direct naar inhoud van Artikel 9 Bedrijf - Besloten veenontginningslandschap
Plan: Buitengebied Hardenberg, Reestdal en Bergentheim-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00181-VG01

Artikel 9 Bedrijf - Besloten veenontginningslandschap

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn aangeduid als categorie 1 of 2;
  • b. uitsluitend bestaande bedrijven, voor zover deze niet vallen onder a;
  • c. uitsluitend een hovenier, ter plaatse van de aanduiding "hovenier";
  • d. uitsluitend een zandwinning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - zandwinning";
  • e. bij een en ander behorende voorzieningen waaronder parkeerplaatsen en nutsvoorzieningen.

Een en ander met uitzondering van:

  • 1. detailhandelsbedrijven, tenzij het betreft:
    • a. detailhandel die als zodanig volgens het hiervoor bepaalde onder a en b is toegestaan;
    • b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in een bedrijf, met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m2;
  • 2. Bevi-inrichtingen, tenzij het een bestaande inrichting betreft;
  • 3. bedrijven, die zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, volgens artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. binnen elk bestemmingsvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen, met bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.

9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 115% van de bestaande oppervlakte;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfwoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken mogen niet meer of minder bedragen dan hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
    bedrijfsgebouwen1   4 m   10m   18 o  
    bedrijfswoningen2   3,5 m   10 m   30 o  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18 o  
    overkappingen     3,5 m    
    erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     10 m    
    1) de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.
    2) met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.
     
  • e. een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, en afwijkt van het bepaalde onder d, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 37.1 en 37.2 (Afstanden tot water en wegen).

9.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 9 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in lid 2.3.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 9.2.2, onder a, voor het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van 125% van de bestaande gebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering te zijn aangetoond aan de hand van een bedrijfsplan;
  • b. het bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. inpassing van de gebouwen in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

9.3.2 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 9.2.2 onder d, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 6 meter en 12 meter, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.

9.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 9.2.2 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

9.3.4 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 9.2.2 onder b, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.000 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaats vindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan de detailhandel genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • c. opslag voor de voorgevelrooilijn.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 voor het toestaan van bedrijven die:

9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijzigingsbevoegdheid natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in lid 9.1 onder d, de bestemming wordt gewijzigd in de bestemmingen Groen - Landschapselement en/of Water. Het wijzigen mag uitsluitend geschieden als vaststaat dat:

  • a. de zandwinningsactiviteit is of zal worden beëindigd;
  • b. de aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • c. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.