12.       Algemene wijzigingsregels

12.1.    Wijziging naar "Bedrijf" na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in Artikel 3 Agrarisch met waarden, geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in Artikel 4 Bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen; bij wijziging wordt tegelijkertijd het bouwvlak verwijderd:

a.     ten behoeve van elk bedrijf worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende, voormalige bouwvlak als "Bedrijf" als bedoeld in Artikel 4 Bedrijf, aangewezen;

b.    de onder a bedoelde gronden worden nader bestemd voor:

·         opslag- en stallingsbedrijven, en

uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebieden" voor:

·         zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;

·         ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een palingrokerij, wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;

·         ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;

·         landbouw verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, loonwerkbedrijf; niet zijnde landbouwmechanisatiebedrijven, en

uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" voor:

·         atelier, museum, galerie en kunsthandel;

c.     het bepaalde in Artikel 4 Bedrijf is van overeenkomstige toepassing;

d.    de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak of bestemmingsvlak mogen niet meer bedragen dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:

1.    van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 300 m² mag blijven staan en van de rest ten minste 50% dient te worden gesloopt;

2.    het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;

e.     het bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen uit de gemeentelijke parkeerverordening;

f.     de bedrijfsactiviteiten mogen:

1.    de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten,

2.    niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt,

3.    geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden,

4.    geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen, en

5.    in vergelijking met het voormalige, agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden met zich meebrengen.