direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Buitengebied Haaksbergen, locatie Knoefweg 16
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.WP1009-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Knoefweg 16 te Haaksbergen bevindt zich een erf met een bedrijfswoning en aantal agrarische opstallen. De initiatiefnemer is voornemens de bedrijfswoning om te vormen tot burgerwoning met bijgebouw. Tevens wil initiatiefnemer, middels het gemeentelijk Rood voor Rood beleid, het merendeel van de agrarische opstallen saneren in ruil voor een extra bouwrecht voor een tweede vrijstaande woning met bijgebouw. Het geheel wordt landschappelijk ingepast middels een erfinrichtingsplan.

Voor het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', vastgesteld op 1 november 2017. In de huidige situatie is de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aan de agrarische bebouwing toegekend. Deze bestemming laat geen burgerwoning en tweede woning op het erf toe, waardoor de beoogde ontwikkeling in strijd is met de planregels van de bestemmingsplannen.

Voorliggend 'Wijzigingsplan Buitengebied Haaksbergen, locatie Knoefweg 16' is opgesteld om de nieuwe indeling van het beoogde gebruik van het perceel planologisch mogelijk te maken. Deze mogelijkheid wordt geboden door middel van de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid die in de bestemmingsplannen 'Buitengebied Haaksbergen' en 'Buitengebied Haaksbergen, partiele partiële herziening veegplan 1' zijn opgenomen. Het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Haaksbergen heeft per besluit (d.d. 14 april 2020) aangegeven in principe medewerking te verlenen aan dit wijzigingsplan.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt aan de Knoefweg 16 te Haaksbergen. De locatie staat kadastraal bekend als kadastrale gemeente Haaksbergen, sectie P, perceelnummer 1.489 en heeft een oppervlakte van 10.000m2. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in het hiernavolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0001.png"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden de bestemmingsplannen: 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', vastgesteld op 1 november 2017.

Bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen'

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is het niet mogelijk om een woning, geen bedrijfswoning zijnde, te hebben. Onderhavig wijzigingsplan maakt derhalve gebruik van de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt hieronder nader toegelicht.

Wijzigingsbevoegdheid 'Buitengebied Haaksbergen'

In artikel 4.7 aanhef en sub g wordt bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen en de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' kunnen wijzigen:

g. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:

    • 1. vast is komen te staan dat er geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd;
    • 2. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig agrarisch bouwperceel worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' ;
    • 3. de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak niet mag worden vergroot;
    • 5. het bepaalde in artikel 30 'Wonen' is van overeenkomstige toepassing;

De wijzigingsbevoegdheid wordt in dit plan toegepast om de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Er is reeds vastgesteld dat er geen agrarische bedrijfsactiviteiten meer op het erf plaatsvinden.

Bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:

    • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
    • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

De bovenstaande criteria zijn verwerkt in de tekst van de toelichting van dit wijzigingsplan. Zoals uit dit wijzigingsplan zal blijken, vindt een evenredige belangenafweging plaats en kan de wijziging uitvoerbaar geacht worden.

Bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is het niet mogelijk om een tweede woning op te richten. Onderhavig wijzigingsplan maakt derhalve gebruik van de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt hieronder nader toegelicht.

Wijzigingsbevoegdheid 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'

In artikel 4.7 aanhef en sub i wordt bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen en de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' kunnen wijzigen:

i. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
  • 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
  • 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
  • 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
  • 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voor Rood beleid 2015 ;
  • 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
  • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
  • 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;

Deze wijzigingsbevoegdheid wordt in dit plan toegepast om de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Ter compensatie wordt het merendeel van de landschapsontsierende agrarische bebouwing gesloopt en een klein gedeelte verbouwd.

Bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:

    • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
    • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

De bovenstaande criteria zijn verwerkt in de tekst van de toelichting van dit wijzigingsplan. Zoals uit dit wijzigingsplan zal blijken, vindt een evenredige belangenafweging plaats en kan de wijziging uitvoerbaar geacht worden.

Overige bepalingen bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' kent tevens de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap'. Binnen deze bestemming is het mogelijk om het erf landschappelijk in te passen. De bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' kan derhalve blijven bestaan en hoeft niet gewijzigd te worden in de bestemming 'Wonen'.

Verder legt het bestemmingsplan ook archeologische (verwachtings)waarden vast op basis van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart. In de toelichting van dit wijzigingsplan wordt hier verder op ingegaan in paragraaf 4.5 Archeologie en cultuurhistorie.

Overige vigerende bestemmingsplannen

Op (delen van) het plangebied zijn nog een tweetal andere ruimtelijke plannen van toepassing. Deze worden hieronder nader toegelicht.

Provinciaal inpassingsplan 'Buurserzand-Horsterveen'

Op het noordwestelijke gedeelte van het plangebied geldt het provinciaal inpassingsplan 'Buurserzand-Horsterveen', daterend van 13 november 2019. Dit plan heeft ten doel de benodigde beschermings- en uitbreidingsmaatregelen voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Buurserzand en Haaksbergerveen vast te leggen.

Het inpassingsplan kent de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' toe aan het noordwestelijk gedeelte van het plangebied. Op dit gedeelte van het erf worden enkel werkzaamheden verricht in het kader van het erfinrichtingsplan (Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16). Het erfinrichtingsplan voldoet dan ook aan het gestelde in het provinciaal inpassingsplan. Derhalve is in onderhavig wijzigingsplan het provinciaal inpassingsplan niet verder opgenomen en wordt rekening gehouden met het erfinrichtingsplan.

Paraplubestemmingsplan 'evenementen Haaksbergen'

Op het plangebied geldt tevens het paraplubestemmingsplan 'evenementen Haaksbergen', daterend van 29 maart 2019. Dit paraplubestemmingsplan voorziet in een regeling om evenementen in de gemeente Haaksbergen te reguleren. Het plangebied raakt niet aan (mogelijke) evenementenlocaties en is derhalve niet opgenomen in onderhavig wijzigingsplan.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het planvoornemen aan de orde. De daaropvolgende twee hoofdstukken behandelen het van toepassing zijnde beleidskader (hoofdstuk 3) en geven de onderbouwing van de uitvoerbaarheid wat betreft milieukundige en planologische randvoorwaarden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 6 bevat ten slotte de juridische vormgeving.

De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

Hoofdstuk 3 Beleid

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie is het perceel in gebruik geweest als varkenshouderij en melkveebedrijf. Beide functies worden al jaren niet meer uitgeoefend en de ongebruikte agrarische bebouwing ontsiert het landschap. De initiatiefnemer wil het gehele plangebied om laten vormen tot woonbestemming met twee woningen.

Op het plangebied bevindt zich momenteel een bedrijfswoning (woonhuis), een tweetal rundveestallen (grupstal en ligboxenstal), een varkensschuur, een kippenhok, een kuilplaat, een kapschuur en een reguliere schuur. Behalve het woonhuis en de reguliere schuur wordt alle bebouwing (ca. 1.100m2) gesloopt. Dit is weergegeven in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0002.png"

Planologische situatie

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen' (2013) is een deel van het erf (het plangebied) bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De omliggende gronden vallen onder het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' (2017) en zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap'. In de onderstaande figuur is een uitsnede van de geldende bestemmingsplannen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0003.png"

De bestemmingsomschrijvingen worden, voor zover relevant, hieronder uiteengezet. Voor een volledige beschrijving van de bestemmingen wordt verwezen naar Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1 en Buitengebied Haaksbergen.

Agrarisch - Agrarisch bedrijf

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarische bedrijf.


Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Bovendien geldt voor een bedrijfswoning dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig mag zijn.

Aangezien het perceel niet meer in gebruik zal zijn als agrarisch bedrijf en er een tweede woning op zal worden gebouwd, is de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet meer passend.

Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
  • b. de instandhouding van landschapselementen;


met daarbijbehorende:

  • c. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

Het gedeelte van het perceel waarop de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' ligt zal worden gebruikt ten behoeve van landschappelijke inpassing. Hiervoor is een erfinrichtingsplan opgesteld (zie Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16 . De voorgenomen erfinrichting past binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' en de bestemming zal derhalve ongewijzigd blijven.

2.2 Toekomstige situatie

Het planvoornemen bestaat uit het slopen van alle bebouwing (ca. 1.100 m2), behalve het woonhuis en de reguliere schuur. Op basis van het gemeentelijk Rood voor Rood beleid is het vervolgens mogelijk om bij de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing, een woning van 750 m3 met bijgebouw van 150 m2 terug te bouwen. Hier wordt dan ook gebruik van gemaakt en er komt een nieuwe woning aan de noordzijde van het plangebied. Omdat in totaal 1.100 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, verwijdert de initiatiefnemer 100 m2 meer dan nodig is. Deze 'extra' sloopmeters worden ingezet bij het omvormen van de reguliere schuur naar een bijgebouw van 200 m2, aangezien deze 50 m2 groter is dan toegestaan bij een standaard woonrecht (150 m2). De toekomstige situatie is in weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0004.png"

Op basis van het Rood voor Rood beleid dient echter alle landschapsontsierende bebouwing gesloopt te worden. Echter blijft de reguliere schuur behouden als bijgebouw. Op basis van het KGO-beleid is het mogelijk om dit bijgebouw te handhaven mits er een tegenprestatie in de ruimtelijke kwaliteit tegenover staat. De initiatiefnemer zal het asbesthoudende dak vervangen door een ingetogen dak en de bakstenen gevels worden in gepotdekselde houten antracietkleurige betimmering uitgevoerd zodat het passend in de omgeving is.

Verder is de initiatiefnemer bereid om extra te investeren in de landschappelijke inpassing van het perceel. Er zal een structuur van hakhoutsingels rondom het erf komen, die min of meer haaks op de Knoefweg staan. Binnen dit groene kader zijn de twee woningen (huidige woonhuis en nieuw te bouwen woning) gelegen. De positionering van bijgebouwen is terugliggend en zo opgezet dat er een zekere clustering van bijgebouwen ontstaat waarbij tevens de privacy van beide woningen prettig kan worden ingevuld. Verder krijgen de woningen een gezamenlijke oprit. In het voorgebied wordt een open structuur met los gestrooide bomen, zoals hoogstamfruit, voorgesteld en aan de achterzijde van de woningen wordt een dichtere structuur voorgesteld waar een tuin met landschappelijk verantwoorde bomen een plek kunnen krijgen. Deze landschappelijke inpassing is conform het gemeentelijk beeldkwaliteitsplan waarbij de woningen landschappelijk en architectonisch een ingetogen karakter krijgen. Het erfinrichtingsplan wordt hieronder weergegeven (zie ook Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0005.png"

Om het planvoornemen planologisch mogelijk te maken, wordt de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' binnen het plangebied gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarop het bouwen van een tweede woning wel mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt achtereenvolgens het Rijksbeleid, provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Voor een toetsing aan het Rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de daaruit voortvloeiende Ladder voor duurzame verstedelijking relevant.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft het Rijk drie rijksdoelen gesteld om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Deze rijksdoelen zijn voor oost-Nederland, waaronder de provincie Overijssel, uitgewerkt in drie hoofddoelen met nationaal belang. Deze hoofddoelen zijn, onder andere, gericht op een goede bereikbaarheid en waterveiligheid van oost-Nederland en het tot stand brengen en ontwikkelen van beschermde natuurgebieden.

De SVIR laat zich niet specifiek uit over kleine ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het omvormen van een agrarisch perceel naar een woonbestemming waarop twee woningen mogelijk zijn. Onderhavig wijzigingsplan raakt derhalve niet aan de door het Rijk gestelde doelen.

Wel zij opgemerkt dat het plangebied nabij een Natura 2000-gebied ligt. In het SVIR heeft het Rijk als doel gesteld om de natuur (flora en fauna) te ontwikkelen. Hier valt ook het nabijgelegen Natura 2000-gebied onder. Hoe hiermee in het plan wordt omgegaan wordt beschreven in paragraaf 4.3 Flora en fauna (incl. stikstof) en paragraaf 3.3 Gemeentelijk beleid over het KGO beleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid, waaronder het SVIR. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.

De in dit plan opgenomen ontwikkeling raakt niet aan de in het Barro genoemde rijksbelangen. Derhalve vormt het Barro geen juridisch kader dat in acht genomen dient te worden bij de beoogde ontwikkeling.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is tevens de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen en eenmaal, in 2017, gewijzigd. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt.

Er is sprake van 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' indien het ruimtebeslag toeneemt of er een toename is van bouwmogelijkheden. Tevens dient het plan, volgens jurisprudentie (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953), minimaal 12 woningen te betreffen voordat kan worden gesproken over een 'stedelijke ontwikkeling'. Naar aanleiding van onderhavig wijzigingsplan kan een tweede woning met bijgebouw op het plangebied worden gerealiseerd. Er ontstaan dus nieuwe bouwmogelijkheden. Echter betreft het maar een enkele woning, waardoor er geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' en er niet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking hoeft te worden getoetst.

Conclusie toetsing aan Rijksbeleid

Omdat het wijzigingsplan niet raakt aan gestelde Rijksdoelen en er geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' kan toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking achterwege blijven.

3.2 Provinciaal beleid

Voor een toetsing aan het provinciaal beleid zijn de Omgevingsvisie 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening relevant.

Omgevingsvisie 'Beken Kleur'

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel, getiteld 'Beken Kleur', is in 2017 vastgesteld. Jaarlijks wordt de Omgevingsvisie geactualiseerd. Momenteel geldt de geactualiseerde versie sinds 2019.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit. ·

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.


Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • 1. Of – generieke beleidskeuzes;
  • 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Hoe – gebiedskenmerken.


Het uitvoeringsmodel hangt onder de 'paraplu' van de drie eerder genoemde rode draden: duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit (zie onderstaand figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0006.png"  

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw dient aan de hand van deze drie stappen bepaald te worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

1. Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen van de provincie. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, het Rijk of de provincie.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening

Voor onderhavig wijzigingsplan, die voorziet in het planologisch mogelijk maken van een woonerf met tweede woning in het buitengebied, zijn de volgende beleidsnormen uit de Omgevingsverordening relevant:

  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (art. 2.1.3)


Dit principe stelt dat er enkel een stedelijke ontwikkeling of extra ruimtebeslag buiten bestaand bebouwd gebied (waaronder het buitengebied) kan plaatsvinden indien aannemelijk is gemaakt dat er binnen de bebouwde kom geen geschikte ruimte is en de ruimte binnen bebouwd gebied optimaal is benut. Het principe heeft ten doel onnodig ruimtebeslag op de groene omgeving tegen te gaan.

Volgens de Omgevingsverordening houdt een 'stedelijke ontwikkeling' het volgende in:

"Het realiseren van stedelijke functies zoals woningbouw, bedrijventerreinen, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve en religieuze voorzieningen met de daarbij behorende infrastructuur met bijbehorend groen en water en het hiertoe bouwrijp maken van gronden."

Het wijzigingsplan maakt derhalve een nieuwe stedelijke ontwikkeling (nieuwe woning) mogelijk in het buitengebied. Volgens het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is dit niet wenselijk. Er kan echter een uitzondering op de algemene regel 'inbreiding voor uitbreiding' gemaakt worden, mits het verlies van ecologisch en landschappelijk kapitaal in voldoende mate wordt gecompenseerd. Dat er voldoende wordt gecompenseerd moet blijken uit een ruimtelijke onderbouwing. Voor de ruimtelijke onderbouwing heeft de gemeente Haaksbergen de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) opgesteld. Het KGO-beleid vormt het beleidsmatig kader waaraan dient te worden voldaan alvorens de stedelijke ontwikkeling in het buitengebied van Haaksbergen doorgang kan vinden.

Onder paragraaf 3.3 wordt uiteengezet hoe de voorgenomen ontwikkeling, die dit wijzigingsplan mogelijk maakt, in overeenstemming is met het gemeentelijk KGO-beleid. Door toepassing van het KGO-beleid is het voorliggende wijzigingsplan in overeenstemming met het provinciale principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik'.

  • Ruimtelijke kwaliteit (art. 2.1.5)

In elk bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij dient ingegaan te worden op de gebiedskenmerken van het plangebied aan de hand van de provinciale 'vier-lagenbenadering'. Deze motivering wordt gegeven onder punt 3. Hoe - gebiedskenmerken.

2. Waar - ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied kent drie ontwikkelingsperspectieven: 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap', 'Natuurnetwerk Nederland' en 'Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland'. De perspectieven zijn in onderstaand figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0007.png"

  • Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap


Het huidige agrarische erf behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Dit landschap biedt ruimte aan zowel melkveehouderijen, akkerbouwgronden en opwekking van hernieuwbare energie als natuur, recreatie, wonen en overige bedrijvigheid. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven, indien maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap worden ondersteund. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt. Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel.

Dit wijzigingsplan voorziet in het omvormen van het agrarische erf naar een woonerf waarbij een extra woning en bijgebouw kunnen worden gebouwd. Deze ontwikkeling vindt zo goed als geheel plaats binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' (zie onderstaande afbeelding). De nieuwe woonfunctie op het bestaande agrarische erf is mogelijk, mits maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap worden ondersteund. Hiervoor is een erfinrichtingsplan opgesteld (zie Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16) om de ontwikkeling van de woningen landschappelijk in de omgeving in te passen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0008.png"

  • Natuurnetwerk Nederland


Binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) staat in Overijssel het behoud en de versterking van de natuurkwaliteit centraal. Voor initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is binnen het natuurnetwerk geen ruimte, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan voldaan kan worden (het ‘nee, tenzij’-principe). Daarbij hanteren we zogenaamde NNN-spelregels. Binnen de gebieden waar de komende jaren natuurrealisatie plaatsvindt, is medegebruik mogelijk. Voorwaarde is wel dat initiatieven actief bijdragen aan realisatie van het robuuste en samenhangende netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit.

Voor het gedeelte van het plangebied dat binnen het ontwikkelingsperspectief 'Natuurnetwerk Nederland' valt, zal het wijzigingsplan geen grote ruimtelijke ingrepen mogelijk maken. Er zullen geen bouwwerken worden gebouwd of andere (grote) bodemingrepen worden gedaan en er komt geen bouwvlak. Enkel in het kader van het erfinrichtingsplan zullen houtsingels en mogelijk andere vegetatie worden aangebracht. De voorgenomen ingrepen uit het erfinrichtingsplan versterken de landschappelijke kwaliteit waardoor een bijdrage wordt gegeven aan de ontwikkeling van het 'Natuurnetwerk Nederland'. Dit wijzigingsplan voorziet derhalve niet in de aantasting van het ontwikkelingsperspectief 'Natuurnetwerk Nederland' maar voldoet aan de voorwaarden voor medegebruik.

  • Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland


In de 'Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland' (Zone ONW buiten NNN) is ruimte voor groen ondernemerschap, voor initiatieven en functies die de economische en maatschappelijke dragers zijn van de kwaliteit van natuur, water en landschap én ruimte voor continuïteit van de aanwezige landbouwfunctie. Initiatieven van bewoners en ondernemers zijn hier leidend: zij zijn eigenaar en vormgever van de omgevingskwaliteit. De initiatieven dienen echter gericht te zijn op realisatie van natuur-, water- en/of landschapskwaliteit.

Voor het gedeelte van het plangebied dat binnen het ontwikkelingsperspectief 'Zone ONW buiten NNN' valt, zal het wijzigingsplan ook geen grote ruimtelijke ingrepen mogelijk maken. Enkel (een gedeelte van) de nieuwe woning en onderdelen van het erfinrichtingsplan zullen in dit gedeelte worden gerealiseerd. Dit is binnen het provinciale beleid mogelijk. Woonfuncties kunnen in deze Zone worden gerealiseerd, mits de natuur-, water- en/of landschapskwaliteit wordt versterkt. Het verbeteren van de natuur- en landschapskwaliteit wordt bereikt middels de te nemen maatregelen in het kader van erfinrichtingsplan.

3. Hoe - gebiedskenmerken

Aan de hand van de provinciale 'vier-lagenbenadering' wordt gemotiveerd hoe de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. De 'vier-lagenbenadering' bestaat uit vier lagen met gebiedskenmerken (zie ook het eerder weergegeven figuur van het uitvoeringsmodel). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven. De vier lagen en bijbehorende voorwaarden voor het plangebied worden hieronder weergegeven:

  • Natuurlijke laag. Het plangebied bevindt zich op de natuurlijke laag van dekzandvlaktes en -ruggen. Ontwikkelingen in dit landschap dienen het hoogteverschil en watersysteem beleefbaar en beter zichtbaar te maken. Wegens de kleinschaligheid van de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt, is er weinig ruimte om de natuurlijke laag te versterken. Ook lopen er geen watergangen door het gebied. Echter tast het wijzigingsplan de natuurlijke kenmerken ook niet aan, waardoor er vanuit de natuurlijke laag geen belemmeringen of verplichtingen bestaan vanuit provinciaal beleid.
  • Laag van agrarische cultuurlandschappen. Het plangebied bevindt zich in jong heide- en broekontginningslandschap. Dit landschap kenmerkt zich door relatief grote open ruimtes welke soms omzoomd zijn door bossen. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. De ambitie is hier om de ruimtelijke kwaliteit een stevige impuls te geven. Er is ruimte voor de verdere ontwikkeling van erven, zoals de voorgenomen wijziging van een agrarisch erf naar een woonerf, mits deze erven een goede landschappelijke inpassing in het gebied krijgen. De erfontwikkeling dient bij te dragen aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen. Het erfinrichtingsplan voorziet in een landschappelijke inpassing die de ruimtelijke lijnen van het erf omzoomd, en draagt op deze wijze bij aan het versterken van het agrarische cultuurlandschap.
  • Stedelijke laag. Het plangebied bevindt zich in het 'informele trage netwerk' en kent verspreide bebouwing. Het informele trage netwerk wordt gekenmerkt door fiets-, ruiter- en wandelpaden welke het mogelijk maken het landschap 'langzaam' te ervaren. Ambities voor deze laag gelden enkel voor ontwikkelingen in de nabijheid van steden en dorpen en derhalve niet voor de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt. Het gebiedskenmerk 'verspreide bebouwing' wordt gekenmerkt door verspreid gelegen boerenerven en losse burgerwoningen en een samenhang tussen de agrarische erven en het omliggende landschap. Vele erven en burgerwoningen kennen een lange geschiedenis. Ontwikkelingen op de erven dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur. Tevens vindt er een duidelijke koppeling met het omliggende landschap plaats. Doordat het hele erf volgens het gemeentelijk KGO-beleid landschappelijk wordt ingepast, behoudt het erf de kenmerkende erfstructuur en wordt er rekening gehouden met de inpassing in het omliggende landschap. Op deze wijze draagt de ontwikkeling bij aan de ambities gesteld voor het gebiedskenmerk 'verspreide bebouwing'.
  • Laag van beleving. Het plangebied bevat geen laag van beleving.

 

Provinciaal inpassingsplan 'Buurserzand-Horsterveen'

Op het noordwestelijke gedeelte van het plangebied geldt het provinciaal inpassingsplan 'Buurserzand-Horsterveen', daterend van 13 november 2019. Dit plan heeft ten doel de benodigde beschermings- en uitbreidingsmaatregelen voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Buurserzand en Haaksbergerveen vast te leggen.

In dit provinciaal inpassingsplan is niet het gehele natuurgebied 'Haaksbergerveen' meegenomen, maar enkel de omgeving van het Horsterveen. Daarom wordt het inpassingsplan aangehaald als ‘Buurserzand-Horsterveen’, waarbij het laatste het uitwerkingsgebied is in het noorden van het Haaksbergerveen. Het gebied dat binnen het inpassingsplan valt, is op te delen in een aantal deelgebieden. Het plangebied waar dit wijzigingsplan betrekking op heeft, valt binnen het deelgebied 'BZ2 De Knoef' aan de noordzijde van het Buurserzand (zie onderstaand figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0009.png"

De maatregelen voor het herstellen en versterken van de natuur bestaan vooral uit het bestrijden van ontwatering rondom het plangebied. Ook het deel van het plangebied dat binnen het inpassingsplan valt, heeft te maken met een toenemende verdroging van de grond. Vernatting is hier dus ook wenselijk.

Vanuit het inpassingsplan kent het noordwestelijk gedeelte van het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' toe. Hierop is nog wel agrarische bedrijvigheid mogelijk, indien het geen negatieve effecten heeft op het Natura 2000-gebied. De agrarische bedrijvigheid van het erf stopt, waardoor dit geen aandachtspunt vormt. Verder staat het provinciaal inpassingsplan het volgende toe:

'het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna.'

Middels het erfinrichtingsplan (zie Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16) is rekening gehouden met het provinciaal inpassingsplan. Er wordt extra moeite gestoken in de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van het erf. Zo wordt het gedeelte van het plangebied dat binnen het provinciaal inpassingsplan valt voorzien van verschillende beplantingselementen, zoals houtsingels. Aan het provinciaal inpassingsplan wordt dus voldaan door middel van het erfinrichtingsplan.

Conclusie toetsing aan provinciaal beleid

Naar aanleiding van het provinciale uitvoeringsmodel wordt geconcludeerd dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid. Middels het erfinrichtingsplan wordt ook het provinciaal inpassingsplan 'Buurserzand-Horsterveen' in acht genomen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Voor een toetsing aan het gemeentelijk beleid zijn de Structuurvisie 2030, 'Haaksbergen: groenste dorp van Twente', het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Haaksbergen en Hof van Twente, het Rood voor Rood beleid 2015, het KGO-beleid en de bestemmingsplannen 'Buitengebied Haaksbergen' en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' relevant.

Structuurvisie 2030 'Haaksbergen: groenste dorp van Twente'

De gemeentelijke structuurvisie, getiteld 'Structuurvisie 2030, Haaksbergen: groenste dorp van Twente', is op 5 maart 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Kort samengevat staan er negen ambities centraal om Haaksbergen gemoedelijk, gezellig, bereikbaar en groen te houden:

  • 1. Verbeteren van de relatie en verzachten van de overgangen tussen dorp en buitengebied.
  • 2. Een sfeervol groen centrum met de markt als stralend middelpunt.
  • 3. Stimuleren van een gezonde plattelandseconomie en het op peil houden van de ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het buitengebied.
  • 4. Versterken van de cultuurhistorische kwaliteit van de dorpsstructuur.
  • 5. Benutten van de toeristische potentie van de samenhang tussen dorp en landschap.
  • 6. Versterken van de veelzijdigheid van de Haaksbergse economie.
  • 7. Verbreden van het aanbod aan woonmilieus.
  • 8. Op peil houden en concentreren van de voorzieningen.
  • 9. Verduurzamen en beleefbaar maken van het watersysteem.

Elk initiatief dat bij de gemeente wordt ingediend, moet een bijdrage leveren aan deze ambities. Dat hoeft niet te betekenen dat een plan aan álle ambities moet voldoen, maar het mag niet tegen ambities ingaan, en waar mogelijk moet het bijdragen aan meerdere ambities.

Voor het buitengebied stelt de gemeente Haaksbergen de ambitie om de kwaliteit van het buitengebied met zijn hoge cultuurhistorische waarden en de bijzondere natuurgebieden op peil te houden. Tegelijkertijd dient in het buitengebied ruimte te zijn voor agrarische activiteiten om een plattelandseconomie te behouden.

Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk in het Natuurnetwerk Nederland en nabij een Natura 2000-gebied. De ontwikkeling dient daarom rekening te houden met de natuurwaarden van deze gebieden (zie ook paragraaf 4.3 Flora en fauna (incl. stikstof)). Dit is gedaan middels het opstellen van een landschappelijk inpassingsplan voor het erf waarbij rekening wordt gehouden met het gemeentelijk KGO-beleid. Door de nieuwe woning met bijgebouw binnen de grenzen van het reeds verharde erf te bouwen, komen geen natuurwaarden in het geding. Ruimtelijke ingrepen rondom het erf voorzien in voornamelijk het aanplanten van inheemse vegetatie (zie ook Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16 ). Op deze wijze wordt de ecologische kwaliteit van het buitengebied versterkt en tevens bijgedragen aan de ontwikkelingsperspectieven die gelden voor het Natuurnetwerk en het Natura 2000-gebied.

Omdat het agrarisch erf wordt omgevormd tot woonerf, verliest het plangebied zijn agrarische functie. Hoewel agrarische activiteiten in de Structuurvisie worden gestimuleerd, is het omvormen tot woonbestemming op deze locatie juist gewenst. Het plangebied valt namelijk (gedeeltelijk) binnen natuurgebied dat onder het Natuurnetwerk Nederland valt en dienst zal doen als bufferzone voor het Natura 2000-gebied. Binnen dit gebied acht de gemeente (uitbreiding van) agrarische activiteiten niet meer wenselijk. De ontwikkeling, met het landschappelijk ingepaste woonerf, draagt derhalve bij aan de gemeentelijke visie voor dit gedeelte van het Haaksbergse buitengebied.

Landschapsontwikkelingsplan Haaksbergen & Hof van Twente

Tezamen met de gemeente Hof van Twente heeft de gemeente Haaksbergen in 2005 een Landschapsontwikkelingsplan laten opstellen. Het landschapsontwikkelingsplan biedt een samenhangende visie op landschapskwaliteit en de bouwstenen en inrichtingsprincipes voor een gewenste landschapsontwikkeling.

Onderdeel van het landschapsontwikkelingsplan vormt de landschapsontwikkelingsvisie. In deze visie is het toekomstbeeld geschetst en de ontwikkeling per legenda-eenheid aangegeven. Hoofddoel van de visie is het onderscheid en de diversiteit tussen de landschapseenheden te vergroten en de samenhang te verbeteren met gerichte investeringen voor de toekomst. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de kaart behorende bij de landschapsontwikkelingsvisie weergegeven. Hierop is ook het plangebied afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0010.png" Voor de ontwikkeling van het landschap zijn in het landschapsontwikkelingsplan vier thema´s benoemd. Binnen de diverse thema’s worden weer gebiedstypen onderscheiden. Het plangebied valt binnen het thema 'behoud en ontwikkeling' en kent als gebiedstype het 'veldontginningslandschap'.

Onder het thema 'behoud en ontwikkeling' vallen de gebieden waar de oorspronkelijke landschapstypen in grote eenheden nog gaaf en goed herkenbaar zijn, de zogenaamde ensembles. Deze vormen de kerngebieden voor natuur en het cultuurhistorische Twentse Landschap. Het plangebied ligt op de rand van het ensemble 'Buurserzand-Haaksbergerveen'. De kwaliteit van de ensembles is hoog maar staat onder druk door veranderingen in de landbouw, verdroging, niet-agrarische bestemmingen en nieuwe recreatievoorzieningen. Opgave is hier vooral actief beheer en behoud en waar nodig herstel in samenwerking met de particuliere eigenaren. Bij vernieuwing dient er aandacht en controle te zijn op de architectuur, schaal en locatie van vernieuwing.

Het gebiedstype het 'veldontginningslandschap' bestaat uit landbouwgebieden rond de venen en zijn grootschalig en open, met het karakter van de oorspronkelijke velden. Daartussen vormen delen van de velden grote eenheden bos- en natuurgebied, veelal in eigendom vanlandgoedeigenaren en terreinbeherende instanties zoals het nabijgelegen ensemble 'Buurserzand-Haaksbergerveen'. Binnen het veldontginningslandschap wordt gepleit voor behoud en versterking van het landschapspatroon. Dit betekent behoud van de open verkaveling van het uitgestrekte veld met zichtbare ontginningsgrenzen. Ieder ontgonnen veld kent een eigen schaal en patroon van beplanting en bebouwing. Voor dit gebiedstype is het wenselijk dat erven een kleinschalige en gesloten uitstraling hebben en bij de omgevingskenmerken passen.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een wijziging van de agrarische bestemming naar een woonerf, waarop een extra woning met bijgebouw kan worden gerealiseerd. Het huidige erf is al jaren niet meer in gebruik als agrarisch erf en bevat meerdere landschapsontsierende opstallen. De ontwikkeling, met bijbehorend erfinrichtingsplan, voorziet in een opwaardering van het erf waarbij extra aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing. Verschillende inheemse vegetatie wordt aangeplant en door het aanleggen van houtsingels rondom het erf blijft de kleinschaligheid van het erf behouden. Er wordt vernieuwing aangebracht binnen het gebiedstype, maar dankzij de ruimtelijke ingrepen in het kader van het erfinrichtingsplan wordt bijgedragen aan het behoud en de ontwikkeling van de omliggende natuur. Het wijzigingsplan sluit derhalve aan bij het landschapsontwikkelingsplan.

Rood voor Rood beleid 2015

Vanwege de toenemende leegstand van agrarische bedrijven in het buitengebied van Haaksbergen, heeft de gemeente in 2008 een Rood voor Rood beleid opgesteld. Dit beleid is een aantal keren herzien en momenteel dateert de meest recente versie uit 2015. Het doel van het Rood voor Rood beleid in Haaksbergen is het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door het slopen van landschapsontsierende bebouwing en het op de juiste manier landschappelijk inpassen van compensatiekavels.

Voor de omvorming van het plangebied van agrarisch erf naar woonerf is gebruikt gemaakt van het gemeentelijk Rood voor Rood beleid. De initiatiefnemer is voornemens om alle aanwezige landschapsontsierende bebouwing te slopen, met uitzondering van de aanwezige woning en een bestaand bijgebouw van 200 m2. Er wordt 1.100 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Ook de overige erfverhardingen en de aanwezige kuilvoerplaat worden verwijderd. Op basis van het Rood voor Rood beleid is het mogelijk om bij de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing, een woning van 750 m3 met bijgebouw van 150 m2 terug te bouwen. De initiatiefnemer gebruikt deze mogelijkheid om op hetzelfde erf een woning met bijgebouw van de zojuist genoemde afmetingen te realiseren.

Bij de toepassing van het Rood voor Rood beleid gelden tevens de volgende eisen:

  • 1. Op de slooplocatie blijft maximaal 150 m2 aan bijgebouwen gehandhaafd.
  • 2. Alle landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt.
  • 3. De locatie wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor dient een erfinrichtingsplan aangeleverd te worden dat door de gemeente wordt beoordeeld. Bij realisatie van het inrichtingsplan wordt een landschapsdeskundige ingeschakeld. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gebiedskenmerken die zijn genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel.
  • 4. Er wordt voldaan aan het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Haaksbergen. Hiervoor wordt een schetsplan van de woning, ter beoordeling, aangeleverd voordat de procedure wordt opgestart.
  • 5. De toegekende kavel wordt op de slooplocatie of direct aangrenzende gronden gerealiseerd.

Deze eisen worden hieronder behandeld.

1. Op de slooplocatie blijft een bijgebouw van 200 m2 bestaan, hetgeen niet direct in overeenstemming is met het Rood voor Rood beleid. Maar, er wordt 100 m2 meer gesloopt dan noodzakelijk is (namelijk 1.100 m2). Door middel van het Rood voor Rood beleid is het wel mogelijk om de zogenoemde ‘extra’ meters te gebruiken voor het vergroten van een bijgebouw. Door de compensatiemaatregel is het mogelijk om de 100 m2 extra gesloopte bebouwing in te zetten voor het behouden van het bijgebouw van 200 m2.

2. Het te handhaven bijgebouw van 200 m2 maakt onderdeel uit van de landschapsontsierende bebouwing. Bij toepassing van Rood voor Rood geldt in principe dat alle aanwezige landschapsontsierende bebouwing gesloopt moet worden. Op basis van het KGO-beleid is het mogelijk om het bestaande bijgebouw te handhaven mits er een tegenprestatie in de ruimtelijke kwaliteit tegenover staat. De initiatiefnemer is bereid om extra te investeren in de landschappelijke inpassing, het bijgebouw op te knappen en het asbesthoudende dak vervangen waardoor het bijgebouw passend in de omgeving is (zie ook het kader KGO-beleid hieronder).

3 + 4. Er is een erfinrichtingsplan opgesteld door het landschappelijk bureau Bijkerk c.s. Tuin- en Landschapsarchitecten (zie Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16). Dit plan is opgesteld volgens het gemeentelijk beeldkwaliteitsplan en sluit aan bij de gebiedskenmerken zoals uiteengezet in het provinciaal beleidskader. Het college van B&W heeft per besluit (d.d. 14 april 2020) aangegeven akkoord te gaan met het erfinrichtingsplan.

5. Het woonerf wordt op dezelfde locatie als het agrarische erf gerealiseerd.

Zoals uit bovenstaande uiteenzetting blijkt, is de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met het gemeentelijk Rood voor Rood beleid.

KGO-beleid

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) vormt een instrument voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Het door de gemeenteraad in 2016 vastgestelde KGO-beleid voorziet in een balansmodel: hoe meer een initiatief bijdraagt aan de ambities uit de gemeentelijke structuurvisie, hoe groter de ruimtelijke kwaliteit is. Dit beleid heeft als doel om ontwikkelingen in het buitengebied die niet passen binnen het bestemmingsplan maar die wel wenselijk geacht worden altijd te koppelen aan een kwaliteitsverbetering in de (nabije) omgeving van de ontwikkeling.

Het gemeentelijk KGO-beleid vloeit voort uit de provinciale Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie Overijssel stelt dat ontwikkelingsruimte in het buitengebied alleen wordt geboden als men ook voldoet aan voorwaarden om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisinspanning en een aanvullende inspanning:

  • Een basisinspanning is van toepassing op de goede ruimtelijke inpassing van het totale erf waar de ontwikkeling deel van uitmaakt. Bijvoorbeeld een schuur die binnen het geldende bestemmingsplan past.
  • Een aanvullende inspanning is van toepassing op ontwikkelingen (nieuw of uitbreiding van bestaand). Bij dergelijke ontwikkelingen wordt naast de inpassing van de ontwikkeling zelf ook geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit, ofwel een gebiedsgerichte benadering. Dit is dan een tegenprestatie voor de geboden ontwikkelingsruimte. Een ruimtelijke onderbouwing moet aantonen of de ontwikkeling en de kwaliteitsinvestering in balans is met elkaar. De aanvullende inspanning is van toepassing bij het KGO-beleid.

Het merendeel van de voorgenomen ontwikkeling op het plangebied is reeds in overeenstemming met het gemeentelijk Rood voor Rood beleid. Echter blijft één landschapsontsierende schuur staan die wordt omgevormd tot bijgebouw. Middels het KGO-balansmodel is het mogelijk om het bijgebouw te handhaven, mits er een tegenprestatie in de ruimtelijke kwaliteit tegenover staat.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet daarom in een aantal elementen om een impuls te geven aan de ruimtelijke kwaliteit. Ten eerste zal het slopen van 1.100 m2 aan landschapsontsierende bebouwing en het verwijderen van alle overige erfverharding en kuilvoerplaten een meerwaarde voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied zijn.

Verder is, ten aanzien van de beoogde ontwikkeling, een erfinrichtingsplan opgesteld (zie Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16) waarin uiteen is gezet op welke wijze het woonerf passend zal zijn binnen de omgeving. Er zal een structuur van hakhoutsingels rondom het erf komen, die min of meer haaks op de Knoefweg staan. Binnen dit groene kader zijn de twee woningen (huidige woonhuis en nieuw te bouwen woning) gelegen. De positionering van bijgebouwen is terugliggend en zo opgezet dat er een zekere clustering van bijgebouwen ontstaat waarbij tevens de privacy van beide woningen prettig kan worden ingevuld. Verder krijgen de woningen een gezamenlijke oprit. In het voorgebied wordt een open structuur met los gestrooide bomen, zoals hoogstamfruit, voorgesteld en aan de achterzijde van de woningen wordt een dichtere structuur voorgesteld waar een tuin met landschappelijk verantwoorde bomen een plek kunnen krijgen. Deze landschappelijke inpassing is conform het gemeentelijk beeldkwaliteitsplan waarbij de woningen landschappelijk en architectonisch een ingetogen karakter krijgen. Het erfinrichtingsplan wordt hieronder weergegeven (zie ook Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0011.png"

Verder wordt het te handhaven bijgebouw opgeknapt. De initiatiefnemer zal het asbesthoudende dak vervangen door een nieuw, ingetogen dak dat opgaat in het landschap en de bakstenen gevels worden in gepotdekselde houten antracietkleurige betimmering uitgevoerd. Na deze opknapbeurt zal er geen sprake meer zijn van een landschapsontsierend gebouw.

Op de beschreven wijze wordt voldaan aan het in balans brengen van de ruimtelijke ontwikkeling met de gemeentelijke structuurvisie voor het buitengebied. De voorgenomen kwaliteitsverbetering is bij besluit (d.d. 14 april 2020) door het college van B&W aanvaard.

Bestemmingsplannen 'Buitengebied Haaksbergen' en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, is hoofdzakelijk conserverend van aard. Dit betekent dat de bestaande situatie is vastgelegd. Tegelijkertijd wil de gemeente op een duurzame en efficiënte wijze ruimte scheppen voor (nieuwe) ontwikkelingen in het buitengebied. Het is de ambitie van de gemeente om deze ontwikkelingen in het buitengebied te laten bijdragen aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente zet daarbij in op het leggen van verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en de nieuwe ontwikkelingen. Via afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden kent het bestemmingsplan (onder voorwaarden) een zekere mate van flexibiliteit. Zo ook om de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' om te vormen tot 'Wonen' (sub g). Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt om de huidige bedrijfswoning om te kunnen vormen tot burgerwoning met bijgebouw.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', vastgesteld op 1 november 2017, voorziet in een aantal wijzigingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen'. Deze wijzigingen komen voort uit een uitspraak van de Raad van State en een aantal andere (beleidsmatige) veranderingen. Zo is ook de wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' naar 'Wonen' aangepast bij toepassing van het Rood voor Rood beleid. Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt in het onderhavige wijzigingsplan gebruik gemaakt om een tweede burgerwoning mogelijk te maken.

Voor een nadere uitleg over de toegepaste wijzigingsbevoegdheden wordt verwezen naar 1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Conclusie toetsing aan gemeentelijk beleid

De in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling is in overeenstemming met de uitgangspunten uit de gemeentelijke Structuurvisie en het Landschapsontwikkelingsplan en voldoet aan het Rood voor Rood en KGO-beleid. Verder worden de vigerende wijzigingsregels uit het bestemmingsplan in acht genomen.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bodem

In het wijzigingsplan dient een motivering te zijn opgenomen over de bodemkwaliteit in relatie tot de beoogde bestemming. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. Uitgangspunt daarbij is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Situatie plangebied

Op het plangebied is sinds eind 19e eeuw een erf met bebouwing aanwezig. Dit erf is in de 20e eeuw steeds verder uitgebreid ten dienste van het agrarisch bedrijf (varkenshouderij en melkveebedrijf). Op Topotijdreis valt te zien dat omstreeks 1890 de eerste woning op het erf is gebouwd, waarnaar sinds 1930 het bedrijf steeds verder is uitgebreid (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0012.png"

Volgens het Kadaster is de huidige bebouwing voornamelijk in de 20e eeuw gebouwd (zie onderstaand figuur), waaronder een aantal in de periode waarin asbest werd gebruikt (± 1950 – 1994). Van de reguliere schuur (bouwjaar 1900) is reeds bekend dat er een asbesthoudend dak op ligt. In hoeverre het gebruik van asbest de bodemkwaliteit heeft beïnvloedt, is onbekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0013.png"

Om aan te tonen dat de (milieuhygiënische) bodemkwaliteit geschikt is voor de gewenste bestemming, is een bodemonderzoek verricht (zie Bijlage 2). De resultaten van dit bodemonderzoek worden hieronder beschreven.

Verkennend bodemonderzoek

Door Terra Agribusiness is op 10 april 2019 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN5740 en NEN5707 op de locatie aan de Knoefweg 16 te Haaksbergen.

De onderzoekslocatie is ingedeeld in verschillende deellocaties met bijpassende onderzoeksstrategie:

  • Gehele locatie: de gehele locatie is als een onverdachte locatie beschouwd en onderzocht voor zowel de reguliere parameters (NEN5740) als asbest (NEN5707);
  • Dieseltank: ter plaatse van een (voormalige) dieseltank is de locatie als verdacht beschouwd en onderzocht (conform NEN5740).
  • Druppelzones: ter plaatse van de druppelzones van de asbesthoudende daken is de bodem als verdacht beschouwd en onderzocht (conform NEN5707)

Gehele locatie

Uit de onderzoeksresultaten van de gehele locatie (onverdacht) blijkt dat in zowel de bovengrondmengmonsters (BM2 t/m BM4) als het ondergrondmengmonster (OM1) geen verhogingen ten opzichte van de streefwaarde zijn aangetroffen. In het grondwatermonster (PB1 WM1) zijn eveneens geen verhogingen aangetroffen.

Verder zijn 3 grondmengmonsters (MM1, MM2 en MM3) samengesteld en geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest. In MM1 is een concentratie asbest aangetroffen van 1,1 mg/kg ds. In MM2 is geen asbest aangetroffen. In MM3 is een concentratie asbest aangetroffen van 21 mg/kg ds.

Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader onderzoek op dit onderdeel voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

Dieseltank

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er geen concentraties in de grond en het grondwater boven de tussenwaarde zijn aangetroffen, dit houdt in dat er geen aanleiding bestaat voor het laten uitvoeren van een nader onderzoek.

Druppelzones

Ter plaatse van de druppelzones zijn grondmengmonsters geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest. Hieruit blijkt dat er een gewogen concentratie asbest van respectievelijk 3000 mg/kg ds (monster DZ1) en 590mg/kg ds (monster DZ2) aangetroffen is. De concentratie asbest geeft aanleiding voor het laten uitvoeren van een nader onderzoek naar de ernst en omvang van de asbestverontreiniging.

Conclusie

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat het grootste deel van de locatie geschikt is voor het beoogd gebruik. Plaatselijk, ter hoogte van de druppelzone van de gebouwen met een asbesthoudend dak, is verontreiniging met asbest in de grond aangetroffen. Deze verontreiniging dient nader onderzocht en mogelijk gesaneerd te worden. Initiatiefnemer heeft reeds contact opgenomen met projectbureau BAS om deze werkzaamheden te laten plaatsvinden zodat bij het aanvragen van de omgevingsvergunning bouwen een schoongrondverklaring kan worden aangeleverd. Projectbureau BAS (bodem asbest sanering) ruimt het asbest in de bodem op voor de provincie Overijssel en de gemeenten Wierden, Borne, Hellendoorn, Rijssen-Holten, Haaksbergen, Twenterand en Hof van Twente.

Gelet op bovenstaande achten wij voor het aspect bodem voldoende aannemelijk gemaakt dat de locatie geschikt is of geschikt is te maken voor het beoogd gebruik. Aangezien reeds afspraken zijn gemaakt om de sanering van met asbest verontreinigde bodem te laten plaatsvinden is ook de uitvoerbaarheid voldoende geborgd. Het aspect 'bodem' levert derhalve geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.2 Geluid

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat rekening te worden gehouden met weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai. Voor het oprichten van geluidsgevoelige bestemmingen, waaronder woningen, die binnen de onderzoekszone van (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen liggen, dient een toets aan de geluidsnormen plaatsvinden.

Situatie plangebied

Voor de nieuw te bouwen woning is niet eerder een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld. In de nabijheid van het plangebied ligt één geluidsbron, te weten de Oude Enschedeseweg/Hagmolenbeekweg (circa 230 meter ten noorden van het plangebied). Het betreft een rustige weg in het buitengebied, op ruim 200 meter afstand van het plangebied, waar maximaal 60km/u is toegestaan. Er wordt daarom geen geluidsoverlast op de woningen verwacht en een akoestisch onderzoek zal geen ander resultaat geven. In overleg met de gemeente Haaksbergen is derhalve besloten geen akoestisch onderzoek uit te voeren.

Conclusie

Het aspect 'geluid' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.3 Flora en fauna (incl. stikstof)

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk om bij een ruimtelijke ingreep te onderzoeken of wordt voldaan aan onder meer het gestelde in nationale natuurbeschermingswetten en regels.

De Wet natuurbescherming (Wnb) vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Bij een ruimtelijke ingreep moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.

Soortenbescherming

Soortenbescherming is onder de Wnb geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden: Het gebiedsbeschermingsdeel van de Wet natuurbescherming heeft als doel het beschermen van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebieden) in Nederland. Projecten of andere handelingen en plannen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn in beginsel (zonder vergunning) niet toegestaan. Naast directe effecten (bijv. ruimtebeslag), dient ook gekeken te worden naar indirecte effecten als gevolg van externe werking (bijv. door geluid, licht en stikstofdepositie).

Natuur Netwerk Nederland: De Wet Natuurbescherming draagt Gedeputeerde Staten op om te zorgen voor de instandhouding van het binnen de eigen provincie gelegen deel van een landelijk ecologisch netwerk; het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen ook wel Ecologische Hoofdstructuur genoemd. Het NNN is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Wanneer er mogelijk nadelige gevolgen zijn maar deze door maatregelen of compensatie voorkomen kunnen worden dan kan de activiteit, met toestemming van de Provincie Overijssel, uitgevoerd worden. 

Situatie plangebied

Soortenbescherming

Op het plangebied bevinden zich in de huidige situatie een aantal opstallen en gebouwen die in het kader van het Rood-voor-Rood beleid worden gesloopt. Behalve de woning en één schuur worden alle bedrijfsgebouwen gesloopt. Ook wordt er erfverharding verwijderd en worden een aantal zomereiken gerooid. Alvorens deze werkzaamheden kunnen aanvangen, wordt middels een verkennend natuuronderzoek onderzocht of er beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied voorkomen die mogelijk hinder kunnen ondervinden van de werkzaamheden. Het verkennend natuuronderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Quickscan Flora en Fauna Knoefweg 16. De resultaten worden hieronder beschreven.

Het plangebied vormt een deel van een voormalig agrarisch erf en wordt omgeven door intensief beheerd agrarisch cultuurland. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot een functioneel leefgebied van verschillende beschermde diersoorten, waaronder vogels en grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten. Afhankelijk van de periode van het jaar, waarin de werkzaamheden uitgevoerd worden, kunnen voortplantingsplaatsen van beschermde dieren beschadigd en vernield worden, vogeleieren beschadigd/vernield worden en beschermde dieren gedood worden.

Mits vogels niet gedood worden en geen bezette vogelnesten verstoord, beschadigd of vernield worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Voor de grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten geldt namelijk een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen en vernielen van vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats’ omdat de voorgenomen activiteiten uitgevoerd worden in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. Wel dient, in het kader van de wettelijke zorgplicht, rekening gehouden te worden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de periode waarin planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

Gebiedsbescherming

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt gedeeltelijk in een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) (zie onderstaand figuur). Het betreft het 'Heide- en veengebied zuid Twente', welke dienst zal doen als uitbreiding van het nabijgelegen Natura 2000-gebied, en de 'Zone Ondernemen met Natuur en Water' (Zone ONW).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0014.png"

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het 'Heide en veengebied zuid Twente'. Dit gebied is aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland om als hydrologische bufferzone te fungeren en de verdroging van het nabijgelegen Natura 2000-gebied tegen te gaan. Binnen het gedeelte van het plangebied dat in het 'Heide en veengebied zuid Twente' valt, voorziet het erfinrichtingsplan in enkele beplanting, waaronder houtsingels. Er worden geen bouwwerken gebouwd of gesloopt of andere (grote) bodemingrepen gedaan en er komt geen bouwvlak (zie tevens onderstaand figuur). Het erfinrichtingsplan zorgt voor een passende landschappelijke invulling van het erf waarbij rekening wordt gehouden met het Natuurnetwerk Nederland. De ligging van het plangebied, gedeeltelijk binnen het 'Heide- en veengebied zuid Twente', vormt derhalve geen belemmering voor de in dit wijzigingsplan gelegen ontwikkeling.

Het plangebied valt ook gedeeltelijk binnen de 'Zone Ondernemen met Natuur en Water' (Zone ONW). Binnen deze zone is ruimte voor economische ontwikkelingen, indien de ontwikkeling in overeenstemming is met het beleid voor de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). De nieuw te bouwen woning valt gedeeltelijk binnen de 'Zone ONW' en wordt landschappelijke ingepast volgens het gemeentelijk KGO-beleid (zie paragraaf 3.3 Gemeentelijk beleid). Met de 'Zone ONW' is in de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling derhalve rekening gehouden, waardoor de bouw van de woning en de bijbehorende erfinrichting mogelijk is binnen de 'Zone ONW'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0015.png"

Natura 2000-gebied

Ook bevindt zich op ongeveer 150 meter afstand van het plangebied het Natura 2000-gebied 'Buurserzand & Haaksbergerveen', zoals op onderstaand figuur is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.WP1009-0001_0016.png"

De uitvoering van fysieke activiteiten in het plangebied kan leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Als gevolg van bouwwerkzaamheden kunnen negatieve effecten optreden, zoals een toename van geluid, trillingen, kunstlicht, visuele verstoring, areaalverlies en aantasting van hydrologie.

Gelet op de aard, omvang en duur van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied, wordt in voorliggend geval een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied uitgesloten. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal en gelet op de afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied 'Buurserzand & Haaksbergerveen' is een negatief effect uitgesloten.

Stikstofdepositie

Sinds de PAS-uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak het afgelopen jaar vormen Natura 2000-gebieden vrijwel altijd een aandachtspunt vanwege de stikstofdepositie. Ook het Natura 2000-gebied 'Buurserzand & Haaksbergerveen' is momenteel overbelast met stikstof. De stikstofemissie, afkomstig van het plangebied, kan een nadelige invloed hebben op het reeds overbelaste Natura 2000-gebied. Daarom is een AERIUS-berekening uitgevoerd om de stikstofdepositie als gevolg van de sloop, het bouw- en woonrijp maken en de verkeersgeneratie van (bouw)voertuigen in beeld te brengen. De AERIUS-berekening is opgenomen in Bijlage 4.

Uit de AERIUS-berekening met betrekking tot de gebruiksfase blijkt dat in de gebruiksfase van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Het aspect 'flora en fauna' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.4 Water

In onder andere de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel.

De relatie tussen water en ruimtelijke ordening wordt steeds belangrijker. In de nota 'Anders omgaan met water' is bepaald dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk moeten worden overwogen. Hiervoor wordt in ruimtelijke plannen een digitale watertoets doorlopen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Waterbeleid

Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan het aspect 'water'. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

Waterschapsbeleid
Het Waterschap Vechtstromen heeft een Waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2016-2021. In dit plan wordt kenbaar gemaakt hoe het Waterschap Vechtstromen de doelstellingen voor haar primaire taakgebieden wil gaan realiseren. Haar primaire taakgebieden zijn:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.


Voor het plangebied gelden vanuit zowel het Waterschapsbeleid als het provinciaal beleid geen aanvullende eisen met betrekking tot het plangebied. Het plangebied heeft geen specifieke functie in het kader van het waterbeleid.

Gemeentelijk beleid
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2017-2020 heeft de gemeente Haaksbergen ook een aantal beleidspunten opgenomen met betrekking tot hemelwaterinfiltratie en het scheiden van hemel- en afvalwater. Het beleid is erop gericht om de trits “Vasthouden – Bergen – Afvoeren” en de trits “Schoonhouden – Scheiden – Zuiveren” concreet vorm te geen in elke nieuwbouw of renovatie. '

Bij de nieuwbouw van een woning dient een particulier hemelwater zo veel mogelijk bovengronds te transporteren, zonder gebruik te maken van riolering, en hemelwater te laten infilitreren via graspassages. De doorworteling en het bodemleven van het gras houden de infiltratiecapaciteit op peil en zorgen voor afbraak en binding van diverse verontreinigingen. Indien er een centrale infiltratievoorziening nodig is, voor bijvoorbeeld meerdere woningen, krijgt een wadi de voorkeur.

Situatie plangebied

Ten opzichte van de huidige situatie neemt het verharde oppervlak af dankzij de sloop van de agrarische opstallen en het verwijderen van de huidige erfverharding in het kader van het Rood voor Rood beleid. Zoals in het erfinrichtingsplan weergegeven (zie Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Knoefweg 16) wordt er minder verhard oppervlak toegevoegd ten behoeve van de nieuwe woning met bijgebouw. In totaal zal er daarom (een stuk) minder verharding zijn ten opzichte van de huidige situatie. Dit zorgt ervoor dat er genoeg graspassages en onverharde grond op en rondom het erf is om regenwater te laten infiltreren in de bodem. Op deze wijze wordt wateroverlast voorkomen en komt er zo min mogelijk 'schoon' hemelwater in het rioolstelsel terecht.

Op 19 januari 2021 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Hieruit blijkt dat de korte procedure van toepassing is. Dit houdt in dat de planvorming door kan onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf uit dit document is openomen. De standaard waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 5 en hieronder in de toelichting verwerkt.

Standaard waterparagraaf

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Wijzigingsplan Knoefweg 16 te Haaksbergen.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja):

een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geinfiltreerd.

een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Conclusie

Het aspect 'water' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is archeologisch onderzoek noodzakelijk. De kern van de Erfgoedwet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Situatie plangebied

Conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Haaksbergen en het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' is in het plangebied, dat een middelmatige verwachting kent en in het buitengebied is gelegen, archeologisch inventariserend veldonderzoek verplicht als de ingreep groter is dan 5.000 m2 én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 40 cm -Mv.

De oppervlakte van de nieuw te bouwen woning (ca. 166 m2) en bijgebouw (max. 150 m2) blijven ruim onder de drempelwaarde van 5.000m2. Ook indien voor andere werkzaamheden graafwerkzaamheden zijn vereist, zoals het slopen van bebouwing of aanplanten van bomen in het kader van de landschappelijke inpassing, blijft de totale bodemingreep ruim onder de drempelwaarde. Het uitvoeren van inventariserend veldonderzoek kan dus achterwege blijven. Verder bevinden zich binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden of monumenten.

Conclusie

De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' leveren geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door bedrijven en milieuzonering. Onder bedrijven en milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteiten enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Bedrijven en milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de onderlinge afstand wordt gebruik gemaakt van de meest recente VNG-publicatie 'Bedrijven & Milieuzonering', waarin richtafstanden zijn opgenomen.Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieugevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.

Situatie plangebied

Het plangebied bevindt zich in landelijk gebied, omringd door landbouwgrond, bos en enkele bedrijven. De aanwezige bedrijven zijn op ruim voldoende afstand van het plangebied gesitueerd (>250 meter) om geen milieuhinder te veroorzaken op het woon- en leefklimaat van de nieuwe woning.

Verder mag de ontwikkeling van de woning geen beperking opleveren voor bedrijven in de omgeving. Omdat alle bedrijven op ruim 200 meter afstand van het plangebied zijn gesitueerd, valt de beoogde locatie van de nieuw te bouwen bedrijfswoning ruim buiten alle milieucontouren. Dit wijzigingsplan zal niet aan de milieucontour van omliggende bedrijven raken.

Conclusie

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de PR 10-6-contour rond inrichtingen waarin opslag en productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. Binnen het invloedsgebied van het groepsrisico dient de realisatie van kwetsbare objecten, zoals het appartementengebouw, en eventuele gevolgen voor het groepsrisico verantwoord te worden.


Situatie plangebied

In de nabijheid van het plangebied (ca. 1000 meter) bevinden zich geen risicovolle inrichtingen en worden er geen gevaarlijke stoffen getransporteerd over weg, water of spoor of door buisleidingen. Het plangebied valt derhalve ruim buiten de PR 10-6 contour en het invloedsgebied van het groepsrisico van eventuele risicobronnen in de omgeving. Het aspect externe veiligheid vormt geen aandachtspunt voor de beoogde ontwikkeling van de bedrijfswoning.

Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.8 Geur

Bij het aspect 'geur' in het buitengebied vormt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden. Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

Situatie plangebied

In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse melkveebedrijven. Deze bedrijven liggen op voldoende afstand (>100 meter) waardoor vanuit de omgeving geen geurhinder op het plangebied wordt verwacht.

Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor dit plan.

4.9 Luchtkwaliteit

Bij ieder ruimtelijke ontwikkeling moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden. Er dient te worden vastgesteld welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Met name de (toename van) autoverkeer heeft ten gevolge dat de luchtkwaliteit verslechtert. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de luchtkwaliteit zodanig is dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

Voor het aspect 'luchtkwaliteit' zijn door de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. In deze wet zijn grenswaarden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen opgenomen. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (AMvB's) en ministeriële regelingen. De belangrijkste zijn het Besluit en de Regeling NIBM (niet in betekenende mate bijdragen).

Het Besluit NIBM staat ontwikkelingen toe wanneer de ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarden genoemd voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de Wet milieubeheer. Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit geldt, onder andere, voor:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Verder kunnen ook ruimtelijke ontwikkelingen die niet genoemd staan in de Regeling NIBM niet in betekenende mate bijdragen. Hiervoor geldt dat de bijdrage aan NO2 en PM10 onder de grenswaarde van 3% moet liggen.

Situatie plangebied

Ten opzichte van de huidige situatie wordt er, middels voorliggend wijzigingsplan, één nieuwe woning mogelijk gemaakt. De ontwikkeling van één woning ligt ruim onder de grenswaarde van 3% uit het Besluit NIBM en draagt derhalve niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.

4.10 Kabels en leidingen

Kabels en (buis)leidingen in de grond in of nabij het plangebied kunnen van belang zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling en dienen derhalve planologisch geregeld te worden. Het gaat dan om kabels en leidingen met een veiligheidsrisico of een belangrijke maatschappelijke functie, zoals (ondergrondse) hoogspanningskabels, gasleidingen of buisleidingen voor brandbare en vergiftigde stoffen.

Situatie plangebied

In en rondom het plangebied liggen geen belangrijke kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Conclusie

Vanuit het aspect 'kabels en leidingen' wordt het plan uitvoerbaar geacht.

4.11 Aanmeldnotitie MER

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er een drietal mogelijkheden:

  • 1. M.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 2. M.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. Vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden.

Indien een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld moet worden, dient het bevoegd gezag na te gaan of de beoogde ontwikkeling mogelijk aanzienlijke milieugevolgen voor de omgeving kan hebben. Als uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Sinds mei 2017 is de inhoud van een de vormvrije-m.e.r. en de procedure gelijkgetrokken met een m.e.r.-beoordeling. Dat betekent dat de gemeenteraad voor een besluit (de omgevingsvergunning) een besluit genomen moet hebben of er wel of geen project-m.e.r. noodzakelijk is. Dit besluit dient te worden gemotiveerd door middel van een aanmeldnotitie, waarin dezelfde onderdelen aan bod dienen te komen als bij een m.e.r.-beoordeling.

Situatie plangebied

Woningen komen voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r. (D 11.2). Echter overstijgt de voorgenomen ontwikkeling de drempelwaarde niet. Dat betekent dat voor onderhavig plan een vormvrije-m.e.r. uitgevoerd dient te worden om na te gaan of de ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

Gezien de kleinschaligheid van het plan, waarbij significante milieueffecten niet te verwachten zijn, is gekozen om de vormvrije-m.e.r. in deze toelichting van het wijzigingsplan op te nemen. In de bovenstaande paragrafen van hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten is beargumenteerd dat er geen significante milieueffecten zijn ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal derhalve niet nodig zijn.

Conclusie
Vanwege de geringe omvang van de ontwikkeling is beargumenteerd dat er geen significante milieueffecten optreden als gevolg van dit wijzigingsplan. Geadviseerd wordt het college van B&W te laten besluiten dat het opstellen van een milieueffectrapportage niet benodigd is.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Omdat de beoogde ontwikkeling niet in strijd is met nationale belangen, wordt een vooroverleg met het Rijk niet noodzakelijk geacht.

De provincie Overijssel heeft een 'Vooroverleglijst ruimtelijke plannen' opgesteld waarop plannen staan waar geen vooroverleg voor vereist is. Nieuwe ontwikkelingen welke passen binnen het gemeentelijk KGO-beleid staan op deze lijst. Omdat de beoogde ontwikkeling en het erfinrichtingsplan zijn opgesteld in overeenstemming met het gemeentelijk KGO-beleid, wordt afgezien van het voeren van vooroverleg met de provincie Overijssel.

Het waterschap Vechtstromen is middels de digitale watertoets geïnformeerd. Na uitvoering van de digitale watertoets is gebleken dat het plan waterhuishoudkundig niet van belang is (korte procedure). Nader overleg met het waterschap Vechtstromen is derhalve niet noodzakelijk.

Inspraak

Gezien de relatief geringe planologische betekenis is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerp wijzigingsplan. Na overleg met de initiatiefnemer en de gemeente Haaksbergen is direct een ontwerp van dit wijzigingsplan, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegd. Eén ieder wordt, door middel van deze ter inzage legging, in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze over het plan in te dienen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Er wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten waarin afspraken worden gemaakt over de voorgenomen ontwikkeling, alsmede alle financiële kaders waaronder mogelijke planschade, de exploitatiebijdrage en de daadwerkelijke investeringskosten van de beoogde ontwikkelingen

Op basis van deze overeenkomst wordt het voorliggende wijzigingsplan economisch uitvoerbaar geacht. Het kostenverhaal zal geen belemmering vormen voor uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Procedure wijzigingsplan

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn wettelijke regels voor de wijzigingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

Door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3.1. van het Bro (in een huis-aan-huisblad en via de website), kennis gegeven van het voornemen om de bestemmingsplannen 'Buitengebied Haaksbergen' (2013) en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' (2017) gedeeltelijk te wijzigen. De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een wijzigingsplan vervolgens onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg, op grond van artikel 3.1.1 Bro, haar voornemen (vaak in de vorm van een (voor)ontwerpwijzigingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden.

Terinzageleggingsfase

Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en op de internetpagina van de gemeente Haaksbergen, wordt het ontwerp wijzigingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door belanghebbenden een zienswijze op het ontwerp wijzigingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de termijn voor de ter inzage legging stelt het college van Burgemeester en Wethouders het ontwerp wijzigingsplan, indien nodig met aanpassingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het wijzigingsplan maakt het college het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde wijzigingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door het college niet volledig is overgenomen of indien het college het wijzigingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  • Indien het wijzigingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel en/of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport wordt het vaststellingsbesluit door het college uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het wijzigingsplan ter inzage gelegd.

6.2 Plansystematiek

Bij het opstellen van dit wijzigingsplan zijn de Wro, het Bro en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. In het Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de antidubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.

6.3 Toelichting op de regels

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels bevat de inleidende regels, waaronder de begrippen en de wijze van meten.

Artikel 1: Begrippen

In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.

Artikel 2: Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels voor het gehele plangebied.

Artikel 3: Wonen

De in het plan opgenomen bestemming 'Wonen' ziet op het kunnen omvormen van de bedrijfswoning naar burgerwoning en het bouwen van een tweede woning op het perceel. In de oude situatie, onder de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', was het niet mogelijk om twee burgerwoningen te realiseren.

Bouwregels zijn nader in de regels vastgelegd. Het gaat hierbij onder meer om de maatvoering, het bouwen in rooilijnen en het bewaren van afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en dergelijke.

Artikel 4: Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

De in het plan opgenomen bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' ziet op het landschappelijk inpassen van het plan en het behouden van de landschappelijke waarden rondom het bebouwde erf. Het maakt tevens verdere bebouwing onmogelijk.

Artikel 5: Waarde - Middelmatige archeologische verwachting

De in het plan opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting' zijn onverkort overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'.

Artikel 6: Waarde - Hoge archeologische verwachting

De in het plan opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' zijn onverkort overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'.

Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 7: Anti-dubbeltelregel

De antidubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De antidubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Een verdichting kan zich met name voordoen wanneer een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan een keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Artikel 8: Algemene bouwregels

In dit artikel zijn specifieke bouwregels opgenomen voor gebouwen welke worden gebouwd in de nabijheid van wegen en watergangen.

Artikel 9: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.

Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving (lid 1 van elk artikel) voldoende duidelijkheid schept. Bij de meeste artikelen is aangegeven wat in elk geval onder "verboden gebruik" moet worden verstaan.

Artikel 10: Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een verwijzing opgenomen naar het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen' wegens de ter plaatse geldende aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' waarop specifieke regels van toepassing zijn.

Artikel 11: Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Artikel 12: Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn de regels opgenomen op grond waarvan het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is het plan te wijzigen.

Artikel 13: Algemene procedureregels

In dit artikel zijn regels opgenomen met betrekking tot de voorbereidingsprocedure voor een besluit tot het stellen van nadere eisen.

Artikel 14: Overige regels

In dit artikel is bepaald dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 zijn, overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012, de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen 15 en 16 van de regels opgenomen.