direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitendorpen Zuid, Schoolstraat 49 tot 75, Kloosterhaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0001.jpg"

Plangebied, Schoolstraat 49 tot 75 te Kloosterhaar

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De woningstichting Beter Wonen Vechtdal is van plan aan de Schoolstraat van het dorp Kloosterhaar 20 nieuwe woningen te bouwen. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan nodig. Het voorliggende bestemmingsplan is dit nieuwe plan.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in Kloosterhaar, een dorp in het zuiden van de gemeente Hardenberg. De woningen zullen worden gerealiseerd aan de Schoolstraat. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Schoolstraat en aan de zuidzijde door de bebouwing welke is gelegen aan de Dorpsstraat. De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door de bebouwing aan de Parallelweg. De percelen Schoolstraat 47 en 49 is de begrenzing aan de westzijde.

Het overzichtskaartje voorin de toelichting geeft globaal de ligging van het plangebied binnen Kloosterhaar.

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Buitendorpen Zuid. In het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming Woongebied. Deze bestemming geeft aan dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal. De voorgenomen realisatie van het woningbouwplan is op basis van deze bestemming niet toegestaan, omdat het vigerende bestemmingsplan uit gaat van 14 woningen. In de toekomstige situatie worden er in het plangebied 20 woningen gebouwd. Tevens is er sprake van een andere indeling van de bouwpercelen.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld conform het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). Het plan sluit aan op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding, met nummer NL.IMRO.0160.0000BP00234-CO01, is onder meer de bestemming van de in het plan begrepen gronden aangegeven. De regels bevatten de regeling voor het gebruik en de bebouwing van de gronden in het plangebied. In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en onderzoeken vermeld.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt het relevante rijksbeleid, het provinciale beleid en gemeentelijke beleid behandeld. In hoofdstuk 3 zijn de bestaande en de gewenste toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 4 is aandacht besteed aan de verschillende uitgevoerde onderzoeken. De juridische vormgeving is opgenomen in hoofdstuk 5. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.


In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


Met de hiervoor genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale, intergemeentelijke schaal. Het passende regionale schaalniveau wordt voornamelijk bepaald door het woon-werkverkeer;
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft het Rijk voorts enkele nationale belangen voorzien van bindende regels. Deze dienen bij ruimtelijke plannen in acht te worden gehouden.

Het plangebied ligt niet in gebieden waarvoor bindende regels zijn opgenomen.

2.1.2 Toetsing initiatief aan rijksbeleid

Het initiatief raakt geen rijksbelangen en er is geen sprake van enige vorm van belemmering met betrekking tot de doelen zoals genoemd in de SVIR. Als de ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, wordt het volgende geconstateerd:

Ad trede 1:

Om de regionale woningbouwvraag inzichtelijk te maken, is de toekomstige vraag zowel kwantitatief als kwalitatief in beeld gebracht. Uit de nota van toelichting behorende bij artikel 3.1.6 Bro (Staatsblad 2012, 388, pagina's 49-50) blijkt dat met regionale behoefte niet perse wordt gedoeld op een bovengemeentelijke behoefte (regionaal in de zin van meerdere gemeenten omvattende). Centraal staat een passend regionaal schaalniveau; in geval van een lokale ontwikkeling kan het daarom ook gaan om een lokale behoefte. Een dergelijke behoefte kan dan worden gezien als 'regionale behoefte' zoals bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro.

Voor de bepaling van de toekomstige kwantitatieve vraag is aansluiting gezocht bij de huishoudensprognoses van Primos 2013. Dit prognosemodel maakt de regionale vraag voor de gemeente Hardenberg inzichtelijk. Deze cijfers geven aan dat in de gemeente Hardenberg de aankomende jaren nog behoefte is aan nieuwbouw vanwege de groei van het aantal huishoudens.

 

Primos 2013   Bevolking totaal [personen]   Huishoudens totaal [aantal]  
2015   59.924   23.469  
2020   60.779   24.386  
2025   61.681   25.198  
2030   62.392   25.734  
2035   62.924   26.066  
2040   63.033   26.180  

De Primos-prognose (peildatum oktober 2013) laat een groei zien van 1.729 huishoudens voor de planperiode 2015-2025. Om in deze groei en behoefte te kunnen voorzien, is nieuwbouw nodig.

Om de aanbodkant af te kunnen stemmen op de toekomstige vraag, beschikt de gemeente Hardenberg over een woningbouwprogramma. Dit woningbouwprogramma geeft inzicht in de geplande woningbouw, alsmede mogelijke woningbouwlocaties en omvat zowel de gemeentelijke als de particuliere woningbouwplannen variërend van harde tot zachte plancapaciteit (van rijp tot groen). Het woningbouwprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd. Daarbij wordt gekeken naar het toetsingskader (planologisch-juridische status, ruimtelijk) van de ontwikkelplannen en afzetbaarheid op de korte termijn en de bijdrage aan de lange termijn ambities. Met het woningbouwprogramma zijn alle mogelijke woningbouwlocaties, inclusief enkele woon-zorglocaties, in beeld gebracht. De harde plannen zijn de plannen waarbij het bestemmingsplan onherroepelijk is. Het betreft in totaal 1.122 woningen in de gemeente Hardenberg. Dit betekent dat voor de periode tot 2025 nog 607 woningen binnen de gemeente Hardenberg moeten worden toegevoegd om in de toekomstige huishoudengroei te kunnen voorzien.

De bevolking in Kloosterhaar bestaat voor 32% uit jongeren t/m 24 jaar, 30% uit mensen van 25 t/m 54 jaar en voor 29% uit ouderen vanaf 55 jaar.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0002.png"

Kwalitatieve vraag

Initiatiefnemer bezit in de kern Kloosterhaar 113 eengezinswoningen, 15 seniorenwoningen en geen jongerenwoningen. Het plangebied bevindt zich in de kern Kloosterhaar en bevatte 14 eengezinswoningen uit de bouwperiode 1949-1956. Deze woningen zijn verouderd en voldoen niet meer aan de huidige eisen. De locatie is ondoelmatig en niet efficiënt ingericht en geschikt om een woninguitbreiding te realiseren. Het plan is om ter plaatse 20 nieuwe woningen, te weten 10 eengezinswoningen en 10 jongeren/seniorenwoningen te realiseren. Het aantal neemt hierdoor toe met zes woningen.

Initiatiefnemer komt tot deze uitbreiding na meervoudig overleg met de huidige bewoners van de te slopen huurwoningen, Plaatselijk Belang en de omwonenden van de Schoolstraat. De eerste sessie vond plaats in januari 2013, hierbij waren omwonenden, bewoners en Plaatselijk Belang aanwezig. Doel van deze sessie was het helder krijgen van de lokale behoeften met betrekking tot huisvesting en herinrichting van het huidig plangebied. Hieruit vloeide voort dat er behoefte is aan een soort hofje op de planlocatie. Aangegeven werd dat er lokaal geen jongerenwoningen beschikbaar zijn en dat de huidige seniorenwoningen verouderd zijn. In juni 2013 is in een tweede sessie met de bewoners en Plaatselijk Belang nader ingezoomd op de eisen rondom de woonbehoefte van de zittende bewoners, alsmede de lokale woningbehoefte. Deze sessie heeft geleid tot opstelling van een plan waarin woonruimte wordt gegenereerd voor gezinnen, senioren en jongeren.  

Vanuit de eerste en tweede sessie zijn de resultaten samengevoegd tot een eerste stedenbouwkundige massastudie en mogelijke woningplattegronden, deze zijn in november 2013 voorgelegd aan de bewoners en Plaatselijk Belang. Hierop is door bewoners en Plaatselijk Belang positief gereageerd, waarbij wel aandacht is gevraagd voor het voorkomen van leegstand. De positieve reactie gaf aanleiding om uiteindelijk met de gemeente Hardenberg in overleg te treden over het te realiseren plan. Dit is gedurende 2014 gebeurt en heeft in oktober 2014 geleid tot het huidige ontwerp en inrichting van het plangebied.

In het overleg met de gemeente is gesproken over de doelgroep, voorkoming van leegstand en een concurrentie ten opzichte van de bestaande nieuwbouwlocatie.

Initiatiefnemer richt zich op mensen met een laag inkomen, de woningen worden dan ook gebouwd als sociale huurwoning. Sociale huurwoningen zijn bedoeld voor mensen met een inkomen tot € 34.678,-- per jaar met een huurprijs van maximaal € 699,48 per maand (prijspeil 2014). Het plan is daarom niet concurrerend met de bestaande nieuwbouwlocatie van de gemeente Hardenberg. Omdat zowel Plaatselijk Belang als de gemeente aandacht vragen voor leegstand heeft Beter Wonen Vechtdal besloten het plan in twee fases van tien woningen te realiseren. Hiermee voorkomt Beter Wonen Vechtdal leegstand in het eigen woningbezit en kan de doorstroom beter worden gereguleerd.

De resultaten van het overleg met de gemeente zijn in november 2014 aan de bewoners en Plaatselijk Belang gepresenteerd, aansluitend is er een inloopbijeenkomst georganiseerd waarin de plannen voor indiening van het bestemmingsplan ook aan de omwonenden zijn gepresenteerd. Vanuit deze bijeenkomsten zijn geen nieuwe aandachtspunten, behoeften of andere zaken naar voren gekomen die vragen om een wijziging in de plannen. Uiteindelijk geven bewoners en Plaatselijk Belang aan dat de nu voorgelegde plannen duidelijk voortvloeien uit de gehouden sessies en aansluiten op de lokale behoeften.

Met de realisatie van dit plan neemt het aantal sociale huurwoningen in Kloosterhaar in totaal toe met zes stuks. Initiatiefnemer heeft bewust gekozen voor een proces van uitvoering overleg en voorbereiding met alle partijen. Hierdoor is een plan ontstaan voor de realisatie van 10 gezinswoningen en 10 woningen die geschikt zijn voor senioren en jongeren, maar die als seniorenwoningen worden verhuurd. De bestaande 15 seniorenwoningen buiten het plangebied worden geschikt gemaakt voor de huisvesting van jongeren, waarbij doorstroming van senioren naar de nieuw te bouwen woningen het aandachtpunt voor initiatiefnemer is. Door te bouwen in fases wordt rekening gehouden met de lokale woningmarkt en wordt het risico op leegstand beperkt tot het minimum.

Vanuit het rijksbeleid bestaan daarmee geen bezwaren tegen de uitvoering van het planvoornemen.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel (geconsolideerde versie oktober 2014) bevat samen met de Omgevingsverordening (1 januari 2015) het ruimtelijke beleid van de provincie Overijssel. De Omgevingsvisie is een integraal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving waarin het streekplan, het verkeer- en vervoerplan, het waterhuishoudingsplan en het milieubeleidsplan zijn samengevoegd. Hiermee geeft de provincie de richting aan voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. Hoofdambitie van de Omgevingsvisie is: 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Gebiedskenmerken

Bij de Omgevingsvisie is de Catalogus Gebiedskenmerken vastgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe de provincie de ruimtelijke kwaliteit wil realiseren. De aanwezige gebiedskenmerken in zowel de groene omgeving als de stedelijke omgeving zijn tot stand gekomen door soms eeuwenoude processen. De provincie hanteert hierbij een lagenbenadering. In totaal zijn er vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de lust- en leisurelaag).

Bij de natuurlijke laag valt het plangebied onder de in cultuur gebrachte hoogveengebieden. Bij de agrarische laag maakt het plangebied onderdeel uit van het oude hoevenlandschap. Binnen de stedelijke laag valt het in de 'bebouwingsschil 1900 - 1955'. De lust- en leisurelaag geeft aan dat het gehele dorp Kloosterhaar binnen de aanduiding 'donkerte' ligt.

De catalogus gebiedskenmerken geeft aan dat als herstructurering, inbreiding en toevoeging van bebouwing plaatsvindt in de individuele ontwikkelde stadswijken van de bebouwingsschil 1900-1955 deze bijdragen aan behoud, versterking en vernieuwing van de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling. Ontwikkelingen moeten zich voegen naar de maat, schaal en het ritme van de omliggende bebouwing.

De provincie Overijssel stuurt op dat in de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van licht wordt toegepast. Dit vereist het selectief inzetten en richten van kunstlicht. Aan deze voorwaarden kan worden voldaan in het plangebied.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Woonvisie

In de Woonvisie 'Ruimte voor bewoners' staat hoe de gemeente Hardenberg haar woonbeleid tot 2020 vorm geeft. De Woonvisie stelt de woonbehoefte van bewoners centraal en heeft oog voor mensen die zich niet zelfstandig kunnen redden op de huizenmarkt. De gemeente besteedt de komende jaren extra aandacht aan de woonbehoefte van jongeren. Voor deze groep worden tijdelijk extra woningen of andere woonvormen gerealiseerd.

Er is ook extra aandacht voor senioren. Zij moeten als gevolg van veranderingen in de zorg langer zelfstandig kunnen blijven wonen, in een passende woning met de nodige voorzieningen in de buurt. Voor mensen met een laag inkomen moeten voldoende passende woningen beschikbaar zijn tegen een betaalbare huurprijs

Met een breed aanbod aan bestaande woningen wil de gemeente ook ruimte bieden aan mensen die wel zelf in hun huisvesting kunnen voorzien. Nieuwbouw blijft nodig om in de behoefte aan woningen te voorzien, maar alleen waar en wanneer daar behoefte aan is.

Duurzaamheid loopt als een rode draad door de Woonvisie. De gemeente heeft de ambitie dat zowel particuliere woningeigenaren als huurders zelf energie opwekken en energiebesparende maatregelen nemen in de woning. Duurzaamheid gaat ook over de inwoners, met aandacht voor het bevorderen van goede contacten in de buurt en een leefbare woonomgeving. Voor de uitwerking van deze doelen wordt verwezen naar de Woonvisie, die raadpleegbaar is via de gemeentelijke website.

2.3.2 Welstandsnota

De gemeenteraad heeft op 29 november 2011 de Welstandsnota Hardenberg Visie op beeldkwaliteit vastgesteld. Deze nota zet in op “het leggen van verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten". De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten waarbij elk project bijdraagt aan de versterking van de beeldkwaliteit van de leefomgeving. Daarmee zullen de verschillende kernen zich meer onderscheiden en krijgt elke kern haar eigen kleur (terug).

De gemeente wil meer vrijheid voor burgers creëren. Dit wordt bereikt door kaders te stellen 'waar het er toe doet' en andere delen van de gemeente regelvrij te maken. Een en ander komt tot uiting in de toekenning van drie niveaus (zie navolgende). Op de belangrijke plekken wordt door middel van welstand en bestemmingsplan gestuurd. De laag gewaardeerde plekken zijn welstandsvrij. Voor deze gebieden is het bestemmingsplan (of de beheersverordening) maatgevend.

De Welstandsnota maakt onderscheid naar de volgende niveaus:

Niveau 0 (laag):

Geen eisen ten aanzien van welstand. Beeldkwaliteit wordt geregeld in het bestemmingsplan (of de beheersverordening).

Niveau 1 (midden):

Specifieke ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, gericht op behoud van belangrijkste gebiedskenmerken van architectonische of stedenbouwkundige aard. Inzet van een globale vorm van welstand met planbegeleiding naast het bestemmingsplan (of de beheersverordening).

Niveau 2 (hoog):

Hoge ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, bij gebieden en/of locaties met een hoge architectonische en stedenbouwkundige waarde. Inzet van welstand met een intensieve vorm van planbegeleiding naast het bestemmingsplan (of de beheersverordening).

Het plangebied maakt onderdeel uit van 'niveau 0' en is hiermee welstandsvrij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0003.jpg"

2.3.3 Duurzaam Hardenberg

Zoals aangegeven onder het kopje 'Woonvisie' streeft de gemeente naar energieneutraliteit. Hiermee wordt bedoeld dat alle energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt in de gemeente zelf of in de regio duurzaam wordt opgewekt. Concreet wil de gemeente in 2014 minimaal 10% energie hebben bespaard en 10% meer duurzame energie per jaar hebben gerealiseerd. Dit doet de gemeente Hardenberg in stappen van 2,5% per jaar. Onderdeel van dit duurzaamheidsbeleid is een maatregelenpakket voor bestaande bouwwerken en nieuwbouw. Zo krijgen woningeigenaren bijvoorbeeld een energieadvies van de gemeente of van een adviseur om thuis energie te besparen. Ook bij de gesprekken die de gemeente voert over de uitgifte van kavels is duurzaamheid een vast onderdeel. Voor overige maatregelen op dit beleidsterrein wordt verwezen naar de gemeentelijke website.

2.3.4 Toekomstvisie

In de Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2013-2023 (subtitel: 'De gemeente Hardenberg stapt stevig op de toekomst af', vastgesteld maart 2013) en het Meerjarenprogramma (10 november 2005) wordt ingezet op versterking van vier gemeentelijke kwaliteiten: 'de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte'.

De gemeente ondersteunt een ontmoetingsplek in een kern. De gemeenschap is zelf verantwoordelijk voor draagvlak én het antwoord op de vraag welke dat moet zijn. De inwoners bepalen zelf welke voorzieningen er in hun kern aanwezig moeten zijn. Het initiatief voor deze voorzieningen ligt bij de inwoners. Regelgeving mag de betrokkenheid van vrijwilligers niet ondermijnen. De kwaliteit is belangrijk, maar wordt voornamelijk door niet-gemeentelijke regelgeving bepaald. De gemeente zal geen extra eisen stellen en zo ruimhartig mogelijk omgaan met bestaande regelgeving.

Qua woningbouw houdt de gemeente rekening met de behoefte, waarbij de bouw mogelijk kan bijdragen tot de instandhouding van voorzieningen. De gemeente zal hier niet voor alle behoeftes woningen mogelijk maken, de groei van het aantal woningen moet in de centrale kernen plaatsvinden. In de kleine kernen zal bebouwing bij voorkeur binnen de bestaande kom via inbreiding plaatsvinden.

Initiatiefnemer is middels meervoudig overleg met de huidige bewoners van de te slopen huurwoningen, Plaatselijk Belang en de omwonenden van de Schoolstraat gekomen tot deze uitbreiding. Het plan wordt door de plaatselijke partijen gedragen. De ontwikkelingen zijn hiermee passend binnen de Toekomstvisie van de gemeente Hardenberg.

2.3.5 Overig beleid

Het gemeentelijk beleid inzake archeologie en externe veiligheid komt bij de toets aan wet- en regelgeving in hoofdstuk 4 aan bod.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Ligging

Het plangebied is gelegen aan de Schoolstraat te Kloosterhaar, een dorp in het zuiden van de gemeente Hardenberg. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 8.200 m2. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Schoolstraat en aan de zuidzijde door de bebouwing welke is gelegen aan de Dorpsstraat. De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door de bebouwing aan de Parallelweg. Het pand op het perceel Schoolstraat 45 is de begrenzing aan de westzijde.

 

Gebruik

Omstreeks 1950 zijn er ter plaatse van het plangebied 14 eengezinswoningen gebouwd. Het betreffen twee-onder-een-kapwoningen uitgevoerd in rode stenen en rode dakpannen. De percelen hebben alle een diepe achtertuin, welke is gericht op het zuiden. Achter de woningen zijn in de loop der tijd veel bijgebouwen gerealiseerd.

In de huidige situatie zijn de woningen aan de Schoolstraat 49-51 en 65-67 reeds gesloopt.

Onderstaande luchtfoto geeft een impressie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0004.jpg"

Overzicht plangebied, bron Google Earth

Omgeving plangebied

Binnen Kloosterhaar neemt wonen het grootste oppervlak in beslag. Binnen de Dorpsstraat worden detailhandelsfuncties aangetroffen. Een menging van wonen en werken is ook terug te vinden langs de Schutstraat. Hier gaat het om lichte bedrijvigheid. Een opvallende functie is verder het groengebied ter weerszijden van de Van Roijensweg. Ten oosten van deze weg zijn agrarische percelen aanwezig. Aan de westkant zijn meerdere diverse sportvelden met bijbehorende accommodaties gesitueerd.

3.2 Toekomstige situatie

In de nieuwe situatie worden de reeds aanwezige woningen gesloopt. In het plangebied worden 20 woningen gebouwd. Alle woningen zijn grondgebonden en worden aaneengesloten gebouwd. Het betreffen 10 eengezinswoningen en 10 woningen voor senioren/starters. De woningen worden gerealiseerd in vier blokken van ieder vijfwoningen.

Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de toekomstige inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0005.jpg"

Bron: Beltman architecten

Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de te realiseren woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0006.jpg"

Eengezinswoningen (bron: Beltman architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0007.jpg"

Woningen voor senioren en/of starters (bron: Beltman architecten)

Wegenstructuur

Het plangebied krijgt twee ontsluitingen op de Schoolstraat.

Parkeren

Het plan voorziet in de bouw van 20 woningen in de sociale huursector. Aan de hand van CROW-publicatie 317 - kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van oktober 2012 is berekend wat de benodigde parkeerbehoefte van het plan is.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie is uitgegaan van de maximale kencijfers. Het plangebied is gelegen binnen 'huur (sociale sector) niet stedelijk gebied/rest bebouwde kom'. Een dergelijke woning heeft een parkeerbehoefte van twee parkeerplaatsen per woning, wat resulteert in een parkeervoorziening van 40 parkeerplaatsen. Het aantal parkeerplaatsen dat wordt gerealiseerd, is voldoende voor de te realiseren woningen in het plangebied. Hiermee is de parkeerbalans in evenwicht.

Groenstructuur

In kader van het opwaarderen van de woonomgeving is de Schoolstraat in 2011 voorzien van een nieuwe inrichting. Tijdens de vernieuwingsslag is het groen opgewaardeerd en is de straat voorzien van een nieuwe bomenstructuur in de vorm van een amberboom.
Aan straatzijde van de bestaande heestervakken is bodembedekkende beplanting aangeplant langs en haaks op de parkeerstroken. Het huidige groen voldoet aan de hiervoor gestelde eisen.

Het nieuw aan te leggen groen, dat grenst aan de rijbaan, wordt voorzien van een gelijksoortige invulling als het bestaande groen.

Het binnenterrein wordt ingericht in de sfeer van een brinkje. Hier wordt gekozen voor een afwijkende boomsoort. De randen worden voorzien van een haag.

Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving

4.1 Wet geluidhinder

Het bestemmingsplan biedt onder andere de mogelijkheid tot het realiseren van woningen. De Wet geluidhinder beschouwt dergelijke gebouwen als zogenaamde geluidsgevoelige gebouwen. Derhalve dient onderzocht te worden of toetsing aan de Wet geluidhinder nodig is.

Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 200 m. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Voor het plangebied zijn in dit verband de geluidzone van de N341 (Dorpsstraat) en N343 (Van Roijensweg) relevant. Op deze weg geldt ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/uur. De weg betreft een tweestrooksweg gelegen binnen de bebouwde kom. De voorgenomen woningbouw ligt binnen de zone van deze weg.

De Schoolstraat kent ter plaatse van het voorgenomen initiatief een maximumsnelheid van 30 km/uur. Omdat de vormgeving en de verkeersintensiteit hiermee in overeenstemming zijn, wordt deze weg verder buiten beschouwing gelaten.

Normen wegverkeer

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (Wgh 2006). Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij een zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen (artikel 77 van de Wet geluidhinder). Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen, mits gemotiveerd, burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen tot maximaal 63 dB (artikel 83 van de Wet geluidhinder).

Intensiteiten
Bij de berekeningen is gebruikgemaakt van de verkeersgegevens van de provincie Overijssel en het verkeersmodel van de gemeente Hardenberg. De verwachte verkeersintensiteiten, alsmede de samenstelling van het verkeer zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Verkeersintensiteiten  
Weg   Wegdek   Etm. int   periode %   verdeling  
    2025   dag   avond   nacht   lv   mv   zv  
N341   dab   6.498   7,00   2,50   0,75   83,61%   9,07%   7,32%  
Dorpsstraat   dab   2.445   7,00   2,50   0,75   83,61%   9,07%   7,32%  
N343 noord   dab   7.706   7,00   2,50   0,75   83,05%   9,16%   7,79%  
N343 zuid   dab   8.250   7,00   2,50   0,75   83,55%   10,42%   6,04%  

Berekeningen

De berekeningen zijn uitgevoerd met Standaard Rekenmethode II. Op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder wordt een aftrek op de geluidsbelasting vanwege een weg toegepast. De toe te passen aftrek van de geluidsbelasting van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen bedraagt:

  • a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt;
  • b. 5 dB voor de overige wegen;
  • c. 0 dB bij toepassing van de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit 2012 en bij toepassing van de artikelen 111b, tweede en derde lid, 112 en 113 van de Wet geluidhinder.

De onder c genoemde aftrek heeft betrekking op het vaststellen van eventuele gevelisolatiemaatregelen om de vereiste binnenwaarde te bereiken.

In de berekeningen is op grond van dit artikel 5 dB van de rekenresultaten afgetrokken. De berekeningen zijn uitgevoerd op hoogtes gekoppeld aan de op basis van het ontwerp te realiseren bouwhoogte (één of twee bouwlagen).

Berekend zijn de zij- en achtergevels van de betreffende woningen op een waarneemhoogte van respectievelijk 1,5 en 4,5 m hoogte. De resultaten van deze berekeningen zijn opgenomen in onderstaande tabel en afbeelding. De volledige berekeningen zijn als bijlage aan dit plan toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0008.jpg"

Waarneempunten

Geluidbelasting waarneempunten in dB  
weg   N341   N343  
waarneempunt   1e bouwlaag   2e bouwlaag   1e bouwlaag   2e bouwlaag  
1   36   36   21   26  
2   37   38   30   34  
3   36   37   29   34  
4   35   36   30   34  
5   36   37   30   35  
6   35   36   31   36  
7   24   29   35   37  
8   37   nvt   25   nvt  
9   36   nvt   37   nvt  
10   36   nvt   37   nvt  
11   37   nvt   38   nvt  
12   38   nvt   39   nvt  
13   38   nvt   39   nvt  
14   32   nvt   39   nvt  
15   36   nvt   31   nvt  
16   37   nvt   41   nvt  
17   37   nvt   41   nvt  
18   37   nvt   41   nvt  
19   35   nvt   40   nvt  
20   33   nvt   40   nvt  
21   27   nvt   42   nvt  
22   26   30   26   31  
23   28   31   38   40  
24   32   34   37   40  
25   31   32   37   40  
26   32   33   39   41  
27   32   33   37   40  
28   26   28   34   38  

Conclusie

De geprojecteerde woningen voldoen vanwege de N341 en N343 aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De Wet geluidhinder verzet zich derhalve niet tegen de realisatie van de woningen.

4.2 Milieuzonering

Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van woningen ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen. Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, is de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. In deze handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De richtafstand geldt enerzijds tussen de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is.

De percelen nabij het plangebied hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen Woongebied en Maatschappelijk. Aan de Dorpsstraat is het mogelijk om op enkele percelen detailhandel te vestigen. Detailhandel heeft een grootste richtafstand van 10 m. Tevens is het op enkele percelen mogelijk lichte industrie, reparatie-, verhuur-, installatiebedrijven en dienstverlenende bedrijven te vestigen, mits deze wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen. Het vigerende bestemmingsplan maakt hierbij enkel categorie 1 (10 m) en categorie 2 (30 m) bedrijvigheid mogelijk.

Bij het plangebied is er sprake van een gemengd gebied, dit vanwege de ligging nabij detailhandel, lichte bedrijvigheid en de provinciale wegen N343 en N341. Hierdoor is het mogelijk een richtafstand van 30 m terug te brengen naar 10 m. Alle woningen in het plangebied worden op een afstand gerealiseerd welke groter is dan 10 m, gezien vanaf de grens van de bestemming die de bedrijvigheid mogelijk maakt aan de Dorpsstraat. Hierdoor treden er geen belemmeringen op ten aanzien van het aspect milieuzonering

4.3 Bodem

Initiatiefnemer heeft Sigma Bouw & Milieu opdracht gegeven een verkennend milieukundig bodemonderzoek uit te voeren in het gebied. Het definitieve rapport d.d. 26 september 2014 (14-M7036) is als bijlage toegevoegd.

Op basis van de verzamelde informatie is het volgende gebleken.

Grond en grondwater

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek komt naar voren dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. De bovengrond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevatten plaatselijk verontreinigingen ten opzichte van de achtergrondwaarde respectievelijk de streefwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten verontreiniging overschrijdt de tussenwaarde niet en geeft hierdoor geen formele aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.
De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese 'onverdacht' dient formeel te worden verworpen. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit, naar mening van Sigma Bouw & Milieu geen belemmeringen ten aanzien van de geplande nieuwbouw. Sigma Bouw & Milieu merkt op dat de conclusies betrekking hebbende op de chemische gesteldheid van de bodem (exclusief asbest).

Aanbevelingen

Op basis van de inspectie heeft Sigma Bouw & Milieu op de percelen Schoolstraat 53, 57, 61, 69 en 73 schuren waargenomen met mogelijk asbesthoudende dakplaten. Deze daken zijn niet voorzien van een afwateringsgoot die ervoor moet zorgen dat mogelijke emissie van asbestvezels door weersinvloeden de onderliggende bodem bereikt. Sigma Bouw & Milieu heeft onder de dakranden, op het maaiveld, geen asbestverdacht materiaal waargenomen.

De grond langs de dakranden van de betreffende schuren moet middels een verkennend bodemonderzoek asbest worden onderzocht. Door het onderzoek kan een mogelijke verontreiniging met asbest in de bodem worden uitgesloten. Om hercontaminatie te voorkomen, adviseert Sigma Bouw & Milieu het onderzoek uit te voeren nadat de dakplaten van de schuren zijn verwijderd.

Op het perceel Schoolstraat 57 zijn mogelijk asbesthoudende dakplaten ingegraven als keerwand. Voorafgaand aan het grondwerk moeten deze mogelijk asbesthoudende platen worden verwijderen.

Hergebruik grond locatie

Aan het hergebruik van grond binnen het onderzoeksgebied gelden beperkingen. De gemeente Hardenberg heeft aangegeven dat het de voorkeur heeft dat deze grond binnen de huidige locatie wordt hergebruikt. Indien dit niet mogelijk is, gelden voor de afvoer de regels uit Besluit Bodemkwaliteit en de nota Bodembeheer IJsselland. De grond van het plangebied ligt in de kwaliteitszone Wonen. Dit betekent dat deze grond kan worden hergebruikt in een zone met de bodemkwaliteitsklasses Wonen of Industrie. De afzetmogelijkheden hiervoor zijn beperkt, omdat de kwaliteit van de bodem in de regio overwegend in de kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur (schone grond) valt. Als alternatief kan de grond worden afgevoerd naar een grondbank (erkend BRL 9335). Dit is mogelijk bij kleine hoeveelheden tot circa 200 m3. Bij grotere hoeveelheden kan de grond worden gekeurd volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit. De resultaten van de keuring geven aan wat de hergebruiksmogelijkheden zijn. Indien meer dan 50 m3 grond vrijkomt en buiten de locatie wordt toegepast, dan is een melding bij het meldpunt Bodemkwaliteit noodzakelijk (www.meldgrond.nl). De melding moet vijf dagen voor het transport worden uitgevoerd.

4.4 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied valt onder het Waterschap Vechtstromen. Bij het waterschap kan de watertoets digitaal worden ingevuld, dit heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015. In de uitgevoerde watertoets blijkt dat voor het bestemmingsplan de normale procedure moet worden gevolgd.

Het Waterschap Vechtstromen geeft uitgangspunten/beleidsregels aan voor alle inbreidingen en uitbreidingen. Deze dienen voor het plangebied specifiek te worden uitgewerkt. Voor het plangebied wordt van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

  • 1. Het vuilwater van de woningen wordt middels een gescheiden stelsel afgevoerd naar het bestaande gemengde riool in de Schoolstraat.
  • 2. Door het nieuwe plan neemt het verhard oppervlak toe. Hiervoor wordt de 10%-regeling - voor de berekening van de bergingscapaciteit - aangehouden. Doormiddel van infiltratie (infiltratieriolering en/of infiltratiekratten) en een maximale bergingcapaciteit op de straat van 50mm binnen het plangebied wordt er voldoende bergingscapaciteit gerealiseerd. Het rioleringsplan zal ter goedkeuring worden aangeboden aan de gemeente en het waterschap.
  • 3. De peilhoogte van de woningen ten opzichte van de kruin van de weg, bestaande weg Schoolstraat, bedraagt minimaal 300mm.
  • 4. Ter voorkoming van vervuild hemelwater en afvalwater zullen er geen uitlogende (bouw-)materialen toegepast worden.

Deze uitgangspunten zullen nog nader geconcretiseerd worden na de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Regelgeving

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

NSL/nibm

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van circa 20 woningen. In het plangebied waren reeds 14 woningen aanwezig. Er is sprake van een toename van zes woningen. Op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012) is de verkeersgeneratie ritproductie van een woning (uitgaande van het gemiddelde aantal ritten) bepaald op 7,8 ritten per etmaal. De toename van de totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve afgerond 47 ritten.

Nibm-tool

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met InfoMil de nibm-tool mei 2014 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00234-VG01_0009.png"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.

4.6 Ecologie

Initiatiefnemer heeft Eelerwoude opdracht gegeven een flora- en faunaonderzoek uit te voeren in het gebied. Het definitieve rapport d.d. 15 oktober 2014 (P6433) is als bijlage aan dit plan toegevoegd.

Op basis van de verzamelde informatie is het volgende gebleken.

Gebiedsbescherming

Uit het onderzoek is aangetoond dat er geen toetsing van de effecten van de ontwikkeling op beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebied en/of Ecologische Hoofdstructuur) noodzakelijk is geacht.

Soortenbescherming

Eelerwoude verwacht echter wel beschermde (Flora- en faunawet) soorten in het plangebied. In het gebied is een potentieel geschikte habitat aanwezig voor een aantal algemene beschermde soorten en zwaarder beschermde soorten. Dit betreft algemene broedvogels, vleermuizen en steenmarter. Een samenvatting van de resultaten is opgenomen in tabel 1 van het flora- en fauanaonderzoek, zoals toegevoegd aan de bijlagen.

Vleermuizen

Tijdens het onderzoek in 2013 heeft Eelerwoude geen vaste rust- of verblijfplaatsen aangetroffen in de te slopen bebouwing. Negatieve effecten worden dan ook niet verwacht. In de nieuwe situatie moet rekening worden gehouden met het vleermuisvriendelijk slopen van de reeds nog aanwezige gebouwen en het plaatsen van toekomstige verlichting. Aanbevolen wordt bij de bouw van de nieuwe woningen vleermuisvriendelijk te bouwen.

Steenmarter

Tijdens het onderzoek is steenmarter niet aangetroffen. Eelerwoude heeft geen aanwijzingen gevonden waaruit blijkt dat steenmarter de gebouwen gebruikt als verblijfplaats. Bij de sloop zijn dan ook geen negatieve effecten te verwachten. Een ontheffing is niet noodzakelijk. Wel dient in de toekomstige situatie rekening te worden gehouden met het plaatsen van de verlichting.

Broedvogels

Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren, zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen mogen worden uitgevoerd, tenzij nader onderzoek heeft uitgewezen dat broedende vogels ontbreken.

Huismus

Tijdens het onderzoek is de huismus niet aangetroffen. Door het ontbreken van vaste rust- of verblijfplaatsen en een geschikt biotoop, worden negatieve effecten niet verwacht. Eelerwoude adviseert in de toekomstige situatie nestkasten, mussenpannen en/of vogelvides aan te bieden.

Gierzwaluw

Gierzwaluwen zijn tijdens het onderzoek niet aangetroffen. Eelerwoude geeft het advies aan de nieuwe woningen nestkasten voor gierzwaluwen op te hangen.

4.6.1 Conclusie

In het flora- en faunaonderzoek wordt aangegeven dat indien er rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels, het vleermuisvriendelijk slopen en het verantwoord plaatsen van de toekomstige verlichting, er met de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve effecten worden verwacht. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

4.7 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Voor risicovolle bedrijven is onder meer van toepassing:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Gemeentelijk beleid

In het rapport 'Hardenberg: bewust veilig' heeft de gemeente Hardenberg haar externe veiligheidsbeleid voor de periode 2011-2014 uitgewerkt. Daarin zijn onder meer hindercontouren van Bevi-inrichtingen aangegeven. Op 31 mei 2011 heeft de gemeente de (herziene versie van de) Opleg-Notitie externe veiligheid vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe in bestemmingsplannen met externe veiligheid moet worden omgegaan. Het onderhavige bestemmingsplan volgt de systematiek van de opleg-notitie. Dit betekent: het vastleggen van de externe veiligheidssituatie en het, daar waar noodzakelijk, opnemen van regels die de ontwikkelingsmogelijkheden vastleggen.

Inrichtingen

In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (bron: Risicokaart Overijssel).

Buisleidingen

Het plangebied valt buiten de effectafstand van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (bron: Risicokaart Overijssel).

Transport gevaarlijke stoffen

Op korte afstand van het plangebied liggen geen (spoor)wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (bron: Risicokaart Overijssel).

4.8 Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Hardenberg is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld d.d. 30 juni 2009). Hierin is aangegeven hoe bij ruimtelijke ingrepen met het bodemarchief moet worden omgegaan. Belangrijk onderdeel van het beleidsplan is de archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of belangrijke waarden binnen een bepaald gebied aanwezig zijn en/of archeologisch onderzoek is gewenst. Ook geeft het beleidsplan enkele aanwijzingen voor de wijze waarop archeologie binnen ruimtelijke plannen kan worden meegenomen.

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft voor het plangebied aan dat er sprake is van Waarde - Archeologie 5 (onderzoeksgebied C) 2.500 m2. De verwachte bodemverstoring is circa 1.650 m2, hiermee blijft de te verstoren oppervlakte onder de 2.500 m2 en is aanvullend onderzoek niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • 1. een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding leidend.

5.2 Bestemmingsregels

5.2.1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen:

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel zijn de noodzakelijke begripsomschrijvingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2: Wijze van meten

Dit artikel regelt hoe er moet worden gemeten.

5.2.2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk is de bestemming opgenomen waaraan diverse regels zijn verbonden.

Artikel 3: Woongebied

Deze bestemming geldt voor het gehele plangebied. Binnen de bestemming kunnen maximaal 20 aaneengesloten woningen worden gebouwd (minimaal 2 en tot maximaal 5 aaneengesloten), kan groen worden aangelegd en kunnen straten, parkeerplaatsen, voetpaden et cetera worden aangelegd. Vanwege de wens om op een flexibele manier het plangebied te kunnen inrichten, is ervoor gekozen dit allemaal binnen één bestemming op te nemen.

Binnen de bestemming is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan. Bij afwijking middels een omgevingsvergunning kunnen aan huis verbonden bedrijven worden toegestaan.

5.2.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsregels en overige regels.

5.2.4 Overgang- en slotregels

In dit hoofdstuk is het overgangsrecht geregeld en is de slotregel vastgelegd.

Parkeerregels gemeente Hardenberg

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. Dit heeft tot gevolg dat onder andere de regeling aangaande parkeergelegenheid en laad- en los mogelijkheden bij of in gebouwen in de Bouwverordening van de gemeente Hardenberg per 1 juli 2018 in het geheel vervalt. Voor nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na 28 november 2014 zijn of worden vastgesteld,  gelden de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerregeling) ook niet meer. Dit betekent dat er vanaf die datum in de bestemmingsplannen zelf, voor zover nodig, moet zijn voorzien in parkeerregelingen. In dit verband is er in de overige regels van deze verordening een parkeerregeling opgenomen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft om met name bij verandering van functies binnen een bestemming te toetsen op parkeergelegenheid, zodat er geen problemen ontstaan in de openbare ruimte. Eventueel kan als voorwaarde voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen ook een bijdrage worden gevraagd in een parkeerfonds als niet op eigen erf in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.  

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met het plan worden door de initiatiefnemer gedragen. Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer komt tot deze uitbreiding na meervoudig overleg met de huidige bewoners van de te slopen huurwoningen, Plaatselijk Belang en de omwonenden van de Schoolstraat. Vanwege de reeds gevoerde overleggen en de geringe impact van het voornemen is ervoor gekozen om de fase van het voorontwerp over te slaan.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf woensdag 7 oktober 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. De laatste dag van de terinzagetermijn was dinsdag 17 november 2015. Tevens is het ontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg aan betrokken instanties toegezonden. Er zijn geen inspraak- of overlegreacties binnengekomen.