direct naar inhoud van 4.5 Externe veiligheid
Plan: Buitengebied Hardenberg, Spokenkampweg 2 te Brucht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Op 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi)
  • de Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo)
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' van toepassing.

Het doel van het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’ is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Gemeentelijk beleid

In de 'Externe Veiligheidsvisie gemeente Hardenberg' (vastgesteld in februari 2011) is de situatie in de gemeente Hardenberg geïnventariseerd en in kaart gebracht. Uit de inventarisatie is gebleken dat binnen de gemeente een aantal risicobronnen aanwezig is, waarop het externe veiligheidsbeleid betrekking heeft. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een transparant toetsingskader te hebben voor het omgaan met huidige maar ook eventuele toekomstige externe veiligheidssituaties. Het bedrijf dat via onderhavig bestemmingsplan wil uitbreiden, wordt echter niet aangemerkt als risicovolle inrichting.

4.5.2 Situatie in en bij het plangebied

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01_0010.png"

Figuur 4.1. Uitsnede Risicokaart Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Spoorlijn

Ten oosten van het plangebied is de spoorlijn Hardenberg-Ommen gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze lijn kan een belemmering zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plan.

ProRail heeft in haar onderzoeksrapport 'Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, een verwachting voor de middellange termijn' (27 september 2007) voor het traject Coevorden-Mariënberg de volgende prognose uitgesproken:

maximumscenario 500 ketelwagens gevuld met stofcategorie C3, zeer brandbare vloeistoffen, standaard routering (in beladen wagens per jaar in beide richtingen samen).

Deze prognoses worden in 2011 in het Basisnet opgenomen.

Wanneer het aantal ketelwagens per jaar met zeer brandbare vloeistof (categorie C3) lager is dan 3000, heeft een baanvak geen 10-6-contour. Er moet wel een plasbrandsaandachtsgebied van 30 meter tot het spoor worden aangehouden. In principe mag binnen dit gebied niet gebouwd worden, tenzij er maatregelen worden genomen in de vorm van bijvoorbeeld een een keermuur, watergang of brandwerende gevels). De afstand van het nieuwe bedrijfspand tot de spoorlijn bedraagt circa 10 meter. Er vindt echter afscherming plaats door de aanleg van een grondwal langs een groot gedeelte van de oostzijde van het plangebied. Langs een klein gedeelte wordt een keermuur gerealiseerd. Zie hiervoor de planbeschrijving in hoofdstuk 6.

Provinciale weg N343

De N343 is een doorgaande route die door de gemeente is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In onderstaande tabel staan de telgegevens op het traject N34/N343 (Hardenberg) – N341/N343 (Kloosterhaar).

Stofca-tegorie   Tellocatie O106*   Invloedsgebied in meters**  
  Aantal wagens per
jaar in 2007  
Aantal wagens per
jaar in 2020  
 
LF1   616   708   58  
LF2   304   350   58  
LT1   28   41   760  
GF3   33   33   325  

*   Tellocatie O106: N34 / N343 (Hardenberg) - N341 / N343 (Kloosterhaar)

** Bron: Toekomstig externe veiligheidsbeleid DVS, vastgesteld 13 juli 2009

Er is geen PR 10-6-contour berekend, deze is 0 meter.

Verhoging van het groepsrisico is niet aan de orde. Er komt geen nieuwe woning bij. De personendichtheid neemt niet toe, voor zo ver kan worden nagegaan.

De afstand van de bedrijfswoning is circa 45 meter. Dit vormt geen belemmering. Voor de afstand van de toekomstige bedrijfsbebouwing tot de N343 dient in principe eveneens een plasbrandsaandachtsgebied van 30 meter tot de weg te worden aangehouden, tenzij er afschermende maatregelen worden genomen. De geplande bebouwing ligt echter op meer dan 30 meter van de weg.

Aardgasleiding Gasunie

Op 175 meter ligt een buisleiding van de Gasunie (40 bar, 8.6 inch en bovenkant van de leiding op 1.66 m-m.v.). Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

In het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen (VROM, 19 maart 2010 geactualiseerd) staan in bijlage 6 inventarisatieafstanden genoemd. Voor de inventarisatie van de bebouwing is een bepaalde inventarisatieafstand (IA) ten opzichte van de leiding van toepassing. Dit is de afstand waarbinnen een inventarisatie nodig wordt geacht. De inventarisatieafstand bedraagt 105 m bij een leidingdiameter van 8.6 inch en een druk van 40 bar.

Volgens de provinciale risicokaart geldt een PR=10-6 van 0 meter. Het groepsrisico is geen probleem. Er is namelijk geen sprake van de vergroting van de personendichtheid.

 

Conclusie

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Ter voorkoming van brandoverslag van het bedrijf richting de spoorlijn, zal een aarden wal van zo'n 5 m breed worden gerealiseerd. Deze wal loopt langs de gehele oostgrens van het plangebied. Bovendien wordt op de wal een bossingel aangeplant.

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.