direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening inpassingsplan "Boetelerveld", Natuurontwikkeling Eekwielensweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het Provinciaal Inpassingsplan Boetelerveld, vastgesteld op 16 oktober 2019, zijn gronden rondom het Boetelerveld opnieuw bestemd. Aanleiding daarvoor was de uitvoering van de beheerplanmaatregelen voor natuurherstel in en om het Boetelerveld. Leidend voor de keuze van de bestemming van het plangebied was daarbij de mate van beperkingen die voor een perceel gaan gelden als gevolg van de uit te voeren maatregelen.

Na realisatie van de maatregel (dempen randsloot) is de grond als onderdeel van een andere gronddeal door geleverd aan de huidige eigenaar. Deze heeft perceel echter gekocht om het als natuur te beheren. Het verwachte gebruik is N12.02: Kruiden- en Faunarijk grasland. Het gewenste gebruik sluit niet aan bij de huidige agrarische bestemming en daarom moet dat gewijzigd worden

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Eekwielensweg te Haarle nabij de gemeentegrens met Raalte.

Op onderstaande Figuur 1 is het plangebied roodomrand weergegeven.

Het betreft de percelen S 1531 en 1532 (voorheen S 1489) en een heel klein strookje van perceel S 1488 (zie figuur 4 in paragraaf 2.2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0001.jpg"

Figuur 1: Ligging van het plangebied (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl )

1.3 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 is het plan beschreven, wat is de huidige (planologische) situatie, wat is de opgave voor het gebied en hoe dit is uitgewerkt in het bestemmingsplan.

In Hoofdstuk 3 is het belangrijkste beleidskader beschreven. Hierin wordt ingegaan op met name de aspecten ecologie en water, omdat deze het meest van toepassing zijn voor de Ontwikkelopgave Natura 2000 en op dit plan.

In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de overige beleids- en onderzoeksaspecten. Hierin wordt dit bestemmingsplan getoetst aan de aspecten milieu (m.e.r., bodemkwaliteit, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, Wet ammoniak en veehouderij en overige aspecten), water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie en explosieven.

In Hoofdstuk 5 is de juridische planopzet beschreven van dit bestemmingsplan, waarin de opbouw en de inhoud van de artikelen van de regels zijn opgenomen.

In Hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan, gelet op de aspecten 'juridisch', 'maatschappelijk', 'financieel' en 'monitoring, toezicht en handhaving'.

Hoofdstuk 2 Omschrijving van de opgave en het plan

2.1 De opgave

Het gewenste gebruik sluit niet aan bij de huidige agrarische bestemming. Daarom wordt de bestemming nu gewijzigd naar een natuurbestemming. Dit biedt de eigenaar bovendien de mogelijkheid (om op termijn) subsidie aan te vragen voor het beheer. Op dit moment zijn daar echter nog geen mogelijkheden voor, omdat het perceel nog niet begrensd is in het Natuurbeheerplan (zie paragraaf).

2.2 De maatregel

De vernatting van het perceel als gevolg van de uitvoering van de werkzaamheden aan de grenssloot in 2021 is al een maatregel die beoordeeld is in het PIP 'Boetelerveld' en reikt niet verder dan het plangebied.

De omschakeling van 'Agrarisch met waarden' naar 'Natuur' heeft geen gevolgen voor de omgeving, want er zijn geen aanvullende maatregelen voorzien die een effect op de omgeving kunnen veroorzaken. Het betreft alleen een andere vorm van beheer; namelijk N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. In de volgende paragraaf 2.3.1 is een omschrijving opgenomen van dit natuurdoeltype.

2.2.1 Omschrijving N12.02 (Bij12)

Zoals in paragraaf 1.1 is aangegeven is het beoogde natuurdoeltype N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Hierna volgt een beschrijving van dit natuurdoeltype zoals dat opgenomen is op de website van Bij12; www.bij12.nl.

Algemeen

Kruiden- en faunarijk grasland omvat graslanden die kruidenrijk zijn, maar niet tot de schraallanden, vochtig hooiland, zilt grasland en overstromingsgrasland of glanshaverhooiland behoren. De vegetatie kan behoren tot allerlei verbonden van graslandvegetaties; ondermeer kamgrasvegetaties of de meer algemene witbolgraslanden. Diverse soorten ruigte en struweel kunnen in dit grasland voorkomen. Het grasland wordt meestal extensief beweid of gehooid en niet of slechts licht bemest.

Het beheertype Kruiden- en faunarijk grasland kan voorkomen op diverse bodems van vochtig tot droog en heeft doorgaans een (matig) voedselrijk karakter. Kruiden- en faunarijk grasland komt in vrijwel alle landschapstypen voor. Toch is het areaal de laatste veertig jaar enorm afgenomen door de gangbare landbouwpraktijk: sterke bemesting gecombineerd met periodiek doodspuiten van de grasmat en opnieuw inzaaien met hoogproductieve grasvariëteiten. De meeste overgebleven kruidenrijke graslanden liggen in overhoekjes van het agrarische gebied of komen voor in natuurgebieden. Daar kan kruidenrijk grasland een tijdelijk fase zijn als de benodigde abiotische omstandigheden voor schraallanden niet of nog niet gerealiseerd kunnen worden.

Kruiden- en faunarijk grasland wordt bij een goede kwaliteit gekenmerkt door variatie in structuur (ruigte en plaatselijk struweel, hogere en lage vegetatie) en een kruidenrijke graslandbegroeiing die rijk is aan kleine fauna. Gradiënten binnen (grond)waterpeil en voedselrijkdom zorgen voor diverse vegetatietypen.

Kenmerkende of bijzondere soorten van schralere beheertypen ontbreken grotendeels binnen Kruiden- en faunarijk grasland, maar graslanden zijn vaak wel rijk aan minder zeldzame soorten. Het type is o.a. van belang voor vlinders en andere insecten, vogels en kleine zoogdieren De graslanden worden doorgaans niet bemest. Om verzuring tegen te gaan kan, bij uitzondering, ruige stalmest of bekalking toegepast worden.

Afbakening

Het betreft grasland, de grasachtigen (monocotylen) zijn dominant, maar kruiden (dicotylen) en mossen hebben een oppervlakteaandeel van tenminste 20%.

De graslanden zijn niet tot andere beheertypen te rekenen (zie afbakening andere graslanden).

Vrijwel jaarlijks in winter en voorjaar langdurig overstroomde weilanden worden niet tot dit beheertype maar tot Zilt- en overstromingsgrasland gerekend.

2.3 Huidige en toekomstige planologische situatie

2.3.1 Huidige planologische situatie

Percelen HLD01-S-1531 en 1532 (voorheen 1489)

zijn in dit kader bestemd als landbouwgrond. De maatregelen op deze percelen waren beperkt: het grotendeels dempen en deels verondiepen van de grenssloot met het Boetelerveld. Hoewel dit heeft geleid tot een significante vernatting van het perceel, is agrarisch gebruik zeker nog mogelijk. Bemesting is ook toegestaan, want er is geen relatie met het Boetelerveld. Om de grenssloot te kunnen dempen/verondiepen is met de toenmalige eigenaar een overeenkomst gesloten. Het perceel 1489 is verkocht aan de provincie, die het heeft doorverkocht aan een geïnteresseerde eigenaar, die op zijn beurt weer een deel heeft verkocht aan de buurman.Perceel HLD01-S-1488is voor het overgrote deel bestemd tot 'Natuur'. Een smalle strook (±1,40 m breed) aan de noordzijde van het perceel is (abusievelijk) bestemd tot 'Agrarisch met waarden'. Deze lijn vloeit voort uit de begrenzing van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grasland' die aan de oostzijde van het perceel is opgenomen. Om te voorkomen dat deze strook agrarisch blijft, wordt die ook tot 'Natuur' bestemd.

Voor het plangebied geldt binnen het PIP 'Boetelerveld' de bestemming 'Agrarisch met waarden' met de volgende bestemmingsomschrijving:

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. agrarisch gebruik, uitgezonderd tuinbouw;

b. het herstel en de instandhouding van de natuurwaarden van het Boetelerveld;

met daaraan ondergeschikt:

c. uitsluitend grasland, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grasland', met dien verstande dat deze gronden alleen extensief beweid mogen worden;

d. instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij vermelde aanduiding:

landschaps- en natuurwaarden   ter plaatse van de aanduiding  
openheid   specifieke vorm van waarde - openheid  

e. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m. langs watergangen;

f. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

g. watergangen en waterpartijen, en;

h. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

De specifieke aanduidingen binnen het plangebied niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0002.jpg"

Figuur 2: Huidige planologische situatie in het PIP (oude kadastrale situatie)

Om de relatie met de overige natuurbestemmingen in beeld te brengen is hieronder de totale planologisch situatie weergegeven. Daarop is te zien dan het perceel aansluit bij de bestaande bestemmingen 'Natuur' in de bestemmingsplannen 'Buitengebied' van de gemeenten Raalte en Hellendoorn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0003.jpg"

Figuur 3: Totale huidige planologische situatie (oude kadastrale situatie)

Perceel 1488

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0004.jpg"

Figuur 4: Strookje perceel S 1488 (rood omcirkeld)

2.3.2 Toekomstige planologische situatie

Met dit bestemmingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden' herzien in 'Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0005.jpg"

Figuur 5: Nieuwe bestemming van het plangebied.

Op onderstaande Figuur 6 is de toekomstige, totale planologische situatie weergegeven. Daarop is te zien dat de bestemming 'Natuur' naadloos aansluit bij de andere natuurbestemmingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0006.jpg"

Figuur 6: Nieuwe totale planologische situatie.

Hoofdstuk 3 Wetgeving en beleid

3.1 Inleiding

Voor de Natura 2000-opgave is veel wetgeving en beleid van toepassing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wetgeving en beleid op het gebied van natuur en water, omdat deze aspecten de meeste invloed hebben op de opgave. Voor de overige wetgeving en beleid op het gebied van milieu MER, bodemkwaliteit, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en klimaat, Wet ammoniak en veehouderij, archeologie, cultuurhistorie, landschap/ruimtelijke kwaliteit en explosieven wordt verwezen naar Hoofdstuk 4.

3.2 Europese wetgeving en beleid

3.2.1 Vogel- en habitatrichtlijnen

Om de biodiversiteit in Europa te behouden en te vergroten is op Europees niveau beleid opgesteld. De belangrijkste daarvan zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn.

De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle wilde vogels en hun belangrijkste habitats in de hele EU te beschermen. De richtlijn verplicht de lidstaten bovendien tot de bescherming van gebieden die uitermate belangrijk zijn voor alle trekvogelsoorten en meer dan 190 bijzonder bedreigde soorten. De Habitatrichtlijn is vergelijkbaar met de Vogelrichtlijn maar heeft betrekking op een veel groter aantal zeldzame, bedreigde of inheemse soorten, inclusief meer dan duizend dieren- en plantensoorten.

Naast de bescherming van specifieke flora en fauna, hebben de Vogel- en Habitatrichtlijn eveneens als doel om de leefgebieden van deze soorten te behouden, te herstellen of uit te breiden. Dit wordt beoogd door de aanwijzing van beschermde gebieden, die samen het Europees ecologisch netwerk van beschermde natuurgebieden vormen: Natura 2000. Binnen dit Europees netwerk komen natuurgebieden voor waarin belangrijke flora en fauna aanwezig zijn, gezien vanuit een Europees perspectief. Met de aanwijzing van Natura 2000 gebieden kunnen flora en fauna duurzaam beschermd worden (www). Binnen de provincie Overijssel gaat het om 24 Natura 2000-gebieden, waaronder Landgoederen Oldenzaal waar het perceel in dit PIP onder valt.

3.2.2 Kaderrichtlijn Water

Naast internationale afspraken over natuur is ook het Europese beleid voor de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater van belang voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. Deze afspraken zijn vastgesteld in de Kaderrichtlijn Water (KRW). Sinds eind 2000 zorgt de KRW voor een goede kwaliteit van oppervlakte- en grondwater. Om dit te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen. Enerzijds om de kwaliteit van de 'eigen' wateren op peil te brengen, anderzijds om ervoor te zorgen dat andere landen geen last meer hebben van de verontreinigingen die hun buurlanden veroorzaken. De KRW beschermt alle grote wateren: rivieren, meren, kustwateren en grondwateren.

Een goede kwaliteit van oppervlakte- en grondwater draagt bij aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden, waaronder die in de provincie Overijssel. Naast een goede kwaliteit wordt met de KRW ook verdroging tegengegaan. Verdroging kan in natuurgebieden de kwaliteit aantasten en bodemdaling, bijvoorbeeld in veengebieden, veroorzaken.

3.2.3 Conclusie

De doelstellingen die met het voorliggende bestemmingsplan moeten worden gehaald, staan niet op gespannen voet met het hier van toepassing zijnde Europees beleid.

3.3 Nationale wetgeving en beleid

3.3.1 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming is per 1 januari 2017 in werking getreden. In deze wet zijn de oude Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet opgenomen. De wet voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht.

In de wet worden 945 soorten actief beschermd (planten en dieren). Alles wat schadelijk is voor beschermde soorten, is verboden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plukken van bepaalde planten en het verstoren, verjagen of doden van dieren. In bepaalde situaties mag dit wel, maar daarvoor is dan een ontheffing of vrijstelling nodig. De Flora- en faunawet gaat daarmee uit van het 'nee, tenzij' principe.

Ten behoeve van gebiedsbescherming geldt dat voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor beschermde natuur een vergunning nodig is. De wet vormt de wettelijke basis voor de aanwijzing van alle Natura 2000-gebieden en het opstellen van Natura 2000-beheerplannen. Het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" is op 25 april 2013 door de staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken aangewezen als Natura 2000-gebied.

In het voorjaar van 2018 is voor een aantal Natura 2000-gebieden een ontwerpwijzigingsbesluit genomen. Het betreft een correctie op de oorspronkelijke aanwijzingsbesluiten en heeft betrekking op 15 Natura 2000-gebieden in Overijssel. Het "Boetelerveld" valt hier niet onder.

Bossen worden in de Wet natuurbescherming beschermd, met name de oppervlakte. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan moet dit op een andere locatie plaats vinden (compensatie). Dit geldt ook bij het rooien en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Voor bos dat gekapt wordt ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden geldt geen herplantplicht. Wel kan er een meldingsplicht gelden of een kapvergunning nodig zijn voor de kap van bomen.

3.3.2 (voormalig) Programma Aanpak Stikstof

Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) was in 2015 in werking getreden. Het PAS bestond uit twee pijlers die samen zorgen voor het realiseren van de Natura 2000-doelen en ruimte creëert voor economische ontwikkelingen. De eerste pijler betreft de maatregelen om de stikstofemissie te verminderen zodat de stikstofdepositie daalt. Dit is voornamelijk een verantwoordelijkheid van het Rijk. De tweede pijler richt zich op maatregelen die natuurgebieden minder gevoelig maken voor de uitstoot van stikstof. Dat gebeurt door de kwaliteit en omvang van de natuurgebieden actief te verbeteren. Hiervoor zijn PAS-gebiedsanalyses opgesteld, waarin de huidige en gewenste toekomstige situatie van de Natura 2000-gebieden zijn beschreven en waarin is aangegeven met welke maatregelen deze toekomstige situatie behaald kan worden. Deze maatregelen worden vooral door provincies uitgewerkt. De provincie Overijssel heeft de uitwerking en realisatie van de maatregelen ondergebracht in de Ontwikkelopgave Natura 2000.Een deel van de stikstofdepositie die door het nemen van maatregelen zou worden gecreëerd kon volgens het PAS op voorhand worden gebruikt voor het verlenen van Omgevings- en Wnb-vergunningen voor ontwikkelingen. Het Europees Hof heeft op verzoek van de Raad van State op 19 januari 2019 een prejudicieel advies over het PAS uitgebracht waarin gesteld werd dat dit niet mocht. Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State naar aanleiding daarvan een uitspraak gedaan over het PAS. Deze uitspraak laat het doel van de twee pijlers ongemoeid, de uitvoering van de natuurmaatregelen en het verlagen van de stikstofuitstoot is nog steeds nodig. Het vergeven van ontwikkelruimte voordat onomstotelijk vaststaat dat de natuurmaatregelen gerealiseerd worden én tot positief effect zouden leiden is door de uitspraak onmogelijk geworden.

3.3.3 Beheerplannen Natura 2000

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn in Nederland vertaald in de Wet natuurbescherming. Op basis van deze wet moeten het Rijk en/of de provincies voor alle Natura 2000-gebieden een beheerplan vaststellen. In deze beheerplannen wordt ingegaan op de huidige situatie van de gebieden en de beoogde instandhoudingsdoelstellingen. De PAS-gebiedsanalyses zijn opgenomen in de beheerplannen. Naast de stikstofgerelateerde PAS-maatregelen zijn er ook andere maatregelen die genomen moeten worden voor de realisatie van de instandhoudingdoelstellingen. Deze maatregelen zijn ook opgenomen in de beheerplannen en moeten binnen zes jaar na vaststelling van de beheerplannen uitgevoerd zijn. Het beheerplan voor het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" is in werking getreden op 8 april 2016. De maatregelen voor het onderhavige gebied moeten dus voor 8 april 2022 gerealiseerd zijn en dat is gebeurd.

3.3.4 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de structuurvisie op landelijk niveau en geeft een visie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland (als de Omgevingswet in werking is getreden heet dit eenOmgevingsvisie). De NOVI biedt een perspectief om grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken, om samen het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen. De NOVI stelt vier prioriteiten. Voor de Natura 2000 opgave is met name de prioriteit '4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied’ van belang. Hierin wordt aangegeven dat het landgebruik meer in balans moet zijn met de natuurlijke systemen, dat het landschap beschermt moet worden en dat de biodiversiteit beschermt en versterkt moet worden. Natuurgebieden moeten bijvoorbeeld robuuster worden en er moeten meer maatregelen getroffen worden om de biodiversiteit te verbeteren. In sommige gebieden kan dat een aanpassing in het gebruik van landbouwgrond met zich meebrengen, in andere gevallen kan een andere bestemming van de grond aan de orde zijn.

3.3.5 Waterwet en het Nationaal Waterplan

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet bestaat uit een Waterbesluit en een Waterregeling. Hierin worden o.a. de begrenzing en de toedeling van oppervlaktewaterlichamen beschreven, de procedurele en inhoudelijke aspecten van/voor diverse beleidsstukken zoals het Nationale en Regionale Waterplan, beheerplan voor Rijkswateren en de implementatie van de KRW en de Richtlijn overstromingsrisico’s. Andere aspecten die de Waterwet regelt zijn: vergunningplicht en algemene regels voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken, het onttrekken van grondwater, voor het lozen of onttrekken van water aan oppervlaktewater, de wijze waarop een aanvraag om een watervergunning moet worden gedaan, e.d. Het Nationaal Waterplan wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegenover overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water en vormt het kader voor de regionale waterplan.

3.3.6 Omgevingswet

De nieuwe Omgevingswet is een fundamentele herziening van het omgevingsrecht. De wet zal straks onder andere 26 bestaande wetten op het gebied van onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur bundelen. Doelen van de Omgevingswet zijn:

  • de verschillende plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur beter op elkaar afstemmen;
  • duurzame projecten (zoals windmolenparken) stimuleren;
  • gemeenten, provincies en waterschappen meer ruimte geven om hun omgevingsbeleid af te stemmen op hun eigen behoeften en doelstellingen.

De maatschappelijke doelen van deze wet, zoals deze thans zijn beschreven, zijn gericht op een duurzame ontwikkeling en het in onderlinge samenhang:

  • bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en;
  • doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.

Verder biedt de wet meer ruimte voor particuliere ideeën. Dit komt doordat er meer algemene regels gelden, in plaats van gedetailleerde vergunningen. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen. Het principe bij het beoordelen van initiatieven is 'ja mits' in plaats van 'nee tenzij'.

Naar verwachting treedt de Omgevingswet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving op 1 januari 2023 in werking, maar zowel de inhoud als het tijdspad daarvan zijn (nog) onzeker.

3.3.7 Conclusie

De omzetting van Agrarisch met waarden naar Natuur is niet strijdig met het nationaal beleid.

3.4 Provinciaal beleid

3.4.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel presenteert het provinciaal belang en beleid in de fysieke leefomgeving. Hierin staan de ambities en doelstellingen voor de lange termijn. Ook is beschreven op welke wijze de provincie Overijssel haar rol in de ruimtelijke ordening vervult. Om de omgevingsvisie uit te kunnen voeren, hebben Provinciale Staten op 12 april 2017 behalve de Omgevingsvisie ook een Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsverordening bevat o.a. regels voor gemeentelijke ruimtelijke plannen, grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer (provinciale wegen en scheepvaartwegen). De Omgevingsverordening is in 2018, 2019 en 2020 geactualiseerd.

Natuurbeleid

De provinciale ambitie voor natuur is als volgt omschreven: "Inzet is het ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit als ruggengraat van Overijssel. Het NNN zien we daarin als een integrale opgave: het gaat niet alleen om het bevorderen van de biodiversiteit, maar ook om het bevorderen van de ruimtelijke continuïteit en de toegankelijkheid en beleving van de natuur. Om natuurlijke processen weer vrij spel te geven, streven we naar grote aaneengesloten en verbonden gebieden.

Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Voor initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het NNN is geen ruimte, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan (het 'nee, tenzij'-principe).

In de Uitwerkingsgebieden Ontwikkelopgave Natura 2000 neemt de provincie (herstel)maatregelen om de juiste terreincondities voor de gestelde Natura 2000-doelen te realiseren. Als bij de uitwerking van de doelen en de benodigde maatregelen blijkt dat deze alleen kunnen worden gerealiseerd door de bestemming van gebieden te veranderen, dan zullen de gebieden een passende bestemming krijgen en hiervoor ingericht worden. De overige hectares blijven agrarisch en worden uit het NNN gehaald wanneer duidelijk is dat ook na het nemen van maatregelen ten behoeve van nabijgelegen Natura 2000-gebieden landbouwkundig gebruik mogelijk is. De omvang en het tempo waarin deze bestemmingswijziging en inrichting plaats vinden zijn bepaald in de beheerplannen Natura 2000. Om de maatregelen tijdig te realiseren, worden de beschikbare instrumenten maximaal ingezet.

Waterbeleid
In de Omgevingsvisie staat de ambitie voor het regionaal waterbeheer als volgt omschreven: "Watersystemen met een goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn."

Het waterbeheer in Overijssel is gericht op een goede bewoonbaarheid en bewerkbaarheid van het land door het bieden van bescherming tegen overstroming, wateroverlast en (perioden van) droogte én het in stand houden of creëren van optimale watercondities voor functies zoals landbouw, wonen, natuur en scheepvaart.

De KRW schept basisvoorwaarden voor ecologisch goed functionerende watersystemen en vraagt speciale aandacht voor gebieden met een beschermde status. In Overijssel zijn dit onder andere de Natura 2000-gebieden. Hier geldt de KRW-basisverplichting om achteruitgang te voorkomen. In aparte beheerplannen worden door de provincie voor deze gebieden de doelen en de daarvoor benodigde maatregelen uitgewerkt.

3.4.2 Natuurbeheerplan Overijssel

In het Natuurbeheerplan zijn gebieden aanwezen waar natuur- en landschapsbeheer met subsidies uit het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) wordt gestimuleerd.

In het Natuurbeheerplan gaat het om bestaande natuurgebieden, gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt, agrarische natuur, landschapselementen en de Natura 2000-gebieden. Het Natuurbeheerplan beschrijft per (deel)gebied welke natuur- en landschapsdoelen nagestreefd worden. Ook zijn in het Natuurbeheerplan de KRW-doelen opgenomen. Daarnaast is aangegeven welke kosten de provincie financiert voor de ontwikkeling en het beheer van natuur door middel van subsidies. De basis voor het Natuurbeheerplan vormt de Index Natuur en Landschap. Deze index is een landelijke uniforme en sterk gestandaardiseerde "natuurtaal" waarin de Nederlandse natuur- en landschapselementen zijn vastgelegd. In hoofdlijnen wordt in het gebied Boetelerveld naar de ontwikkeling van de volgende typen natuur gestreefd:

3.4.3 Conclusie

De omzetting van Agrarisch met waarden naar Natuur is niet strijdig met het provinciaal beleid.

3.5 Waterschapsbeleid

3.5.1 Stroomgebiedbeheerplan

Met de invoering van de KRW is Nederland verdeeld in zeven deelstroomgebieden (Maas, Schelde, Eems, Rijn-Noord, Rijn-Midden, Rijn-Oost, Rijn-West). De provincie Overijssel ligt geheel in het deelstroomgebied Rijn-Oost. Per stroomgebied is er een stroomgebiedbeheerplan vastgesteld. Een stroomgebiedbeheerplan bevat de kaders en voornemens voor het waterbeleid.

Het stroomgebiedbeheerplan voor de periode 2016-2021, waarbinnen ook het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" is gelegen, is op 7 oktober 2015 door de volgende Waterschappen vastgesteld: Waterschap Vechtstromen, Waterschap Drents Overijsselse Delta en Waterschap Rijn en IJssel. De maatregelen voor gunstige watercondities in Natura 2000-gebieden zijn opgenomen in de factsheets van het meest relevante KRW-waterlichaam en in het maatregelprogramma bij de stroomgebiedbeheerplannen.

Een stroomgebiedbeheerplan wijkt qua systematiek, begrenzing en juridische verankering af van het Natura 2000-beheerplan. Indien er voor het Natura 2000-gebied strengere waterkwaliteitsvereisten gelden dan in het stroomgebiedbeheerplan is opgenomen, dan gaan de Natura 2000-eisen voor. Een belangrijk onderdeel van de Natura 2000-eisen is hydrologisch herstel rond de Natura 2000-gebieden, omdat daarmee de gevoeligheid van die natuur voor stikstofdepositie kleiner wordt. In het stroomgebiedbeheerplan is aangegeven dat het Waterschap voor de maatregelen in het kader van Natura 2000 het spoor volgt van de Natura 2000-beheerplannen.

3.5.2 Waterbeheerplan

Waterschappen hebben speciale taken voor water, namelijk het zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, het zorgen voor een functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. In het Waterbeheerplan beschrijft het waterschap op welke wijze hier invulling aan wordt gegeven en komen in hoofdlijnen de hiervoor benodigde maatregelen aan de orde.

De toenmalige waterschappen Vechtstromen, Reest en Wieden, Groot Salland en Rijn en IJssel hebben gezamenlijk het Waterbeheerplan 2016-2021 opgesteld. Hierin staat dat de waterschappen voor de Natura 2000-gebieden de GGOR-maatregelen bepalen, als onderdeel van het door de provincies geregisseerde gebiedsproces. GGOR staat voor Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime. GGOR-maatregelen zijn hydrologische maatregelen op inrichtingsniveau, die zich richten op de inrichting van de waterhuishouding in een gebied, mede rekening houdend met de eisen die de ecologie aan een oppervlaktewater stelt. Hierbij zijn uiteraard de omliggende landbouwgebieden nauw betrokken, want voor een optimale landbouw zijn goede watercondities nodig. Tevens is aandacht besteed aan de verdroging van natuurgebieden.

In de afgelopen periode hebben de waterschappen voor de Natura 2000-gebieden de GGOR-maatregelen bepaald t.b.v. het opstellen van de inrichtingsplannen. De uitvoering van deze maatregelen vindt de komende jaren plaats, onder de voorwaarden dat:

  • het provinciale beheerplan voor het betreffende gebied definitief is vastgesteld;
  • er geen obstakels zijn in de grondverwerving en ruimtelijke procedures;
  • er afspraken zijn tussen provincie en het waterschap over de financiering van de maatregelen.

Er is uitvoering gegeven aan de bestuurlijk vastgestelde hydrologische maatregelen voor de Natura 2000-gebieden.

3.5.3 Keur Waterschap

Waterschappen stellen een Keur vast. Dit is een verordening met regels voor waterkeringen, watergangen en waterstaatswerken. Voor (bouw)werkzaamheden in de nabijheid van een oppervlaktewater of een dijk is een keurvergunning of keurontheffing van het waterschap nodig. Het waterschap onderzoekt hoe en wat de nadelige gevolgen zijn voor het water of voor de dijken. Zijn de gevolgen acceptabel, dan wordt onder strikte voorwaarden een vergunning of ontheffing afgegeven. Voor sommige werkzaamheden zijn algemene regels beschikbaar. Als aan deze regels wordt voldaan, is er geen vergunning of ontheffing nodig, waarbij de werkzaamheden wel bij het waterschap moeten worden gemeld.

In het gebied waar de waterbeheerder de (bestaande) natuurdoelen ondersteunt ligt de verantwoordelijkheid van het watersysteem bij het waterschap en is vastgelegd in de Keur.

3.5.4 Conclusie

De omzetting van Agrarisch met waarden naar Natuur is niet strijdig met het waterschapsbeleid

3.6 Gemeentelijk beleid

3.6.1 Omgevingsvisie "Natuurlijk Avontuurlijk"

De gemeente Hellendoorn heeft in 2014 de omgevingsvisie "Natuurlijk Avontuurlijk" vastgesteld. Dit document bevat een brede visie op de toekomst en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen.

De visie bestaat uit drie onderdelen, namelijk:

  • De Identiteitskaart is gericht op gebiedskwaliteiten en -versterking. Het gaat niet om welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn maar meer binnen welke identiteit een bepaalde ontwikkeling moet worden uitgewerkt en/of vormgegeven;
  • De Contextkaart geeft de functionele opgave weer vanuit wonen, werken natuur en verkeer;
  • De kernvisie geeft aan op welke ontwikkeling en/of dwarsverbanden en wisselwerking de focus ligt.

Het Hellendoornse gedeelte van het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" valt binnen de identiteit "Rond Boeren", of te wel het agrarisch gebruikte deel van het buitengebied. De context is EHS (thans NNN), waarvoor geldt dat de natuur voorrang heeft en wordt beschermd.

3.6.2 Conclusie

De omzetting van Agrarisch met waarden naar Natuur is niet strijdig met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Overige ruimtelijke beleidsaspecten

4.1 Inleiding

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden nagegaan of dat plan uitvoerbaar is, onder andere gelet op omgevingsaspecten zoals milieu, water, ecologie en archeologie. Voor deze onderwerpen is specifiek beleid en regelgeving vastgesteld, in diverse wetten en regelingen. In dit hoofdstuk wordt het beschreven plan uit Hoofdstuk 2 getoetst aan deze aspecten.

Bij dat alles past de volgende aantekening. Zoals eerder in deze toelichting omschreven, heeft het voorliggende inpassingsplan betrekking op het vertalen van de maatregelen uit het inrichtingsplan. Deze maatregelen hebben alle betrekking op het realiseren van specifieke natuurdoelstellingen. Daarmee worden geen nieuwe milieugevoelige functies toegevoegd, hetgeen betekent dat milieuaspecten slechts in beperkte mate aan de orde zijn.

4.2 Milieu

4.2.1 MER

Voor alle uit te voeren activiteiten in een gebied moet worden getoetst of deze activiteiten significante negatieve effecten kunnen hebben op het milieu en of daarvoor een m.e.r.(beoordelings)plicht geldt.
In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) is de m.e.r.-procedure geregeld. In het Besluit m.e.r. zijn m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten opgenomen in bijlagen C en D van het Besluit m.e.r.. Hierbij zijn drempelwaarden genoemd, waaraan getoetst moet worden om te beoordelen of er sprake is van een m.e.r.-plicht, een m.e.r.-beoordelingsplicht of een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Onderstaande afbeelding geeft dit weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0007.jpg"

Figuur 7: www.infomil.nl

Naast artikel 7.2 (beschreven activiteiten) moet er op grond van artikel 7.2a Wm ook een m.e.r.-procedure doorlopen worden bij de voorbereiding van een plan waarvoor op grond van artikel 2.7 Wet natuurbescherming (Wnb) een passende beoordeling moet worden gemaakt. Dat is het geval wanneer activiteiten die in het plan zijn opgenomen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, kunnen leiden tot significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied. Artikel 2.7 Wnb maakt ook duidelijk dat er geen verplichting geldt om een passende beoordeling te maken, wanneer het gaat om plannen die verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Zowel algemene beheermaatregelen gericht op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen (eventueel voorgeschreven in een beheerplan), als specifieke PAS-maatregelen (eventueel beschreven in een PAS-gebiedsanalyse), kunnen als beheermaatregelen worden gekwalificeerd.

Op grond van artikel 7.6 Wm kunnen in een provinciale milieuverordening extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen worden die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Dit is niet gebeurt in de provinciale milieuverordening (onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening). Om deze reden wordt hier niet verder op ingegaan in deze paragraaf.

M.e.r.-beoordeling voor dit plan

De maatregelen binnen dit plan leiden niet tot een m.e.r.-plicht, omdat de enige verandering is dat het reguliere agrarische graslandbeheer wordt gewijzigd in natuurlijk graslandbeheer N12.02 Kruiden en faunarijk grasland.

Conclusie

Er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht voor dit plan.

4.2.2 Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij functiewijziging te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functie. De Wet bodembescherming is daarbij het toetsingskader.

Conclusie: Bodemkwaliteit i.r.t. dit perceel

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan, omdat er geen ontgraving is voorzien. Er si alleen sprake van wijziging in beheer.

4.2.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder is een geluidszone van kracht rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken’, rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en rond spoorwegen. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones is akoestisch onderzoek nodig om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Het gaat daarbij om geluidgevoelige bestemmingen als woningen, scholen en ziekenhuizen.

Een andere wet waarin de beperking van geluidhinder een rol speelt is de Luchtvaartwet. Deze wet regelt de vaststelling van grenswaarden voor luchtvaarthavens.

Conclusie: Geluid i.r.t. dit perceel

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen en nieuwe geluidproducerende bestemmingen zoals bedrijven en hoofdinfrastructuur mogelijk gemaakt. Het aspect geluid hoeft dan ook niet te worden onderzocht.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving als gevolg van gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen.

De wetgeving over ‘externe veiligheid’ zorgt ervoor dat de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot wordt gesteld. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De normen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.

Conclusie: Externe veiligheid i.r.t. dit perceel

Voor dit bestemmingsplan is inzicht verkregen in aanwezige risicobronnen en risico-ontvangers op basis van de risicokaart (www.risicokaart.nl), voor zowel in als buiten het plangebied. Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen in of nabij het plangebied gelegen zijn. Tevens zijn er geen (water)wegen, spoorlijnen of hoogspannings- of buisleidingen aanwezig binnen of nabij het plangebied die zorgen voor risico’s op het gebied van externe veiligheid. Het voorliggende plan voorziet daarnaast niet in de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten. Er zijn geen beperkingen aanwezig ten aanzien van de realisatie van het plan. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.2.5 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit geldt hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Hierin staan de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit. Voor de ruimtelijke ordening zijn met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) belang. Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Conclusie: Luchtkwaliteit i.r.t. dit perceel

De in dit bestemmingsplan voorgestane maatregelen zijn perceelsgebonden en zullen geen zodanige nieuwe luchtverontreiniging toevoegen, dat daardoor grenswaarden worden overschreden. Het besluit en de regeling 'niet in betekende mate' is op dit bestemmingsplan zodoende van toepassing. Er is geen nader luchtkwaliteitsonderzoek nodig.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.2.6 Duurzaamheid en klimaat

Klimaatadaptie heeft in het landelijke beleid een flinke impuls gekregen. Het Deltaprogramma 2018 bevat een Deltaplan Ruimtelijke Adaptie: een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat de aanpak van wateroverlast, hittestress en droogte versnelt en intensiveert. Daarnaast zijn er in de nabije toekomst diverse ontwikkelingen zoals het stimuleren van de bewustwording in relatie tot klimaatadaptatie, de invoering van de Klimaatwet en de invoering van de Omgevingswet.

Conclusie: Duurzaamheid en klimaat i.r.t. dit perceel

De realisatie van de maatregel N12.02 leidt ertoe dat het perceel niet of nauwelijks nog bemest wordt. Het risico op eutrofiëring naar het Boeterlveld wordt daarmee beperkt. De realisatie van de maatregel draagt in beperkte mate bij aan het verbeteren van de klimaatbestendigheid van het Natura 2000-gebied 'Boetelerveld'.

4.2.7 Wet ammoniak en veehouderij

De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is bedoeld om de ammoniakuitstoot in heel Nederland terug te dringen. Binnen zeer kwetsbare gebieden en in een zone van 250 meter daaromheen gelden aanvullende ammoniakregels om de ammoniakdepositie op die gebieden te verminderen. Vestiging van nieuwe veehouderijen is hier niet meer mogelijk. Bestaande veehouderijen hebben slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden tot een voor deze veehouderijen vastgelegd emissieplafond.

Conclusie: Duurzaamheid en klimaat i.r.t. dit perceel

Het perceel uit dit bestemmingsplan krijgt een natuurbestemming. De maatregelen op dit perceel dragen bij aan de bescherming van de zeer kwetsbare gebieden en geven die gebieden de mogelijkheid zich te herstellen.

4.2.8 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan levert geen knelpunten op met betrekking tot de diverse aspecten op het gebied van het milieu.

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in een PIP een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding. Dit betekent dat effecten van nieuwe ontwikkelingen op de waterhuishouding inzichtelijk moeten worden gemaakt. Daarnaast is sinds 2003 de Watertoets wettelijk verplicht om op te nemen in ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om negatieve effecten (zoals bijvoorbeeld wateroverlast, achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, e.d.) te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Deze waterparagraaf is de watertoets voor onderhavig bestemmingsplan. Het relevante waterbeleid is beschreven in Hoofdstuk 3 en wordt daarom hieronder niet herhaald.

4.3.2 Watertoetsproces

Het waterschap Vechtstromen is intensief betrokken geweest in het gebiedsproces bij het uitwerken van de benodigde maatregelen. De maatregelen zijn beschreven in Hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan zal tijdens ter inzagelegging ter beoordeling worden voorgelegd aan het waterschap. De reacties van het waterschap zijn PM.

4.3.3 Water

In deze waterparagraaf zijn de keuzes die zijn gemaakt ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd. Binnen het PIP wordt geen nieuwe verharding gerealiseerd, er is geen sprake van toename van het verharde oppervlak. Een planomschrijving is te vinden in Hoofdstuk 2.

Uit de digitale watertoets (zie bijlage 1) blijkt dat het waterschap geen belang heeft bij de procedure.

4.3.4 Conclusie

Door deze maatregel treedt er geen nadelige effect op voor het landbouwkundig gebruik van aanliggende landbouwpercelen.

Negatieve effecten/schade voor eigenaren worden in voorkomende gevallen gecompenseerd op basis van de 'Beleidsregels nadeelcompensatie Ontwikkelopgave Natura 2000 Overijssel 2017'.

4.4 Ecologie

4.4.1 Wettelijk kader en beleidskader

Dit bestemmingsplan voorziet in de planologisch-juridische regeling voor één perceel, waarbij het beheer wordt gewijzigd naar natuurbeheer. Ecologie is daarmee geen zwaar meewegend omgevingsaspect en hoeft niet onderzocht te worden.

Voor de geldende wet- en regelgeving omtrent het aspect natuur wordt verwezen naar Hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan.

4.4.2 Ecologie

Voor het PIP 'Boetelerveld' is een adviesrapport opgesteld waarbij een toets heeft plaats gevonden aan de Wet natuurbescherming. De bestemmingswijziging heeft geen nadelige gevolgen voor ecologische waarden.

4.4.3 Conclusie

Voor de functieverandering geldt geen vergunningplicht voor het onderdeel Gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming, omdat de maatregel het omzetten naar natuurbeheer betreft. Voor het onderdeel Soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd, eveneens omdat de maatregel wordt genomen ten behoeve van natuurontwikkeling.

4.5 Cultuurhistorie, landschap en ruimtelijke kwaliteit

4.5.1 Beleidskader

De Provinciale Omgevingsvisie bevat drie leidende principes of 'rode draden'. Eén daarvan is ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie.

Nieuwe ruimtelijke opgaven dienen verbonden te worden met bestaande gebiedskenmerken. Die spelen namelijk een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Gebiedskenmerken zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Terugkerende elementen zijn beleefbaarheid, toegankelijkheid, zichtbaarheid, bruikbaarheid, en cultuurhistorische waarden van landschap en bebouwing (structuren).

Een catalogus met gebiedskenmerken is als onderdeel bij de verordening opgenomen. In nieuwe ruimtelijke plannen moet onderbouwd worden dat de nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

De provincie Overijssel heeft een 'Gebiedsscan ruimtelijke kwaliteit ' opgesteld die randvoorwaarden en inspiratie geeft voor de ontwikkelopgave Natura 2000 'Boetelerveld'. De gebiedsscan vormt geen nieuw beleid, maar kan gezien worden als een samenvatting van de Catalogus Gebiedskenmerken.

De vele cultuurhistorische waarden geven in het buitengebied van Hellendoorn de identiteit en het karakter van het gebied aan. De waarden zijn vertaald in het bestemmingsplannen ”Buitengebied” van de gemeente Hellendoorn.

4.5.2 Conclusie

De omzetting van reguliere agrarische grond naar N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland heeft geen effecten op cultuurhistorie, landschap of ruimtelijke kwaliteit.

4.6 Explosieven

4.6.1 Beleidskader

4.6.2 Explosieven en het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" e.o.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een functieverandering. Diepe graafwerkzaamheden vinden niet plaats.

Uit informatie van de gemeente Raalte is gebleken dat het gebied (in en rond het) Boetelerveld niet verdacht is als het gaat om niet-gesprongen explosieven. Een zone rond de spoorlijn is wel verdacht; deze bevindt zich echter op ruime afstand van het plangebied (800 meter).

4.6.3 Conclusie

Gelet op de aard van de inrichtingswerkzaamheden en het feit dat het Boetelerveld als niet verdacht wordt aangemerkt, kan onderzoek naar niet-gesprongen explosieven achterwege blijven. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In het PIP Boetelerveld is het volgende artikel opgenomen:

Artikel 14 Overige regels

Bevoegdheidsverklaring artikel 3.26 lid 5 Wro

De gemeenteraden van Hellendoorn en Raalte zijn bevoegd bestemmingsplannen vast te stellen voor gronden of delen van gronden van dit plan onder de voorwaarden dat:

  • a. de uitvoering van maatregelen zoals beschreven in Bijlage 1 Inrichtingsplan is gerealiseerd, dan wel op een andere wijze wordt gewaarborgd dat zicht bestaat op realisatie van de genoemde maatregelen;
  • b. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" zoals in dit inpassingsplan geregeld ook in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd blijven.

Nu het Inrichtingsplan is gerealiseerd is de gemeente Hellendoorn op basis van dit artikel bevoegd het perceel voor dit perceel te herzien.

5.1 Standaarden en opbouw

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Aan alle gronden worden ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening bestemmingen toegewezen. Aan deze bestemmingen worden regels gekoppeld omtrent het gebruik van de gronden en van de zich daarop bevindende opstallen. Naast de (enkel)bestemmingen kunnen ook dubbelbestemmingen voorkomen. Deze overlappen de 'gewone' bestemmingen en geven eigen regels, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. Bij bestemmingen kunnen aanduidingen voorkomen met als doel bepaalde zaken nader of specifieker te regelen.

De (dubbel)bestemmingen en de aanduidingen staan ook op de verbeelding en worden beschreven in dit bestemmingsplan.

SVBP 2012

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan en voldoet aan de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). In deze standaard staan normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding. Het Besluit ruimtelijke ordening stelt de SVBP verplicht als standaard systematiek. Op deze manier is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen gewaarborgd. De SVBP heeft geen betrekking op de toelichting van het plan en ook niet op de inhoud.

Naast een digitale versie kan er ook een papieren versie van het bestemmingsplan gebruikt worden. Indien er verschillen zijn tussen de digitale en analoge versie is de digitale versie leidend.

Opbouw regels

De regels kennen een vaste volgorde en indeling.


Hoofdstuk 1 Inleidende regels

  • Begrippen
  • Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

  • Bestemmingen
  • Voorlopige bestemmingen
  • Uit te werken bestemmingen
  • Dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel
  • Algemene bouwregels
  • Algemene gebruiksregels
  • Algemene aanduidingsregels
  • Algemene afwijkingsregels
  • Algemene wijzigingsregels
  • Verwezenlijking in de naaste toekomst
  • Algemene procedureregels
  • Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht
  • Slotregel

Vervolgens kennen de bestemmingsregels ook een vaste opbouw:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

5.2 Toelichting op de regels

5.2.1 Inleidende regels

Voor de Begrippen en Wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012. Deze begrippen zijn aangevuld met voor het plan relevante begrippen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

De bestemming 'Natuur' is toegekend aan de gronden die in het inrichtingsplan als natuur zijn aangemerkt.

Voor deze bestemming is de regeling overgenomen uit het Provinciale bestemmingsplan 'Boetelerveld', omdat de natuurbestemming in dit plan ligt.

5.2.3 Algemene regels

In het Besluit ruimtelijke ordening staat een standaardbepaling die verplicht is voor alle bestemmingsplannen. Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat door het herhaaldelijk gebruik van dezelfde oppervlakte van gronden als berekeningsgrondslag voor de oppervlaktebepaling van met name gebouwen, er op het betreffende of het aangrenzende perceel een situatie ontstaat die in strijd is met het inpassingsplan. Door het 'overhevelen' van gronden tussen percelen, via al dan niet tijdelijke huurcontracten of eigendomsoverdrachten, zou op een van de percelen of op alle betrokken percelen uiteindelijk een bebouwde oppervlakte kunnen ontstaan die groter is dan het inpassingsplan blijkens de regels beoogt toe te staan.

artikel 5 Algemene gebruiksregels

De regels bevatten een algemene afwijkingsbevoegdheid om een aantal nodige zaken en ondergeschikte afwijkingen mogelijk te maken, zoals het met maximaal 10% afwijken van de voorgeschreven maatvoering.

5.3 Toelichting op de verbeelding

5.3.1 Enkelbestemmingen

Het plan kent één enkelbestemming Natuur. Deze sluit aan bij deze bestemming uit het Provinciaal inpassingsplan Boeterlerveld, omdat het perceel daar nu ook deel vanuit maakt.

5.3.2 Dubbelbestemmingen

Het bestemmingsplan kent geen dubbelbestemmingen, ondanks dat in het Provinciaal inpassingsplan "Boetelerveld" dat wel het geval was. De dubbelbestemming 'Leiding - Water' was overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2009, maar uit overleg met de gemeente Hellendoorn bleek dat die onjuist was opgenomen en daardoor niet aansloot op dezelfde bestemming in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Raalte; op Figuur is dat zichtbaar. Per saldo bleek er een strook van 0,38 m als beschermingszone binnen het plangebied lag en dat slechts in de bermsloot waar de plangrens binnendoor loopt. Daarom is in overleg met de gemeente Hellendoorn besloten de dubbelbestemming niet in dit bestemmingsplan op te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUEEKWIELENSWEG-VG01_0008.jpg"

Figuur 8: Planologische regeling bij gemeentegrens (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Juridische uitvoerbaarheid

6.1.1 Aanpassen beheerplan

De maatregelen voor het behalen van de Natura 2000-doelen staan beschreven in de Natura 2000-beheerplannen.

Tijdens het gebiedsproces van het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" zijn deze maatregelen onderzocht op nut en noodzaak en verder geconcretiseerd. Met in achtneming van de gebiedsanalyse en de noodzakelijke maatregelen ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen die van toepassing zijn op het betreffende Natura 2000-gebied wordt niet verder gegaan dan datgene wat minimaal nodig is.

Het inrichtingsplan wordt te zijner tijd verwerkt in het nieuwe beheerplan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

6.2.1 Grondexploitatie

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt in artikel 6.12 dat samen met het inpassingsplan ook een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Dat hoeft niet als er geen sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

In dit inpassingsplan is geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan is derhalve niet vereist.

6.2.2 Grondverwerving

De Natura 2000-beheerplannen hebben grote invloed op het provinciale grondbeleid. Het maatregelenpakket om de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden te realiseren kan tot gevolg hebben dat de functie van de gronden verandert.

De Nota Grondbeleid 2018 van de provincie Overijssel bevat de interventieladder. Dit is de verwervingsstrategie voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. Kort samengevat gaat de ladder uit van zelfrealisatie door grondeigenaren tot inzet van ruilgronden of aankoop van gronden en als laatste stap onteigening.

Voor het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" wordt de interventieladder doorlopen om de maatregelen uit te kunnen voeren.

Aangezien de eigenaar zelf heeft gevraagd de bestemming 'Natuur' toe te kennen en is er sprake van zelfrealisatie.

6.2.3 Financiering

Provinciale Staten van Overijssel hebben 23 april 2014 (nr. PS/2014/62) budget ter hoogte van € 785 miljoen beschikbaar gesteld voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. De financiële haalbaarheid is onderbouwd in het statenvoorstel. Uit deze onderbouwing blijkt dat de opgaven haalbaar zijn met de begrote budgetten. In de programma-administratie zal per gebied en per deelgebied het begrote budget worden aangegeven. Daarnaast zijn in het statenvoorstel spelregels opgenomen om een verantwoorde besteding van het geld te garanderen. Tevens kunnen Gedeputeerde Staten flexibel omgaan met budgetten - zoals het verevenen van de gebieden - zo lang zij binnen het totale budget blijven.

Voor het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" is in opdracht van de 'Samen werkt beter'-partners een verkenning opgesteld. Dit is een programma van eisen voor de ontwikkelopgave voor het betreffende Natura 2000-gebied.

Voor de proces- en plankosten inclusief het verwerven, inrichten en beheren van de gronden zijn voldoende gelden gereserveerd

6.2.4 Monitoring, toezicht en handhaving

Dit inpassingsplan richt zich op het herstel, behoud en ontwikkeling van de Natura 2000-gebied en bijbehorende instandhoudingsdoelstellingen. Echter, de ontwikkeling van natuur is grillig en afhankelijk van (veranderende) situaties ter plaatse. Met monitoring wordt gevolgd of de instandhoudingsmaatregelen het gewenste resultaat opleveren en of veranderingen in het gebied of het gebruik in en om het gebied effect hebben op het realiseren van de doelen.

Er zijn verschillende meetnetten die de benodigde informatie leveren. Voor de KRW en (beleids)doelen van de Waterschappen worden de waterkwaliteit en -kwantiteit gemonitord. De grondwaterkwaliteit en -kwantiteit worden gemonitord onder regie van de provincie (het Meetnet Verdroging). Daarnaast zijn er nog twee voor Natura 2000 belangrijke meetnetten over natuurkwaliteit: het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) en de monitoring in het kader van Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). De meetnetten zijn zo vormgegeven dat deze informatie opleveren die gebruikt kan worden voor het beantwoorden van verschillende vragen en ten behoeve van verschillende monitoringsvereisten.

De uit de monitoring volgende informatie wordt gebruikt bij het opstellen van het Natura 2000-beheerplan voor de daaropvolgende beheerplanperiode en voor de door het Rijk aan de Europese Commissie te leveren natuurrapportage. De informatie is ook van belang voor vergunningverlening, handhaving en beheer van het Natura 2000-gebied en voor het PAS.

De provincie is verantwoordelijk voor de monitoring van de natuur binnen de Natura 2000-gebieden. De provincie maakt hiervoor afspraken met betrokken partijen over de uitvoering van de monitoring. De provincie maakt met betrokken partijen afspraken over de uitvoering van de monitoring. De uitvoering van de aspecten vegetatie, typische soorten en structuur zal veelal uitgevoerd worden door de terreinbeheerders. Waterschappen voeren veelal de monitoring van de waterkwaliteit en -kwantiteit uit. De provincie bewaakt de uitvoering van de afspraken.

6.2.4.1 Monitoring

6.2.4.1.1 SNL-monitoring

Over de manier waarop de monitoring wordt uitgevoerd zijn landelijke afspraken gemaakt. De belangrijkste is dat de Natura 2000-monitoring integraal is opgenomen in de 'Werkwijze Natuurmonitoring en -beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS' (hierna: werkwijze SNL-monitoring). In deze werkwijze wordt gedetailleerd beschreven hoe de kwaliteit van natuur moet worden gemonitord. De beschreven monitoringsmethodiek is onafhankelijk van het Natura 2000-gebied: eenzelfde habitattype wordt overal op dezelfde manier gemonitord. Deze werkwijze is te vinden op het portaal Natuur en Landschap.

Aanvullend op deze werkwijze dienen nog enkele zaken te worden meegenomen:

6.2.4.1.2 Natuurmonitoring specifiek ten behoeve van het PAS

Ten behoeve van het PAS wordt per gebied jaarlijks een gebiedsrapportage opgesteld met als doel de ontwikkeling van de stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten en de voortgang van de uitvoering van de herstelmaatregelen in beeld te brengen. De gebiedsrapportage bevat een presentatie van de stand van zaken van de natuurontwikkeling en de uitvoering van de herstelmaatregelen op gebiedsniveau, inclusief o.a.:

  • Geactualiseerde informatie over omvang en kwaliteit van de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten;
  • Verslagen van de jaarlijkse veldbezoeken (toets of de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten zich ontwikkelen volgens verwachting);
  • Proces(meet)indicatoren en de informatie die hieruit voorkomt. Procesindicatoren worden gebruikt om de voortgang van het herstelproces als gevolg van het uitvoeren van bepaalde herstelmaatregelen te volgen.

Ondanks de uitspraak van de Raad van State wordt deze natuurmonitoring nog wel uitgevoerd.

6.2.4.1.3 Gebiedsspecifieke natuurmonitoring

De monitoring t.b.v. het PAS of de SNL zal zich, naar verwachting, beperken tot periodieke herhaalde vegetatiekarteringen, de monitoring van de populaties van de VHR-soorten (Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten) en de monitoring van stikstofemissie. Dit houdt in dat voor gebiedsspecifieke monitoring een aparte monitoring geregeld moet worden. Voor het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" staat dit beschreven in hoofdstuk 8 van het beheerplan.

Er is een monitoringsplan opgesteld voor de interne monitoring en een plan voor de externe monitoring.

In het interne plan gaat het om effect op de habitats in het Boetelerveld. De monitoring is gericht op het zicht geven en houden op de voortgang van de uitvoering en effectiviteit van de bron- en herstelmaatregelen. De monitoring bestaat uit:

  • de monitoring van de relevante abiotische procesindicatoren; dit betreft de procesindicatoren grondwaterkwantiteit en - kwaliteit, bodemvocht, oppervlaktewaterkwaliteit en bodemchemie.
  • de monitoring van de habitattype/maatregel-combinaties aan de hand van permanente quadraten (PQ's) en indicatorsoorten.

Het externe monitoringsplan is opgesteld om het werkelijke effect van de uitgevoerde PAS-maatregelen op de omgeving van het Boetelerveld te kunnen meten. Het betreft vooral metingen aan grondwaterkwantiteit en -kwaliteit. Doel hiervan is om de verandering van zowel de waterstanden als de verandering van de chemie van het grond- en oppervlaktewater (nutriëntenuitspoeling) in beeld te brengen. Hierdoor kan o.a. worden bepaald of externe maatregelen ten aanzien van vernatting voldoende vergaand zijn om de vereiste grondwaterstand voor realisatie van de korte en lange termijn natuurdoelstellingen te behalen. Middels monitoring moet ook in beeld worden gebracht of de landbouw- en erfpercelen niet groter zijn dan de beschreven effecten in verband met een goede schadeafhandeling.

6.2.4.2 Toezicht en handhaving

De Wet natuurbescherming biedt het kader voor toezicht en handhaving in relatie tot de Natura 2000-beheerplannen (gebiedscontrole, naleving vergunningen etc.). Adequaat toezicht en handhaving zijn nodig voor een goede naleving en dus voor een goede uitvoering van de Wet natuurbescherming. Toezicht en handhaving zien toe op de controle op de naleving van vergunningen en op het opsporen van en optreden (in het veld) tegen overtredingen van een aantal artikelen van de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming biedt het bevoegd gezag ook de mogelijkheid maatregelen te nemen ter voorkoming van schade aan natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Zo kan het bevoegd gezag verleende vergunningen intrekken of wijzigen als de situatie daartoe noopt. Het bevoegd gezag kan als dat nodig is ook besluiten de toegang tot een beschermd gebied te beperken.

Op basis van de landelijk ontwikkelde en vastgestelde 'Handreiking handhavingsplan Natura 2000' (IPO, 2013xiv) worden toezicht en handhaving nader uitgewerkt in toezichts- en handhavingsplannen voor de Natura 2000-beheerplannen en handhavingsuitvoeringsprogramma's. Bij het opstellen van het handhavingsplan wordt samengewerkt met de partijen die een taak hebben op dit gebied (zoals de terreinbeherende organisaties).

Gelet op bovenstaande kan geconcludeerd worden dat met behulp van monitoring, toezicht en handhaving de natuurdoelen van het Natura 2000-gebied "Boetelerveld" zullen worden gehaald.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Provinciale sturingsfilosofie

De provincie Overijssel past voor haar rol in het ruimtelijk domein een bestuursfilosofie toe die ernaar streeft om maatschappelijke resultaten te boeken waar inwoners van Overijssel belang aan hechten. De sturingsfilosofie van de provincie Overijssel is kort samen te vatten als 'resultaat door partnerschap'. De provincie vormt vitale coalities met de partners en netwerken waarin verschillende partners gezamenlijk in actie komen om maatschappelijk resultaat te boeken.

Hoofdlijnen van deze sturingsfilosofie zijn:

  • Complexe maatschappelijke uitdagingen integraal en samen met publieke, private en maatschappelijke partners in vitale coalities aanpakken;
  • Ruimte voor bestuurlijke partners om op het meest geëigende schaalniveau op eigen gezag te handelen;
  • Eenvoudige en heldere regels.

Gebiedsprocessen

In het kader van deze sturingsfilosofie is Samen Werkt Beter in het leven geroepen. In Hoofdstuk 1 is ingegaan op Samen Werkt Beter en het bijbehorende proces.

Keuze ruimtelijk instrument

In de provinciale sturingsfilosofie is ook beschreven op welke momenten de provincie Overijssel (selectief) gebruik maakt van het ruimtelijke instrument 'inpassingsplan'. Dit instrument kan de provincie Overijssel in de volgende situaties inzetten:

  • Als er sprake is van provinciaal belang, en;
  • Als er uit overleg blijkt dat de gemeente niet bereid is om een bestemmingsplan vast te stellen of hiertoe niet (tijdig) overgaat, of;
  • Als de gemeente aan de provincie vraagt om een inpassingsplan vast te stellen.

In dit geval is in overleg met de gemeente Hellendoorn afgesproken dat de gemeente voor de herziening van het Provinciale inpassingplan zelf de herzieningsprocedure wil doorlopen, wat op basis van artikel 14 van het Provinciaal inpassingsplan "Boetelerveld" is toegestaan.

6.3.2 Procedure bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 17 december 2022 tot en met 28 januari 2023 digitaal ter inzage gelegen. Tijdens deze periode bestond de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen door eenieder. In deze periode werden ook de 3.1.1. Bro partners om advies gevraagd.

Gedurende de inzagetermijn zijn er PM zienswijzen binnengekomen.

Dit definitieve bestemmingsplan zal ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.

Na vaststelling van het definitieve bestemmingsplan zal het plan voor zes weken ter inzage liggen. In deze periode kan een ieder beroep en/of een voorlopige voorziening bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zal vervolgens een uitspraak doen op het beroep en/of de voorlopige voorziening.

Bijlagen bij toelichting