5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan huis gebonden beroepen.
5.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen voor wonen, met uitzondering van aan- en uitbouwen, gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
2. de woningen worden zowel aaneen als twee aaneen gebouwd, met dien verstande dat de woningen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’, gestapeld moeten worden gebouwd; het maximum aantal woningen bedraagt 36;
3. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan de ter plaatse aangeduide maximale goothoogte;
4. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte;
5. de minimale dakhelling bedraagt 35°, met uitzondering van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
6. in afwijking van het gestelde onder 4 en 5 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven hoogte, met dien verstande dat de derde bouwlaag grenzend aan de bestemming Groen ten minste 1 m terugligt ten opzichte van de onderliggende tweede bouwlaag, met uitzondering van de hoek op de derde bouwlaag gericht op de Margrietstraat en de Prins Bernhardstraat over een maximale gevelbreedte van 28 m;
7. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 65% van het bouwperceel, met uitzondering van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van bijgebouwen en carports bedraagt niet meer dan 3,5 m, met dien verstande dat voor aan- en uitbouwen de bouwhoogte maximaal 70% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt;
2. de bijgebouwen en carports worden minimaal 2,5 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd;
3. de gezamenlijke oppervlakte, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports bedraagt niet meer dan 80 m²;
4. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 65% van het bouwperceel.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1,90 m bedraagt.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de rooilijn c.q. in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien deze meer dan 2,5 m bedraagt;
c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 5.2, sub a, onder 3, 4 en 6:
mits wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van de in de directe nabijheid van de woning gelegen bebouwing;
b. lid 5.2, sub b, onder 1:
mits de hoogte van het bijgebouw ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw;
c. lid 5.2, sub b, onder 3:
tot een oppervlakte van 100 m² voor aan huis gebonden beroepen, mits niet meer dan 65% van het bouwperceel wordt bebouwd.
