direct naar inhoud van 5.3 De regels
Plan: Dedemsvaart, Bransveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00012-VG01

5.3 De regels

De regels geven inhoud aan de in de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

In de loop van 2010 treedt de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht in werking. Deze wet beoogt de samenvoeging van stelsels opdat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.

Ingevolge die wet zal ook een algemene maatregel van bestuur (amvb) worden uitgevaardigd waar ten aanzien van daarbij aan te wijzen activiteiten geen verbod geldt. Die amvb (Besluit omgevingsrecht) kan dan worden gezien als een opvolger van het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

In dit bestemmingsplan is in enige mate ingespeeld op bovengenoemde regelgeving.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Bij een omgevingsvergunning kan dan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels.

Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht dienen burgemeester en wethouders bij dergelijke afwijkingen de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren en de belangen zorgvuldig af te wegen.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.