direct naar inhoud van 6.4 Haalbaarheid
Plan: Buitengebied Hardenberg, Hardenbergerweg 19 en 19a Bergentheim
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00123-VG01

6.4 Haalbaarheid

6.4.1 Ondernemingsplan

Door de toegenomen eisen in de intensieve veehouderij is het voor de initiatiefnemer niet meer rendabel in deze agrarische bedrijfstak te investeren. Bovendien is er voor deze bedrijfstak geen opvolging meer voorhanden. Initiatiefnemer wil zich qua hoofdactiviteit richten op de melkveehouderijactiviteiten en daarbij als ondergeschikte neventak een kinderopvang op de locatie van de voormalige varkensstallen realiseren.

Hiertoe heeft initiatiefnemer een ondernemingsplan opgesteld waarin wordt uiteengezet hoe de kinderopvang als ondergeschikte nevenactiviteit bij het melkveehouderijbedrijf vorm zal krijgen.

Melkveehouderijbedrijf

Het agrarisch bedrijf betreft een melkveehouderijbedrijf, in de NEG-typering wordt dit aangemerkt als 'graasdierbedrijf'. De initiatiefnemer heeft op basis van gegevens uit de Landbouwtelling 2010 de rekenmodule van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) ingevuld. Het bedrijf beschikt over 40 ha cultuurgrond, 75 melk- en kalfkoeien ruim 50 stuks jongvee. Op grond hiervan heeft het bedrijf een bedrijfsomvang van 101,6 nge. Gesproken kan worden van een volwaardig agrarisch bedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00123-VG01_0022.png"

Afbeelding 6.6 Bedrijfsgegevens rekenmodule LEI

Kinderopvang

Ten behoeve van de kinderopvang zal een deel van de voormalige varkensstal worden gesloopt en een deel worden verbouwd (zie ook paragraaf 6.2). De opvang zal plaats bieden aan maximaal 44 kinderen.

Deze ontwikkelingen zullen ertoe leiden dat voor wat betreft de verblijfs- en speelruimte in het te verbouwen pand, een minimale bruto-oppervlakte per kind van 3,5 m2 gerealiseerd zal worden. Verder zal het pand beschikken over voldoende afzonderlijke slaapgedeelten. Ten aanzien van het buitenterrein geldt een minimale bruto-oppervlakte aan speelruimte van 3 m2 per aanwezig kind. Aan deze 'ruimtelijke' voorwaarden zal de initiatiefnemer voldoen. Teneinde de fysieke veiligheid van de kinderen te waarborgen, zal de buitenspeelruimte worden omzoomd door een voldoende hoog en afsluitbaar hek.

In het kader van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (zie ook 3.1.2) dient de initiatiefnemer jaarlijks een risico-inventarisatie uit te voeren waarin de veiligheids- en gezondheidsrisico's die de opvang van de kinderen met zich meebrengt. Op één onderdeel hiervan is reeds ingegaan. Dit betreft de scheiding tussen het agrarische bedrijfsgedeelte en de kinderopvang. Hier zal de initiatiefnemer zorg voor dragen. De overige risicofactoren zoals de risico's ten aanzien van het voorkomen van ziektekiemen, maar ook die van valongevallen, verbranding, verwonding, etcetera, zal de initiatiefnemer (jaarlijks) in beeld brengen.

Initiatiefnemer heeft onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van kinderopvang in de omgeving. In de gemeente Hardenberg is een aanbod van circa 11 kindplaatsen per 100 kinderen, terwijl de vraag rond de 15,6 kindplaatsen ligt. De behoefte aan extra opvangmogelijkheden is dan ook aanwezig.

Ten aanzien van de kinderopvang wordt de initiatiefnemer begeleid door de Vereniging Agrarische Kinderopvang (VAK), een instantie die gespecialiseerd is in het ondersteunen van initiatieven inzake kinderopvang op een agrarisch bedrijf. Deze instantie heeft een formule ontwikkeld speciaal voor agrarische kinderopvang. Deze formule omvat een 'groene dooradering' van de pedagogische visie: thema's als natuur, milieu en dieren zullen belangrijke items zijn bij de kinderopvang. Daarnaast zal het personeel zal worden opgeleid om onder licentie van de VAK te mogen werken.

Via een exploitatieprognose heeft de initiatiefnemer inzichtelijk gemaakt hoe het kinderopvanggedeelte voor de eerste 3 jaar financieel geëxploiteerd wordt. Hierbij is uitgegaan van 44 kindplaatsen, gemiddeld 10,5 uur opvang per dag, gedurende 50 'opvangweken'.

6.4.2 Pedagogisch beleidsplan

Een belangrijke aspect uit de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang is het opstellen van een Pedagogisch beleidsplan. Initiatiefnemer heeft dit samen met de eerder genoemde VAK opgesteld. Het beleidsplan bevat de missie en visie van de Vereniging Agrarische Kinderopvang en de wijze waarop daar in de dagelijkse praktijk mee wordt omgegaan.

Als pedagogische uitgangspunten worden de wettelijk verplichte uitgangspunten gehanteerd, zoals ze zijn geformuleerd door de autoriteit op dit gebied, prof. mw. J.M.A. Riksen-Walraven. Haar opvoedingstheorie ligt ten grondslag aan de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang.

Aanvullend hierop wordt een meerwaarde bereikt vanwege de ligging in het agrarisch gebied. In de visie van de VAK krijgen kinderen die regelmatig in de natuur zijn, veel extra ontwikkelingsstimulansen in vergelijking tot kinderen die vooral binnen en/of in een stedelijke omgeving worden opgevangen.

De kinderopvanglocaties van de VAK worden gekenmerkt door hun landelijke ligging, aanwezigheid van veel natuurrijke buitenruimte en nauwe verwevenheid met het agrarisch bedrijf.

De pedagogische visie en het beleid zijn verder uitgewerkt in een viertal verplichte pedagogische basisdoelen voor de kinderopvang.

Ten aanzien van het aspect "Veiligheid op het agrarisch bedrijf" is in het pedagogisch beleidsplan het volgende opgenomen:

"De inrichting van gebouwen van de kinderopvang op het agrarisch bedrijf zijn aangepast aan de opvangfunctie. Reële risico's voor de kinderen, als gevolg van de samenwerking van de opvang met het agrarisch bedrijf, zijn door praktische aanpassingen op elke locatie binnen aanvaardbare grenzen gebracht. De kinderopvang is duidelijk gescheiden van de agrarische bedrijfsactiviteiten. Zo kan de boer zonder gevaar met zijn zware machines op zijn erf rijden. Ook de aanwezigheid van (grote) dieren kan op deze manier geen gevaren voor de kinderen van de opvang met zich meebrengen.De activiteiten met de kinderen, die plaatsvinden op het agrarisch bedrijf, zoals het aaien van koeien, lopen door het hoge maïsvel of een wandeling over de landerijen, zullen altijd in overleg met de boer plaatsvinden, zodat hij zijn activiteiten daarop kan aanpassen.

Er is een risico-inventarisatie voor opvang op het agrarische bedrijf nodig. Dit is reeds in 6.4.1 aan de orde gesteld. In gevallen van nood, bijvoorbeeld bij het uitbreken van ziektes, kan over het algemeen de kinderopvang van het agrarisch bedrijf worden gescheiden, teneinde risico's te voorkomen. Dit is enerzijds van belang voor de veiligheid van de kinderen, maar anderzijds ook om besmetting van buitenaf op het agrarisch bedrijf te voorkomen. De initiatiefnemer zal daarom gescheiden opritten en aparte parkeerplaatsen realiseren (zie het inrichtingsplan in paragraaf 6.2).