direct naar inhoud van 2.2 Provincie
Plan: bestemmingsplan bedrijvenpark Haardijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00167-VG01

2.2 Provincie

Hardenberg is het stedelijk centrum van Noordoost-Overijssel. De kern vervult een streekfunctie op het gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. In november 1997 hebben de gemeente Hardenberg en de provincie Overijssel het convenant 'Hardenberg, kern met een streekfunctie' ondertekend. Dit convenant is vervolgens geactualiseerd in maart 1999, in juni 2004 en in februari 2008. Hiermee zijn de gemeente en de provincie een gezamenlijke inspanningsverplichting aangegaan om de streekfunctie van Hardenberg voor Noordoost-Overijssel te versterken.

In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (juli 2009) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is "om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken."

Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling. Dit betekent dat er ruimte wordt gemaakt voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en hoogwaardige woonmilieus. De dynamiek die hierdoor ontstaat, ziet de provincie als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

Voor de stedelijke omgeving worden in de omgevingsvisie de volgende drie ontwikkelingsperspectieven aangegeven.

  • 1. Steden als motor: gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenmilieus waar de kwaliteiten en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding.
  • 2. Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: veelzijdige mix van woon- en werkmilieus, elk met een eigen karakteristiek. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij opgaven als herstructurering, inbreiding en uitbreiding.
  • 3. Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig: hoofdinfrastructuur van autosnelwegen, autowegen, spoorlijnen, fietssnelwegen en vaarwegen, inclusief knoop- en uitwisselingspunten die de ontwikkelingsdynamiek ondersteunt en de belangrijkste vervoersrelaties vlot en veilig bedient.

Dit bestemmingsplan voor Haardijk draagt bij aan de eerste twee ontwikkelingsperspectieven door ruime gebruiks- en bouwregelingen aan de gronden binnen het plangebied toe te kennen. Hierdoor ontstaan onder andere mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande bedrijvigheid. De gemeente is van mening dat dit de vitaliteit en kwaliteit van het bedrijvengebied ten goede komt.

Bij nieuwbouw gaat de provincie uit van de zogenaamde 'SER-ladder'. Dit is een door de Sociaal Economische Raad (SER) ontwikkeld instrument om verrommeling van het landschap tegen te gaan. In kader 2.1 zijn de drie 'tredes' van de SER-ladder aangegeven. De globale wijze van bestemmen en de eerder genoemde verruiming van gebruiks- en bouwregelingen, sluiten aan bij dit streven naar intensief en meervoudig ruimtegebruik.

SER-ladder
1. Gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om de ruimteproductiviteit te verhogen. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door benutting van de 'derde dimensie' (ondergronds bouwen en hoogbouw), door technische vernieuwingen en door multifunctioneel ruimtegebruik. Wet- en regelgeving en het daarbij behorende beleids-instrumentarium dienen een verhoging van de ruimteproductiviteit te bevorderen.
3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik voor de desbetreffende functie aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak.  

Kader 2.1