direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Beekdallandschap
Plan: Buitengebied Hardenberg, Reestdal en Bergentheim-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00181-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Beekdallandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het beekdallandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt:
  • d. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;

en tevens voor:

  • e. watergangen, waterpartijen en inundatie vanuit de watergangen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 12 m2 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 2,5 m en 4 m,
  • b. het aantal schuilgelegenheden op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende, gronden mag niet meer dan 1 per ha bedragen.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid
3.3.1 Wijzigingsbevoegheid natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in lid 3.1, de bestemming wordt gewijzigd in:

Het wijzigen mag uitsluitend geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beĆ«indigd,
  • b. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd,
  • c. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden, en
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 3.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van water;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het beekdallandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. de aanleg van kavelpaden en in- of uitritten;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 3.4.1, bij c, voorzover het betreft het aanleggen van poelen.

3.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.