direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Buitengebied 2009, herziening Katenhorstweg 10c en 12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPBUKTNHRSTWG10C12-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd intensieve veehouderij en tuinbouw;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij vermelde aanduiding:
landschaps- en natuurwaarden   ter plaatse van de aanduiding  
kleinschalig landschap   specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap  

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in Artikel 1 onder 1.37, binnen eenzelfde bouwvlak tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 300 m² binnen bestaande gebouwen;
  • d. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen,
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • f. watergangen en waterpartijen;
  • g. tuinen en erven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'erf' en overeenkomstig de bestaande situatie; en
  • h. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, niet zijnde rijhallen;
  • b. binnen elk bouwvlak één bedrijfswoning, met daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag.

3.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, zoals mestplaten en mestsilo's, en kuilvoeropslag, andere silo's en windmolens.

3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 3.2.1 en 3.2.2 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tussen gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, mag niet meer dan 25 m bedragen;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. indien vaststaat dat binnen hetzelfde bouwperceel een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn of worden gebouwd;
    • 2. op de bestaande plaats, indien het een bestaande bedrijfswoning betreft.
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning, althans het hoofdgebouw, mag met toepassing van lid 2.3 de inhoud van een bouwwerk:, omtrent ruimten onder de begane grondvloer, niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer dan 750 m³ bedraagt;
  • d. bijgebouwen, behorende bij de bedrijfswoning, mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten hoogste 15 m tot de bedrijfswoning;
  • e. binnen elk bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van kassen niet meer dan 1000 m² bedragen, of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 1000 m² bedraagt;
  • f. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien die meer bedragen dan hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
    bedrijfsgebouwen en kassen   6 m   12 m  
    bedrijfswoningen en gebouwen ten behoeve van een kampeerboerderij   3,5 m   10 m  
    bouwwerken voor mestopslag en silo's   -   12 m  
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter
    de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken  
    -   2 m  
    overige erf- of perceelafscheidingen   -   1,3 m  
    overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken   -   12 m  
    overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken   -   2 m  
  • g. in voorkomend geval Artikel 9, lid 9.3 (Afstanden tot wegen).

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels voor niet-agrarische nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 onder c, voor zover betreft het gebruik van bestaande gebouwen, ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mag binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m.

 

3.3.2 Afwijken van de bouwregels begrenzing en omvang bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de begrenzing en omvang van bouwvlakken, uitsluitend ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van gebouwen ten dienste van agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd viskwekerij, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de bestaande oppervlakte van het bouwvlak mag door de afwijking met maximaal 25% worden vergroot, tot maximaal 3 ha;
  • c. bij het verlenen van een omgevingsvergunning dient de bepaling van de begrenzing en omvang van de oppervlaktevergroting zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • d. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • e. in voorkomend geval Artikel 9, lid 9.3 (Afstanden tot wegen).

3.3.3 Afwijken bouwregels tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder b, ten behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, mits:

  • a. voor het betreffende bedrijf is aangetoond dat de bedrijfsvoering, bestaande uit veehouderij, de huisvesting van twee volwaardige arbeidskrachten met elk een volledige dagtaak nodig maakt;
  • b. op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt.

3.3.4 Afwijken bouwregels mestopslag, kuilvoeropslag en andere silo's buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 onder a ten behoeve van het op ten hoogste 25 m uit de grens van het bouwvlak bouwen van

  • a. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m³ en een bouwhoogte van 5 m;
  • b. kuilvoeropslag en andere silo's dan voor mestopslag, tot een gezamenlijke oppervlakte van 800 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van 2 m;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak te zijn aangetoond;
  • d. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • e. in voorkomend geval Artikel 9, lid 9.3 (Afstanden tot wegen).

3.3.5 Afwijken van de bouwregels schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden buiten bouwvlakken,met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van ten minste 0,5 ha in eigendom van of via pacht in gebruik bij de aanvrager van de omgevingsvergunning mag ten hoogste één schuilgelegenheid worden gebouwd;
  • b. de schuilgelegenheid mag uitsluitend worden gebouwd nabij, op maximaal 10 m afstand van bestaand bos met de bestemming "Natuur" of van een bestaand landschapselement met de bestemming "Groen-Landschapselement";
  • c. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden mag niet minder dan 25 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 12 m², de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • e. een schuilgelegenheid mag uitsluitend worden gebouwd met een kap met hellende dakvlakken en wordt uitgevoerd in donkere, niet glimmende materialen;
  • f. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • g. in voorkomend geval Artikel 9, lid 9.3 (Afstanden tot wegen).

3.3.6 Afwijken van de bouwregels afstand tussen gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder a, ten behoeve van het bouwen van gebouwen op een grotere afstand, mits de noodzaak daarvan uit oogpunt van de bedrijfsvoering is aangetoond.

3.3.7 Afwijken bouwregels plaats bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.3 onder b, onder 2, ten behoeve van het bouwen van de bedrijfswoning elders binnen het bouwvlak, mits de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig verslechterd.

3.3.8 Afwijken van de bouwregels bouwhoogte erf- of perceelafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder f, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en vóór de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd, en
  • c. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, daardoor niet onevenredig worden aangetast.

 

3.3.9 Afwijken van de bouwregels woningsplitsing binnen boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder b, en in sublid 3.2.3 onder c, ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, toestaan van:

  • één woning extra, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m³ bedraagt, of
  • twee woningen extra, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m³ bedraagt,

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval mag de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
  • b. de extra woning of woningen dienen te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. de extra woning of woningen dienen duidelijk bij te dragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
  • d. op geen van de gevels van een extra woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.

3.3.10 Afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van het vergroten van de inhoud woonruimte in boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder c, ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, mits:

  • a. een en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij, en
  • b. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aanvullende regels voor detailhandel als niet-agrarische nevenactiviteit

Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1, onder c, detailhandel als bedoeld in Artikel 1 onder 1.37, betreffen, mag bovendien binnen eenzelfde bouwvlak de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedragen dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m².

3.4.2 Aanvullende regels voor verblijfsrecreatieve voorzieningen als niet-agrarische nevenactiviteit

Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1, onder c, verblijfsrecreatieve voorzieningen als bedoeld in Artikel 1 onder 1.37, betreffen, gelden bovendien de volgende bepalingen:

  • a. de brutovloeroppervlakte van een plattelandskamer of plattelandsappartement mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan tot een afstand van 50 m uit de grens van het bouwvlak;
  • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bouwvlak voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober.

3.4.3 Vormen van verboden gebruik

Specifieke vormen van verboden gebruik zijn in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 3.1, voor:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlakken;
  • b. opslag van hooirollen en grasrollen en - balen buiten bouwvlakken;
  • c. permanente bewoning van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid verwerking verleende afwijkingen begrenzing en omvang bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de uitkomsten van de krachtens sublid 3.3.2 verleende verleende omgevingsvergunningen in het plan worden aangegeven.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 3.6.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  werken en werkzaamheden*  
  gronden ter plaatse van de aanduiding:   a   b   c   d   e   f   g   h  
  specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap   +   +       +       +  
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = omgevingsvergunning vereist  
a   aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van een andere oppervlakteverharding  
b   verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden  
c   aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecomcommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur  
d   diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen  
e   bebossen of anderszins beplaten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters  
f   geheel of gedeeltelijk slopen  
g   aanleggen van greppels en drainagesystemen  
h   het inrichten van gronden als tuin of erf  

3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1, bij a, voorzover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen tot een inhoud van maximaal 500 m³;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist;
  • h. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.

3.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.6.4 In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden te verlenen als bedoeld in lid 3.6.1 , winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.