direct naar inhoud van 5.9 Water
Plan: Gramsbergen, centrumontwikkeling De Oostermaat/Stationsstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00186-VG01

5.9 Water

Het klimaat is aan het veranderen. De gevolgen zijn ook in onze omgeving merkbaar. Regenbuien worden extremer. Er valt in een korte periode meer regen, maar ook nattere winters en drogere zomers komen steeds vaker voor. Ook stijgt de zeespiegel, waardoor waterafvoer naar zee minder eenvoudig wordt en dijken moeten worden verhoogd. Op sommige plaatsen in ons land hebben we te maken met bodemdaling. Ook bij ruimtelijke plannen dient men hiermee rekening te houden. Gevolgen van extreme neerslag mogen geen wateroverlast in de gebouwen veroorzaken.

Op grond van artikel 12 uit het besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterschap Velt en Vecht kijkt wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies.

Watertoetsproces

Het Waterschap Velt en Vecht is geïnformeerd over het bestemmingsplan door gebruik te maken van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de normale procedure van de watertoets moet worden doorlopen.

Waterparagraaf

In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg te worden gevoerd met het Waterschap Velt en Vecht. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

Bij het opstellen van de waterparagraaf zijn ruimtelijk relevante criteria te onderscheiden in criteria die betrekking hebben op de locatiekeuze en in criteria die betrekking hebben op de inrichting van een ruimtelijk plan. In de waterparagraaf van het bestemmingsplan dienen zowel de huidige- als toekomstige relevante thema's worden beschreven. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de thema's die in de waterparagraaf kunnen worden meegenomen: Veiligheid, Wateroverlast, Riolering, Watervoorziening, Volks-gezondheid, Bodemdaling (veengebieden), Grondwateroverlast, Oppervlaktewaterkwaliteit, Grondwaterkwaliteit, Verdroging en Natte natuur.

Voornoemde thema's hebben niet alleen betrekking op het plangebied, maar ook op de omgeving van het plangebied.

Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar om de ingrepen binnen een deelstroomgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die niet ruimtelijk relevant zijn, kunnen in het proces van de watertoets wel worden gesignaleerd maar niet worden geregeld. Dit houdt in dat als iets met een specifiek instrument kan worden geregeld, het niet met een ruimtelijk plan mag worden geregeld. Belangrijke regelstellende instrumenten zijn de Keur van het waterschap, Lozingenbesluit, peilbesluit, gemeentelijke verordening, Wvo- en Wm-vergunningen.

Relevant beleid

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het beleid van het waterschap Velt en Vecht staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015 (www.veltenvecht.nl/waterbeleid/algemeen_beleid/waterbeheerplan). In het waterbeheerplan staan de korte en lange termijndoelstellingen van het waterschap. Het waterschap kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen, zowel in tijd als kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het Waterbeheer 21e eeuw en Kaderrichtlijn Water (KRW) nadrukkelijk is meegenomen.

Invloed op waterhuishouding

Wateroverlast en schade in gebouwen wordt voorkomen door bij het bouwplan een vloerpeil te hanteren dat ten minste van 30 cm boven de weg ligt. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 70 cm. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld/onderkant vloer. Als de GHG ter plaatse niet bekend is, kan deze in veel gevallen worden bepaald door bij een boorproef, de bodemmonsters op kleurverschillen te beoordelen. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Voor ruimtes beneden het maaiveld (kelders en parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Compensatie toename verhard oppervlak met meer dan 1.500 m2

Wanneer binnen het plan het verhard oppervlak met meer dan 1.500 m2 toeneemt, dienen hiervoor compenserende maatregelen te worden genomen. Het Waterschap Velt en Vecht hanteert hierbij de 10%-vuistregel. Dit betekent dat 10% van de toename verhard oppervlak, dit uitgedrukt in kubieke meters, voor waterberging ingericht dient te worden. Dit kan bijvoorbeeld ingericht worden als vijver, zaksloot, wadi, et cetera.

Bij de vernieuwing van de supermarkt en het omliggende terrein wordt meer verhard oppervlak aangelegd dan nu aanwezig is. Voor de uitbreiding van verhard oppervlak moet waterberging worden gerealiseerd en wel de Velt en Vecht bui + 20% minus 1,2 l/s per ha. Mogelijkheden voor waterberging zijn: groene daken, Aquaflow en infiltratiekratten. In onderhavig geval is gekozen voor infiltratiekratten.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het bovengronds afkoppelen en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op het oppervlaktewater. Daarbij is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende (bouw)materialen.

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via:

  • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt deels geïnfiltreerd in PVC-kratten onder de parkeerplaats;
  • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt gedeeltelijk afgevoerd naar oppervlaktewater. Hemelwater wordt ook deels gebruikt voor bluswater.

Onttrekking en/of een lozing

Vindt er lozing plaats, bijvoorbeeld procesafvalwater of bronneringswater, vanuit een inrichting, dan valt het onder de waterwet of AMvB. Het lozen van 'schoon' water vanuit niet inrichtingen is in alle gevallen vergunningplichtig in het kader van de waterwet. Voor kleinere, kortdurende lozingen geldt een meldingsplicht. Voor het lozen van water op een watergang kan een Keurontheffing noodzakelijk zijn. Gezien de verschillende belangen, die verschillende partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Grondwaterwet. In het kort komt het er op neer dat u voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig bent. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht.

Grondwaterbeschermingsgebied

In een grondwaterbeschermingsgebied is het beleid gericht op het weren van activiteiten en stoffen die de kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater nadelig kunnen beïnvloeden. De gebieden waar grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken en de gebieden die daarvoor in reserve worden gehouden, worden afdoende beschermd. De provincies Overijssel en Drenthe hebben een centrale rol in het grondwaterbeschermingsgebied.

Keur van het waterschap

Kernzone of beschermingszone waterkering, hoofdwatergang of watergang van het waterschap. De functie en stabiliteit van de waterkering(en) moeten te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap Velt en Vecht worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de kernzone, de beschermingszone en de buitenbeschermingszone van de waterkering(en). Indien een ontheffing noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het waterschap. De beschermingszone van de waterkering is in de verbeelding opgenomen als dubbelbestemming Waterstaatkundige Doeleinden. De functie van de watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de kern- en beschermingszone van deze watergangen, zoals in de Keur van het Waterschap Velt en Vecht beschreven. Met betrekking tot deze watergang(en) gelden de binnen de Keur van het Waterschap Velt en Vecht opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Werkzaamheden binnen de kern- en beschermingszone zijn ontheffingplichtig. Ten behoeve van het beheer en onderhoud gelden langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 m.

Randvoorwaarden bij de uitvoering van het plan

  • Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden aangeleverd worden bij de weg.
  • Bij goede waterdoorlatendheid van de grond, het hemelwater infiltreren in de bodem.
  • Het gaat om een inbreiding met een uitbreiding van het verhard oppervlak (ten opzichte van huidige situatie). Voor inbreidingen wordt een waterberging gevraagd van 20 mm. Bij uitbreiding van verhard oppervlak wordt meer waterberging gevraagd. Indien infiltratie van water mogelijk is, dan dient 40 mm waterberging te worden aangelegd.
  • Gebouwen moeten 30 cm boven wegpeil worden aangelegd.
  • Terreinen niet af laten lopen richting aangrenzende tuinen en terreinen, om wateroverlast bij de buren te voorkomen.