direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Hardenberg, Spokenkampweg 2 te Brucht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieus; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde ‘SER-ladder’; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma’s en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
3.2.2 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving: een ontwikkelingsgerichte aanpak

De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de ‘Kwaliteitsimpuls Groene omgeving’ ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab’s, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.

Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.

Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd:

Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.

Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Figuur 3.1. geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01_0005.png"

Figuur 3.1. Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' en de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Indien het concrete initiatief, de vernieuwing en vergroting van een bedrijfsgebouw en realisering van een kelder van ca. 400 m2 onder maaiveld, wordt getoetst aan de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' en de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.4.1 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

In het onderhavige geval gaat het om de toevoeging van een nieuwe functie in het buitengebied die niet geheel gebiedseigen is waardoor de "Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving" van toepassing is. Er dient een balans te zijn tussen de geboden ontwikkelingsruimte die gegenereerd wordt en de investering in de ruimtelijke kwaliteit.

Van belang is dat het gewenste initiatief op een landschappelijk verantwoorde manier wordt ingepast in het landschap. Hiertoe is een erfinrichtingsplan opgesteld. Het landschap en de omgeving zijn leidend geweest bij het opstellen van het erfinrichtingsplan. Het erfinrichtingsplan heeft tot doel het streekeigen karakter van het landschap te behouden en waar nodig te versterken. Het plangebied ligt op de overgang van het Vechtlandschap naar het stedelijk gebied (industrieterrein) van Hardenberg. Vanuit de lagere gedeelten rondom de Vecht veranderd het landschap naar een meer reliëfrijk kleinschalig essen en hoevenlandschap. Dit valt op door de slingerende wegen in het gebied. Langs de wegen staan oude bomen. Kenmerkend voor het erf in een essen en hoevenlandschap is het verspreide bebouwingspatroon. De gebouwen hebben een schijnbaar willekeurige plaats op het erf. De schuren staan soms parallel aan het hoofdgebouw, soms haaks erop, soms iets naar achteren. Ook staan de schuren wel eens geheel vóór het woongebouw. Daarnaast varieert de situering en oriëntatie van het hoofdgebouw op het erf sterk. Kenmerken die terug te vinden zijn bij het erf gelegen aan de Spokenkampweg.

Weliswaar betreft het hier een nieuwe functie in het buitengebied. Het betreft hier niet de toevoeging van een nieuw bouwblok. Enkel de functie van een bestaand bouwblok word gewijzigd van 'Wonen' in een bedrijfsbestemming. De bouwmogelijkheden worden verruimd ten opzichte van de functie wonen om zo de de bestaande bedrijfshal uit te kunnen breiden. Daarnaast wil de initiatiefnemer een kelder van 400 m2realiseren ten behoeve van opslag. De bebouwing vindt plaats op het bestaande erf waardoor er geen, of nauwelijks sprake is van verlies aan landschappelijk kapitaal. De realisatie van het gewenste plan betekent een verbetering van de huidige situatie. De huidige situatie biedt een rommelig aanblik door de diverse aanbouwen aan de bestaande schuur, de buitenopslag en de gebrekkige landschappelijke inpassing, vooral aan de zijde van de spoorlijn. Ook heeft de realisatie van het gewenste initiatief op het perceel geen impact op omliggende gebruiksfuncties. Omliggende functionerende bedrijven worden nu niet, en in de toekomst niet in hun bedrijfsvoering gehinderd.

Ruimtelijke kwaliteit betreft niet enkel de toevoeging van nieuwe natuur of het creëren van waardevolle open plekken. Ruimtelijke kwaliteit wordt ook gegenereerd door het op een goede wijze onderhouden en benutten van de mogelijkheden die het buitengebied biedt. Het in dit plan besloten initiatief voorziet in het benutten van deze mogelijkheden door het realiseren van een nieuwe functie in het buitengebied zonder daarbij omliggende agrarische bedrijven te hinderen. Daarbij komt dat het bedrijf sterk gelieerd is aan het buitengebied, een en een sterke band heeft met het buitengebied en gezien de bedrijfsactiviteiten (groothandel in - en reparaties van land- en tuinbouwmachines, groothandel in - en installatie van voer- en melkmachines) al jaren ten dienste staat van veel agrarische bedrijven in de gemeente Hardenberg. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van een bestaand erf en wordt door middel van een functiewijziging op het bouwblok de gewenste uitbreding van de bestaande bedrijfsactiviteit mogelijk gemaakt.

De basisinspanning is vastgelegd in het inrichtingsplan en voorziet in een adequatie inpassing van het erf in het omliggende essen- en hoevenlandschap met een verspreid bebouwingspatroon, gebruik van inheemse beplanting, één ontsluiting op de Spokenkampweg en het oplossen van het parkeerprobleem zodat er niet meer langs de weg wordt geparkeerd. De extra kwaliteitsimpuls voorziet in het verdwijnen van de ongewenste buitenopslag, extra investeringen in de architectuur en materiaalgebruik van het nieuwe bedrijfsgebouw. Tot slot vindt een extra kwaliteitsimpuls plaats middels het versterken van de groenstructuur door de aanplant van extra bomen buiten het eigenlijke erf.

Door het geheel op deze wijze in te passen in het landschap en extra (kwaliteits)investeringen te doen wordt een goede balans gevonden in de investering in de ruimtelijke kwaliteit en de nieuw geboden ontwikkelingsruimte.

Zoals ook uit de volgende paragrafen zal blijken, past de ruimtelijke ontwikkeling in het ontwikkelingsperspectief ter plekke en wordt het plan volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' uitgevoerd. Hiermee wordt voldaan aan de wens van de provincie Overijssel met betrekking tot de impuls aan de groene omgeving.

3.2.4.2 Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' wordt het volgende opgemerkt.

Het principe van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik is verwoord in artikel 2.1.4. van de Omgevingsverordening en stelt het volgende:

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Toetsing

Ten aanzien van het principe van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik kan gesteld worden dat benutting van bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is. Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein is in financieel opzicht niet haalbaar. Daarbij komt dat het bedrijf sterk gelieerd is aan het buitengebied, een en een sterke band heeft met het buitengebied en gezien de bedrijfsactiviteiten (groothandel in - en reparaties van land- en tuinbouwmachines, groothandel in - en installatie van voer- en melkmachines) al jaren ten dienste staat van veel agrarische bedrijven in de gemeente Hardenberg.

Voor een goede en efficiënte bedrijfsvoering is uitbreiding op de bestaande locatie van groot belang om zodoende de klanten, voornamelijk agrariërs, te kunnen voorzien in hun behoeften en wensen. De beoogde uitbreiding wordt middels een deugdelijk inrichtingsplan op een verantwoorde wijze landschappelijk ingepast in het landschap waarbij de gebiedskenmerken leidend zijn. Ten behoeve van de opslag (en het voorkomen van buitenopslag) van het bedrijf zal geen extra bedrijfshal worden gebouwd. Opslag die nu nog buiten plaats vind wordt ondergebracht in de schuur. Een gedeelte van het bedrijf zal middels de bouw van een kelder onder het maaiveld plaatsvinden en zal visueel dan ook niet waarneembaar zijn. Het dak van de kelder zal gelijk zijn aan het maaiveld en voorzien worden van gras. Hiermee gaat e.e.a. goed op in de omgeving en wordt de beschikbare ruimte op een efficiente wijze benut. Gezien het vorenstaande is er geen strijd met artikel 2.1.4 van de Omgevingsverordening.

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte' met de aanduiding 'mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goed buren'. Krachtens de Omgevingsverordening moet in het kader van de toelichting op het bestemmingsplan gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd. Hieronder wordt onder het kopje 'ontwikkelingsperspectief' uitgebreid op dit aspect ingegaan. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat het vermelde ontwikkelingsperspectief zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling verzet.

3.2.4.3 Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen.

Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang.

In figuur 3.2. is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01_0006.png"

Figuur 3.2. Uitsnede Perspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel 2009 (Bron: provincie Overijssel)

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief ‘Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte’, met de aanduiding 'Mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren'.

In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant zijn melkveehouderij en akkerbouw belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. In dit perspectief wil de provincie de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Grootschalige landbouw krijgt ook hier de ruimte, maar de inpassing in kleinschalige landschappen vraagt om heldere gebruiksregels.

Het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied accent veelzijdige buitenruimte (mixlandschap)" verzet zich niet tegen de uitbreiding van een bestaand bedrijf, formeel gezien in het buitengebied, maar feitelijk grenzend aan de kern Hardenberg cq. het bedrijventerrein Nieuwe Haven. Bovendien vindt de uitbreiding plaats binnen het bestaande erf. De aanwezige en nieuwe bebouwing binnen het totale plangebied wordt landschappelijk ingepast waarbij rekening wordt gehouden met de voor het gebied kenmerkende landschapsstructuren en landschapskwaliteiten. Hiervoor is een inrichtingsplan opgesteld.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

1. De natuurlijke laag.

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'dekzandvlakten en ruggen'. In figuur 3.3. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01_0007.png"

Figuur 3.3. Gebiedstype “Dekzandvlakte" (Bron: provincie Overijssel)

Kenmerken

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

Ambitie

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Richting

Als ontwikkelingen plaatsvinden, dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beide zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Toetsing van het initiatief aan de 'natuurlijke laag'

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied ten zuiden van de kern Hardenberg, weliswaar in de nabijheid van stedelijk gebied en infrastructuur. De uitbreiding van het bedrijfsgebouw wordt in het kader van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wel op zorgvuldige wijze ingepast in het landschap. In het inrichtingsplan wordt hierop uitgebreid ingegaan. Met de beplanting en de inrichting van de erfbeplanting aangesloten op de aanwezige landschapskwaliteiten. De beplanting vormt als het ware de schakel tussen het landschap en erf.

2. De laag van het agrarische cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de laag van het agrarisch-cultuurlandschap' aangeduid met de gebiedstypes “Essenlandschap" en "Oude hoevenlandschap". In figuur 3.4. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01_0008.png"

Figuur 3.4. Gebiedstypes "Essenlandschap" en “Oude Hoevenlandschap" (Bron: provincie Overijssel)

Kenmerken 'Essenlandschap'

Het essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem van essen, flanken, lager gelegen maten en fliergronden, – voormalige – heidevelden en kenmerkende bebouwing rond de es. Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen en de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken van stuwwallen werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting (met heideplaggen en stalmest) heeft geleidt tot een karakteristiek reliëf met soms hoge steilranden. De dorpen en erven lagen op de flanken van de es en op de overgang naar de lager gelegen matenen flierenlanden. De zandpaden volgen steeds de lange 'luie' lijnen van het landschap, Zo ontstond vanuit de dorpen een organische spinragstructuur naar de omliggende gronden en de dorpen in de omgeving. Het landschapsbeeld is afwisselend en contrastrijk, volgend aan de organische patronen van het natuurlijke landschap. Typerend zijn de losse hoeven rond de es en de esdorpen met hun karakteristieke boerderijen en herkenbaar dorpssilhouet.

Ambitie

De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hier tussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

Richting

Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.

Kenmerken 'Oude hoevenlandschap'

In het oude hoevenlandschap is sprake van verspreide erven. Het landschap ontstond nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond.

Contrastrijke landschappen met veel variatie op de korte afstand: open es, kleinschalige flank met erf, kleinschalige natte laagtes met veel houtwallen, open heidevelden en -ontginningen.

Ambitie

De ambitie is gericht op kwaliteitsverbetering van het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap.

Richting

Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.

Toetsing van het initiatief aan de 'laag van het agrarisch cultuurlandschap'

De uitbreiding van het bestaande bedrijfsgebouw gaat niet ten koste van het waardevolle essen- en hoevenlandschap. Op deze zichtbare locatie blijft het grotere bedrijfsgebouw, net als het bestaande pand, deel uitmaken van de rafelige rand van het erf. De aanwezige bebouwingsstructuur blijft gehandhaafd en wordt gerespecteerd. De landschappelijke structuren worden versterkt, met name aan de oostzijde van het plangebied, teneinde de ruimtelijke kwaliteit een impuls te geven.

3. De stedelijke laag

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'stedelijke laag' niet aangeduid met een gebiedstype, zodat hierop niet nader wordt ingegaan. De locatie grenst wel aan het type "bedrijventerreinen'. In figuur 3.5. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00088-VG01_0009.png"

Figuur 3.5. Uitsnede Gebiedskenmerkenkaart: stedelijke laag (Bron: provincie Overijssel)

4. De lust- en leisurelaag

Met de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap en de stedelijke laag is het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit nog niet compleet. De lust & leisurelaag is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijke pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

Het plangebied valt echter buiten de 'lust- en leisurelaag'. De ruimtelijke ontwikkelingen hoeven dus niet aan de gebiedskenmerken hiervan getoetst te worden.

Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde ruimtelijk beleid.