direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Essen- en hoevenlandschap
Plan: Buitengebied Hardenberg, Hardenbergerweg 19 en 19a Bergentheim
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00123-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Essen- en hoevenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd glastuinbouw;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals steilranden, onverharde paden, onregelmatige verkaveling, halfopen landschap en waardevolle flora en fauna;
  • c. een kinderdagverblijf ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf';
  • d. niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van:
    • 1. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten,
    • 2. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen,
    • 3. atelier,
    • 4. kantoor en zakelijke dienstverlening, uitsluitend in de bestaande gebouwen, tot een oppervlakte van 100 m2,
    • 5. bed & breakfast, uitsluitend in de bestaande hoofdgebouwen tot een oppervlakte van 100 m2;
    • 6. boerderijkamers, tot een gezamenlijke oppervlakte van 200 m2,
    • 7. opslag- en stallingsbedrijven,
    • 8. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor onder 1 t/m 7 genoemde activiteiten gelijk kunnen worden gesteld;
  • e. kleinschalig kamperen tot een maximum van 15 kampeermiddelen in of nabij het bouwvlak;
  • f. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • g. watergangen en waterpartijen;
  • h. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlak

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, niet zijnde rijhallen;
  • b. één bedrijfswoning, met bijgebouwen, met dien verstande dat binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de sublid 3.2.1 gelden de volgende bepali ngen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer dan 750 m3 bedraagt;
  • b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven, of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien die meer bedragen dan hierna is aangegeven:
    bouwwerken
     
    max. goothoogte   max. bouwhoogte  
    bedrijfsgebouwen   4 m   10 m  
    bedrijfswoningen   3,5 m   10 m  
    voedersilo's     20 m  
    overkappingen     3,5 m  
    erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m  
    overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m  
    overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     10 m  
  • c. in voorkomend geval artikel 5.3.1 (afstanden tot wegen).

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroten inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2onder a ten behoeve van het vergroten van de woning tot 1.000 m3, mits de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 onder d, voor zover betreft het gebruik van bestaande gebouwen voor de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten:

  • a. ambachtelijke landbouwproducten-verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, imkerij;
  • b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  • c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • d. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • e. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  • f. koffie- en theeschenkerij;
  • g. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • h. zorgboerderij,
  • i. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mag binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • 2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
  • 3. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • 4. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden;
  • 5. er mag geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvinden, en
  • 6. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging verschuiving bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in artikel 3.1 aangegeven bouwgrens elders op die gronden wordt aangegeven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot 3 ha worden vergroot onverminderd het bepaalde onder c;
  • c. het bouwvlak dient voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden te blijven omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • d. geen gebouw mag door het wijzigen buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de voor intensieve veehouderij ingerichte gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk te voorkomen;
  • f. in voorkomend geval artikel 5.3.1 (afstanden tot wegen).

3.5.2 Wijziging naar "Wonen" na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1 geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen ten behoeve van een woonbestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  • a. bij wijziging wordt het bouwvlak verwijderd:
  • b. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak worden begrepen in één bestemmingsvlak;
  • c. de reeds gerealiseerde recreatieve functies en niet-agrarische nevenactiviteiten mogen bij de beëindiging van het agrarisch bedrijf blijven bestaan;
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • f. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het aantal woningen binnen elk bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • h. inpassing van de gebouwen in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan.

3.5.3 Wijziging naar "Bedrijf" na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in artikel 3.1 geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in een bedrijfsbestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bij wijziging wordt het bouwvlak verwijderd;
  • b. ten behoeve van elk bedrijf worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende, voormalige bouwvlak als bedrijfsbestemming aangewezen;
  • c. de onder b bedoelde gronden worden nader bestemd voor categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak of bestemmingsvlak mogen niet meer bedragen dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:
    • 1. van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 300 m2 mag blijven staan en van de rest ten minste 50% dient te worden gesloopt;
    • 2. het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
  • e. het bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen uit de gemeentelijke parkeerverordening;
  • f. de bedrijfsactiviteiten mogen:
    • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten;
    • 2. niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk leefmilieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt;
    • 3. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden;
    • 4. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen;
    • 5. in vergelijking met het voormalige agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende paden en wegen met zich meebrengen;
  • g. inpassing van de gebouwen in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde lid 3.6.2 is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00123-VG01_0023.png"

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 bij a, voorzover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist.

3.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.6.4 In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 3.6.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.