedrijven;
  5. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  6. bezoekers- en cursuscentrum;
  7. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  8. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  9. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
  10. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  11. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van plattelandskamers, plattelandsappartementen;
  12. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
  13. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.
 
1.35 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor
zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
 
1.36 overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is
omsloten;
 
1.37 paardenbak:
een niet overdekt, omheind terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en
berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
 
1.38 peil:
  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    1. de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen:
    1. de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
 
1.39 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden
gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
 
1.40 plattelandsappartement:
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf,
waarbij wordt overnacht in een zelfstandige eenheid, met eigen keuken en sanitair, al dan niet in combinatie met
een dagverblijf;
 
1.41 plattelandskamer:
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf in
een kamer, al dan niet in combinatie met een dagverblijf, met keuken en sanitair in een gemeenschappelijke
ruimte;
 
1.42 recreatiewoning:
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep
van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval
niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
 
1.43 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op
een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting
wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub al of niet in combinatie met elkaar;
 
1.44 stacaravan
een als een gebouw aan te merken kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één
bouwlaag met een totaal oppervlak van maximaal 60 m², met een bouwhoogte van 3,75 m en een breedte van
maximaal 4,5 m, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere
groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in
ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
het kampeermiddel of de afzonderlijke delen zijn op het terrein voort te bewegen;
 
1.45 verkoopvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van
detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten,
garderobes en keukens;
 
1.46 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft
met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
 
1.47 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de
voorgevelbouwgrenzen verbindt;
 
1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging,
hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit;
 
1.49 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.50 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
Bij het meten van de bouwhoogte worden dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, zodat
deze niet maatgevend zijn voor de bepaling van het hoogste punt;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
Bij het meten van de goothoogte zijn de volgende constructiedelen uitgezonderd:
  1. de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken, zoals in geval van horizontale gedeelten van afgeknotte daken en mansardekappen;
  2. de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van:
    1. dakkapellen;
    2. dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer
en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij
de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een
directe toegang heeft.
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner;
  2. overstekende daken;
  3. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw; buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of hoofdgebouw bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroep aan huis;
  3. niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 1.34 niet-agrarische nevenactiviteiten, binnen eenzelfde bestemmingsvlak tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 300 m² binnen bestaande voormalige bedrijfsgebouwen;
  4. tuinen en erven.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen,
  2. bijgebouwen en overkappingen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen,
  3. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
 
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één;
  2. woningen mogen als zodanig uitsluitend worden gebouwd op de bestaande plaats, dan wel ter plaatse van een bouwvlak;
  3. de inhoud van een woning, althans het hoofdgebouw, mag met toepassing van lid 2.3, omtrent ruimten onder de begane grondvloer niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan bestaande inhoud indien die meer dan 750 m³ bedraagt;
  4. de goothoogte en bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien deze meer bedragen dan 3,5 m en 10 m;
  5. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’
  6. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 400 m² bedragen;
  7. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde woningen, en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien deze meer bedragen dan 3 m en 6 m;
  8. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
    BouwwerkenMaximale bouwhoogte
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn
    2 m
    pergola's3 m
    overige erf- of perceelafscheidingen1 m
    overige andere bouwwerken10 m
    
  1. in voorkomend geval artikel 6.2 (Afstanden tot wegen).
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels plaats woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
sublid 3.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats binnen het betreffende
bestemmingsvlak dan de bestaande plaats, mits:
  1. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast.
 
3.3.2 Afwijken oppervlakte bijgebouwen met saneringsvoorwaarde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van het
bouwen van bijgebouwen en overkappingen na sloop op een andere locatie met de bestemming “Wonen”.
In ruil voor de sloop van bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen op de betreffende andere locatie
mag een bijgebouw of overkapping worden gerealiseerd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. voor elke 4 m² die gesloopt op de betreffende andere locatie, mag één vierkante meter oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen gerealiseerd worden;
  2. op de betreffende andere locatie dient minimaal 100 m² aan bijgebouwen en overkapping te resteren;
  3. per geval dient voorzien te worden in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op zowel de looplocatie als de bouwlocatie.
 
3.3.3 Afwijking bouwhoogte erf- of perceelsafscheidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van het
bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en voor de voorgevelrooilijn, mits:
  1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aanvullende regels voor detailhandel als niet-agrarische nevenactiviteit
Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 onder c, detailhandel als bedoeld in artikel 1,
onder 1.35 betreffen, mag bovendien binnen eenzelfde bestemmingsvlak de verkoopvloeroppervlakte van
detailhandel niet meer dan 100 m² bedragen.
 
3.4.2 Aanvullende regels voor verblijfsrecreatieve voorzieningen als niet-agrarische nevenactiviteit
Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 onder c, verblijfsrecreatieve voorzieningen
als bedoeld in lid 1.35 niet-agrarische nevenactiviteiten: betreffen, gelden bovendien de volgende bepalingen:
  1. de brutovloeroppervlakte van de plattelandskamers of plattelandsappartement mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  2. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak 'Wonen' voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober.
 
3.4.3 Vorm van verboden gebruik
Specifieke vormen van verboden gebruik zijn in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 3.1 voor permanente bewoning van plattelandskamers, plattelandsappartementen.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken bedrijfsactiviteiten aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
lid 3.1, ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis met inachtneming van de
volgende bepalingen:
  1. uitsluitend zijn toegestaan bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage1 zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  2. in de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreden;
  3. de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
 
3.5.2 Afwijken Voorwaardelijke verplichting - Landschappelijke inpassing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.4, waarbij andere
landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde
landschapsmaatregelen als gesteld in het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3. Verder geldt het
volgende:
  1. er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 3.1, aangegeven bestemmingsgrens wordt verschoven ter vergroting van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. per geval dient de behoefte aan vergroting te zijn aangetoond;
  2. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
  3. op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  4. in voorkomend geval aanwezige landschaps- en natuurwaarden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. in voorkomend geval artikel 6.2 (Afstanden tot wegen).
 
Artikel 4 Groen Landschapselement
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen en instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting;
  2. instandhouding van de aldaar voorkomende of daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden;
  3. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  4. bescherming van natuurwaarden van aangrenzende voor verdroging gevoelige natuur- en moerasgebieden, ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – hydrologische bufferzone”;
 
4.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer
dan 2 m mag bedragen worden gebouwd.
 
4.3 Uitsluiting toepasselijkheid artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening
Voor zover het betreft de gronden als bedoeld in lid 4.1, is de toepasselijkheid van artikel 3.22 van de Wet
ruimtelijke ordening uitgesloten.
 
4.3.1 Vormen van verboden gebruik
Specifieke vormen van verboden gebruik zijn in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in
lid 4.1 voor:
  1. het gebruiken van het bestaande pad binnen deze bestemming als bedrijfsinrit noch als parkeerplaats voor het naastgelegen agrarische bedrijf. Dit geldt ook voor eventuele niet-agrarische nevenactiviteiten als genoemd in artikel 1.35
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde en
werkzaamheden op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en
uitzonderingen.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven
of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bestaande afmetingen en afstanden
  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  2. De onder a genoemde bepaling geldt niet voor gebouwen die in het kader van voorliggend plan gesloopt dienen te worden zoals aangegeven in Bijlage 4.
 
6.2 Afstand tot wegen en water
6.2.1 Afstand tot wegen
Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen op en in gronden die
grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 15 van het bestemmingsplan 1.14(Verkeer - Wegverkeer), binnen
20 meter, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden
gebouwd.
 
6.2.2 Afwijking afstand tot wegen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met een omgevingsvergunning, na advies te hebben ingewonnen van
de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en
verkeersveiligheid, af te wijken van het bepaalde in sublid 6.2.1, ten behoeve van het bouwen op een kleinere
afstand tot de as van de weg.
 
6.2.3 Afstand tot water
Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag op en in gronden die
grenzen aan de gronden als bedoeld in Artikel 16 Water van het bestemmingsplan Buitengebied 2009 herziening
regels 2-2012, niet worden gebouwd binnen een afstand van 5 m, loodrecht gemeten op de bestemmingsgrens
van die gronden.
 
6.2.4 Afwijken van de bouwregels afstand tot water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de
betreffende watergang omtrent de waterstaatkundige aanvaardbaarheid daarvan, met een omgevingsvergunning
af te wijken van het bepaalde in sublid 6.2.3, ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die
gronden.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Verboden gebruik
Een verboden gebruik van gronden is in ieder geval:
  1. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
  2. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. als paardenbak, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
  3. het openstellen van (struin)paden in weidevogel- en ganzengebieden in het broedseizoen (15 maart tot 15 juli).
 
7.2 Uitoefening "vrij" beroep in en bij een woning
Het gebruik van een woning, waaronder begrepen een bedrijfswoning, en daarbij behorende bijgebouwen voor de
uitoefening van een "vrij" beroep is toegestaan, mits de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de
uitoefening van het "vrij" beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de
uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 7.3, niet meer bedraagt dan 30% van de totale
brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer
dan 60 m².
 
7.3 Afwijking beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
lid 7.2, ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, anders dan een "vrij" beroep, in een
woning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:
  1. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving,
  2. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit,
  3. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de   brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een "vrij" beroep als bedoeld in lid 7.2, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m²,
  4. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,
  5. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
  6. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.
 
7.4 Afwijking paardenbak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
lid 7.1, onder b.3, ten behoeve van het gebruiken van gronden als bedoeld in Artikel 3 (Wonen), als paardenbak
en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met inachtneming van de volgende
bepalingen
  1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf respectievelijk woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan,
  2. de paardenbak dient in de onmiddellijke nabijheid van de betreffende woning te worden gesitueerd;
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  4. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijken extra zelfstandige woonruimte in woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze
regels omtrent het toegestane aantal en de toegestane inhoud van woningen, ten behoeve van het bouwen van
ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een bedrijfs-, dienst- of andere woning, niet zijnde een
recreatiewoning of bed and breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
  2. de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning, althans het hoofdgebouw, en de daarin opgenomen zelfstandige woonruimte mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning.
 
8.2 Afwijken van de bouwregels gebruik bijgebouwen als zelfstandige woonruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze
regels omtrent bijgebouwen, ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een
bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
  2. de brutovloeroppervlakte van de betreffende woonruimte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  3. de afstand tussen het betreffende bijgebouw en de woning waarbij het bijgebouw hoort, mag niet meer dan 25 m bedragen;
  4. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van het betreffende bijgebouw;
  5. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, zodra vaststaat dat de onder a bedoelde redenen er niet meer zijn, met dien verstande dat na intrekking de verbouwing tot en de inrichting al zelfstandige woonruimte onverwijld ongedaan wordt gemaakt.
 
8.3 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan:
  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  2. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
  3. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  4. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  5. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m.
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien:
  1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
  2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 20 m worden verschoven;
  2. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 10% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte voor wijziging;
  3. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 10 Aanlegvergunning
 
10.1 aanlegvergunningplicht
Behoudens het bepaalde onder lid 10.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij
aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
 
 
10.2 uitzonderingen aanlegvergunningplicht
Het in lid 10.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  3. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  4. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
  5. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1, bij a, voorzover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 mÂ2;
  6. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen;
  7. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1, bij d, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  8. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.
 
10.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of
werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer
waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronde, welke het plan beoogt te beschermen,
  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind,
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
 
11.2 Voldoende parkeergelegenheid
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het
wijzigen van het gebruik dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het
eigen terrein dat bij het bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend, behoort. Daarbij moet worden
voorzien in parkeergelegenheid overeenkomst de normering als vermeld in Bijlage 2 vastgesteld door de raad op
21 september 2021. Indien de beleidsnota Bijlage 2 wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze
wijziging.
 
11.3 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte voor het
laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een
omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik, op het eigen terrein worden voorzien in voldoende
ruimte voor het laden en lossen.
 
11.4 Afwijken ten aanzien van parkeren
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 ten
behoeven van normen voor het parkeren overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de Bijlage
2 vastgesteld op 21 september 2021 door de raad van de gemeente Hellendoorn.
Indien deze Bijlage 2 wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
 
11.5 Voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitvoeren van werken, geen bouwwerken
zijnde, dient te worden voorzien in voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein conform de eisen gesteld
in het beleidsplan "Samen leven met water 2021-2025, gemeente Hellendoorn". De regels hiertoe zijn vermeld
in Bijlage 5 bij deze regels. Indien de betreffende regels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde
regels.
 
11.6 Voorwaardelijke verplichting – Landschappelijke inpassing
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik nemen van een nieuw hoofdgebouw overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de instandhouding van de landschapselementen conform het in Bijlage 3 te vinden landschappelijk inpassingsplan ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag een nieuw hoofdgebouw overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover dat binnen een termijn van 24 maanden na onherroepelijke worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapselementen conform het in Bijlage 3 te vinden landschappelijk inpassingsplan, ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
 
11.7 Voorwaardelijke verplichting – Sloopopgave
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik nemen van een nieuw hoofdgebouw overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de afgeronde sloop van de gebouwen conform de in Bijlage 4 opgenomen Sloopopgave.
  2. In afwijking van het gestelde onder a mag een nieuw hoofdgebouw overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover dat binnen een termijn van 12 maanden na onherroepelijk worden van dit plan.
 
11.8 Afwijken Voorwaardelijke verplichting – Landschappelijke inpassing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.6, waarbij andere landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3. Verder geldt het volgende:
Er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld
  • in het inrichtingsplan;
  • Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van
  • omwonenden en (agrarische) bedrijven.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan
wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
12.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in
artikel 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal
10%.
 
12.1.3
Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
12.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
 
12.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één
jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
12.2.4
Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het ‘Schaddenveldsweg 15, Hellendoorn’ van de gemeente
Hellendoorn.