direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Hardenberg, Windpark De Veenwieken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00257-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Hardenberg, Windpark De Veenwieken' met identificatienummer NL.IMRO.0160.0000BP00257-VG01 van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen waaronder begrepen tuinbouw en/of het houden van dieren;

1.6 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, dan wel de aan een gebied toegekende hoge of middelhoge verwachtingswaarde, in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.15 fundering:

de ondersteuningsconstructie, welke geheel of gedeeltelijk ondergronds ligt, waarop het gebouw of bouwwerk geplaatst wordt;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 gecumuleerde jaargemiddelde geluidsniveau:

Het jaargemiddelde geluidsniveau in dB van het windturbinepark als gevolg van cumulatie van geluid van meerdere inrichtingen met windturbines;

1.18 hoogspanningsleiding

een kabel/leiding met een spanningsniveau hoger dan 30.000 Volt;

1.19 inkoopstation

bouwwerk bedoelt voor het onderbrengen van schakel en meetapparatuur om de windturbines te verbinden met het landelijke elektriciteitsnet.

1.20 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.21 maaiveld:

de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw, bouwwerk of windturbine;

1.22 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, inkoopstations, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.23 opstelplaats:

een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;

1.24 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de openbare weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.25 rotor:

het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;

1.26 rotorblad

de wiek van een windturbine;

1.27 rotordiameter:

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;

1.28 tijdelijke voorzieningen:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede werken (waaronder opslagplaatsen) gedurende een periode van maximaal 5 jaar;

1.29 tip:

de uiterste punt van een rotorblad of wiek van een windturbine.

1.30 windturbine:

een door de wind aangedreven turbine of molen, die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;

1.31 windturbinepark:

een installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie in hoofdzaak bestaande uit één of meer windmolens. Eén windturbinepark kan bestaan uit meerdere inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1 Wet milieubeheer;

1.32 woningen van derden (toetspunten):

woningen waar vanuit geluid op dient te worden getoetst, niet zijnde woningen van initiatiefnemers en/of tot het initiatief van het windpark behorend.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • 1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, bliksemafleiders en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • 2. de ashoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

  • 3. de wieklengte:

de wieklengte (of bladlengte) betreft de afstand tussen de tip van de wiek en de (wieken)as.

  • 4. maximale bouwhoogte fundering:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de fundering.

  • 5. de tiphoogte of bouwhoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bovenste verticaal staande rotorblad.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Windturbinepark

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbinepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opwekking van duurzame elektriciteit door middel van windturbines;
  • b. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 opstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 1.150 m² per opstelplaats;
  • c. twee inkoopstations;
  • d. tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de aanleg van het windturbinepark;
  • e. kabels en leidingen ten behoeve van het windturbinepark;
  • f. kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
  • g. wegen en paden, in- en uitritten, alsmede bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bermsloten, bruggen en duikers;
  • h. overige nutsvoorzieningen;
  • i. voor zover niet strijdig met de belangen van het bepaalde in sub a t/m h, is het volgende toegestaan:
    • 1. agrarische bedrijvigheid;
    • 2. extensieve openluchtrecreatie;
    • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Windturbinepark

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één windturbine toegestaan;
  • b. de minimale ashoogte van een windturbine bedraagt 98 meter;
  • c. de maximale tiphoogte van een windturbine bedraagt 149,99 meter;
  • d. de minimale rotordiameter van een windturbine bedraagt 90 meter;
  • e. de maximale rotordiameter van een windturbine bedraagt 110 meter;
  • f. de bouwhoogte van de fundering van een windturbine bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • g. de windturbine heeft 3 rotorbladen;
  • h. de rotordiameter en de ashoogte van de windturbines in het windturbinepark dient hetzelfde te zijn;
  • i. de draairichting van de windturbines dient gelijk te zijn.

3.2.2 Inkoopstations

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van inkoopstations gelden de volgende regels:

  • a. er zijn twee inkoopstations voor het windturbinepark toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte van een inkoopstation bedraagt 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte per inkoopstation bedraagt 50 m².

3.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. behoudens het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte van palen en masten bedraagt 6 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
3.3 Overige regels
3.3.1 Aanvullende voorwaarde ter voorkoming verstoring defensieradar

Met uitzondering voor de volgende windturbines voor het windturbinepark:

  • a. een Enercon E103 windturbine op een ashoogte van 98 meter;
  • b. een Enercon E92 windturbine op een ashoogte van 104 meter;

Worden ter voorkoming van verstoring van defensieradar de volgende voorwaarden gesteld aan het bouwen van het windturbinepark:

  • c. het windturbinepark leidt niet tot onaanvaardbare hinder op de radarstations Twente, Nieuw- Milligen en het toekomstige radarstation Herwijnen,;
  • d. op basis van radarverstoringsonderzoek dient hierover een positief advies te zijn van het Ministerie van Defensie;

3.3.2 Aanvullende voorwaarde ten aanzien van geluid

Voor het aspect geluid wordt de volgende aanvullende voorwaarde gesteld aan het bouwen van het windturbinepark:

  • a. het gecumuleerde jaargemiddelde geluidsniveau Lden en Lnight als gevolg van het windturbinepark mag op de gevel van woningen van derden (toetspunten) maximaal de waarden bedragen als gegeven in de volgende tabel:

Toetspunt   Adres    
    Lden( dB)   Lnight( dB)  
1   Zestiende Wijk 1   45   38  
2   Zestiende Wijk 2   45   39  
3   Zestiende Wijk 3   44   38  
4   Zestiende Wijk 5   44   38  
5   Van Rooijens Hoofdwijk 5   47   41  
6   Driehoekweg 26   47   41  
7   Driehoekweg 24   46   40  
8   Driehoekweg 23   47   40  
9   Driehoekweg 22   46   40  
10   Driehoekweg 15   44   37  
11   Driehoekweg 14   44   37  
12   Driehoekweg 13   43   36  
13   Driehoekweg 11a   41   35  
14   Driehoekweg 10   41   35  
15   Driehoekweg 9   40   33  
16   Driehoekweg 8   38   32  
17   Ondersloot Zuid 2   39   32  
18   Schapendijk 5   45   39  
19   Schapendijk 4   47   40  
20   Noordelijke Dwarsweg 6   46   40  
21   Noordelijke Dwarsweg 5   46   40  
22   Schapendijk 1   42   35  
23   Ommerkanaal Oost 40   41   35  
24   Ommerkanaal 57   42   35  
25   Ommerkanaal 36   42   35  
26   Ommerkanaal 53   43   37  
27   Ommerkanaal 34   45   38  
28   Ommerkanaal 51   45   38  
29   Ommerkanaal 32   44   37  
30   Verlengde Zestiende Wijk 1   47   41  

Hoofdstuk 3 Algemene regels


Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Verhouding met bestemmingsplannen

Voor zover de enkelbestemming 'Bedrijf - Windturbinepark' voor windturbines, bedoeld in Artikel 3 van dit plan, samenvalt met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen komen de enkelbestemmingen uit die bestemmingsplannen te vervallen.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Vrijwaringszone - windturbine

Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' is wiekoverslag van de windturbine toegestaan, alsmede:

  • a. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 opstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 1.150 m² per opstelplaats;
  • b. inkoopstations;
  • c. toegangs- en onderhoudswegen, alsmede bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bermsloten, bruggen en duikers;
  • d. kabels en leidingen, niet zijn de hoogspanningsleidingen;
  • e. tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de aanleg van het windturbinepark.


Ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan, uitgezonderd gebouwen in de vorm van inkoopstations. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • f. er zijn twee inkoopstations per windturbinepark toegestaan;
  • g. de maximale bouwhoogte van een inkoopstation bedraagt 4 meter;
  • h. de maximale oppervlakte per inkoopstation bedraagt 50 m².

Voor de bouw van een inkoopstation en voor de aanleg van opstelplaatsen, toegangs- en onderhoudswegen geldt aanvullend dat:

  • i. er overeenstemming dient te zijn met de grondeigenaar over de bouw of aanleg van deze voorzieningen op de voor 'vrijwaringszone - windturbine' aangewezen gronden.
6.2 Overige zone - weg

Op de gronden met de aanduiding 'overige zone - weg' zijn toegangs- en onderhoudswegen ten behoeve van het windpark toegestaan, alsmede:

  • a. opstelplaatsen;
  • b. kabels en leidingen, niet zijnde hoogspanningsleidingen;
  • c. alsmede bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bermsloten, bruggen en duikers.

Voor de toegangs- en onderhoudswegen gelden de volgende regels:

  • d. de maximale breedte van een toegangs- en onderhoudsweg is 5 meter met uitzondering van kruisingen met andere wegen en bochten.
6.3 Overige zone - parkinfrastructuur

Op de gronden met de aanduiding 'overige zone - parkinfrastructuur' zijn kabels en leidingen, niet zijnde hoogspanningsleidingen, ten behoeve van het windpark toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Windpark De Veenwieken”.