direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Mariënberg
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0001.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen).

1.2 Beheersverordening

Bij de behandeling van de Wet ruimtelijke ordening door het Parlement is de beheersverordening toegevoegd aan het ruimtelijke instrumentarium van gemeenten. Hiermee is de mogelijkheid gecreëerd om voor zogenaamde 'laag dynamische' gebieden op een snelle en eenvoudige wijze, een nieuw planologisch regiem vast te stellen. Voor Mariënberg zijn tussen 2005 en 2016 negen bestemmingsplannen vastgesteld. Aangezien binnen Mariënberg geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien (zie ook paragraaf 3.3), is ervoor gekozen om voor het gehele kerngebied een beheersverordening op te stellen. Met deze beheersverordening wordt de huidige planologisch-juridische regeling, dan wel het bestaande gebruik (opnieuw) vastgelegd.

1.3 Juridische systematiek

De bestaande rechten op grond van de vigerende (bestemmings)plannen vormen het uitgangspunt voor deze beheersverordening. Daarnaast wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de juridisch-planologische regeling van het bestemmingsplan Marslanden, dat eind 2012 is vastgesteld. De gemeente continueert daarmee de huidige globale bestemmingsregeling voor Mariënberg.

1.4 Beheersgebied en vigerende plannen

De ligging en globale begrenzing van het beheersgebied 'Mariënberg' zijn aangegeven op het overzichtskaartje voorin dit plan. Hiervoor zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  • Bestemmingsplan Buitendorpen Zuid (2005);
  • Bestemmingsplan Mariënberg De Marke (2007);
  • Bestemmingsplan Buitendorpen Zuid, perceel Oudeweg 24a te Mariënberg (2010);
  • Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Hardenbergerweg 5a te Mariënberg (2011);
  • Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Kloosterdijk 11a in Mariënberg (2011);
  • Bestemmingsplan Buitengebied,Tweede Elsweg in Mariënberg (2011).
  • Bestemmingsplan Mariënberg, woongebied De Marke II (2011);
  • Buitendorpen Zuid, partiële herziening Dominee P.H. Wolfertstraat 8 Mariënberg (2012).


Het bestemmingsplan Buitendorpen Zuid, Oudeweg 26 Mariënberg (2014) is buiten het beheersgebied gelaten omdat hiervoor nog een omgevingsvergunningstraject loopt. Perceel Oudeweg 26 vormt derhalve een 'witte vlek' op de kaart behorende bij deze beheersverordening.

1.5 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het beheersgebied weer. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van deze beheersverordening. Het gaat hier niet om beleid voor nieuwe ontwikkelingen, maar om het ruimtelijk beleid zoals dat op dit moment van toepassing is voor kerngebieden binnen de gemeente en voor Mariënberg in het bijzonder. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, gaat het om de huidige situatie binnen het beheersgebied en de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, archeologie en dergelijke.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijk

WRO

De op 1 juli 2008 in werking getreden Wro kent ten opzichte van zijn voorganger een aantal nieuwe instrumenten. Eén daarvan is de beheersverordening. De beheersverordening is in de wet opgenomen om - met het oog op het beheer van een gebied - het bestaande gebruik snel en effectief te kunnen vastleggen in een gebied waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Het gaat dus om een beheerregeling. Daarnaast heeft de beheersverordening een digitaal component en sluit het aan bij de digitale opzet van het overige Wro-instrumentarium.

In de Handreiking Beheersverordening Wro is aangegeven dat de beheersverordening bestaat uit:

  • een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft;
  • een of meer objecten binnen het gebied;
  • regels die zijn gekoppeld aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die zijn gericht op het beheer van het gebied;
  • regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

Een beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting waarin gemotiveerd wordt beschreven: de keuze voor het instrument beheersverordening, waarom er géén ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en welke onderzoeken hebben plaatsgevonden. Ook bevat de toelichting een uitleg van de regels. Onderhavige beheersverordening voldoet aan al deze aspecten.

SVIR - LADDER DUURZAME VERSTEDELIJKING

In de Structuurvisie de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Het Bro bepaalt dat voor ruimtelijke plannen de treden van deze ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is "een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden." Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Aangezien deze beheersverordening conserverend van karakter is en niet gericht op het mogelijk maken van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen, blijft de ladder voor duurzame verstedelijking hier verder buiten beschouwing.

2.2 Provincie

OMGEVINGSVISIE EN -VERORDENING

In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (geconsolideerd 1 september 2013) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is “om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.”

Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en hoogwaardige woonmilieus. De dynamiek die hierdoor ontstaat, ziet de provincie als kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

Voor de bebouwde omgeving worden in de omgevingsvisie de volgende drie ontwikkelingsperspectieven aangegeven:

  • 1. Steden als motor: gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenmilieus waar de kwaliteiten en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding.
  • 2. Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: veelzijdige mix van woon- en werkmilieus, elk met een eigen karakteristiek. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij opgaven als herstructurering, inbreiding en uitbreiding.
  • 3. Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig: hoofdinfrastructuur van autosnelwegen, autowegen, spoorlijnen, fietssnelwegen en vaarwegen, inclusief knoop- en uitwisselingspunten die de ontwikkelingsdynamiek ondersteunen en de belangrijkste vervoersrelaties vlot en veilig bedienen.

Deze beheersverordening voor Mariënberg draagt bij aan het tweede ontwikkelingsperspectief door - conform de vigerende bestemmingsplannen - ruime gebruiks- en bouwregelingen aan de gronden binnen het beheersgebied toe te kennen.

CULTUURHISTORIE

De provincie vraagt aandacht voor cultuurhistorische waarden. Het gaat dan om structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Uit de Cultuurhistorische Atlas Overijssel blijkt dat het beheersgebied deel uit van de cultuurhistorische regio 'Vechtstreek' en het cultuurhistorisch deelgebied 'rivierenlandschap'. Daarbinnen gaat het om essenlandschap, oude hoevenlandschap en jonge heide- en broekontginningslandschap (zie onderstaande kaart). Aangezien deze beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, komen de bestaande cultuurhistorische waarden niet in het geding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0002.png"

Cultuurhistorische waardenkaart Overijssel

2.3 Gemeente

2.3.1 Woonvisie

In de Woonvisie 'Ruimte voor bewoners' staat hoe de gemeente Hardenberg haar woonbeleid tot 2020 vorm geeft. De Woonvisie stelt de woonbehoefte van bewoners centraal en heeft oog voor mensen die zich niet zelfstandig kunnen redden op de huizenmarkt. De gemeente besteedt de komende jaren extra aandacht aan de woonbehoefte van jongeren. Voor deze groep worden tijdelijk extra woningen of andere woonvormen gerealiseerd. Er is ook extra aandacht voor senioren. Zij moeten als gevolg van veranderingen in de zorg langer zelfstandig kunnen blijven wonen, in een passende woning met de nodige voorzieningen in de buurt. Voor mensen met een laag inkomen moeten voldoende passende woningen beschikbaar zijn tegen een betaalbare huurprijs.

Met een breed aanbod aan bestaande woningen, wil de gemeente ook ruimte bieden aan mensen die wel zelf in hun huisvesting kunnen voorzien. Nieuwbouw blijft nodig om in de behoefte aan woningen te voorzien, maar alleen waar en wanneer daar behoefte aan is. Bestemmingsplannen zijn flexibel zodat beter ingespeeld kan worden op de concrete behoefte van de koper.
Duurzaamheid loopt als een rode draad door de Woonvisie. De gemeente heeft de ambitie dat zowel particuliere woningeigenaren als huurders zelf energie opwekken en energiebesparende maatregelen nemen in de woning. Duurzaamheid gaat ook over de inwoners, met aandacht voor het bevorderen van goede contacten in de buurt en een leefbare woonomgeving.

Voor de uitwerking van deze doelen wordt verwezen naar de Woonvisie, dat raadpleegbaar is via de gemeentelijke website.

2.3.2 Welstandsnota

De gemeenteraad heeft op 29 november 2011 de Welstandsnota Hardenberg Visie op beeldkwaliteit vastgesteld. Deze nota zet in op “het leggen van verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten.” De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten waarbij elk project bijdraagt aan de versterking van de beeldkwaliteit van de leefomgeving. Daarmee zullen de verschillende kernen zich meer onderscheiden en krijgt elke kern haar eigen kleur (terug).

De gemeente wil meer vrijheid voor burgers creëren. Dit wordt bereikt door kaders te stellen 'waar het er toe doet' en andere delen van de gemeente regelvrij te maken. Een en ander komt tot uiting in de toekenning van drie niveaus (zie hierna). Op de belangrijke plekken wordt door middel van welstand en bestemmingsplan gestuurd. De laag gewaardeerde plekken zijn welstandsvrij. Voor deze gebieden is het bestemmingsplan (of de beheersverordening) maatgevend.

De Welstandsnota maakt onderscheid naar de volgende niveaus:

  • Niveau 0 (laag):

Geen eisen ten aanzien van welstand. Beeldkwaliteit wordt geregeld in het bestemmingsplan (of de beheersverordening).

  • Niveau 1 (midden):

Specifieke ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, gericht op behoud van belangrijkste gebiedskenmerken van architectonische of stedenbouwkundige aard. Inzet van een globale vorm van welstand met planbegeleiding naast het bestemmingsplan (of de beheersverordening).

  • Niveau 2 (hoog):

Hoge ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, bij gebieden en/of locaties met een hoge architectonische en stedenbouwkundige waarde. Inzet van welstand met een intensieve vorm van planbegeleiding naast het bestemmingsplan (of de beheersverordening).

Aan Mariënberg zijn twee beschermingsniveaus toegekend. Het dorpsdeel tussen de Nieuweweg en Oudeweg valt onder niveau 1. Voor het overige kerngebied geldt niveau 0 (welstandsvrij) dan wel het nog steeds van kracht zijnde beeldkwaliteitsplan De Marke II.

Dit beleid heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0003.png"

Uitsnede welstandsnota

Voor een klein gedeelte aan de rand van Mariënberg is de Welstandsnota Buitengebied (sinds 1 januari 2014 in werking) van toepassing.

2.3.3 Duurzaam Hardenberg

De gemeente streeft naar energieneutraliteit. Hiermee wordt bedoeld dat alle energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt in de gemeente zelf of in de regio duurzaam wordt opgewekt. Concreet wil de gemeente in 2014 minimaal 10% energie hebben bespaard en 10% meer duurzame energie per jaar hebben gerealiseerd. Dit doet de gemeente Hardenberg in stappen van 2,5% per jaar. Onderdeel van dit duurzaamheidsbeleid is een maatregelenpakket voor bestaande bouwwerken en nieuwbouw. Zo krijgen woningeigenaren bijvoorbeeld een energieadvies van de gemeente of van een adviseur om thuis energie te besparen. Ook bij de gesprekken die de gemeente voert over de uitgifte van kavels is duurzaamheid een vast onderdeel. Voor overige maatregelen op dit beleidsterrein wordt verwezen naar de gemeentelijke website.

Dit beleid heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

2.3.4 Toekomstvisie

In de Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2013-2023 (subtitel: 'De gemeente Hardenberg stapt stevig op de toekomst af', vastgesteld maart 2013) en het Meerjarenprogramma (10 november 2005) wordt ingezet op versterking van vier gemeentelijke kwaliteiten: 'de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte'.

De belangrijkste uitgangspunten voor 'kleine kernen' (waaronder Mariënberg) zijn:

  • Eén ontmoetingsplek – de gemeenschap is zelf verantwoordelijk voor draagvlak én het antwoord op de vraag welke dat moet zijn – is de ondergrens voor het voorzieningenniveau in kleine kernen.
  • De inwoners bepalen zelf welke voorzieningen er in hun kern aanwezig moeten zijn. Het initiatief voor deze voorzieningen ligt bij de inwoners. Regelgeving mag niet de betrokkenheid van vrijwilligers ondermijnen. Kwaliteit is belangrijk, maar wordt voornamelijk door niet-gemeentelijke regelgeving bepaald.
  • De gemeente zal waar mogelijk een beperkte financiële bijdrage leveren aan de oprichting van een voorziening en planologische medewerking verlenen, als de gemeenschap zelf voor de exploitatie en beheer zorgdraagt.
  • Qua woningbouw houdt de gemeente rekening met de behoefte, waarbij de bouw mogelijk kan bijdragen tot de instandhouding van voorzieningen. De gemeente zal hier niet voor alle behoeftes woningen mogelijk maken, de groei van het aantal woningen moet in de centrale kernen plaatsvinden. In de kleine kernen zal bebouwing bij voorkeur binnen de bestaande kom via inbreiding plaatsvinden. Als het eigen, landschappelijk karakter van de kern verloren gaat, mogen open plekken niet volgebouwd worden en zal uitbreiding bij uitzondering mogelijk zijn.

2.3.5 Ruimtelijk-economische ontwikkelingsagenda

Vanuit haar centrumfunctie wil Hardenberg een nog grotere rol van betekenis spelen voor het Vechtdal, de regio Zwolle en de provincie Overijssel. Om met elkaar te werken aan krachtig Hardenberg is de ruimtelijk-economische ontwikkelingsagenda 'Hardenberg: krachtstroom van het Vechtdal' opgesteld. De agenda beschrijft vanuit de krachten van Hardenberg de kernopgaven en nodigt uit tot samenwerking. Samenwerking binnen Hardenberg tussen bedrijven, instellingen, inwoners en gemeente. Maar ook samenwerking met partneroverheden, zoals de gemeenten in het Vechtdal, de regio Zwolle en de provincie Overijssel.
De ontwikkelingsagenda bevat tien kernopgaven geclusterd onder vijf ruimtelijk-economische pijlers van Hardenberg: Economie, Zorg, Ruimte, Bereikbaarheid en Samenwerking.
Aangezien deze beheersverordening conserverend van karakter is en niet gericht op het mogelijk maken van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen, blijft de ontwikkelingsagenda hier verder buiten beschouwing.

2.3.6 Overig beleid

Het gemeentelijk beleid inzake archeologie en externe veiligheid komt bij de toets aan wet- en regelgeving in hoofdstuk 4 aan bod.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Cultuurhistorie

Aan de hand van topografische kaartjes uit verschillende jaren wordt de ruimtelijke ontwikkeling van Mariënberg in beeld gebracht. Het gaat om vier momentopnames, namelijk: 1850, 1900, 1950 en 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0004.jpg"

1850

Van een echte kern is nog geen sprake. Mariënberg bestaat uit een beperkt aantal boerderijen ter plaatse van de aansluiting van de Oudeweg, Hardenbergerweg en Beerzerweg.

Direct ten westen van de bebouwing ligt een brug over de Dijksloot, die het Bergentheimerveen ontwatert. Hier lag ook een vervallen watermolen. Ten zuidwesten staat een korenmolen.

Rondom de bebouwing ligt een aantal kleine akkers (de Hesselinkkamp). Aan de oostzijde ligt een bosperceel. Ten noorden van het dorp meandert de Vecht. Op korte afstand van de bebouwing ligt een oude Vechtarm. Diffelen is via een voetveer bereikbaar.

Ten zuidoosten van Mariënberg is het veen nog niet ontgonnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0005.jpg"


1900

Vergeleken met 1850 is de bebouwing nauwelijks toegenomen. Een opvallende verandering is de aanleg van de spoorlijn met het station. De Nieuweweg wordt aangelegd. Er wordt een begin gemaakt met het ontginnen van het veen. De Vecht is genormaliseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0006.jpg"


1950

Tussen 1900 en 1950 neemt de bebouwing toe, met name bij het station en langs de Oudeweg en Nieuweweg. Inmiddels zijn twee kerken verrezen. De heidevelden en het veen zijn grotendeels verdwenen en zijn ontgonnen tot landbouwgrond. Het bos dat in 1850 aanwezig was, ligt er nog.

Diffelen is bereikbaar via de Stuwdijk en het eerste deel van de N36 is aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0007.jpg"


2015

Na 1950 groeit Mariënberg sterk. Gedeeltelijk op de plaats van het oude bos, wordt het gebied ten noorden van Stationsweg bebouwd. In het resterende deel van het bos staan zomerhuisjes.
In de loop van 150 jaar is de kern van Mariënberg verlegd van de kruising bij de Hardenbergerweg naar de omgeving van het station. De meest recente woningbouw is verrezen aan de noordwestzijde van de kern, in het plan De Marke.

Monumenten

Binnen de kern Mariënberg is één monument gelegen. Het gaat hier om het stationsgebouw aan de Stationsweg. Dit is een gemeentelijk monument.

3.2 Huidige situatie

FUNCTIES

Mariënberg kent een gevarieerd grondgebruik. Langs het spoor en de Nieuweweg zijn maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en horeca aanwezig. De noordelijke dorpsrand heeft een groene functie. Zuidoostelijk van het kruispunt Nieuweweg / Hardenbergerweg zijn agrarische opstallen met landerijen aanwezig. Aangrenzend ligt een langgerekt bosgebied met recreatiewoningen. Tussen deze recreatieve functie en het spoor liggen de woongebieden.

KWALITEITEN

Mariënberg is een relatief groen dorp. Een aantal straten is (deels) voorzien van fraaie laanbeplanting, zoals de Kloosterdijk en Stationsweg. Verder vallen de bossages met recreatiewoningen aan de noordwestzijde op.

Het historisch centrum bevindt zich rond de kruising Nieuweweg / Stationsweg / spoorlijn. Vooral de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) en het stationsgebouw zijn hier markante gebouwen. De kerk kwam omstreeks 1930 tot stand. Het gaat om een zaalkerk met steil zadeldak en een ingangspartij die uitloopt in een geveltoren met spits tentdak. Het stationsgebouw is in 1903 ontworpen. Het is een rijzig gebouw met boven een woning en beneden dienstvertrekken en een lagere aanbouw. Langs het spoor (nummers 8-10) ligt ook een dubbele dienstwoning uit 1904. Deze is gebouwd door de Noordooster Locaalspoorweg-Maatschappij. De VTC Mariënberg maakt ook deel uit van het historisch centrum. Het gebouw aan de Stationsweg 5 kwam in dezelfde periode als de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) tot stand. Op dit moment fungeert het complex als bedrijfsverzamelgebouw.

ONTWIKKELINGEN

Binnen het plan De Marke kunnen nog enkele woningen worden gebouwd op grond van het vigerend bestemmingsplan (zie inleiding). Hiervoor is de bestaande regeling in deze beheersverordening overgenomen.  

3.3 Juridische vormgeving

Zoals in de inleiding is aangegeven, is ervoor gekozen om voor Mariënberg een beheersverordening op te stellen. Het gaat hier namelijk om een 'laag dynamisch'-gebied waar zich de komende jaren geen ruimtelijke ontwikkelingen in de zin van de Wro voordoen. Binnen het beheersgebied worden alleen 'ontwikkelingen' meegenomen die deel uitmaken van de vigerende bestemmingsplannen. Ook nieuwe wet- en regelgeving, die verplicht in ieder ruimtelijke plan moet worden meegenomen, zijn vertaald in deze beheersverordening. Dit heeft betrekking op het archeologiebeleid en de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.

Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) is onder meer aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken.

De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de 'ruime' definitie. Daarbij wordt als basis het vigerend bestemmingsplan gekozen. De gemeente Hardenberg gaat hierin mee.

Juridische opzet

De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd, c.q. waaruit deze bestaat.

Deze beheersverordening bestaat uit:

  • een verbeelding;
  • regels;
  • een toelichting.

In de verbeelding zijn de bestemmingen, aanduidingen en bouwvlakken opgenomen.

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels
  • overgangs- en slotregels.

Bestemmingen

Agrarisch met waarden - Beekdallandschap of Besloten heidelandschap

Binnen deze gebiedsbestemming zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf en de instandhouden van de sterke gebiedskenmerken van respectievelijk het beekdallandschap en het besloten heidelandschap. Qua opzet is zoveel mogelijk aangesloten bij de gebiedsbestemmingen uit het bestemmingplan Buitengebied Hardenberg. In het aanlegvergunningstelsel wordt verwezen naar landschapsbeleid van de gemeente dat is verwoord in de Landschaps Identiteitskaart die relevant is voor de gebiedsbestemming. Volgens artikel 3.1.2 lid 1 Bro kan voor toetsing worden verwezen naar beleid bij toepassing van een bevoegdheid. De LIK's zijn daarom niet meer direct gekoppeld aan de regels (maar als bijlage bij de toelichting opgenomen) wat met name de eventuele toekomstige bijstelling van het beleid makkelijker maakt.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan en het bestaand wonen ten behoeve van het bedrijf. De bedrijfsbestemming is gegeven op percelen die in beginsel niet tot woongebieden behoren.

Groen

De gronden met de bestemming Groen zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast is de gebruikelijke plek van de snackkraam op de hoek van de Beerzerweg en de Nieuweweg in het groen mede bestemd voor deze functie.

Maatschappelijk

De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk zijn onder meer bestemd voor educatieve, sociaal-medische, sociaal culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Onder de bestemming wordt ook ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de voorzieningen gerekend.

Recreatie

Het recreatieterrein met bijbehorende (beheers)voorzieningen gelegen aan aan de Ds. P.H. Wolferstraat is bestemd voor recreatie.

Verkeer

Alle doorgaande (hoofd)wegen krijgen een afzonderlijke verkeersbestemming en zijn niet opgenomen in de gebiedsbestemmingen. Ook het spoor is voorzien van een aparte bestemming.

Woongebied

Het grootste deel van het beheersgebied is bestemd als Woongebied, een ruime bestemming waarbinnen zowel het wonen en het verkeer als groenvoorzieningen zijn begrepen. In de bestemming komen tevens functies als detailhandel en bedrijven voor, deze functies zijn voorzien van een aanduiding in de verbeelding. Binnen de bestemming is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan. Bij afwijking middels een omgevingsvergunning kunnen aan huis verbonden bedrijven worden toegestaan. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen is het mogelijk om nog een aantal nieuwe woningen te bouwen binnen het beheersgebied. Dit is in de beheersverordening meegenomen door de betreffende locaties te voorzien van een bouwvlak. Voor de bestaande woningen zijn geen bouwvlakken opgenomen, wel dient bij het bouwen van een woning (niet zijnde aaneen gebouwd) een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelgrens te worden aangehouden.

Archeologie

Ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Binnen deze bestemmingen geldt dat niet zonder meer gebouwd mag worden en ook is een omgevingsvergunningverplichting opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Parkeerregels gemeente Hardenberg

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. Dit heeft tot gevolg dat onder andere de regeling aangaande parkeergelegenheid en laad- en los mogelijkheden bij of in gebouwen in de Bouwverordening van de gemeente Hardenberg per 1 juli 2018 in het geheel vervalt. Voor nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na 28 november 2014 zijn of worden vastgesteld,  gelden de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerregeling) ook niet meer. Dit betekent dat er vanaf die datum in de bestemmingsplannen zelf, voor zover nodig, moet zijn voorzien in parkeerregelingen. In dit verband is er in de overige regels van deze verordening een parkeerregeling opgenomen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft om met name bij verandering van functies binnen een bestemming te toetsen op parkeergelegenheid, zodat er geen problemen ontstaan in de openbare ruimte. Eventueel kan als voorwaarde voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen ook een bijdrage worden gevraagd in een parkeerfonds als niet op eigen erf in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.  

3.4 Handhaving

De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van een beheersverordening. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de regels tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Er zal controle en toezicht moeten plaatsvinden om te constateren of overtredingen voorkomen. Vervolgens zal in veel gevallen worden geprobeerd om middels overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, kunnen handhavingsmiddelen worden toegepast, zoals bestuursdwang.

Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving.

Hierna wordt ingegaan op de instrumenten waarmee de gemeente handhavend kan optreden.

Preventieve handhaving

Preventieve handhaving heeft als doel op voorhand overtreding van de beheersverordening te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actuele beheersverordening dient aan een aantal (algemene) voorwaarden te worden voldaan.

Voorlichting

Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van de beheersverordening. Hieraan zal in elk geval via de inspraak over de beheersverordening inhoud worden gegeven. Die duidelijkheid kan verder ook in het vooroverleg over concrete aanvragen (om vergunning, herziening bestemmingsplan) worden gegeven.

Klachtenregistratie

Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Vervolgens kunnen door verbeteracties in de toekomst klachten worden vermeden. Door jaarlijkse verslaglegging ontstaat een beeld van de klachten en eventuele 'trends' daarin.

Toezicht

Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld, waarin een afweging wordt gemaakt tussen taken en beschikbare middelen/menskracht. Hieruit volgt een prioritering van taken. Het gaat om taken op het gebied van onder andere bouwen, gebruik van gronden en gebouwen, milieu en de Algemene Plaatselijke Verordening.

Financiële maatregelen

Financiële maatregelen, zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd, kunnen bijdragen aan een beter naleefgedrag.

Heldere lijn

Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker worden gemotiveerd. Er ontstaat meer draagvlak voor de beheersverordening omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden.

Repressieve handhaving

Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft waarmee naleving kan worden afgedwongen en tegen normafwijkend gedrag correctief kan worden optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden hierna beschreven.

Publiekrechtelijke handhaving

Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het (doen) wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit die regels volgen.

Dit houdt meestal in dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang of dwangsom een preventieve werking. Vóórdat tot een dergelijke maatregel wordt overgegaan, moet sprake zijn van een volledige afweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang.

Privaatrechtelijke handhaving

Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden. Dit kan vrijwel alleen als er sprake is van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan zijn geschaad; het enkel overtreden van een voorschrift is niet voldoende.

Strafrechtelijk optreden

De strafbaarstelling van overtreding van de beheersverordening is opgenomen in de Wet op de Economische Delicten. Daarin worden ook de strafmaxima genoemd. Medewerkers van de politie (algemene opsporingsambtenaren) en daartoe door de Minister van Justitie aangewezen (buitengewone) opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot opsporing van strafbare feiten.

Het strafrecht wordt als laatste middel in handhaving gezien; bestuursrechtelijk optreden heeft de voorkeur.

Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving

Deze beheersverordening is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die ook al in de vigerende bestemmingsplannen zijn geregeld. Voor zover in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (inclusief onderzoeksverplichtingen). Gelet op het conserverend karakter van deze beheersverordening is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitvoering ervan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.

4.1 Wet geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder).

Deze beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor onderzoek is vereist. Het akoestisch onderzoek t.b.v. De Marke II (onderdeel van het bestemmingsplan) is te raadplegen via de gemeentelijke website.

4.2 Milieubeheer

In en rond Mariënberg is vooral kleinschalige bedrijvigheid aanwezig. Betreffende bedrijven hebben een milieucirkel waarmee bij nieuwe planologische ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden. Aangezien er geen ingrepen binnen deze 'cirkels' zijn voorzien, zijn er met betrekking tot milieuhinder geen nieuwe conflicten.

4.3 Bodem

Op basis van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) treedt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk niet eerder in werking dan nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, ofwel wanneer er saneringsmaatregelen zijn uitgevoerd.

Er doen zich volgens de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart op dit moment geen knelpunten binnen het beheersgebied voor. Voorafgaand aan het verlenen van omgevingsvergunningen - in geval van nieuwe ontwikkelingen - zal de gemeente beoordelen of de bodemgesteldheid afdoende is onderzocht en het beoogde grondgebruik toelaat.

4.4 Water

Deze beheersverordening heeft geen invloed op de huidige waterhuishoudkundige situatie.

4.5 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende (bestemmings)plannen die worden vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.

4.6 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet.

De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het beheersgebied ligt op ruime afstand van de Ecologische Hoofdstructuur en andere beschermde natuurgebieden.

Deze beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe waarvoor onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of Natuurbeschermingswet 1998 vereist is.

4.7 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Voor risicovolle bedrijven is onder meer van toepassing:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Gemeentelijk beleid

In het rapport 'Hardenberg: bewust veilig' heeft de gemeente Hardenberg haar externe veiligheidsbeleid voor de periode van 2011 tot en met 2014 uitgewerkt. Daarin zijn onder meer hindercontouren van Bevi-inrichtingen aangegeven. Op 31 mei 2011 heeft de gemeente de (herziene versie van de) Opleg-Notitie externe veiligheid vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe binnen actualiseringsplannen met externe veiligheid moet worden omgegaan. Onderhavige beheersverordening volgt de systematiek van de oplegnotitie. Dit betekent: het vastleggen van de externe veiligheidssituatie en het, daar waar noodzakelijk, opnemen van regels die de ontwikkelingsmogelijkheden vastleggen.

Inrichtingen

Binnen het beheersgebied zijn geen bedrijven gelegen die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (bron: Risicokaart Overijssel). Er liggen wel andere gevaarlijke inrichtingen in en rond het beheersgebied. Aan de Stationsweg 14 is een propaanopslag gelegen. Deze valt onder het registratiebesluit. Dat geldt ook voor de chloor- en zwavelopslag van het zwemdbad op camping De Pallegarste. Het invloedsgebied van deze opslag valt over de meest zuidoostelijk gelegen percelen van het beheersgebied.

Er zijn met deze beheersverordening geen (nieuwe) ontwikkelingen binnen de invloedsgebieden van deze inrichtingen voorzien. Een groepsrisicoberekening wordt niet noodzakelijk geacht.

Buisleidingen

Binnen het beheersgebied zijn geen aardgastransportleidingen gelegen. Er liggen ook geen invloedsgebieden van buisleidingen binnen het beheersgebied.

Transport gevaarlijke stoffen

De N36 en spoorlijn Mariënberg-Emmen zijn aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Aangezien deze beheersverordening niet leidt tot een toename van het groepsrisico, is onderzoek op dit punt niet noodzakelijk.

In het kader van het bestemmingsplan De Marke is overigens onderzoek gedaan naar het groepsrisico vanwege de spoorlijn. Aangetoond is dat er geen normen worden overschreden.

4.8 Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Hardenberg is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld d.d. 30 juni 2009). Hierin is aangegeven hoe bij ruimtelijke ingrepen met het bodemarchief moet worden omgegaan. Belangrijk onderdeel van het beleidsplan is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of belangrijke waarden binnen een bepaald gebied aanwezig zijn en/of archeologisch onderzoek is gewenst. Ook geeft het beleidsplan enkele aanwijzingen voor de wijze waarop archeologie binnen ruimtelijke plannen kan worden meegenomen.

Op de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart is aan delen van het beheersgebied hoge en middelmatige indicatieve waarden toegekend (zie onder). Het kerngebied zelf is overwegend gevrijwaard van een indicatieve aanduiding. Voor de gebieden die wel zijn aangeduid is een dubbelbestemming opgenomen en gelden beperkingen bij grondverzet. Zie hiervoor de regels van deze beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.BVMarienberg-VG01_0008.png"

Uitsnede Archeologische waarden- en verwachtingenkaart (roze = hoog; lichtbruin = middelmatig)