direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Dedemsvaart, Rollepaal (uitbreiding Oegema)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00156-VG01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
    'bedrijf tot en met categorie 3.2'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 4.1'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    'bedrijf tot en met categorie 4.2'   bedrijven in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
    met dien verstande dat de volgende ingevolge het vorenstaande toelaatbare bedrijven niet toegestaan zijn:  
    • 1. bedrijven gericht op het vervaardigen en/of de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. bedrijven die voldoen aan de activiteitomschrijvingen in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage;
    • 4. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
    • 5. zelfstandige kantoren;
  • b. niet-zelfstandige kantoren;
  • c. verkeer en verblijf;
  • d. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
3.1.2

Het aantal rijstroken van wegen bedraagt ten hoogste twee.

3.1.3

Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit aan te merken is als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteit van het bedrijf en als het daaraan ondergeschikt blijft.

3.1.4

Buitenopslag van zaken voor de voorgevel van gebouwen is niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 geldt voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

3.2.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bouwwerken bedraagt:
    • 1. maximaal 1 m aan de voorgevel van gebouwen (en het denkbeeldig verlengde daarvan);
    • 2. maximaal 2 m achter de voorgevel van gebouwen (en het denkbeeldig verlengde daarvan);
  • b. de bouwhoogte van schoorstenen, antennes en silo's bedraagt maximaal 30 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 15 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de fysieke veiligheid;

nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 20 m mag bedragen, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op de gronden voor zover ter plaatse krachtens de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een bouwhoogte van maximaal 15 m is toegestaan;
  • b. het bepaalde in artikel 3.2.3 onder c voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 20 m bedraagt.
3.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt uitsluitend verleend voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a voor het toestaan van bedrijven welke naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane categorieën van bedrijven, mits:

  • a. het bedrijf in vergelijking met de ter plaatse toegestane categorieën van bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;
  • b. bedrijven zoals opgenomen in artikel 3.1.1 onder a sub 1 tot en met 5 worden uitgesloten;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.5.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naasthogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naasthogere categorie, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat door hinder en/of gevaar;
  • b. bedrijven zoals opgenomen in artikel 3.1.1 onder a sub 1 tot en met 5 niet zijn toegestaan;
  • c. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.