direct naar inhoud van Artikel 3 Maatschappelijk
Plan: Buitengebied Avereest, locatie Hoofdweg 15 te Balkbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00042-VG01

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend in de vorm van een kinderopvangcentrum en een gastouderbureau met een daarbijbehorende en daaraan ondergeschikte kinderboerderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mede voor het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. terreinen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen, met dien verstande voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein, uitgaande van de meest recente uitgaven van de CROW-normen.
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven hoogte;
  • c. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 30º bedragen;
  • d. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden;
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 30º bedragen.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw of een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zijn tevens toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van niet minder dan 4 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan worden gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de bedrijfswoning.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b en toestaan dat de oppervlakte bijbehorende bouwwerken wordt vergroot ten behoeve van één bijbehorend bouwwerk voor het houden van kleine dieren ten behoeve van een kinderboerderij, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,50 m;
  • b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2.
3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.