direct naar inhoud van 4.3 Bodemkwaliteit
Plan: Buitengebied Hardenberg, Kloosterstraat (1a) Sibculo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00124-VG01

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Onderzoek

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.

Door Mos Grondmechanica B.V. is door middel van een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek de bodem in het plangebied onderzocht.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. Op basis van het vooronderzoek is de onderzoekshypothese 'onverdachte locatie' gesteld. De analyseresultaten zijn getoetst aan de Circulaire Bodemsanering 2009 en zijn indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit.

Op basis van het vooronderzoek, de zintuigelijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek, zijn er met de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen te verwachten bij de geplande herinrichting en bestemmingsplanherziening op de locatie.

Voor een nader toelichting op het voorgaande wordt verwezen naar het onderzoeksrapport dat is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.

4.3.2 Beoordeling gemeente

De gemeente heeft het bodemonderzoeksrapport beoordeeld en komt met de volgende conclusie.

Uit de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt het volgende:

  • uit de verzamelde informatie blijkt, dat ter plaatse geen 'verdachte' activiteiten hebben plaatsgevonden die tot een bodemverontreiniging hebben kunnen leiden. Wel staat in de rapportage dat op het weiland op twee locaties stroken gefreesd asfalt ligt. Niet bekend is waar dit asfalt toe dient of heeft gediend en evenmin of dit asfalt teerhoudend is. Ook is niet aantoonbaar gekeken naar de aanwezigheid van asbest in of onder deze stroken;
  • zintuiglijk zijn in het opgeboorde materiaal geen verontreinigingen waargenomen. Uit de rapportage valt niet op te maken of visueel in en op de grond gelet is op de aanwezigheid van asbest verdacht materiaal. Wel zijn onder één asfaltstrook een weinig tot veel puin en lokaal ook koolas en asfaltbrokjes in de grond aangetroffen;
  • in de boven- en in de ondergrond zijn geen tot hooguit licht verhoogde gehalten (lood en PAK) aan onderzochte componenten aangetoond;
  • het grondwater bevat alleen licht verhoogde gehalten aan barium en lokaal zin;
  • het slib in de twee voormalige zandwinputten is alleen aan de rand bemonsterd. Het slib wordt op basis van het onderzoek aangemerkt als klasse A of klasse B slib. Toepassing van dit slib op aangrenzende percelen is niet zonder meer mogelijk.

Uit de bekende gegevens van het uitgevoerde bodemonderzoek op het onderzochte kadastrale perceel kan worden geconcludeerd, dat in de bodem (grond en grondwater) geen of tenminste lokaal licht verhoogde gehalten zijn gemeten aan enkele onderzochte componenten.

Er is niet aantoonbaar gelet op asbest in en op de grond. Eveneens is de kwaliteit van het asfalt niet bepaald.

Omdat de gegevens met betrekking tot de asfaltstroken niet bekend zijn, wordt toch sterk geadviseerd om hier middels een aanvullend onderzoek nadere aandacht aan te besteden (doel stroken, asfalt wel of niet teerhoudend en asbest in de puinlagen). Het uitvoeren van een nader onderzoek of het treffen van nadere maatregelen op de overige delen van het onderzoeksgebied wordt niet noodzakelijk geacht.

Indien in de toekomst bij bouwwerkzaamheden grond vrij komt, dan kan deze grond binnen het plangebied zelf worden verwerkt. Bij afvoer binnen de gemeente Hardenberg is de grond op basis van het verkennend onderzoek niet zonder meer vrij toepasbaar. Vooral de grond onder de asfaltstroken met puin dient hierbij genoemd te worden. Geadviseerd wordt om in ieder geval de asfaltstroken en de eventuele puinhoudende bodemlaag hier direct onder separaat te ontgraven en niet te voegen bij grond van het overig terrein.

Met betrekking tot afvoer van vrijkomende grond wordt geadviseerd om hierover contact te hebben met de afdeling Bouwen en Milieu.

Bij afvoer van de grond buiten de gemeente Hardenberg is het beleid van toepassing van de gemeente, waar de grond wordt toegepast.

Indien meer dan 50 m³ grond wordt ontgraven, afgevoerd en elders toegepast, dan dient dit te worden gemeld bij het meldpunt bodemkwaliteit.