direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening buitengebied, Lage Esweg Nijverdal en Esweg Daarle
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPBULGESWGNDESWGDA-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In het plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Herziening buitengebied, Lage Esweg Nijverdal en Esweg Daarle' met identificatienummer NL.IMRO.0163.BPBULGESWGNDESWGDA-VG01 van de gemeente Hellendoorn;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en het houden van dieren, waaronder begrepen paardenfokkerij en intensieve kwekerij; uitgezonderd zijn: paardenhouderij en manege;

1.6 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.9 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt;

1.10 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning en daarbij behorende bijgebouwen en bestaande voormalige bedrijfsgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 bestaande afmetingen en vorm:

de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een vergunning, waarvoor de aanvraag om vergunning voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

1.12 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object:
  • a. bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  • b. het bepaalde onder a geldt niet voor de gebouwen en bouwwerken zoals aangegeven in bijlage 3.
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsplan Buitengebied 2009

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met identificatienummer NL.IMRO.0163000095101- van de gemeente Hellendoorn;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevi:

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaakt van meer dan 10-6 per jaar;

1.17 bijgebouw:

een gebouw dat, of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van het bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.26 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 hobbymatig agrarisch gebruik:

het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd;

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.32 horeca:

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;

1.33 kampeerboerderij:

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.34 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan;

1.35 kas:

een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen;

1.36 loonwerk-/landbouwmechanisatiebedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven, het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden met behulp van werktuigen en de handel/verkoop van landbouwwerktuigen;

1.37 manege:

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

1.38 niet-agrarische nevenactiviteiten:
  • a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
  • b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  • c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • d. opslag- en stallingsbedrijven;
  • e. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • f. bezoekers- en cursuscentrum;
  • g. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  • h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  • i. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • k. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  • l. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
  • m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld;
1.39 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.40 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.41 paardenbak:

een niet overdekt, omheind terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.42 peil:
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    • 1. de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.43 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.44 plaatsgebonden risico:

het in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.45 plattelandsappartement:

(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in een zelfstandige eenheid, met eigen keuken en sanitair, al dan niet in combinatie met een dagverblijf;

1.46 plattelandskamer:

(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf in een kamer, al dan niet in combinatie met een dagverblijf, met keuken en sanitair in een gemeenschappelijke ruimte;

1.47 recreatiewoning:

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.48 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub al of niet in combinatie met elkaar;

1.49 stacaravan:

een als een gebouw aan te merken kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één bouwlaag met een totaal oppervlak van maximaal 60 m², met een bouwhoogte van 3,75 m en een breedte van maximaal 4,5 m, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen; het kampeermiddel of de afzonderlijke delen zijn op het terrein voort te bewegen;

1.50 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.51 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.52 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit;

1.54 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.55 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij het meten van de bouwhoogte worden dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, zodat deze niet maatgevend zijn voor de bepaling van het hoogste punt.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Bij het meten van de goothoogte zijn de volgende constructiedelen uitgezonderd:

  • a. de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken, zoals in geval van horizontale gedeelten van afgeknotte daken en mansardekappen;
  • b. de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van:
    • 1. dakkapellen;
    • 2. dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m² of kleiner;
  • b. overstekende daken;
  • c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat intensieve veehouderij en glastuinbouw niet zijn toegestaan;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen,
  • c. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij vermelde aanduiding:
    landschaps- en natuurwaarden   ter plaatse van de aanduiding  
    kleinschalig landschap   specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig landschap  
    reliëf   specifieke vorm van agrarisch - reliëf  
  • d. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • e. watergangen en waterpartijen, en;
  • f. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, zoals mestplaten en mestsilo's, en kuilvoeropslag, andere silo's en windmolens.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de sublid 3.2.1 geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1,3 meter voor erf- of perceelafscheidingen;
  • b. 2 meter voor overige andere bouwwerken.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.2, onder a, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd, en
  • c. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, daardoor niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen opslag van hooirollen en grasrollen en -balen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijven die hierna als nadere bestemming zijn aangegeven bij de adressen die in of bij het betreffende bestemmingsvlak zijn aangegeven:
adres   nadere bestemming   max. oppervlakte gebouwen 1)   max. goothoogte gebouwen 2)   max. bouwhoogte gebouwen 2)   VAB 3)  
Esweg 2   loonwerk-/landbouwmechanisatiebedrijf 4)   450 m2   4 m   7 m   ja  

1) exclusief bedrijfswoningen (zie sublid 4.2.2 onder c);

2) geldt niet voor niet-inpandige bedrijfswoningen (zie sublid 4.2.2, onder d);

3) VAB = voormalig agrarische bedrijfsbebouwing;

4) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerk en landbouwmechanisatiebedrijf';

  • b. bedrijven die hierna zijn vermeld:
    • 1. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
    • 2. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension;
    • 3. paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
    • 4. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
    • 5. opslag- en stallingsbedrijven,
    • 6. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau, en
    • 7. andere bedrijven die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld en die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld als categorie 1 of 2, dan wel naar hun gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld,
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en nutsvoorzieningen,

één en ander met uitzondering van:

  • d. detailhandelsbedrijven, tenzij het betreft:
    • 1. detailhandel die als zodanig ingevolge het hiervoor bepaalde onder a en b is toegestaan;
    • 2. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in een bedrijf, met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m²;
  • e. bevi's;
  • f. seksinrichtingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. binnen elk bestemmingsvlak één bedrijfswoning, met daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. andere bouwwerken.
4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabel in lid 4.1 is aangegeven, met dien verstande dat in de gevallen, dat in de tabel in lid 4.1 bij een bedrijf in de kolom VAB 'ja' is vermeld, bij sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen:
    • 1. van de aangegeven oppervlakte maximaal 300 m2 mag worden herbouwd;
    • 2. van de aangegeven oppervlakte boven 300 m2 maximaal 50% mag worden herbouwd;
    • 3. het bepaalde onder 2 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
    • 4. de resultante van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen als hiervoor bepaald geldt als maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen, welke na herbouw in voorkomende situaties opnieuw mag worden herbouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bestemmingsvlak ten minste één ander gebouw ten behoeve van de betreffende instelling of voorziening is of wordt gebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning, althans het hoofdgebouw, mag met toepassing van lid 2.3 de inhoud van een bouwwerk:, omtrent ruimten onder de begane grondvloer, niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud, indien die meer dan 750 m3 bedraagt;
  • d. de goothoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, indien die meer dan 3,5 m en 10 m bedragen;
  • e. bijgebouwen, behorende bij de bedrijfswoning, mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van te hoogste 15 m tot de bedrijfswoning, of op niet meer dan de bestaande afstand indien die meer dan 15 m bedraagt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bij de bedrijfswoning behorende vergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • g. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  • h. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt dan hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
erf- en perceelafscheidingen   2 m  
palen, masten, technische installaties en overige, andere bouwwerken   12 m  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van de bouwregels bouwhoogte erf- of perceelafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 4.2.2, onder f, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 3 m, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient redelijkerwijs de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. per geval dient voorzien te worden in een redelijke landschappelijke inpassing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan Esweg 2 Daarle, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de nieuwe gebouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan Esweg 2 Daarle, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken voorwaardelijke verplichting

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1, waarbij andere landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het Erfinrichtingsplan Esweg 2 Daarle en zoals opgenomen in Bijlage 1. Verder geldt het volgende:

  • a. er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep aan huis;
  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onder 1.38, binnen eenzelfde bestemmingsvlak tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 300 m2 binnen bestaande voormalige bedrijfsgebouwen;
  • d. tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. bijgebouwen en overkappingen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen,
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen worden uitsluitend op de bestaande locatie gebouwd, danwel ter plaatse van het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • c. de inhoud van een woning, dan wel het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud, indien die meer dan 750 m3 bedraagt;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien deze meer bedragen dan 3,5 m en 10 m;
  • e. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, dan wel op de bestaande locatie indien deze is gebouwd op minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of voor de voorgevel van de betreffende woning;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende vergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 100 m² bedraagt, met uitzondering van de te slopen gebouwen zoals aangegeven in Bijlage 3;
  • g. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde woningen, en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien deze meer bedragen dan 3 m en 6 m;
  • h. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
    Bouwwerken   Maximale bouwhoogte  
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn   2 m  
    pergola's   3 m  
    overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
    overige andere bouwwerken   10 m  
  • i. in voorkomend geval artikel 8, lid 8.2 (Afstanden tot wegen).
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking bouwen woning op andere plaats

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 5.2.2 onder a, ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats binnen het betreffende bestemmingsvlak dan de bestaande plaats, mits:

  • a. niet dichter bij de weg dan op de bestaande plaats, en
  • b. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast.
5.3.2 Afwijking situering bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 5.2.2 onder e, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen op minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning en voor de voorgevel van de betreffende woning, mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. per geval wordt voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.3.3 Afwijking oppervlakte bijgebouwen voor hobbymatige activiteiten en beroep aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 5.2.2 onder f, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen voor hobbymatige, agrarische activiteiten en beroep aan huis, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen voor hobbymatige activiteiten en beroep aan huis mag binnen eenzelfde bestemmingsvlak niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  • c. per geval dient voorzien te worden in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.3.4 Afwijking bouwhoogte erf- of perceelsafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 5.2.2 onder h, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aanvullende regels voor detailhandel als niet-agrarische nevenactiviteit

Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 5.1, onder c, detailhandel als bedoeld in Artikel 1, onder 1.27, betreffen, mag bovendien binnen eenzelfde bestemmingsvlak de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 100 m² bedragen.

5.4.2 Aanvullende regels voor verblijfsrecreatieve voorzieningen als niet-agrarische nevenactiviteit

Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 5.1, onder c, verblijfsrecreatieve voorzieningen als bedoeld in Artikel 1, onder 1.38, betreffen, gelden bovendien de volgende bepalingen:

  • a. de brutovloeroppervlakte van een plattelandskamer of plattelandsappartement mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. het bepaalde in de bestemming Agrarisch met waarden, sublid 4.4.2, onder b, van het bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Hellendoorn, is van overeenkomstige toepassing al naar gelang het betreffende bestemmingsvlak "Wonen" grenst aan die bestemmingen;
  • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober.
5.4.3 Strijdig gebruik

Onder een vorm van verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden als bedoeld in lid 5.1, voor permanente bewoning van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing Lage Esweg ong. (naast nr. 72)
  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen Erfinrichtingsplan Lage Esweg ongenummerd, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de nieuwe gebouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 2 opgenomen Erfinrichtingsplan Lage Esweg ongenummerd, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
5.4.5 Voorwaardelijke verplichting - sloop

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' zonder de afgeronde sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat de sloop afgerond dient te zijn uiterlijk 18 maanden na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken bedrijfsactiviteiten aan huis en vergroting bijgebouwen en overkappingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.1, ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en in sublid 5.2.2, onder f, ten behoeve van het daartoe vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

    • 1. uitsluitend zijn toegestaan bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
    • 2. in de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreden;
    • 3. de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de desbetreffende woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt.

5.5.2 Afwijken voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.4, waarbij andere landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het Erfinrichtingsplan Lage Esweg ongenummerd zoals opgenomen in Bijlage 2.

Verder geldt het volgende:

  • 1. er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Vergroting bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 5.1, aangegeven bestemmingsgrens wordt verschoven ter vergroting van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de behoefte aan vergroting te zijn aangetoond;
  • b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
  • c. op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  • d. in voorkomend geval aanwezige landschaps- en natuurwaarden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. in voorkomend geval artikel 8, lid 8.2 (Afstanden tot wegen).

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen van die gronden, voor zover die niet in een bouwvlak zijn begrepen, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk waarvoor de graaf- of heiwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 2500 m², mits:
    • 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verplichte aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in lid 6.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders op en in de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 2500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
6.3.2 Uitzonderingen

Het in sublid 6.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in sublid 6.2.2;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.
6.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 6.3.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal is aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afmetingen en afstanden
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  • b. De onder a genoemde bepaling geldt niet voor gebouwen die in het kader van voorliggend plan gesloopt dienen te worden zoals aangegeven in bijlage 3.
8.2 Afstand tot wegen
8.2.1 Afstand tot wegen

Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 15 van het bestemmingsplan Buitengebied 2009 (Verkeer - Wegverkeer), binnen 20 meter, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

8.2.2 Afwijking afstand tot wegen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met een omgevingsvergunning, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, af te wijken van het bepaalde in sublid 8.2.1, ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik

Een verboden gebruik van gronden is in ieder geval:

  • a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als paardenbak, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
  • c. het openstellen van (struin)paden in weidevogel- en ganzengebieden in het broedseizoen (15 maart tot 15 juli).
9.2 Uitoefening "vrij" beroep in en bij een woning

Het gebruik van een woning, waaronder begrepen een bedrijfswoning, en daarbij behorende bijgebouwen voor de uitoefening van een "vrij" beroep is toegestaan, mits de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 9.3, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m².

9.3 Afwijking beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, anders dan een "vrij" beroep, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving,
  • b. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit,
  • c. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een "vrij" beroep als bedoeld in lid 9.2, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m²,
  • d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,
  • e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.
9.4 Afwijking paardenbak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.1, onder b.3, ten behoeve van het gebruiken van gronden als bedoeld in Artikel 5 (Wonen), als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met inachtneming van de volgende bepalingen

  • a. bij eenzelfde agrarisch bedrijf respectievelijk woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan,
  • b. de paardenbak dient binnen het bouwvlak respectievelijk in de onmiddellijke nabijheid van de betreffende woning te worden gesitueerd;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • d. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijken extra zelfstandige woonruimte in woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels omtrent het toegestane aantal en de toegestane inhoud van woningen, ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een bedrijfswoning of andere woning, niet zijnde een recreatiewoning, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. afwijking is uitsluitend mogelijk, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
  • b. de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning, althans het hoofdgebouw, en de daarin opgenomen zelfstandige woonruimte mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning.
10.2 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan:

  • a. in dit plan ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • b. in dit plan ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
  • c. in dit plan indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. in dit plan voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • e. in dit plan ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m.
10.3 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 10.1 en 10.2 worden niet verleend indien:

  • a. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende erven.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 20 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 10% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte voor wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.1.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 12.1.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  Werken en werkzaamheden*  
  Gronden ter plaatse van de aanduiding:   a   b   c   d   e   f   g  
  specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig landschap   +   +       +      
  specifieke vorm van agrarisch - reliëf   +   +     +        
                 
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = aanlegvergunning vereist  
a   aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen  
b   verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden  
c   aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur  
d   diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen  
e   bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters  
f   geheel of gedeeltelijk slopen  
g   aanleggen van greppels en drainagesystemen  

12.1.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 12.1.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.1.1, bij a, voorzover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.1.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen tot een inhoud van maximaal 500 m³;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.1.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist.
12.1.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.1.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

met dien verstande dat werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.1.1 , onder f, slechts toelaatbaar zijn, indien hetzij aannemelijk is gemaakt dat herbouw van het object met dezelfde karakteristieken zal plaatsvinden, hetzij er, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, geen mogelijkheid is om verval van het object tegen te gaan.

12.1.4 In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen als bedoeld in lid 12.1.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.

12.2 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

12.3 Voldoende parkeergelegenheid

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuingen op het eigen terrein dat bij het bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend, behoort. Daarbij moet worden voorzien in parkeergelegenheid overeenkomst de parkeernormen als vermeld in de bijlage "Nota parkeernormen". Indien de betreffende regels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

12.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik, op het eigen terrein worden voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.

12.5 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.3 ten behoeven van normen voor het parkeren overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen uit de "Nota parkeernormen".

12.6 Voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, dient te worden voorzien in voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein conform de eisen gesteld in het beleidsplan "Samen leven met water 2021-2025, gemeente Hellendoorn". De regels hiertoe zijn vermeld in de bijlage: "Handleiding watertoets 2020" bij deze regels. Indien de betreffende regels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 13.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4

Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Herziening buitengebied, Lage Esweg Nijverdal en Esweg Daarle' van de gemeente Hellendoorn.