Plan: | TAM-omgevingsplan Volle Urenweg 1b Hoogenweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0160.0000TAM0012-VG01 |
Voorliggend TAM-omgevingsplan ziet op het perceel naast de Volle Urenweg 1 te Hoogenweg, in het buitengebied van de gemeente Hardenberg. Het perceel ligt aangrenzend aan het erf van de Volle Urenweg 1 en is in gebruik als agrarische cultuurgrond. Het voornemen bestaat om op deze locatie een compensatiewoning te realiseren. De sloopmeters komen van een andere locatie, namelijk de Radewijkerweg 44 te Radewijk. Het gaat om 850 m2 aan sloopmeters. De ontwikkeling is mogelijk op basis van de beleidsnotitie 'Erven met kwaliteit'. Met dit beleid kunnen sloopmeters ingezet worden voor het realiseren van nieuwe woningen.
In ruil voor deze 850 m2 aan sloopmeters wordt er een compensatiewoning met bijgebouw gerealiseerd. Het nieuwe woonperceel wordt landschappelijk ingepast.
Samengevat bestaat de ontwikkeling uit het volgende:
Bovenstaande ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met de geldende regels van het omgevingsplan. Op basis van de huidige regels is het niet toegestaan om de beoogde compensatiewoning met bijgebouw te realiseren.
Hiervoor dient het omgevingsplan te worden gewijzigd. Voorliggende motivering voorziet in een passend juridisch-planologisch kader, en toont aan dat de ontwikkeling vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
Het plangebied bestaat uit het perceel naast de Volle Urenweg 1 te Hoogenweg. Hierna is de ligging weergegeven ten opzichte van de wijde omgeving met een rode ster en ten opzichte van de directe omgeving met een rood kader.
![]() |
Afbeelding 1.1: Ligging van de locatie (Bron: Plattekaart.nl) |
Het omgevingsplan bestaat uit een tijdelijk deel en een niet-tijdelijk deel. De bestemmingsplannen vallen onder het tijdelijke deel. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de onderdelen van het omgevingsplan die het meest van toepassing zijn.
Naam | Vaststellingsdatum | |
Omgevingsplan gemeente Hardenberg | 1 januari 2024 | |
Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg | 2 december 2014 | |
Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, herziening regels | 26 september 2016 | |
Bestemmingsplan Facetherziening parkeren Hardenberg | 17 juli 2018 | |
Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Kleine Windturbines Bij Agrarische Bedrijven | 21 juni 2022 |
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Hardenberg' heeft het perceel de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap'. In onderstaande afbeelding is een uitsnede opgenomen van dit bestemmingsplan. De locatie is aangegeven met de rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 1.2: Uitsnede van het bestemmingsplan "Buitengebied Hardenberg" (Bron: omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart) |
Gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap' zijn met name bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf (uitgezonderd glastuinbouw). En de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het landschap. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. En er zijn uitsluitend bedrijfswoningen als woningen toegestaan.
Strijdigheid
Het realiseren van een reguliere woning is niet mogelijk, omdat ter plaatse van de agrarische bestemming geen bouw- en gebruiksmogelijkheden voor reguliere woningen zijn. Ook dient de landschappelijke inpassing te worden geborgd. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken zal de functie ter plaatse gewijzigd moeten worden naar 'wonen'. Voorliggend TAM-omgevingsplan voorziet hierin.
Het plan ''TAM-omgevingsplan Volle Urenweg 1b Hoogenweg” bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de functies van de gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een motivering. De motivering geeft een duidelijk beeld van het plan. En van de daaraan ten grondslag liggende gedachten. Dit maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het omgevingsplan.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hardenberg, ten noorden van de kern van Hoogenweg en ten oosten van de Hardenbergse woonwijk Baalderveld. De omgeving van het plangebied bestaat uit agrarische cultuurgrond, enkele agrarische bedrijven en meerdere woonpercelen verspreid in de omgeving. Het plangebied ligt aangrenzend aan het erf van de Volle Urenweg 1.
Het plangebied zelf bestaat uit agrarische cultuurgrond. Er is geen verharding aanwezig. Het perceel wordt ontsloten op de Volle Urenweg.
In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven. Het perceel is aangeduid met de gele omlijning.
![]() |
Afbeelding 2.1: Luchtfoto plangebied (Bron: Cyclomedia) |
De wens bestaat om op dit perceel een compensatiewoning te realiseren. De compensatiewoning wordt evenwijdig aan de Volle Urenweg gebouwd met een bijgebouw tussen de woning en het erf van de buren. Hiermee wordt een zo compact mogelijk erf gerealiseerd. Door de plaatsing van het bijgebouw zijn de erven toch van elkaar afgeschermd. In het besloten heideontginninglandschap is de rechtlijnige opzet van het erf een kwaliteit. Daarom is gekozen voor een uitgelijnde positie van het erf haaks of gelijk aan de weg. Ook wordt de erfgrens voorzien van beplanting. Tussen het erf van de Volle Urenweg 1 en de compensatiewoning wordt een houtsingel aangeplant om beide erven van elkaar af te schermen.
Voor de compensatiewoning wordt een nieuwe inrit aangelegd. Op het erf is ruimte om te keren en te parkeren. In onderstaande afbeelding is het erfinrichtingsplan weergegeven. Het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan is als Bijlage 1 opgenomen bij deze motivering.
![]() |
Afbeelding 2.2: Erfinrichtingsplan (Bron: De Erfontwikkelaar) |
De sloopmeters zijn afkomstig van de Radewijkerweg 44 te Radewijk. Hier wordt 3.019 m2 aan landschapsontsierende bebouwing met asbest gesloopt. Ook wordt er een mestopslag van 190 m2 zonder asbest gesloopt. Voor deze locatie is op 2 juli 2024 het bestemmingsplan vastgesteld waarin deze ontwikkeling is opgenomen. Ook wordt het erf aan de Radewijkerweg 44 landschappelijk ingepast. Hiervoor is een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Op de locatie worden de oorspronkelijke landschapselementen hersteld. Langs de schuren wordt onder andere een houtsingel aangeplant. Deze ontwikkeling maakt daarom geen onderdeel uit van voorliggend TAM-omgevingsplan.
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe manier van werken waarmee keuzes voor de leefomgeving beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Dit is nodig om de doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
In de NOVI is aangegeven dat het vorm geven van de opgaven nodig is op een lager schaalniveau. De aangewezen regio's werken samen met de provincies aan ruimtelijke voorstellen. Vervolgens wordt er gekeken of alle losse plannen bij elkaar tot een duurzaam landelijk beeld leiden. De stappen die genomen worden, staan beschreven in het programma NOVEX en het programma Mooi Nederland.
De NOVI laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleine lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen. Er is daarmee geen sprake van strijd met het rijksbeleid.
Iedere provincie in Nederland stelt een omgevingsvisie op: een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie bevat de provinciale visie op de ruimte in Overijssel. Daarin worden uitspraken gedaan over ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur. In de Omgevingsverordening staan de regels die ervoor zorgen dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening wordt gehouden met het provinciale beleid.
De Omgevingsvisie Overijssel bestaat uit drie delen: een deel Visie, een deel Beleid en een deel Uitwerking. Naast de Omgevingsvisie Overijssel is er de Omgevingsverordening Overijssel en de Catalogus Gebiedskenmerken.
De opgaven en kansen waar de provincie voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Dit is het vertrekpunt voor alle projecten en initiatieven in de provincie Overijssel. Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de visie wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In het uitvoeringsmodel staan de stappen 'of' (generieke beleidskeuzes), 'waar' (ontwikkelingsperspectieven) en 'hoe' (gebiedskenmerken) centraal.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Eén van de instrumenten is de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat het beleid van de Omgevingsvisie geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, en natuurontwikkeling, wordt aan de hand van deze drie stappen bepaald of een initiatief binnen de visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. In afbeelding 3.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Of- generieke beleidskeuzes
Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes vastgelegd. Deze zijn doorvertaald in regels van de Omgevingsverordening.
Waar- ontwikkelingsperspectieven
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie onderscheidt de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
Hoe- gebiedskenmerken
Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn.
Indien het initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat het volgende beeld:
Bij de 'Of – generieke beleidskeuzes' zijn de volgende artikelen uit de Omgevingsverordening van toepassing:
- artikel 4.5 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik):
Door de ontwikkeling, neemt de hoeveelheid bebouwing in het buitengebied af. Het gemeentelijke beleid 'Erven met kwaliteit' wordt hierbij gevolgd. Ter compensatie wordt een vrijstaande woning gebouwd aansluitend op een bestaand erf. Dit alles wordt landschappelijk ingepast. Per saldo is er geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving. Maar juist een afname.
- artikel 4.9 (onderbouwing ruimtelijke kwaliteit) en artikel 4.11 (kwaliteitsimpuls Groene Omgeving):
In deze paragraaf blijkt dat de ontwikkeling voldoet aan het Of-, Waar- en Hoe-benadering. Ook voldoet het aan het Uitvoeringsmodel. Het erf zal landschappelijk worden ingepast volgens de geldende gebiedskenmerken. Ook geeft het een kwaliteitsimpuls aan de groene omgeving (buitengebied) van de gemeente Hardenberg. Dit komt door de landschappelijke inpassing en de sloop van de schuren. De kwaliteitsimpuls is nader beschreven in het ruimtelijk kwaliteitsplan, dat in Bijlage 1 te vinden is.
- artikel 4.14 (woonafspraken)
Het bouwen van nieuwe woningen kan alleen als dit past binnen de geldende woonafspraken. De nieuwe woningen worden gerealiseerd door het 'Erven met Kwaliteit'-beleid van de gemeente te volgen. De woningen voldoen aan de kwalitatieve behoefte in de markt en wordt gebouwd voor de lokale behoefte. Hiermee voldoet het aan het beleid van de provincie.
Er zijn zes ontwikkelingsperspectieven: drie voor de Groene Omgeving en drie voor de Stedelijke Omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn.
Ontwikkelingsperspectieven in de Groene Omgeving:
Ontwikkelingsperspectieven in de Stedelijke Omgeving:
De betreffende locatie ligt in het ontwikkelingsperspectief: 'agrarisch ondernemen in het grootschalige landschap'. De ambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' staat voorop. Daarnaast gelden de ruimtelijke kwaliteitsambities:
Toetsing van het initiatief aan het Ontwikkelingsperspectief
Het karakter van het gebied is een mix van meerdere functies. Het gebied is dan ook niet alleen geschikt voor agrarische functies, maar ook voor woningen. Dit komt door het veranderende platteland, waarbij er sprake is van schaalvergroting en agrarische bedrijven die stoppen. De vernieuwde erven worden in het bestaande landschap ingepast. Het voornemen is in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van beleving) gelden voorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen. De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van beleving' worden in dit geval buiten beschouwing gelaten, omdat er in of aangrenzend aan het gebied geen relevante eigenschappen voor deze lagen gelden.
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier ‘van nature’ op vestigt.
Op de locatie is het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen' van toepassing. Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)-richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'
De gronden in het gebied zijn in agrarisch gebruik. De van oorsprong voorkomende natuurlijke laag is daardoor niet of nauwelijks meer aanwezig. Er wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan ingespeeld op de gebiedskenmerken. De erven worden landschappelijk ingericht conform de hier geldende gebiedskenmerken, zie hiervoor het Ruimtelijk kwaliteitsplan.
2. 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'
De 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' is het resultaat van de wisselwerking tussen verschillen in de natuurlijke ondergrond en de manier waarop gebieden in cultuur werden gebracht. Door de eeuwen heen is een patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing (hoeven, kernen en dorpen) gegroeid.
Op de locatie is het gebiedstype 'Jong heide- en broekontginningslandschap' van toepassing. Als ontwikkelingen hier plaats vinden, dan dragen deze bij aan het behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toetsing van het initiatief aan de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'
Door de inpassing met streekeigen beplanting, worden de kenmerken van het oorspronkelijke landschap van het landschapstype versterkt. Dit gebeurt door het erf in te richten met nieuwe, gebiedseigen beplanting. Zie tevens het ruimtelijke kwaliteitsplan in Bijlage 1. Daarmee is de ontwikkeling in overeenstemming met deze laag.
De ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Sinds 2021 beschikt de gemeente Hardenberg over een eigen omgevingsvisie. In deze visie is het verhaal van de gemeente Hardenberg voor het heden en de komende 20 jaar uitgewerkt. In de visie komt alles samen in het verhaal van de gemeente tot 2040. Het verhaal heet 'Landstad Hardenberg'.
De visie is vertaald in vier thema's voor ontwikkeling. Dit betreffen de volgende:
Binnen elk thema heeft de gemeente ambities en staat de gemeente voor opgaven. Samen vormen ze de agenda voor toekomstige samenwerkingen. In dit geval is met name het thema 'Hardenberg in balans' relevant, aangezien deze gaat over het landelijk gebied. En thema 'Hardenberg Duurzaam' omdat dit belangrijke aspecten zijn voor de fysieke leefomgeving.
De gemeente zet zich al lang in om ontwikkelingen in het buitengebied bij te laten dragen aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het beleid beschrijft daarom voor elk landschapstype de belangrijkste gebiedskenmerken en ontwikkelingsrichtingen. De resultaten zijn vastgelegd in Landschap-Identiteit-Kaarten (LIK’s). Deze vormen de natuurlijke onderlegger voor ontwikkelvisies voor verschillende deelgebieden.
In dit geval ligt het gebied in het 'Besloten heideontginningslandschap' van de LIK 'Radewijk - Hoogenweg - Bruchterveld - Sibculo'. Dit is een landschap met verspreid liggende bebouwing, een strak, rechtlijnig wegenpatroon, een rechthoekige, kleinschalige verkaveling, erven met erfbeplanting en verspreide bosjes.
De natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten in het landelijk gebied blijven voortdurend aandacht vragen. Natuur en landschap staan onder druk, vanwege de energietransitie, klimaatmaatregelen en de transitie in de landbouw. Tegelijk vormen deze ontwikkelen juist een kans om bij te dragen aan de Landstad Hardenberg.
Een goede landschappelijke en ruimtelijke inpassing van vrijkomende agrarische bebouwing is hiervan een voorbeeld. De regeling ‘Erven met kwaliteit’ (voorheen rood-voor-rood) is hiervan de uitwerking. Ruimtelijke kwaliteit ziet de gemeente als “datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is”. De provincie gebruikt deze omschrijving ook.
Het verband tussen de fysieke leefomgeving en de gezondheid wordt steeds meer gezien. Vergeleken met de groten steden staat Hardenberg er goed voor. Door de naoberschap en de goede leefkwaliteit zijn de inwoners in staat om zelf regie te voeren over hun gezondheid. Die kwaliteiten wil de gemeente versterken. De gemeente gaat positieve gezondheid en samenwerkingen stimuleren.
De gemeente stimuleert woningeigenaren om te investeren in duurzaamheid en levensloopbestendigheid. Zo blijft de particuliere woningvoorraad ook in de toekomst aantrekkelijk. De gemeente wil minder energie verbruiken en duurzame energie opwekken. De gemeente werkt samen met andere partijen om iedereen goed te informeren en bewust te maken. Ook wil de gemeente zelf het goede voorbeeld geven.
Duurzame stroomopwek en de warmtetransitie moeten op een goede manier een plek krijgen in het landschap. Daarnaast reserveert de gemeente voldoende ruimte voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen en voor klimaatadaptatie.
Deze ontwikkeling draagt bij aan de ambitie van de gemeente om kwaliteit toe te voegen. Met de sloop van landschapsontsierende gebouwen en de realisatie van een toekomstbestendige woning wordt hier aan bijgedragen. Ten aanzien van het thema 'Hardenberg in Balans' geldt dat het initiatief bijdraagt aan het vitaal houden van het landelijk gebied en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Voor het thema 'Hardenberg Duurzaam' geldt dat de nieuwe woning duurzaam en gasloos wordt gebouwd. Ook blijft er genoeg ruimte over in het gebied om water te bergen.
Het beleid 'Erven met kwaliteit' draagt bij aan een versterking van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. De ontwikkeling is daar een voorbeeld van. Ook worden woningen gezien als nieuwe economische dragers van het landelijk gebied. Samenvattend wordt gesteld dat het initiatief past binnen de omgevingsvisie 'Landstad Hardenberg'.
De gemeente Hardenberg heeft de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid voor het buitengebied van de gemeente geformuleerd in de 'Visienota Buitengebied Gemeente Hardenberg'. De nota richt zich vooral op de realisatie van ruimtelijke kwaliteiten in het buitengebied.
De hoofddoelen van het ruimtelijk beleid zijn:
De hoofddoelen zijn in de visienota als volgt vertaald:
In dit geval is het thema 'wonen' van belang:
Dit heeft de gemeente vertaald in een aantal uitgangspunten/doelstellingen:
Wonen in het buitengebied wordt niet meer gezien als een ongewenste functie maar als een waardevol deel van het totale woningaanbod van de gemeente. De gemeente streeft dan ook naar het in stand houden van een gevarieerd aanbod van woonmilieus.
In onderstaande tabel is aangegeven in welk gebied de locatie ligt, welk landschapstype van toepassing is en de ontwikkelingsrichting van het betreffende gebied.
Locatie | Gebied | Landschapstype | Ontwikkelingsrichting |
Hoogenweg, Volle Urenweg 1b | Collendoorn, Gramsbergen-Zuid, Radewijk | Essen- en kampenlandschap | Ecologische zone (biodiversiteit, recreatie en toerisme) |
Door de ontwikkeling wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt en wordt een compensatiewoning gerealiseerd. Deze wordt naast een bestaand erf gebouwd. Het wordt landschappelijk ingepast volgens de kenmerken van de omgeving. De woonfunctie vormt geen belemmering voor de omliggende agrarische bedrijven. De ontwikkeling is in overeenstemming is met de Visienota Buitengebied.
De gemeente Hardenberg heeft in februari 2020 de beleidsnotitie 'Erven met kwaliteit' vastgesteld. Deze wordt in het voorjaar van 2024 vernieuwd. De doelstelling van het beleid is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied, door de sloop van landschapsontsierende gebouwen.
Het belangrijkste uitgangspunt voor het bepalen van de landschapsontsierendheid van een gebouw is dat een erf niet op zichzelf staat, maar een eenheid vormt met het landschap. Of een gebouw landschapsontsierend is, moet worden gezien in relatie tot de gebiedskenmerken (uit de LIK en de welstandsnota) en wordt bepaald door een aantal kenmerken, te weten:
Daarnaast kan een gebouw ook als landschapsontsierend worden aangemerkt als het geen (potentiële) gebruikswaarde meer heeft. Een gebouw dat niet voor andere (economische) doeleinden geschikt is, heeft geen gebruikswaarde. Deze komt leeg te staan, verloedert en wordt daarmee vanzelf landschapsontsierend.
De gemeente werkt met sloopbewijzen, van minimaal 200 m2 met asbest en minimaal 300 m2 zonder asbest. Met de invoering van sloopbewijzen wordt het mogelijk om de te slopen landschapsontsierende gebouwen, in te brengen in een project waarvoor sloopcompensatie nodig is. Het sloopbewijs is tien jaar geldig en is verhandelbaar.
Minimaal te slopen oppervlakte
De minimale sloopoppervlakte aan landschapsontsierende gebouwen voor de bouw van een woning bedraagt 850 m2 met asbest en 1.000 m2 zonder asbest. Bij combinaties van sloop met en zonder asbest wordt naar rato gerekend. Zie onderstaande tabel:
![]() |
Bij de berekening van de (minimaal) te slopen oppervlakte blijft per bestaande woning 150 m2 aan gebouwen en overkappingen buiten beschouwing. Omdat deze oppervlakte als bij de woning behorend bouwwerk mag blijven staan of worden teruggebouwd. Bebouwing waarop deze regeling van toepassing is, moet blijvend worden gesloopt. Voor de inrichting van het erf moet een ruimtelijke kwaliteitsplan worden gemaakt.
Het is mogelijk om extra bijgebouwen (groter dan 150 m2) te bouwen. Hiervoor moet extra m2 worden gesloopt. De verhouding staat in onderstaande tabel:
![]() |
Locatie nieuwbouw
Deze regeling gaat in de eerste plaats uit van de bouw van de nieuwe woning(en) op het eigen erf, dat wil zeggen op het erf van de slooplocatie. De bouw van de compensatiewoning moet bij voorkeur op het bestaande erf plaatsvinden en als dat niet lukt in hetzelfde gebied. Hieronder wordt ook begrepen het realiseren van een nieuw erf naast een bestaand erf. Hiervoor gelden dan de volgende voorwaarden:
1. De beoogde locatie ligt in besloten heide- of veenontginningslandschap.
2. Er staan al meerdere woningen in de directe omgeving van het erf.
3. De woning voegt zich in het kenmerkende ritme van de bebouwing langs de weg, zoals blijkt uit de Landschap Identiteit Kaart voor het betreffende gebied.
4. Er ontstaat hierdoor geen nieuwe lintbebouwing.
5. De slooplocatie en de nieuwbouwlocatie liggen in hetzelfde gebied (vanwege de ruimtelijke relatie tussen sloop- en bouwlocatie);
6. Er wordt minimaal 200 m aangehouden tot een agrarisch bouwvlak (van grens agrarisch bouwvlak tot grens bouwvlak nieuwe woonbestemming)
De begrenzing van een bestaand erf wordt bepaald door de feitelijke situatie en niet door de juridische begrenzing van de (woon)bestemming.
Eén erf-gedachte
Bij de erfinrichting hanteert de gemeente de één-erfgedachte. De één-erf-gedachte houdt in dat zowel de nieuwe inrichting van het erf als de nieuwe bebouwing op het erf bijdragen aan het behoud en zo mogelijk het versterken van de oude erfstructuur. Vanuit de één-erfgedachte moet in elk geval worden voorkomen dat er tussen de woningen schuttingen of gesloten hagen worden aangebracht, waardoor er visueel gescheiden erven ontstaan.
Aan de Radewijkerweg 44 in Radewijk is de landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Hiervoor is een sloopvoucher verkregen van 850 m2, waardoor het recht ontstaat om een compensatiewoning te realiseren. Het geheel wordt landschappelijk ingepast volgens de geldende gebiedskenmerken. Zie het ruimtelijk kwaliteitsplan in Bijlage 1.
In voorliggend geval wordt de compensatiewoning gerealiseerd op een nieuw erf naast een bestaand erf. Daarom moet de ontwikkeling voldoen aan de 6 voorwaarden zoals die in paragraaf 3.3.3.4 zijn genoemd.
Het plangebied ligt in het besloten heide- of veenontginningslandschap (1). De beoogde locatie voor de compensatiewoning ligt naast het erf aan de Volle Urenweg 1. In de directe omgeving staan meerdere woningen, bijvoorbeeld de woning aan de Volle Urenweg 2a en de woning aan de Olsmandijk 4 (2). De compensatiewoning voegt zich in het ritme van de bebouwing langs de weg, aangezien er meerdere woningen (solitair en twee woningen bij elkaar) langs deze weg staan en de compensatiewoning in dit ritme past. Er ontstaat hierdoor geen lintbebouwing (3 en 4). De slooplocatie (Radewijkerweg 44 in Radewijk) en de bouwlocatie liggen allebei in het besloten heideontginningslandschap (5). Het dichtstbijzijnde agrarische bouwvlak betreft in dit geval het agrarische bedrijf aan de Olsmandijk 4a. De compensatiewoning ligt op een afstand van 200 meter van dit bouwvlak (6).
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de beleidsnotitie 'Erven met kwaliteit'.
Het Programma Wonen is op 26 maart 2019 door de gemeenteraad van Hardenberg vastgesteld. Het programma legt de woonambities voor de langere termijn vast.
Demografen verwachten dat het aantal inwoners en huishoudens van de gemeente Hardenberg het komende decennium zal blijven groeien. In tegenstelling tot de situatie in de meeste andere Nederlandse plattelandsgemeenten is nieuwbouw noodzakelijk om aan de lokale woningvraag te kunnen voldoen. Volgens de prognoses is er in de gemeente Hardenberg de komende tien jaar behoefte aan ruim 1.600 nieuwe woningen. Natuurlijk zijn er wel verschillen tussen de diverse kernen. Zo zijn ‘steden’ Hardenberg en Dedemsvaart in trek als woonlocatie, ook voor huishoudens van buiten de gemeente. En zijn de dorpen en buurtschappen vooral gewild bij de lokale bevolking en rustzoekers van buitenaf.
De afgelopen jaren is sterk ingezet op woningbouw op locaties binnen bestaand stedelijk gebied. Het bouwen van woningen op inbreidingslocaties is een goed streven, als dat betekent dat de kwaliteit van het gebied en de woonkwaliteit daarmee vergroot wordt.
Met name in de kleinere kernen en buitengebieden bevinden zich grote boerderijen op grote kavels. Vanwege het grote onderhoud en het (te) grote oppervlak worden deze woningen steeds minder aantrekkelijk voor een zelfstandig huishouden. Door de mogelijkheid van woningsplitsing te vergroten kunnen deze ruime woningen geschikt maken worden voor meerdere (kleine) huishoudens.
Dit plan voorziet in de bouw van een vrijstaande woning. Met dit initiatief wordt ingespeeld op de concrete, lokale behoefte. De ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt en de compensatiewoning draagt bij aan een vitaal buitengebied. Het initiatief is in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie.
Er moet rekening worden gehouden met de mogelijke extra verkeersgeneratie en parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. In de 'Parkeernormennota Hardenberg' is bepaald hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn. Dit is afhankelijk van de locatie en soort ontwikkeling. Het aantal verkeersbewegingen wordt bepaald door gebruik te maken van de kencijfers uit het CROW. Er wordt uitgegaan van gemiddelden.
Met dit initiatief wordt een woning toegevoegd. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Voor een vrijstaande woning geldt, op basis van het CROW, een extra verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal.
De omliggende wegen zijn goed ingericht om deze verkeerbewegingen eenvoudig en veilig te kunnen verwerken.
Op basis van de te hanteren uitgangspunten zijn voor de vrijstaande woning 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen nodig.
Op eigen erf is voldoende ruimte om te voorzien in de parkeerbehoefte. In het ruimtelijk kwaliteitsplan (Bijlage 1) is te zien dat er (ruim) voldoende ruimte is om op eigen terrein parkeerplaatsen te maken.
Er wordt hiermee voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Hardenberg.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gezondheid en het milieu worden beschermd. De aspecten sluiten aan op de onderdelen die zijn genoemd in artikel 1.2 van de Omgevingswet.
Voor het beschermen van de gezondheid en het milieu staan in het Bkl regels voor het beheersen van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen en andere activiteiten. Ook zijn er regels opgenomen voor de bescherming van geluidgevoelige gebouwen. Geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen heeft invloed op de omgeving. Het bevoegd gezag beoordeelt geluid van deze bronnen bij geluidgevoelige gebouwen (artikel 3.20 Bkl). Voor een aantal geluidgevoelige gebouwen (artikel 3.20 Bkl) en stiltegebieden (artikel 7.11 Bkl) gelden specifieke regels. In de aanwijzing van geluidgevoelige gebouwen is de functie (zoals wonen, onderwijs of zorg) bepalend (artikel 3.20 Bkl).
In dit geval is de compensatiewoning een geluidgevoelig gebouw die beschermd moet worden tegen geluid.
De wegen rondom het plangebied zijn rustige wegen, die veelal worden gebruikt door bestemmingsverkeer. In onderstaande afbeelding is de geluidsbelasting van de omliggende wegen weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Op de afbeelding is te zien dat ter plaatse van de compensatiewoning de maximale geluidsbelasting 51 dB bedraagt. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de standaardwaarde van 53 dB uit het Bkl.
Op basis van overgangsrecht (artikel 17.5 Omgevingsregeling) bestaat het geluidaandachtsgebied bij een spoorweg met maximaal twee sporen uit het gebied dat zich 200 meter uitstrekt vanaf de buitenste spoorstaaf. Op circa 980 meter ligt een spoorlijn. Er is geen reden om geluidhinder vanwege de spoorlijn te verwachten.
Er zijn rondom het plangebied geen industrieterreinen aanwezig. Er is daarom geen sprake van geluidhinder van industrieterreinen.
In de omgeving van het plangebied liggen enkele agrarische bedrijven. Met eventuele geluidhinder van deze bedrijven dient rekening te worden gehouden. Volgens de richtafstandenlijst van de VNG geldt voor een grondgebonden agrarisch bedrijf voor geluid een richtafstand van 30 meter (rustige woonwijk). In dit geval wordt daar aan voldaan. Het dichtstbijzijnde agrarische bouwvlak ligt aan de Olsmansdijk 4a ten zuidwesten van het plangebied. Deze ligt op circa 180 meter afstand van de woning.
Vanuit het aspect geluid is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Het beschermen van de bodemkwaliteit is een onderdeel bij de afweging van de aspecten van de fysieke leefomgeving. Ter bescherming van de bodemkwaliteit zijn instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de kwaliteit van de bodem.
Om te beoordelen of de bodem geschikt is voor het gewenste gebruik, is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 van deze motivering.
Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn boringen uitgevoerd ten behoeve van een bodemonderzoek conform de NEN5740.
Op de gehele locatie zijn in de bovengrondmengmonsters en in het ondergrondmengmonster geen verhogingen aangetroffen boven de interventiewaarde. In het grondwatermonster zijn lichte verhogingen nikkel en barium aangetroffen.
Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygienisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Het onderzoek is beoordeeld door de Omgevingsdienst IJsselland. De beoordeling is opgenomen in
De bodem is van voldoende kwaliteit voor de uitvoering van dit voornemen.
Voor de bescherming van de luchtkwaliteit zijn instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 van het Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Locaties met hoge concentraties stikstofdioxide en/of fijnstof zijn aangemerkt als aandachtsgebied. Vooral in en vlakbij een aandachtsgebied moeten overheden toetsen aan de omgevingswaarden. Dit is niet nodig indien een activiteit niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Volgens het Bkl dragen de volgende projecten niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging:
Er zijn een paar situaties die de overheid nog wel in het hele land moet beoordelen. Dit zijn:
Het voornemen is om een compensatiewoning te realiseren. In de vorige paragraaf zijn voorbeelden gegeven van projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. De omvang van dit plan is veel kleiner dan deze voorbeelden. Echter zijn in de nabije omgeving meerdere inrichtingen aanwezig waarbij er uitstoot van fijnstof plaatsvindt. Gelet op de ligging van het plangebied ten opzichte van deze inrichtingen is door BJZ.nu een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd. Het volledige rapport is in Bijlage 4 te vinden. De emissie van fijnstof door de omliggende veehouderijen is achterhaald door middel van betreffende milieudossiers en vastgestelde emissiefactoren. Met een model is de immissie op het plangebied berekend. Het onderzoek is uitgevoerd conform de regels uit het Bkl en de Omgevingsregeling met bijbehorende bijlagen. Uit dit onderzoek blijkt dat er voldaan wordt aan de normen vanuit het Bkl.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
De instructieregels van het Bkl voor geur zijn gericht op geurgevoelige gebouwen. In de aanwijzing van geurgevoelige gebouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg.
Geurnormen voor het houden van dieren bestaan voor sommige diersoorten uit afstanden en voor sommige diersoorten uit geurwaarden. Deze normen staan in het Omgevingsplan (paragraaf 22.3.6). De geurnormen beogen mede een omgekeerde werking te hebben. De normen dienen niet alleen als toetsingskader voor milieuvergunningen, maar geven ook aan welke geurbelasting de gemeente aanvaardbaar vindt op het platteland.
In de omgeving zijn verschillende veehouderijen aanwezig. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijke geurbelasting van deze veehouderijen. In Bijlage 5 is dit onderzoek opgenomen.
Om het woon- en leefklimaat te kunnen beoordelen is zowel de voor- als de achtergrondgeurbelasting berekend. Vanwege de dominante veehouderij aan de Heidenweg 2c bedraagt de voorgrondgeurbelasting ten hoogste 2,4 OUE/m3 ter plaatse van het plangebied. Het woon- en leefklimaat qua voorgrondgeurbelasting is als ‘redelijk goed’ te kwalificeren. De achtergrondgeurbelasting bedraagt ten hoogste 3,63 OUE/m3. Het woon- en leefklimaat is qua achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied te kwalificeren als ‘redelijk goed’.
Bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat bestaat de volgende vuistregel: de voorgrondgeurbelasting is maatgevend als die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting. In deze situatie is de voorgrondgeurbelasting maatgevend en is het woon- en leefklimaat te kwalificeren als ‘redelijk goed’.
Aan het bevoegd gezag van de gemeente Hardenberg is de afweging of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Omgekeerd worden de veehouderijen door de toevoeging van de woningen niet belemmerd. De toe te voegen woningen zijn niet maatgevend voor de veehouderijen, omdat er nog andere woningen liggen tussen het plangebied en de veehouderijen.
Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor dit plan.
Het omgevingsaspect trillingen is geregeld in paragraaf 22.3.5 van het omgevingsplan. Daarin worden regels gesteld aan trillingen in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw. Er gelden maximale waarden voor continue trillingen en voor herhaald voorkomende trillingen. De maximale waarden zijn opgenomen in de tabellen in artikel 22.88 van het omgevingsplan en 5.87a van het Bkl.
Op basis van de Handreiking nieuwbouw en spoortrillingen is het onderzoeksgebied in beginsel 100 meter. Het plangebied ligt op ongeveer 980 meter van een spoorlijn. Hiermee is aannemelijk dat het trillingsniveau niet boven de streefwaarde uitkomt.
Vanuit het aspect trillingen is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Licht kan wenselijk zijn of juist hinderlijk. Vanuit gezondheidsoogpunt is het belangrijk dat er voldoende daglicht in bouwwerken komt. Dit heet daglichttoetreding. In het Bbl staan regels voor voldoende daglicht in bouwwerken (nieuwbouw). Deze verschillen per gebruiksfunctie en soort ruimte.
Kunstlicht kan leiden tot diverse vormen van lichthinder. Kunstlicht komt van (autosnel)wegen, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouw en sportterreinen. De provincie heeft voor sommige gebieden 'donkerte' als waarde bepaald.
Bij de vergunningaanvraag voor de bouw van de woningen zal getoetst worden aan de regels over de daglichttoetreding en bezonning. Op het gebied van kunstlicht wordt opgemerkt dat er slechts sprake is van het toevoegen van één woning, op een perceel dat nabij andere woningen ligt. Daarnaast zijn elders in het buitengebied van de gemeente Hardenberg stallen gesloopt, waardoor per saldo er geen toename is van (kunst)licht in het buitengebied.
Vanuit het aspect licht is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Nederland is een waterland. De opgaven op het terrein van water zijn groot en worden in de toekomst alleen maar groter. Om ons land ook voor de komende generaties veilig, aantrekkelijk en leefbaar te houden, is het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) ontwikkeld. Dit NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen.
De provincie houdt toezicht op de waterschappen en is verantwoordelijk voor veilig drinkwater. Ook zorgt zij voor de plannen voor waterbeheer in de regio. Ook is de provincie verantwoordelijk voor vergunningverlening voor drinkwaterwinning. De ambities zijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving.
De waterschappen beheren water en waterkeringen (dijken) en zuiveren afvalwater. Ook zorgen zij voor de kleine waardevolle wateren, zoals vennen en bronnetjes. Voor grotere rivieren, meren en kanalen en grondwaters bestaat de Europese Kaderrichtlijn. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen het waterschap wil nemen.
Bij nieuwe plannen dient rekening te worden gehouden met de waterhuishoudkundige situatie. Dit houdt in dat de gevolgen van het plan op de waterbelangen beschreven moeten worden. Een belangrijk instrument hierbij is de watertoets. De waterbelangen en waterhuishoudkundige doelstellingen worden hierbij afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen gaan over zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Voor dit plan is gebruik gemaakt van de digitale watertoets. Hierdoor wordt ook het betrokken waterschap geïnformeerd. In dit geval is dat het waterschap Vechtstromen. De beantwoording van de vragen heeft geleid tot de 'normale procedure'. In Bijlage 6 is het resultaat van de watertoets opgenomen. Hierna wordt ingegaan op de relevante wateraspecten.
Het initiatief is niet in strijd met de waterbelangen.
Bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet ook gekeken worden naar de gevolgen van rampen. Daarvoor zijn in het Bkl risicobronnen aangewezen. Het gaat om:
Deze risicobronnen hebben aandachtsgebieden. Ze zijn digitaal te raadplegen in het Register Externe Veiligheid. Binnen een aandachtsgebied worden bij voorkeur geen kwetsbare gebouwen of locaties gerealiseerd. En ook geen beperkt kwetsbare gebouwen of locaties of zeer kwetsbare gebouwen. Soms kan dat toch, bijvoorbeeld als er extra maatregelen worden getroffen die worden vastgelegd in voorschriftengebieden. Denk bijvoorbeeld aan extra bouweisen.
De risico's ten aanzien van externe veiligheid zijn in te zien in onderstaande afbeelding. Het plangebied is aangegeven met de roze lijn. De situering van de woning is aangegeven met de zwarte omlijning.
![]() |
Afbeelding 6.1: Risico's externe veiligheid (Bron: ev-signaleringskaart.nl) |
Ten zuiden van het plangebied ligt een aardgasleiding. De woning wordt zodanig gepositioneerd dat deze buiten de risicozone staat. Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat toename van bebouwing en bewoning bijdraagt aan een verhoging van het groepsrisico. De 100% letaliteitszone (blauwe lijn) ligt buiten het plangebied. Het brandaandachtsgebied ligt deels over het projectgebied, maar daar wordt de woning buiten gepositioneerd. Een nader onderzoek naar externe veiligheid is niet nodig. Tevens is het niet nodig om de woning als voorschriftengebied aan te wijzen, aangezien deze buiten het aandachtsgebied wordt gerealiseerd en er geen sprake is van de realisatie van een zeer kwetsbaar gebouw.
De veiligheidsregio heeft daarnaast geadviseerd om de volgende maatregelen te nemen:
Vanuit het aspect externe veiligheid is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Bij het beschermen van cultureel erfgoed moet de gemeente rekening houden met bepaalde uitgangspunten. In artikel 5.130 lid 2 Bkl staan instructieregels voor de gemeente. Deze gaan over:
De aspecten cultuurhistorie (monumenten) en archeologie worden hierna uitgewerkt.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
Er bevinden zich binnen het gebied zelf geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. In de directe nabijheid van de locatie is er geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden.
Het aspect cultuurhistorie is geen belemmering met betrekking tot het plan.
In de Erfgoedwet staat een archeologische zorgplicht wanneer de bodem wordt verstoord. Er is dan onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden.
De archeologische verwachting is verwerkt in het bestemmingsplan Buitengebied, dat onderdeel is van het omgevingsplan. Binnen het plangebied geldt geen dubbelbestemming met betrekking tot archeologie.
Het aspect archeologie is geen belemmering voor het plan.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt beoordeeld of er echt behoefte aan is. En of de ontwikkeling binnen het stedelijk gebied kan. De ladder is beleidsneutraal overgezet naar het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De instructieregel in artikel 5.129g Bkl regelt dat bij een wijziging van het omgevingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling het toepassen van de ladder is vereist.
Voor de toetsing aan de ladder is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de volgende begrippen:
Artikel 5.129g Bkl legt geen grens vast wat 'voldoende substantieel' is. In uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn wel lijnen uitgezet. Er is een overzichtsuitspraak (ECLI:NL:RVS:2017:1724) over de Ladder. De Afdeling geeft hierin geen harde ondergrenzen, maar stelt wel 'in beginsel' grenzen.
Uit de overzichtsuitspraak (ABRvS 28 juni 2017 ECLI:NL:RVS:2017:1724, 201608869/1/R3) blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.
In het plan is sprake van het toevoegen van één compensatiewoning. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet van toepassing.
Voor de bescherming van het landschap geldt het Europees landschapsverdrag. Dit verdrag erkent dat landschappen een onderdeel zijn van de fysieke leefomgeving. In artikel 1.2 lid 1 sub g Omgevingswet staat dat 'landschappen' een onderdeel zijn van het fysieke leefomgeving. Het landschapsbeleid kan door Rijk, provincie of gemeente in een omgevingsvisie zijn vastgelegd. De gemeente Hardenberg heeft dit gedaan middels de Landschap Identiteits Kaarten.
De gemeente heeft voor het gebied een Landschap-Identiteit-Kaart (LIK) gemaakt. In de LIK wordt de identiteit van het gebied bepaald. Op deze wijze wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van het gebied versterken.
Het gebied ligt in de ' LIK Radewijk - Hoogenweg - Bruchterveld - Sibculo'. De locatie ligt in het Besloten heideontginningslandschap. Dit is in onderstaande afbeelding weergegeven. De locatie is hierin met de rode ster aangegeven.
![]() |
Afbeelding 7.1: Uitsnede LIK Radewijk - Hoogenweg - Bruchterveld - Sibculo (Bron: Gemeente Hardenberg) |
De gemeente Hardenberg wil regie voeren op de ontwikkeling van het landelijk gebied. De identiteit van het gebied komt voort uit de ontstaansgeschiedenis en de daarmee samenhangende landschapstypen. In de LIK is daarom een onderscheid gemaakt tussen de verschillende landschapstypen die in het gebied voorkomen. Deze landschapstypen zijn op een overzichtskaart opgenomen (zie ook afbeelding 7.1). Vervolgens is voor het gebied een overzicht gemaakt met de waardevolle en storende kenmerken. Er is ook een visie (wensbeeld) op de toekomstige ontwikkelingen gegeven.
Er is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door het treffen van landschapsmaatregelen. Voor het bepalen van de landschapsmaatregelen is een ruimtelijke kwaliteitsplan (Bijlage 1) opgesteld. De landschappelijke kenmerkende waarden zijn als uitgangspunt genomen. De landschapsmaatregelen bestaan uit het aanplanten van gebiedseigen beplanting ter plaatse van de erven. De LIK is gekoppeld aan de regels ter bescherming van de landschappelijke kenmerkende waarden. De uitvoering van de landschapsmaatregelen is daarnaast vastgelegd in de regels van dit wijzigingsbesluit. Hiermee is het plan in overeenstemming.
Het is wenselijk dat bouwplannen voor gebouwen van goede kwaliteit zijn. En dat ze passen in het bebouwingsbeeld. Er zijn twee welstandsnota's, een voor de stads- en dorpskernen en een voor het buitengebied. Voor het buitengebied is dat de 'Welstandsnota Buitengebied'. Deze nota is vastgesteld op 3 december 2013. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente. Daarom is deze van toepassing.
Voor Hardenberg zijn drie gebieden te onderscheiden op basis van de gebiedskarakteristieken. In onderstaande afbeelding zijn de grootste verschillen weergegeven.
![]() |
Afbeelding 7.2: Uitsnede welstandsgebieden (Bron: Gemeente Hardenberg) |
De gemeente onderscheidt per gebied drie niveaus van welstand.
Het gebied ligt in het besloten heide-ontginningen landschap en heeft niveau 1 voor de welstand. Bij de inrichting van het erf is rekening gehouden met de positie van de bebouwing op het erf. In het ruimtelijk kwaliteitsplan (Bijlage 1) is hier nader op ingegaan. Zo wordt voor de landschappelijke structuur en de positie en oriëntatie van bebouwing aangesloten bij de bebouwing in de omgeving. Daarnaast is de bebouwing gesitueerd binnen de groene kamer. De architectuurstijl binnen dit landschap is vrij. Het plan en de welstandsnota zijn op elkaar afgestemd. Het plan voldoet daarmee aan de Welstandsnota.
De natuur maakt onderdeel uit van de fysieke leefomgeving. Bij natuurbescherming gaat het om de bescherming van gebieden en de bescherming van soorten. In dit hoofdstuk komt aan de orde hoe dit plan rekening houdt met de bescherming hiervan.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. In deze gebieden worden dieren, planten en hun leefomgeving beschermd. Activiteiten die significante negatieve gevolgen kunnen hebben voor deze gebieden worden gedefinieerd als Natura 2000-activiteiten. Deze activiteiten zijn op basis van artikel 5.1 lid e van de Omgevingswet vergunningplichtig.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'Engbertsdijksvenen'. Dit ligt op ongeveer 9,2 kilometer afstand van het plangebied. In dit geval kan op basis van de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling in combinatie met de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden uitgesloten dat sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Een stikstofonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale omgevingsvisies- en verordeningen uitgewerkt. In het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. De bescherming van het NNN kent geen externe werking.
Het dichtstbijzijnde deel van het NNN ligt op circa 630 meter afstand. Er is daarmee geen sprake van een ontwikkeling in het NNN. Het plan gaat niet gepaard met aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Dit plan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden.
Onder de Omgevingswet zijn veel dier- en plantsoorten beschermd. Sommige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor dieren en planten in het wild. Dit zijn flora- en fauna-activiteiten. Bij een activiteit is het nodig om te controleren of er soorten aanwezig zijn en welke soorten dit zijn. Er zijn maar weinig activiteiten waarbij vooraf al is uit te sluiten dat ze een flora- en fauna-activiteit tot gevolg hebben. Hoofdstuk 11 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bepaalt wanneer een vergunning nodig is.
Er wordt binnen het plangebied gebouwd op agrarische grond. Dit zijn activiteiten die negatieve effecten kunnen hebben op (beschermde) soorten. Er is daarom een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn als Bijlage 7 bijgevoegd. Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten zijn te verwachten op beschermde soorten.
Dit plan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde soorten.
Het plan leidt niet tot negatieve effecten op de natuur.
Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit die de functie van een maatschappelijk belangrijk werk of object kan verstoren. Dit zijn bijvoorbeeld wegen, spoorwegen, luchthavens en waterstaatswerken (rivieren etc.). Voorbeelden van beperkingengebiedactiviteiten zijn het plaatsen van een reclamebord naast een snelweg of het bouwen op een zeedijk. Om de functie van het werk of object te beschermen, gelden er beperkingen in een aangewezen gebied daaromheen. Het bevoegd gezag wijst dat gebied op kaart aan. De beperkingen gelden voor activiteiten in dit gebied (het beperkingengebied).
Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrensd voor de Volle Urenweg en aan de noordoostzijde door de Heideweg, Beide wegen hebben geen beperkingsgebied. Het plan ligt daarmee niet binnen een beperkingsgebied.
Het plangebied ligt niet binnen een beperkingsgebied.
Ondergrondse kabels en leidingen zijn belangrijk voor het transport van data, elektriciteit en stoffen zoals gas en water. Sommige ondergrondse (hoogspannings)leidingen kunnen een risico opleveren voor de omgeving.
In Hoofdstuk 6 is al ingegaan op mogelijke buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Hieruit blijkt dat er geen buisleidingen aanwezig zijn. Daarnaast zal voorafgaand aan de bouw van de woningen een Klic-melding worden gedaan. Hiermee wordt voorkomen dat kabels en leidingen tijdens de bouw van de woningen worden beïnvloed.
Het plangebied heeft in deze fase geen nadelige gevolgen op de kabels en leidingen.
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) brengt het effect van een project op het milieu in beeld. De regelgeving voor de m.e.r. is te vinden in afdeling 16.4 van de Omgevingswet (Ow) en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit (Ob). Aan de hand van bijlage V van het Ob kan worden bepaald of een plan mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig is. In deze bijlage is een tabel opgenomen met vier kolommen. In kolom 1 staan de projecten opgesomd. In kolom 2 zijn de gevallen genoemd waarin een project-mer verplicht is. In kolom 3 staan de gevallen genoemd waarin de project-mer-beoordelingsplicht geldt. Kolom 4 bevat tot slot de besluiten die betrekking hebben op de projecten waarvoor de project-mer-(beoordelings)plicht geldt.
Het plan gaat uit van het toevoegen van één vrijstaande woning. Op basis van kolom 1 van bijlage V Ob valt dit onder een 'stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen' (J11).
Beoordeeld moet worden of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Als dat het geval is moet een milieueffectrapport worden gemaakt. Of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben moet worden beoordeeld aan de hand van de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn, dat wil zeggen: de kenmerken van het project, de plaats van het project en de potentiële effecten.
Het project leidt niet tot aanzienlijke milieugevolgen vanwege:
Er hoeft geen milieueffectrapport te worden gemaakt.
Dit plan brengt geen negatieve effecten op het milieu met zich mee. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet nodig.
Overheden zijn verplicht om de kosten van een ontwikkeling te verhalen. Het afsluiten van een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en het bevoegd gezag heeft daarbij de voorkeur.
In dit geval is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico op nadeelcompensatie voor rekening van de initiatiefnemer komt. De gemeentelijke kosten zijn hier ook in opgenomen. Het kostenverhaal voor de gemeente is hiermee volledig verzekerd.
Participatie is een belangrijk aspect in de procedure van een ruimtelijke ontwikkeling. Een ontwikkeling heeft namelijk niet alleen invloed op de fysieke leefomgeving, maar ook op de mensen die daar wonen, werken en recreëren. Het is daarom van belang dat deze mensen in een vroeg stadium worden betrokken bij het initiatief.
In dit geval zijn de omliggende buren geïnformeerd door initiatiefnemer. Een verslag van het participatietraject is op genomen in Bijlage 8. Over het algemeen wordt het plan als positief ervaren. Naar aanleiding van de opmerkingen van omwonenden zijn enkele aanpassingen gedaan aan het plan. Samengevat is de woning iets verschoven en qua kap gedraaid en is een beplantingstrook van 7m opgenomen in het ruimtelijk kwaliteitsplan.
In deze paragraaf zal verslag worden gedaan van de reacties van de betreffende instanties.
Het ontwerpomgevingsplan 'TAM-omgevingsplan Volle Urenweg 1b Hoogenweg' heeft vanaf donderdag 26 december 2024 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. De laatste dag van de termijn was 5 februari 2025. Er is binnen deze termijn één zienswijze binnengekomen.
De zienswijze is door de gemeente voorzien van een reactie. De notitie met de beantwoording van de zienswijze is in bijlage 9 opgenomen.
De zienswijze heeft geresulteerd in een wijziging van de omvang van de bestemming 'Groen - Groene landschapselementen'.
Op basis van artikel 4.2 van de Omgevingswet bevat het omgevingsplan voor de hele gemeente de regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In het Bkl staan de instructieregels voor de hoofdonderwerpen. Een omgevingsplan houdt in ieder geval voldoende rekening met onderstaande onderwerpen:
Deze onderwerpen zijn beoordeeld in hoofdstuk 3 tot en met hoofdstuk 10. Hieruit blijkt dat het plan met alle aspecten voldoende rekening houdt. Geconcludeerd wordt dat met deze wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.