direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijziging Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Broekdijk 56 Bruchterveld
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.WBP0026-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel Broekdijk 56 te Bruchterveld. Momenteel is dit perceel bestemd als bedrijf. Op het erf bevinden zich een woonhuis en een bijgebouw. Op het perceel is geen bedrijf gevestigd en de initiatiefnemer heeft het voornemen om het perceel te gebruiken als woonerf. Het is daarom gewenst de bedrijfsbestemming te wijzigen naar wonen met de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 10.6.1. van het geldende bestemmingsplan ''Buitengebied Hardenberg''

Voorliggend wijzigingsplan geeft invulling aan voorgenoemde wijzigingsbevoegdheid en toont aan dat de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan. Tevens zal worden aangetoond dat de wijziging van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming in overeenstemming is met een 'goede ruimtelijke ordening'.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het perceel bevindt zich aan Broekdijk 56 te Bruchterveld, gelegen in de gemeente Hardenberg. Hieronder is een weergave van de ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.WBP0026-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

1.3 Vigerende plannen

Het plangebied is gelegen binnen de bestemmingsplannen '' Buitengebied Hardenberg'' en ''Buitengebied Hardenberg, herziening regels''. Het bestemmingsplan ''Buitengebied Hardenberg'' is door de gemeenteraad van Hardenberg gewijzigd vastgesteld op 2 december 2014. Op 26 september 2016 is het bestemmingsplan ''Buitengebied Harenberg, herziening regels'' vastgesteld.

Er geldt een enkelbestemming 'Bedrijf - Besloten veenontginningslandschap' en dubbelbestemming

'Waarde - Archeologie 5', zie onderstaande afbeelding.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0160.WBP0026-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: uitsnede plankaart bestemmingsplan buitengebied Hardenberg

Het gebruik van het perceel Broekdijk 56 als woonerf is in strijd met het bestemmingsplan, omdat het perceel een bedrijfsbestemming heeft. Het geldende plan biedt een wijzigingsbevoegdheid (artikel 10.6.1) op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders de bestemming binnen het bouwvlak kunnen wijzigen naar Wonen- besloten veenontginningslandschap. Om deze wijzigingsbevoegdheid te kunnen toepassen zijn een aantal voorwaarden van toepassing die in paragraaf 3.4 nader worden onderbouwd.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige en gewenste situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente Hardenberg toegelicht. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige en gewenste situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is een rechthoekig perceel aan de Broekdijk, met opgaande begroeiing rondom. Er bevinden zich twee gebouwen op het perceel. Deze gebouwen hebben een woon- en kantoorfunctie. Er is dus wel een bedrijf gevestigd, dit betreft echter een kantoor aan huis en geen grootschalig bedrijf.

Het plangebied is in de afbeelding hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.WBP0026-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de rand van Bruchterveld, een kleine kern in de gemeente Hardenberg. Rondom het perceel ligt een aantal andere woonpercelen en boerenerven. Dit bebouwingscluster ligt in een gebied met agrarische percelen met maïs en weilanden. Rondom de bebouwing staat opgaande begroeiing, de rest van de omgeving is vrij open.

2.2 Voorgaande ontwikkelingen

In een eerder bestemmingsplan (Buitengebied 1989) gold voor dit perceel al een woonbestemming. Op 26 maart 1997 is een bestemmingsplanherziening vastgesteld waarin aan het perceel een bedrijfsbestemming is toegekend. Het toendertijd gevestigde bedrijf werd hiermee gelegaliseerd. Na de vaststelling is echter door twee omwonenden beroep ingesteld bij de Raad van State tegen het plan. Dit beroep is gegrond verklaard, waarmee de herziening verviel en het perceel weer een woonbestemming kreeg. Het gevestigde bedrijf is vervolgens verhuisd naar een andere locatie.

In 2013 is er echter (abusievelijk) weer een bedrijfsbestemming aan het perceel toegekend met het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg. Hier is geen beroep tegen ingesteld en de bedrijfsbestemming is in 2014 in werking getreden. In 2016 is het perceel van eigenaar gewisseld. De nieuwe eigenaar heeft de gemeente verzocht om de bestemming te veranderen in een woonbestemming. Dit verzoek wordt door de gemeente nader uitgewerkt in dit wijzigingsplan.

2.3 Landschappelijke kenmerken

Het plangebied behoort tot het besloten veenontginningenlandschap. Dit landschap heeft de volgende kenmerken:

  • Rationele strokenverkaveling;
  • Wijkenstructuur;
  • Rechthoekige erven aan en op afstand van de weg;
  • Wegbeplanting, perceelgrensbeplanting en bosstroken.

De visie voor dit gebied is gericht op wonen, landbouw en kleinschalige bedrijvigheid.

2.4 Planbeschrijving

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming 'Bedrijf - Besloten veenontginninglandschap' gewijzigd in 'Wonen - Besloten veenontginninglandschap'. De huidige bebouwing en functie blijven gehandhaafd. Een kantoor aan huis (aan-huis-gebonden beroep) is mogelijk binnen de planregels die voor de bestemming 'Wonen - Besloten veenontginninglandschap' in bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg zijn opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig” ondertekend door de minister van Infrastructuur en Milieu. Hiermee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende bestaande beleidsnota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

In de SVIR schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Het Rijk kiest in de SVIR daarom voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen (zie afbeelding 2). Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.WBP0026-VG01_0004.png"

Afbeelding 2: De 13 nationale ruimtelijke belangen uit de SVIR.

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op één perceel. De omvang van dit plan is dermate klein dat het geen directe raakvlakken heeft met de nationale belangen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB); het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De inwerkingtreding van het Barro heeft gefaseerd plaatsgevonden. In 2011 is de eerste tranche in werking getreden, in 2012 de tweede tranche en in 2014 is het Barro gewijzigd. De regels zijn bedoeld om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en eventuele concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De inhoud van deze artikelen is gebaseerd op de nieuwe onderwerpen van het ruimtelijke beleid, die door het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn vastgesteld. Het betreft onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Deze regels hebben geen betrekking op dit plangebied.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel (2015)

De Omgevingsvisie Overijssel schetst een visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap, waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • Door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon,- werk- en mixmilieus; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • Investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein en fiets, waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

Omgevingsverordening Overijssel (2015)

De Omgevingsverordening zorgt voor de juridische borging van de Omgevingsvisie. De omgevingsverordening geeft voorschriften over de wijze waarop verschillende thema's meegenomen dienen te worden in bestemmingsplannen.

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit is één van de belangrijkste thema's. Onder het versterken van de ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Dit is juridisch verankerd in de Omgevingsverordening. De specifieke gebiedskenmerken zijn beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken, die als bijlage deel uitmaakt van de Omgevingsverordening.

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel (2017)

Op 12 april 2017 zijn de nieuwe omgevingsvisie en omgevingsverordening vastgesteld.

De omgevingsvisie en omgevingsverordening zijn een consolidatie van de eerdere omgevingsvisies en verordeningen. Deze zijn inhoudelijk nog steeds van toepassing.

3.3 Gemeentelijk beleid

In het moederplan 'Buitengebied Hardenberg' worden verschillende gemeentelijke beleidsnota's toegelicht. Het gaat dan om de volgende beleidsstukken:

  • Visienota buitengebied Hardenberg (2006);
  • Waterplan Hardenberg (2008);
  • Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2013;
  • Beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs (2006);
  • Beleid plattelandswoningen (2012);
  • Beleidsregel 'Intrekking Wet op de Openluchtrecreatie (WOR)' (2008);
  • Beleidsregel 'Mogelijkheden Bed & Breakfast - voorzieningen' (2009);
  • Beleidsplan Archeologie gemeente Hardenberg "Met het verleden stevig verankerd op de toekomst af" (2009);
  • Kadernota biodiversiteit en natuurwaardenkaart (2008);
  • Vloeivelden De Krim;
  • Welstandsnota Gemeente Hardenberg, Voor altijd mooi (2006);
  • Externe Veiligheidsvisie gemeente Hardenberg (2011);
  • Windturbines (tot maximaal 25 meter tiphoogte).

De meeste van deze stukken zijn niet direct van belang bij dit wijzigingsplan. De beleidsregel Bed and Breakfast, het beleidsplan Archeologie, de visienota buitengebied Hardenberg en de toekomstvisie Hardenberg 2013-2023 worden hieronder toegelicht.

Beleidsregel 'Mogelijkheden Bed & Breakfast - voorzieningen' (2009)

In deze beleidsregel zijn regels opgesteld voor Bed & Breakfast-voorzieningen in het buitengebied. In dit wijzigingsplan is rekening gehouden met deze beleidsregel. Bed & Breakfast - voorzieningen zijn mogelijk binnen de hoofdgebouwen en bijgebouwen van woonbestemmingen.

Beleidsplan Archeologie gemeente Hardenberg "Met het verleden stevig verankerd op de toekomst af" (2009)

Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Hardenberg met haar bodemarchief omgaat. In het beleidsplan zijn alle maatschappelijke en archeologische aspecten opgenomen en tegen elkaar afgewogen. De gemeente Hardenberg heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. De gemeente stelt met het beleidsplan:

  • de archeologische waarden- en verwachtingenkaart vast;
  • ondergrenzen vast, die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
  • een archeologische onderzoeksagenda vast en zal toekomstig archeologisch onderzoek (laten) beoordelen op basis van deze agenda;
  • de beleidskaart vast.

In het beleidsplan wordt een indeling gemaakt in de archeologische categoriën 1 tot en met 5. De gemeente heeft in het beleidsplan per archeologische categorie voorbeeldplanregels opgesteld. Dit archeologiebeleid is in dit wijzigingsplan overgenomen in dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Via een vergunningenstelsel in de dubbelbestemming is gewaarborgd dat de archeologische waarden in het plangebied in voldoende mate worden beschermd.

Visienota buitengebied Hardenberg

De gemeente Hardenberg heeft in 2006 de Visienota Buitengebied vastgesteld. In deze visie zijn de hoofddoelen van het ruimtelijk beleid van de gemeente Hardenberg voor het buitengebied verwoord:

  • het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit (de eigen identiteit);
  • ruimte scheppen voor ruimte vragendefuncties (duurzaam en efficiënt) en;
  • het vergroten van de leefbaarheid op het platteland.

Deze hoofddoelen zijn later in het proces per gebied en per thema uitgewerkt in Landschap-Identiteit-Kaarten (LIK's) en Ontwikkelingsvisies, zie afbeelding 4. In de Visienota is verder opgenomen dat de gemeente ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied wil stimuleren en dat het versterken van de ruimtelijke kwaliteit hierbij een belangrijke randvoorwaarde is. In de visienota is ruimtelijke kwaliteit gedefinieerd als 'eigen identiteit'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.WBP0026-VG01_0005.png"

Afbeelding 4: Landschapstypen uit LIK-achtergronddocument

Toekomstvisie Hardenberg 2013-2023

In de toekomstvisie 2013-2023 kiest de gemeenteraad voor het scenario 'Stevig' om de kwaliteiten van Hardenberg te benutten en te versterken. De visie is gericht op:

  • voorzieningen die samenwerken;
  • zorg, onderwijs en onderlinge hulp;
  • economische ontwikkeling vanuit een regionaal perspectief;
  • toerisme en recreatie én zorg als visitekaartje;
  • actief grondbeleid door de gemeente;
  • centralisatie van bedrijvigheid met aandacht voor de bestaande sectoren;
  • woningbouw geconcentreert in de kernen Hardenberg en Dedemsvaart;
  • de gemeente als regisseur, geen uitvoerder.

Wonen

Woningbouw wordt geconcentreerd in de kernen Hardenberg en Dedemsvaart, met speciale aandacht voor jongeren en ouderen. De gemeente vindt voorzieningen in de kernen belangrijk, waarbij betrokkenheid van inwoners en particulier initiatief uitgangspunten zijn. De gemeente is niet verantwoordelijk voor instellingen, verenigingen en clubs, maar kan een financiële bijdrage in stichtingskosten leveren.

De visie gaat verder niet in op woningen in het buitengebied. Daarnaast betreft dit een bestaande woning en geen nieuwe ontwikkeling. De toekomstvisie heeft geen betrekking op deze bestemmingsplanwijziging.

3.4 Bestemmingsplan buitengebied Hardenberg

In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

10.6.1 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen de bestemming Bedrijf - Besloten veenontginningslandschap geen bedrijf meer is gevestigd, de bestemming te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 41 (Wonen - Besloten veenontginningslandschap), met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • het bestemmingsvlak met de bestemming Bedrijf - Besloten veenontginningslandschap wordt verwijderd;
  • alle bestaande gebouwen, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Besloten veenontginningslandschap';
  • de overige gronden binnen het betreffende bestemmingsvlak worden bestemd overeenkomstig een aangrenzende bestemming;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.

Dit wijzigingsplan maakt gebruikt van deze wijzigingsbevoegdheid. Momenteel is de hoofdfunctie van het perceel wonen. Er is wel een bedrijf gevestigd, maar als nevenfunctie. Het bedrijf kan blijven bestaan als een aan-huis-gebonden beroep. De voorgenoemde bepalingen worden in acht genomen:

  • de bestemming Bedrijf - Besloten veenontginningslandschap wordt verwijderd;
  • het gehele perceel (inclusief alle bestaande gebouwen) wordt bestemd als 'Wonen - Besloten veenontginningslandschap';
  • er zijn geen overige gronden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing worden niet aangetast, dit wordt verder onderbouwd in Hoofdstuk 4;
  • de toelaatbaarheid van de wijziging wordt onderbouwd in Hoofdstuk 4;
  • er is één bedrijfswoning aanwezig, met de wijziging wordt ruimte gegeven aan één woning.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

De uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid is reeds aangetoond in het moederplan 'Buitengebied Hardenberg'. Alleen de relevante thema's worden hieronder nogmaals toegelicht.

4.1 Bodem

In het bestemmingsplan/wijzigingsplan moet gemotiveerd worden dat de bodemkwaliteit in het plangebied geschikt (of geschikt te maken) is voor de gewenste bestemmingen.

De gemeente heeft in juni 2010 de bodemkwaliteitskaart samen met de bodemfunctiekaart vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld door Tauw bv (kenmerk 4643130, d.d. 24 februari 2010). Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat het buitengebied van de gemeente Hardenberg in het algemeen als niet verontreinigd kan worden aangemerkt (voldoet aan de Achtergrondwaarden).

Conclusie

Dit wijzigingsplan legt in hoofdzaak de bestaande situatie vast. Daarnaast blijkt uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hardenberg dat de grond in het buitengebied relatief schoon is. De bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.2 Watertoets

Wettelijk kader

Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht en verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. De watertoets is een bestuurlijk instrument waarmee ruimtelijke plannen worden getoetst op waterhuishoudkundige aspecten. Met de watertoets moeten eventuele negatieve effecten van ruimtelijke plannen en besluiten op de waterhuishouding zoveel mogelijk voorkomen worden.

Toetsing en conclusie

Voor dit wijzigingsplan is de digitale watertoets uitgevoerd. Het plangebied valt in het beheersgebied van het Waterschap Vechtstromen. De uitkomst van de digitale watertoets (10 april 2018) is dat er geen waterschapsbelang is:

"Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen."

4.3 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen/wijzigingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer, railverkeer en industrie.

Wegverkeers- en spoorweglawaai

In het bestemmingsplan/wijzigingsplan moet rekening worden gehouden met de geluidsbelasting vanwege de aanwezige verkeers- en spoorwegen. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidzones. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 meter. Uitzondering hierop vormen wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en/of die zijn aangeduid als woonerf. Voor spoorwegen wordt een zone aangehouden van 400 meter. Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen deze zones is akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de toelaatbaarheid ervan.

Industrielawaai

In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor bedrijventerreinen waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan een geluidzone moet worden vastgesteld. De geluidzone is het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de 50 dB(A)-contour. Binnen de 50 dB(A)-contour zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toegestaan.

Conclusie

Het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg heeft in hoofdzaak de bestaande situatie vastgelegd. Abusievelijk is in dat bestemmingsplan voor het perceel Broekdijk 56 een bedrijfsbestemming opgenomen in plaats van een woonbestemming. Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg was de bestaande situatie wonen, overeenkomstig het bestemmingsplan Buitengebied 1989. De geluidsituatie wordt acceptabel geacht voor de bestaande situatie. Derhalve kan gesteld worden dat het wijzigingsplan uitvoerbaar is ten aanzien van het aspect geluid.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijvigheid kan negatieve effecten met zich mee brengen voor woningen en gevoelige functies in de omgeving. Negatieve effecten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op geur, geluid, stof en gevaar. Andersom kunnen woningen een belemmerend effect hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven. Het is daarom wenselijk dat bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

In deze handreiking worden richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies gegeven. Deze richtafstanden zorgen ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland.

Toetsing en conclusie

In de nabije omgeving liggen alleen woningen en bevinden zich geen bedrijven. Het dichtsbijzijnde bedrijf in de omgeving ligt op meer dan 300 meter van het plangebied. Dit betreft een garage. Voor een garage geldt volgens de VNG-brochure een richtafstand van 30 meter tot aan woonbebouwing in een rustige woonwijk of rustig buitengebied. De woning komt op ruim voldoende afstand van deze garage te liggen.

4.5 Natura 2000-gebieden

Binnen of in de nabijheid van de gemeente Hardenberg zijn de volgende Natura 2000-gebieden aanwezig: Mantingerzand, Vecht- en Beneden-Reggegebied en Engbertsdijkvenen in Nederland en Itterbecker Heide in Duitsland. Gelet op de situering en kenmerken van deze Natura 2000-gebieden in relatie tot de bestemmingswijziging zijn er geen effecten te verwachten. De wijziging heeft tevens geen invloed op de stikstofdepositie in deze Natura 2000-gebieden.

Conclusie

De wijziging heeft geen invloed op Natura 2000-gebieden.

4.6 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Omdat hoofdstuk 5 handelt over luchtkwaliteit staat dit onderdeel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen, als aan ten minste één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

In het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de Regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxiode (NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.

Toetsing

Met de wijziging worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Grenswaarden ten aanzien van luchtkwaliteit worden dan ook niet door dit plan overschreden.

Conclusie

De bestemmingsplanwijziging is met oog op het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.7 Archeologie

In 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Sinds juli 2016 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg opgenomen in de Erfgoedwet.

Zoals in paragraaf 3.3 Gemeentelijk beleid is aangegeven heeft de gemeente eigen archeologiebeleid. Dit betekent dat er vijf categorieën van archeologische (verwachtings)waarden zijn. Elke categorie kent zijn eigen planregeling. In het moederplan is aangesloten bij het gemeentelijk archeologisch beleid en is conform de Erfgoedwegt een regeling voor de omgang met archeologische waarden opgenomen. Ter plaatse van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Deze dubbelbestemming wordt overgenomen in de planregels en de verbeelding.

Conclusie

Archeologische waarden worden door middel van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' beschermd.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

Dit hoofdstuk gaat in op de regels van het wijzigingssplan. De regels vormen samen met de verbeelding (plankaart) het juridische deel van het wijzigingsplan. Dit wijzigingsplan hoort bij en sluit aan bij het moederplan 'Buitengebied Hardenberg'. De relevante bestemmingregels zijn één op één overgenomen uit het moederplan.

5.1 Standaard en plansystematiek

Het wijzigingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Buitengebied - Hardenberg'. Dit bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

5.2 Toelichting op de regels

Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hardenberg', die op 2 december 2014 is vastgesteld, van toepassing en de herziening van de regels die op 26 september 2016 zijn vastgesteld.

Voor een nadere toelichting op de regels wordt verwezen naar de juridische toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hardenberg'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor het wijzigen van het bestemmingsplan worden gedragen door de gemeente Hardenberg. Hiertoe is een budget beschikbaar gesteld. Het plan kan daarmee economisch uitvoerbaar worden geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, danwel wijzigingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het ontwerp wijzigingsplan is voor vooroverleg toegezonden aan de provincie Overijssel. Het wijzigingsplan heeft niet geleid tot een vooroverlegreactie.

Inspraak

Volgens de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In dit geval is geen voorontwerp wijzigingsplan ter inzage gelegd.

Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft op basis van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening  van 1 augustus t/m 11 september 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.