Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Molengoot Hardenberg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0160.0000BP00111-VG01

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie (= archeologie waarde 4) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden.
 
7.2 Bouwregels
7.2.1 Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,50 m wordt geroerd, met uitzondering van:
a.      
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 500 m2 wordt uitgebreid;
b.      
bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen met het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van 7.2.1 mits;
a.      
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn, of;
b.      
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
c.       
één of meer van de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
1.      
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.      
een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
3.      
een verplichting tot de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
 
Indien burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, uit te voeren:
a.      
het ophogen van gronden over een totaal aaneengesloten oppervlakte groter dan 500 m2, waarbij in acht wordt genomen de oppervlakte welke reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
b.      
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeerplaatsen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen over en oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 0,50 m;
c.       
het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 0,50 m;
d.      
het graven, uitbaggeren of dempen van watergangen/-partijen over een oppervlakte groter dan 500 m2;
e.      
het graven van sleuven over een oppervlakte groter dan 500 m2, dieper dan 0,50 m en breder dan 1,25 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f.        
het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 500 m2.
 
7.4.2 Het in lid 7.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijde, en werkzaamheden welke:
a.      
normale onderhoud betreffen;
b.      
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c.       
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
 
7.4.3 De in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
a.      
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b.      
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
c.       
één of meer van de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
1.      
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.      
een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
3.      
een verplichting tot de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
 
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.