Direct naar inhoud
Status:vastgesteld
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0163.BPBUOSSENKAMPWEG-VG01

Toelichting

 

 

 

 

Gemeente /

Hellendoorn

 

 

Bestemmingsplan /

Herziening Omgeving Ossenkampweg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[image]
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Ligging van het plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

1.4 De bij het plan behorende stukken

 

HOOFDSTUK 2 Het plangebied Omgeving Ossenkampweg

 

HOOFDSTUK 3 Het beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

3.2 Gemeentelijk beleid

 

HOOFDSTUK 4 Uitgangspunten bestemmingsregeling

4.1 Inleiding

4.2 Opzet van de regels

4.3 Verantwoording van de regels

4.4 Handhaving

 

HOOFDSTUK 5 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten

5.1 Algemeen

5.2 Externe veiligheid

5.3 Wateraspecten

5.4 Archeologie

 

HOOFDSTUK 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" is vastgesteld op 20 april 2009. Het bestemmingsplan omvat het hele buitengebied van de gemeente Hellendoorn, behalve een kleiner gebied gelegen aan de Ossenkampweg te Hellendoorn.

Aangaande dit gebied hebben de eigenaren gedurende meerdere jaren de wens gehad om een recreatiepark met recreatiewoningen te realiseren. Het recreatiepark is niet gerealiseerd vanwege de ligging in de Provinciale Ecologische HoofdStructuur (PEHS). Sinds 2009 is het ingevolge de provinciale Omgevingsverordening niet meer toegestaan om nieuwe recreatieparken met recreatiewoningen te realiseren, tenzij het een bijzondere vorm van recreatieverblijven betreft en er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie.

 

Nu duidelijk is, dat de ontwikkeling geen doorgang vindt, wordt het gebied bestemd conform het huidige gebruik.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied behelst het percelen in de gemeente Hellendoorn ten noorden en zuiden van de Ossenkampweg nabij de Ommerweg te Hellendoorn. In figuur 1. is de ligging van de locatie aangegeven.

 

 [image]

figuur 1, Plangebied, het niet ingekleurde gebied gelegen binnen de bolletjeslijnen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

De locatie is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 1968/1977". Op grond van dat geldende bestemmingsplan is de locatie bestemd tot "Recreatieopvanggebied"

 

 [image]

 [image]

Figuur 2 Uittreksel verbeelding geldend bestemmingsplan Buitengebied 1968/1977

 

De bestemming "Recreatieopvanggebied is een globale bestemming, die nader uitgewerkt dient te worden als uitwerkingingsplicht van het bestemmingsplan. Bij de uitwerking dienen regels in acht te worden genomen. Per hectare mogen niet meer dan 20 zomerhuisjes c.q. stacaravans worden opgericht op minimaal 10 m tot de perceelsgrens en een maximale bouwhoogte van 7,00 m. Bij ieder bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding, de regels en deze toelichting.

Op de verbeelding is de bestemming van het bewuste perceel aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

HOOFDSTUK 2 Het plangebied Omgeving Ossenkampweg

 

2.1 De beschrijving van het plangebied

Het plangebied is gelegen ten noorden van Hellendoorn en ten westen van de Ommerweg.

Het westelijk gedeelte van het gebied is bestaand bos. Het oostelijk deel van het gebied is een agrarisch perceel met een extensief gebruik. De recreatiewoning Ossenkampweg 1 is toegankelijk vanaf de Ossenkampweg door het plangebied.

 [image]

figuur 3 Luchtfoto huidig gebruik van het plangebied.

 

Het bosgebied aan de westzijde van het plangebiedbetreft een droog bos met aan de oostzijde een gedeelte met eik en beuk.

Het bosgebied is onderdeel van het extensiveringsgebied (Reconstructieplan Overijssel). In het kader van de Wet Ammoniak en Veehouderij is het aangewezen als zeer kwetsbaar gebied.

De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) beschermt zeer kwetsbare gebieden tegen de uitstoot van ammoniak die wordt veroorzaakt door veehouderijen. Op grond van deze wet hebben Provinciale Staten gebieden aangewezen die als zeer kwetsbaar worden aangemerkt. De gebieden zijn gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provinciale Staten hebben op 3 juli 2013 een besluit genomen waarin de EHS is herbegrensd (PS/2013/412). Daarmee is het gebied ook onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

2.2 Gewenste bestemming

Voornemen is de bestemming "Recreatieopvanggebied" te laten vervallen en het gebied te bestemmen conform het huidige gebruik. Aan het bosgebied wordt de bestemming "Natuur" toegekend en aan het agrarische perceel "Agrarisch met waarden" met als waarde de kleinschaligheid van het gebied, een agrarisch perceel gelegen tussen bossen en wegen.

HOOFDSTUK 3 Het beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de plankaart en in de regels. Het huidige gebruik van de gronden wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. Daarmee is het niet nodig om het rijksbeleid inzake ontwikkelingen te omschrijven. Er wordt kort omschreven, wat het provinciaal beleid is en het gemeentelijk beleid is.

3.1 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

3.1.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. Daarna is de omgevingsvisie geactualiseerd middels een besluit van Provinciale Staten op 3 juli 2013.

Leidende thema''s voor de Omgevingsvisie zijn:

De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.

3.1.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. generieke beleidskeuzes;

  2. ontwikkelperspectieven;

  3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

 

Generieke beleidskeuzes.

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Er wordt bestemd conform het huidige aanwezige gebruik.

 

Ontwikkelingsperspectieven

(Gebieds-)aanduidingen die richting geven aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen, waarvoor in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 beleidsambities en kwaliteitsambities zijn geformuleerd. Het gaat met name om onderwerpen op het gebied van Ruimtelijke Ontwikkeling, Economie, Bereikbaarheid en Natuur. De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord "Kracht van Overijssel 2011-2015" uit 2011 heeft de provincie besloten om de Omgevingsvisie op een aantal onderdelen aan te passen. De Actualisatie Omgevingsvisie is door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013 (PS/2013/412).

 

 [image]

figuur 4. Ontwikkelingsperspectief voor plangebied, bestaande natuur (EHS) voor het bosgebied westelijk in het plangebied en mixlandschap voor het oostelijk gebied.

 

Het plangebied is voor een groot gedeelte gelegen in gebied aangewezen als bestaande natuur (EHS). Vanwege het aanwijzen als bestaande natuur (EHS) is de eerder gevraagde ontwikkeling al langer niet meer mogelijk. Eigenaren hebben tot voor kort gevraagd om alsnog tot uitwerking over te gaan.

Inmiddels is duidelijk, dat dit niet haalbaar is. Eén van de eigenaren heeft zijn gronden overgedragen aan particulieren, die woonachtig zijn in de directe omgeving van het plangebied.

 

Aan het gedeelte bestaande natuur wordt de bestemming "Natuur" toegekend. Daarmee geeft de gemeente ook duidelijk weer, wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden zijn. Het oostelijk gelegen agrarisch perceel krijgt de bestemming "Agrarisch met waarden". De waarde in het gebied is de kleinschaligheid van het gebied, een agrarisch perceel gelegen tussen bossen en wegen.

 

 

 

Gebiedskenmerken.

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en "opgaven" voor ruimtelijke ontwikkelingen. Er is geen sprake van een verdere ontwikkeling van het gebied. Er is geen aanleiding de gebiedskenmerken toe te passen.

3.1.3 Reconstructieplan Salland-Twente

Het plangebied is in het reconstructieplan Salland-Twente deels gelegen in het extensiveringsgebied en deels in het verwevingsgebied. Het westelijke bosgedeelte is onderdeel van het extensiveringsgebied en het agarische perceel is onderdeel van het verwevingsgebied.

 

De gekozen bestemming "Natuur" en "Agrarisch met waarden" voldoet aan het reconstructieplan.

3.1.4 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van het provinciale beleid

Het al bestaande gebruik wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, rekening houdend met de ontwikkelingsperspectieven. Daarmee voldoet de voorliggende bestemming aan het provinciale beleid en wordt uitvoering gegeven aan het behoud en de ontwikkeling van natuurgronden.

3.2 Gemeentelijk beleid

De gemeente kent als beleidsstukken voor het buitengebied het Landschapsbeleidsplan (2000) de Plattelandsvisie (2006), de Strategische Visie (2011) en de Omgevingsvisie "Avontuurlijk Natuurlijk" (2014). Voor deze visies geldt voor het plangebied, dat het bestaande gebruik het gewenste gebruik is.

De gronden nabij de Ossenkampweg zijn gelegen in het buitengebied, maar maken geen onderdeel uit van het Bestemmingsplan buitengebied 2009. Het is gewenst aan deze gronden een passende bestemming te geven. Gelet op het provinciale beleid is het niet meer opportuun om het plangebied uit te werken conform de nu nog geldende bestemming.

 

Gelet op de termijn waarop het mogelijk is geweest de gemeente te verzoeken een uitwerkingsplan op te stellen en in procedure te brengen en het feit dat op basis van (boven)lokale beleidskaders het (ook financieel) vrijwel onmogelijk is een uitwerkingsplan succesvol in procedure te brengen, wordt geadviseerd de raad voor te stellen het bestemmingsplan voor de betreffende percelen te herzien en de uitwerkingsplicht er af te halen. De vraag is of hierdoor planschade ontstaat. Zoals gemeld bestaat de plicht tot uitwerking (waarvoor wel eerst een plan moest worden ingediend) al sinds 1968. Dat er nimmer een plan tot uitvoering is gekomen kan ook belanghebbenden worden verweten. De insteek zal dan ook zijn dat zij hun rechten door ‘te lang stilzitten’ hebben verwerkt. Op basis van recente jurisprudentie is uw college op basis van “een draagkrachtige motivering” niet verplicht tot het opstellen en in procedure brengen van een uitwerkingsplan over te gaan (zie uitspraak Raad van State d.d. 19 september 2012).

 

Daarmee voldoet het voorliggende bestemmingsplan aan het gemeentelijk beleid.

HOOFDSTUK 4 Uitgangspunten bestemmingsregeling

 

4.1 Inleiding

Elders in deze plantoelichting is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

4.2 Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen versie 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

Het bestemmingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan Buitengebied 2009. De regels zijn voor zover nodig overgenomen van dit bestemmingsplan.

 

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);

  2. Bestemmingsregels;

  3. Algemene regels (o.a. ontheffingen);

  4. Overgangs- en slotregels.

4.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. Begrippen (artikel 1)
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  2. Wijze van meten (artikel 2)
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

4.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de bestemmingen die in het plangebied voorkomen. Dit betreffen de bestemming "Natuur", "Agrarisch met waarden" en de dubbelbestemmingen "Waarde - archeologische verwachtingswaarde" en "Leiding - Water". De regels per bestemming zijn onderverdeeld in o.a.:

4.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het hele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. Antidubbeltelregel
    Deze regel bepaalt, dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.

  2. Algemene bouwregels
    In dit artikel wordt de relatie met de bepalingen van de bouwverordening geregeld.

  3. Algemene gebruiksregels
    In dit artikel worden de gebruiksregels beschreven, die voor het hele plangebied gelden.

  4. Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de mogelijkheden om onder nader omschreven voorwaarden af te wijken van de regels van het plan.

  5. Omgevingsvergunning - werken
    Ter bescherming van natuur- en landschapswaarden zal voor een aantal werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak eerst moeten worden getoetst of deze invloed hebben op de aanwezige natuur- en landschapswaarden. De omgevingsvergunning - werken biedt de gemeente de mogelijkheid om deze toets uit te voeren.

4.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

4.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

4.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

De gemeente Hellendoorn hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

HOOFDSTUK 5 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten

 

5.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk wordt de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven.

Het betreft de thema's uid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid en milieuzonering.

5.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico''s die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Die beperkingen moeten in milieuvergunningen en bestemmingsplannen zijn vastgelegd.

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied.

 

 [image]

figuur 7.1. Uitsnede Risicokaart Overijssel

 

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied gelegen is op ongeveer 285 m oostelijk van de hogedrukgasleidingen in de figuur aangegeven met de drie onderbroken rode lijnen, die zorg dragen voor de voorziening van aardgas naar de regio Twente.

Door de bestemming neemt het aantal bewoners niet toe en daarmee neemt ook het risico niet toe. Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.3 Wateraspecten

De watertoets is het aangewezen instrument om expliciet aan te geven welke wateraspecten in het geding zijn bij een ruimtelijk plan, wat de gevolgen van het betreffende bestemmingsplan zijn voor het watersysteem en welke maatregelen worden genomen om deze gevolgen het hoofd te bieden. Hierbij gaat het niet alleen om waterveiligheid, maar ook om grondwaterbescherming en wateroverlast. Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op 28 april 2014 op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft alleen een functieverandering van gronden en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.

5.4 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Het omliggende gebied heeft in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" al de dubbelbestemming "Waarde - archeologische verwachtingswaarde".

Ook voor het plangebied kan een verwachting voor archeologische bodemvondsten niet uitgesloten worden. Om deze zo nodig te beschermen geldt ook hier de genoemde dubbelbestemming.

HOOFDSTUK 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het project betreft de realisatie van de bestemming conform het huidige gebruik. De grond is in bezit van particulieren. Er vinden geen investeringen plaats. Daarmee is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

6.2.1 Inspraak

Het bestemmingsplan wordt als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. De bestemming wordt conform het bestaande gebruik. Er is geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan vooraf te laten gaan door een voorontwerp voor het bieden van de mogelijkheid van inspraak.

6.2.2 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg voorgelegd aan de provincie Overijssel en aan het waterschap Groot Salland, de laatste via de digitale watertoets. Vanuit het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1. Bro heeft de provincie per mail op 18 juni 2014 aangegeven in te stemmen met de voorgenomen bestemming. Conclusie uit de digitale watertoets is uitgevoerd op 28 april 2014, dat er geen waterbelang aan de orde is. Er is geen nader overleg benodigd met het Waterschap Groot Salland.

6.2.3 Ontwerp ter inzage

Het bestemmingsplan heeft als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen in de periode van zaterdag 12 juli 2014 tot en met vrijdag 22 augustus 2014.

Er zijn geen zienswijzen ingediend. Daarbij zijn alle eigenaren van gronden in het plangebied actief geïnformeerd middels toezending van de advertentie met daarbij de verbeelding op papier. Er is geen aanleiding geweest om het bestemmingsplan ambtelijk te wijzigen.

De raad van de gemeente Hellendoorn heeft het bestemmingsplan vastgesteld op 23 september 2014 onder kenmerk 14INT04075.