direct naar inhoud van 5.5 Externe veiligheid
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Zwarte Dijk 33a Lutten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00133-VG01

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer: het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); de Regeling externe veiligheid (Revi) de Registratiebesluit externe veiligheid; het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo) het Vuurwerkbesluit.Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het doel van het „Besluit externe veiligheid inrichtingen is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

In de 'Externe Veiligheidsvisie gemeente Hardenberg' is de situatie in de gemeente Hardenberg geïnventariseerd en in kaart gebracht. Uit de inventarisatie is gebleken dat binnen de gemeente een aantal risicobronnen aanwezig is, waarop het externe veiligheidsbeleid betrekking heeft. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een transparant toetsingskader te hebben voor het omgaan met huidige maar ook eventuele toekomstige externe veiligheidssituaties.

5.5.2 Situatie in en bij het plangebied

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00133-VG01_0021.png"

Figuur 5.1: Uitsnede Risicokaart Overijssel (Bron: Risicokaart Overijssel)

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is nu nog het Structuurschema buisleidingen (SBUI) van toepassing. Voor de aanleg van nieuwe buisleidingen wordt door VROM gewerkt aan de Structuurvisie buisleidingen.

Op 28 augustus 2009 is het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen (ontwerp-Bevb) gepubliceerd. Hierdoor zal het toetsingskader voor deze buisleidingen conform de systematiek met plaatsgebonden risico en groepsrisico gaan werken. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is inmiddels in werking getreden.

Volgens het Bevb worden gemeenten verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, wordt een waarde in acht genomen van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding, of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen.

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • gelegen is binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

5.5.2.1 Plaatsgebonden risico (PR)

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Binnen de 10-6 / jr contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Ten noordwesten op een afstand van 130 meter van onderhavig perceel is Attractiepark Slagharen b.v. / Wigwamwereld gelegen. Binnen deze inrichting is een opslaglocatie chloorbleekloog (1.500 l) en zwavelzuur (500l.) ten behoeve van Wigwam World gevestigd. Deze opslaglocatie heeft op basis van de risicokaart een plaatsgebonden risico van 90 meter. Onderhavig plangebied is ruim buiten deze plaatsgebonden risicocontour gelegen.

Ten zuidoosten op een afstand van 190 meter van onderhavig perceel is een gasdrooginstallatie ten behoeve van aardolie- en aardgaswinning van de Nederlandse Aardolie Maatschappij b.v. (NAM) gelegen. Deze installatie heeft een plaatsgebonden risicocontour van 40 meter. Onderhavig plangebied is ruim buiten deze plaatsgebonden risicocontour gelegen.

Ten westen en ten noorden op een afstand van circa 150 -170 meter van onderhavig plangebied zijn buisleidingen van de Nederlandse Gasunie N.V. gelegen (N-526-13-KR-015 en N-527-40-KR-001). Op grond van de provinciale risicokaart hebben de buisleidingen een plaatsgebonden risicocontour (PR) van 0 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen een plaatsgebonden risicocontour.

5.5.2.2 Groepsrisicocontour (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.


Op basis van dit het nieuwe externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM geldt voor iedere gasleiding een groepsrisicocontour. Met behulp van het programma CAROLA kan worden bepaald of voldaan wordt aan de risiconormen voor de Externe Veiligheid, zoals die zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De gebruiker kan de risico's berekenen op basis van locatiespecifieke leidinggegevens, die bij de leidingeigenaar moeten worden opgevraagd. Het resultaat van een berekening bestaat uit de plaatsgebonden risicocontouren (PR-contouren) en de FN-curve voor het groepsrisico (GR). Het rekenpakket beschikt over een functionaliteit waarmee wordt bepaald bij welke leidingkilometer de grootste overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt bereikt.

5.5.2.3 Conclusie

De CAROLA-berekening ten behoeve van de in het "Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Zwarte Dijk 33a" toont aan dat het Groepsrisico kleiner is dan 0.1 van de oriëntatiewaarde. (GR < 0.1) Met andere woorden: de uitvoering van het plan aan de Zwarte Dijk 33a in Lutten is op basis het CAROLA-onderzoek in het kader van het Groepsrisico aanvaardbaar. Voor een uitgebreide CAROLA-berekening wordt er verwezen naar Bijlage 4.