direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Heideontginningslandschap
Plan: Buitengebied Avereest, locatie Westerhuizingerweg 61 te Balkbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.BP00070-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Heideontginningslandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Heideontginningslandschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd glastuinbouw;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals halfopen landschap, regelmatige verkaveling en rechtlijnigheid;
  • c. niet-agrarische nevenactiviteit in de vorm van:
    • 1. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
    • 2. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen,
    • 3. kantoor en zakelijke dienstverlening, uitsluitend in bestaande gebouwen tot een oppervlakte van 100 m², en
    • 4. bed and breakfast uitsluitend in bestaande hoofdgebouwen tot een oppervlakte van 100 m²;
    • 5. opslag- en stallingsbedrijven;
    • 6. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor onder 1 t/m 6 genoemde gelijk kunnen worden gesteld;
  • d. kleinschalig kamperen tot een maximum van 15 kampeermiddelen in of nabij het bouwvlak;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • f. watergangen en waterpartijen, en
  • g. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen;
  • b. binnen elk bouwvlak één bedrijfswoning, met daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag.
3.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 en 3.2.2 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning, althans het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer dan 750 m³ bedraagt;
  • b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien die meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   6 m   12 m  
bedrijfswoningen   3,5 m   10 m  
bouwwerken voor mestopslag     12 m  
silo's     20 m  
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen     1 m  
overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     12 m  
Teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlakken     2 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1, onder b ten behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning elders binnen het bouwvlak, mits :

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering wordt aangetoond;
  • b. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast,
  • c. inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen,
  • d. het bepaalde in lid 3.2.3 in acht wordt genomen.

3.3.2 Vergroten inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.3 onder a, ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning tot 1200 m³, mits de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijziging naar wonen na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1 geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen ten behoeve van een woonbestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. bij wijziging wordt het bouwvlak verwijderd:
  • b. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak worden begrepen in één bestemmingsvlak;
  • c. de reeds gerealiseerde recreatieve functies en niet-agrarische nevenactiviteiten mogen bij de beëindiging van het agrarisch bedrijf blijven bestaan;
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • f. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het aantal woningen binnen elk bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • h. inpassing van de gebouwen in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan.

3.4.2 Wijziging verschuiving bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 3.1, aangegeven bouwgrens elders op die gronden wordt aangegeven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot 1,5 ha worden vergroot onverminderd het bepaalde onder c;
  • c. het bouwvlak dient voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden te blijven omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • d. geen gebouw mag door het wijzigen buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de voor intensieve veehouderij ingerichte gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • f. in voorkomend geval lid 5.3.1 (Afstanden tot wegen).

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 3.5.2 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  werken en werkzaamheden*  
    a   b   c   d   e   f   g    
-   Halfopen landschap             +   +    
-   regelmatige verkaveling       +            
-   rechtlijnigheid       +       +   +    
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = vergunning vereist  
a   Aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen  
b   Verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden  
c   Aanleggen en dempen van water  
d   Aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de
daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur  
e   Diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen  
f   Bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken
en telen van bomen, struiken en heesters  
g   Het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen  

3.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1, bij a, voorzover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1, bij d, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • h. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel, of daarmee gelijk te stellen plan.

3.5.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.5.4 In te winnen adviezen

Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 3.5.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.