direct naar inhoud van 6.3 Verantwoording van de regels
Plan: Buitengebied Avereest, locatie Westerhuizingerweg 61 te Balkbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.BP00070-VG01

6.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

De paardenhouderij kent een grote diversiteit aan verschijningsvormen. Zo zijn er enerzijds de zuiver agrarische bedrijven, waar uitsluitend paarden worden gefokt en opgefokt en anderzijds bedrijven waar al dan niet in overwegende mate niet-agrarische activiteiten worden ondernomen. De wijze van bestemmen levert in een groot aantal gevallen veel stof voor discussie op.

Vanwege de behoefte bij gemeenten aan ontwikkelingen op dit gebied heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in samenwerking met de Sectorraad Paarden een Handreiking `Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening, de Herziene handreiking voor de praktijk` (februari 2009) opgesteld.

In de handreiking worden aanbevelingen gegeven voor de wijze van bestemmen van paardenhouderijen.

Geconstateerd wordt dat voor de zuiver agrarische bedrijven, waar uitsluitend paarden worden gefokt en opgefokt, die als hengstenhouderij in gebruik zijn of waar paarden voor de melkproductie worden gehouden, het zonder meer voor de hand ligt daarvoor de agrarische bestemming als uitgangspunt te nemen.

In meerderheid gaat het echter om bedrijven waar al dan niet in overwegende mate niet-agrarische activiteiten worden ondernomen. Genoemd kunnen worden de trainings- en africhtingstallen, al dan niet als onderdeel van een fok- en opfokstal, de sportstallen, de handelsstallen en de pensionstallen. Veelal betreft het een mengvorm van activiteiten.

Voor die bedrijven wordt geadviseerd in bestemmingsplannen de agrarische bestemming te verruimen. Daarnaast kan worden gekozen voor het opnemen van een specifieke bestemming 'paardenhouderij'. Om de paardenhouderij vanwege zijn aard, het gaat ook dan namelijk om het houden van vee waardoor vestiging in het buitengebied het meest voor de hand ligt, meer te laten aansluiten bij de overige veehouderijen, verdient het, aldus de handreiking, de voorkeur om zoveel mogelijk te kiezen voor het verruimen van de agrarische bestemming door de doeleindenomschrijving aan te vullen met: 'een (productiegerichte) paardenhouderij, inclusief pensionstal'. Zo nodig kan dit in de planvoorschriften nader worden geconcretiseerd. Het te voeren beleid, maar ook de specifieke omgevingskenmerken, kunnen zo'n verdergaande sturing noodzakelijk maken.

Met uitzondering van maneges verschilt de wijze waarop paarden worden gehouden niet, althans onvoldoende, om onder alle omstandigheden een strikt onderscheid te (blijven) maken. Dit laat onverlet dat in specifieke gevallen altijd kan worden gekozen voor het opnemen van de bestemming 'paardenhouderij'. Dit geldt met name voor maneges, maar kan ook ruimer worden toegepast en andere vormen van paardenhouderij bestrijken.

Deze aanbevelingen uit de genoemde handreiking zijn in het voorliggende plan als uitgangspunt genomen.

Er is sprake in de huidige situatie al sprake van een professionele paardenhouderij. Deze inrichting wordt uitgebouwd tot een hippisch gedrags- en trainingscentrum. Er is geen sprake van een louter productiegerichte paardenhouderij. Om die reden is gekozen voor een verruimde agrarische bestemming waarin de bestemmingsomschrijving is aangevuld met ´een paardenhouderij´.

Agrarisch met waarden - Heideontginningslandschap

Gronden met deze bestemming zijn primair bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijvigheid, paardenhouderijen, de instandhouding van de landschaps- en natuurwaarden behorende bij het Heideontginningslandschap; nevenactiviteiten, voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, watergangen en waterpartijen en nutsvoorzieningen.

Permanente bebouwing mag alleen binnen de bouwvlakken worden gerealiseerd. Per bouwvlak mag één bedrijfswoning worden gerealiseerd.

In de regels zijn in een tabel de maximale goot- en bouwhoogtes opgenomen. Voor bedrijfswoningen geldt daarnaast een maximale inhoudsmaat.

In de regels zijn diverse ontheffingsmogelijkheden ten aanzien van de bouwregels opgenomen. Deze spreken voor zich. Voor ontheffingen gelden de algemene procedureregels uit hoofdstuk 3 van de regels.

Met betrekking tot het gebruik kan ontheffing worden verleend ten aanzien van het kleinschalig kamperen, niet-agrarische nevenactiviteiten en een intensieve veehouderij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering.

Ook hiervoor gelden de algemene procedureregels.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor

  • het toelaten van nieuwe bouwvlakken voor grondgebonden agrarisch
    bedrijven;
  • het verschuiven van bouwvlakken;
  • behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen tot maximaal 20 meter;

Tenslotte is, met het oog op de landschappelijke en natuurwaarden, een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.