Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Hardenberg, Geert Migchelsweg 25A - 25B Slagharen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0160.0000BP00316-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Geert Migchelsweg 25A - 25B Slagharen met identificatienummer NL.IMRO.0160.0000BP00316-VG01 van de gemeente Hardenberg;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aan-huis-gebonden beroep
administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen beroepen, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.4 aanbouw
een bouwwerk dat is gebouwd aan een bedrijfsgebouw; het bouwwerk onderscheidt zich van een bedrijfsgebouw door de vorm en is architectonisch ondergeschikt;
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen waaronder begrepen tuinbouw en/of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal en productie van zonne-energie waarvan de geproduceerde elektriciteit in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik. Bewerking en vergisting van mest en biomassa zijn activiteiten die onderdeel uitmaken van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat deze activiteiten plaatsvinden binnen het eigen bouwvlak, met bedrijfseigen producten en/of bedrijfseigen mest waarvan de geproduceerde elektriciteit en/of brandstof in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik;
 
1.8 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 bed and breakfast:
het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt. Permanente bewoning van een bed and breakfast in een bijgebouw of bedrijfsgebouw is niet toegestaan;
 
1.13 bijbehorend bouwwerk
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;
 
1.14 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;
 
1.15 bijgebouw
een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
 
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.22 brutovloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
 
1.23 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
 
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.25 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
 
1.26 foliebassin
een mestbassin uitgevoerd als een met folie beklede grondput met of zonder omdijking;
 
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.28 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.29 hoofdverblijf
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;
 
1.30 huishouden
één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;
 
1.31 internetwinkel
specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
 
1.32 intrekgebieden
gebieden zoals genoemd in artikel 2.13.1 onder d van de Omgevingsverordening Overijssel en die op de kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053 (vastgesteld door Provinciale Staten op 1 juli 2009) zijn aangegeven;
 
1.33 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
 
1.34 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet, of slechts met één wand is omgeven;
 
1.35 paardenbak
een onverhard en omheind terrein, niet overdekt en met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
 
1.36 peil
voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
  • de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
in andere gevallen:
  • de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.37 ruimtelijk kwaliteitsplan
een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;
 
1.38 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat
voor mens, plant en dier belangrijk is.
 
1.39 schuilgelegenheid
een gebouw met maximaal drie gesloten wanden, dat dient voor de beschutting van, al dan niet hobbymatig gehouden, dieren tegen weersinvloeden alsmede voor de opslag van het voor deze dieren bestemde voer;
 
1.40 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.41 streekgebonden producten
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;
 
1.42 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
 
1.43 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel van het hoofdgebouw, tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.44 Wijk
dwars op het hoofdkanaal gelegen zijkanaal in een veenkoloniaal landschap;
 
1.45 windturbine
een door de wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen;
 
1.46 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.47 zonnecollectoren
collectoren voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
Ruimten, zoals kelders en kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer - en tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren - worden niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk, tenzij:
  1. de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen, of;
  2. de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens dan wel rooilijn met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden – Besloten veenontginningslandschap
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het besloten veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 2 onderdeel uitmaken van de regels; de landschapsmaatregelen zoals bedoeld in het ruimtelijk kwaliteitsplan;
en tevens voor:
  1. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken
Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. andere (bouw)werken;
  2. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond;
In afwijking van het bepaalde onder a zijn zonnecollectoren niet toegestaan.
 
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:
a. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken
max. goothoogte
max. bouwhoogte
min. dakhelling
overige erf- of perceelafscheidingen
1 m
schuilgelegenheden buiten bouwvlakken
2,5 m
5 m
18 º
overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken
3 m
 
  1. de oppervlakte van stikstof emitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte aan stikstof emitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie. Een wijziging van stikstof emitterende bouwwerken is uitsluitend toegestaan voor zover deze niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie.
3.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk
De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 3.2.2 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Kleinere dakhelling gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:
  1. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  2. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving.
  2. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in artikel 3.1, de bestemming wordt gewijzigd in:
  • Natuur - Besloten veenontginningslandschap;
  • Groen - Landschapselement;
  • Water.
Het wijzigen mag uitsluitend geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:
  1. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  2. de functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  3. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  4. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Vergunningplicht
Behoudens het bepaalde in artikel 3.6.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. aanleggen en dempen van water / wijken;
  3. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.
3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het besloten veenontginningslandschap eigen gebiedskenmerken;
  4. werken en werkzaamheden met minder dan 250 m3 grondverzet;
  5. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  6. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1, onder b, voor zover het betreft het aanleggen van poelen.
3.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 4 Wonen - Besloten veenontginningslandschap
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. bed and breakfast;
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen;
  2. gebouwen behorend bij de onder artikel 4.1 toegestane functies;
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. andere bouwwerken.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. de woningen dienen vrijstaand te worden gebouwd;
  2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, met dien verstande dat per kalenderjaar één omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning wordt verleend;
  3. woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  4. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  5. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  6. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  7. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
bouwwerkenmax. goothoogtemax. bouwhoogtemin. dakhelling
Woningen (1)3,5 m10 m30°
bijgebouwen3 m6 m18°
overkappingen 3,5 m 
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn
 2 m 
overige erf- of perceelafscheidingen
 1 m 
Overige andere bouwwerken
 10 m 
1) met dien verstande dat de dienstwoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien
  1. in voorkomend geval artikel 7.1 (Afstanden tot wegen);
4.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk
De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 4 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Herbouw - verbouw - uitbreiding woning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c, mits een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of recreatiebestemmingen hierdoor niet wordt belemmerd.
 
4.3.2 Vergroten inhoud woning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder d voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.000 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaats vindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
 
4.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder g voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:
  1. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  2. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
4.4.2 Aan-huis-gebonden beroep
De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  2. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  3. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  5. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
4.4.3 Bed and breakfast
Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  2. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  3. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend: het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en gebouwen ten behoeve van het bepaalde in artikel 4.1 zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Ruimtelijk kwaliteitsplan;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en gebouwen ten behoeve van het bepaalde in artikel 4.1 worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor het bouwen, uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Ruimtelijk kwaliteitsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, indien in plaats het in Bijlage 1 opgenomen ruimtelijk kwaliteitsplan, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt in de omgeving aanwezige functies en waarden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 en artikel 4.4 voor het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. Toegestaan zijn:
    1. bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. een koffie- en theeschenkerij;
    3. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
    4. een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
    5. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen;
    6. zorgfuncties zoals een zorgboerderij.
  2. maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen mag worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b kan een groter percentage van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten, mits passend binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
  4. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
  5. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de (bedrijfs)activiteit;
  7. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  8. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  9. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  10. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 500 m2 en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.
 
5.2.2 Voorschriften
Indien uit het in artikel 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:
  1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. tot het doen van opgravingen;
  3. de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem, waarvan de oppervlakte 500 m2 of meer bedraagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer bedraagt;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 500 m2;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer bedraagt.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  5. uitgevoerd worden op gronden waarvan aangetoond kan worden dat deze geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De vergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wordt verleend indien:
  1. op basis van een door de aanvrager van de vergunning bij de aanvraag te overleggen rapport van een archeologisch onderzoek waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
en:
  1. is gebleken dat de in artikel 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
Indien is gebleken dat de in artikel 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden wel kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
 
het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor activiteiten die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de bijbehorende omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Afstanden tot wegen
 
Op en in gronden die grenzen aan de gronden met een verkeersbestemming, mogen binnen een afstand van 10 meter, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.
 
8.2 Afwijken afstand tot wegen
 
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, van artikel 6.1 voor het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemene afwijkingsregels
 
9.1.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan, mits de maximale (bouw)hoogte niet meer is dan 118 meter :
  1. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  2. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
  3. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  4. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  5. voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m;
  6. voor het realiseren bouwwerken ten behoeve van eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld schuilgelegenheden, rustpunten en informatieborden.
9.1.2 Toelaatbaarheid afwijkingen
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien:
  1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
  2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
9.2 Windturbines
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het toestaan van één of meerdere windturbines, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. windturbines zijn niet toegestaan binnen 20 meter van een bestemmingen Leiding - Gas en de bestemming Leiding - Hoogspanning;
  2. windturbines zijn niet toegestaan in de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
  3. de maximale tiphoogte van windturbines bedraagt 25 meter;
  4. de windturbines moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn en niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  5. de inpassing van windturbines op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden.
9.3 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten
 
Bij een omgevingsvergunning kan overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden slechts worden afgeweken van het plan, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Algemene wijzigingen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 25 m worden verschoven;
  2. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 25% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  3. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast;
10.2 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden slechts wijzigen, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
 
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Werking wettelijke regeling
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
 
11.2 Afstemming welstandstoets
 
Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
  1. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet voorgeschreven welstandscriteria (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
  1. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  2. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
11.3 Uitsluiting seksinrichting
 
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden en gebouwen als seksinrichting.
 
11.4 Afstemming APV en evenementen
 
Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een omgevingsvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is verleend.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag,
    1. mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hardenberg, Geert Migchelsweg 25A - 25B Slagharen '.