direct naar inhoud van 4.3 Bodemkwaliteit
Plan: Buitengebied Hardenberg, Schuineslootweg te Schuinesloot en Volle Urenweg te Hoogenweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00157-VG01

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.

Voor de locatie aan de Schuineslootweg is door Fenix Milieu B.V. uit Haren een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.

Voor de locatie aan de Volle Urenweg is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Kruse Milieu B.V. uit Geesteren. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.

4.3.2 Locatie Schuineslootweg

Door Fenix Milieu B.V. is op de locatie aan de Schuineslootweg een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten en conclusie van dit onderzoek worden in deze subparagraaf behandeld. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.

4.3.2.1 Resultaten verkennend bodemonderzoek

Uit de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt het volgende:

  • uit de verzamelde informatie blijkt, dat ter plaatse geen 'verdachte' activiteiten hebben plaatsgevonden die tot een bodemverontreiniging hebben kunnen leiden; wel bestaan de daken uit asbestverdacht materiaal en zijn lokaal op het maaiveld asbestverdachte platen aangetroffen.
  • zintuigelijk zijn in het opgeboorde materiaal geen verontreinigingen waargenomen; visueel is in en op de grond lokaal asbest verdacht materiaal aangetroffen; lokaal iets puin.
  • in de bovengrond op de 2 deellocaties zijn tenminste lokaal licht verhoogde gehalten aan koper, lood, zink en PAK aangetoond;
  • op één locatie (bij de varkensstallen) zijn in de grond asbestplaatjes aangetroffen. Analytisch is de grond hier sterk verontreinigd met asbest.
  • in de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten gemeten.
  • het grondwater bevat licht verhoogde gehalte aan enkele zware metalen. Verder zijn in het grondwater geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten gemeten.

4.3.2.2 Conclusie en advies

Uit de bekende gegevens van het uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd, dat bij de varkensstallen lokaal een sterk verhoogd gehalte aan asbest in de grond is geconstateerd. De daken van de stallen bestaan uit asbestgolfplaten. Verder zijn op het onderzochte terrein ter plaatse van de 2 deellocaties in de grond geen of licht verhoogde gehalten gemeten aan onderzochte componenten. Het grondwater bevat eveneens hooguit licht verhoogde gehalte aan enkele componenten.
De omvang van het sterk verhoogde gehalte aan asbest in de grond is niet vastgesteld.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er vanwege de aanwezigheid van asbest in de grond belemmeringen voor het realiseren van de toekomstige nieuwbouw op het terrein.
Het uitvoeren van een nader bodemonderzoek op het terrein naar de aanwezigheid van asbest in de grond wordt noodzakelijk geacht. Het nader onderzoek dient zich te richten op de locaties van de varkensstallen en op het toegangspad naar de bestaande bebouwing. Op basis van de resultaten van het nader onderzoek dient te worden vastgesteld of en zo ja welke maatregelen noodzakelijk zijn.

Indien in de toekomst bij de bouwwerkzaamheden grond vrij komt, dan kan deze grond op het terrein worden verwerkt met uitzondering van de asbesthoudende grond. Bij afvoer binnen de gemeente Hardenberg valt de grond op basis van het verkennend onderzoek binnen de kwaliteitsklasse 'wonen'.

4.3.2.3 Nader asbest(bodem)onderzoek locatie Schuineslootweg

Uit het verkennend bodemonderzoek is gebleken dat er een nader onderzoek diende plaats te vinden naar asbest. Dit onderzoek is uitgevoerd op 20 mei 2009.

Uit de resultaten van het uitgevoerde asbestbodemonderzoek blijkt het volgende:

  • Aanleiding tot het asbestonderzoek is het verkennend bodemonderzoek van EcoReest en Fenix Milieu B.V. van oktober 2007. Bij dit verkennend bodemonderzoek zijn rond de stallen op het achterterrein asbestplaten aangetroffen en is in de grond op één plaats een interventiewaarde asbest gemeten.
  • Zintuiglijk zijn aan het maaiveld (zowel binnen als buiten het onderzoeksgebied) als lokaal in de bodem asbest verdachte materialen aangetroffen.
  • analytisch is in de onderzochte grond asbest gemeten; de concentraties blijven beneden de interventiewaarde. Opgemerkt wordt dat op de locatie waar in het verkennend onderzoek asbest boven de interventiewaarde is gemeten thans geen onderzoek heeft plaatsgevonden (vanwege verharding/ struikgewas).
  • De meest aangetroffen asbestsoort is chrysotiel; echter in een strooisellaag en in putje 3 (verkennend onderzoek) is een afwijkende asbestsoort (amosiet) gemeten.

Conclusie en advies

Uit de bekende gegevens van het uitgevoerde asbestbodemonderzoek kan worden geconcludeerd, dat bij de varkensstallen lokaal een sterk verhoogde gehalte aan asbest in de grond is geconstateerd. De daken van de stallen bestaan uit asbestgolfplaten. Ook buiten het onderzoeksgebied is asbest aan het maaiveld aangetroffen.
De omvang van het sterk verhoogde gehalte aan asbest in de grond is niet vastgesteld. Evenmin is vastgesteld of buiten het onderzoeksgebied in de grond asbest aanwezig is.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er vanwege de aanwezigheid van asbest in de grond belemmeringen voor het realiseren van toekomstige nieuwbouw op het terrein.

Het zichtbare asbest op het maaiveld dient verwijderd te worden. Vervolgens dient er een nader onderzoek t.p.v. putje 3 (verkennend onderzoek) uitgevoerd te worden om te bepalen of sanering hier noodzakelijk is. Hierna kan de bebouwing gesloopt worden en kan het asbest in de bebouwing gesaneerd worden. Na de sloop van de bebouwing en verwijdering van het bouwmateriaal moet het overige terrein wederom specifiek op asbest onderzocht worden. In dit onderzoek moet de inrit naar de boerderij ook betrokken worden. Op basis van dit laatste onderzoek kan worden beoordeeld of alsnog sanerende maatregelen noodzakelijk zijn.

4.3.3 Locatie Volle Urenweg

Door Kruse Milieu B.V. is op de locatie aan de Volle Urenweg een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten en conclusie van dit onderzoek worden in deze subparagraaf behandeld. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.

4.3.3.1 Resultaten verkennend bodemonderzoek

Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:

  • de bovengrond is niet verontreinigd;
  • de ondergrond is niet verontreinigd;
  • het grondwater is licht verontreinigd met barium en koper.

De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, gezien de lichte overschrijdingen in het grondwater.

4.3.3.2 Conclusie en advies

In het grondwater zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van het in Bijlage 2 opgenomen onderzoek. Nader onderzoek wordt niet nodig geacht. De boven- en ondergrond van de locatie is niet verontreinigd.

Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.

In de toekomst komt mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden uitgevoerd. Alle onderzochte grond, die bij eventuele nieuwbouwwerkzaamheden vrij komt, is vrij toepasbaar, aangezien geen verontreinigingen zijn aangetroffen in de boven- of ondergrond. Met andere woorden: er gelden geen beperkingen ten aanzien van het hergebruik van de grond.

Uit bodemkundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).