direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Kinkelerweg 12 en Hanninkweg ongenummerd
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1201-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op twee locaties in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen. Onderstaand wordt kort op de betreffende ontwikkelingen per locatie ingegaan. In de planbeschrijving in hoofdstuk 3 wordt een uitgebreidere beschrijving van de ontwikkelingen gegeven.

1.1 Aanleiding

Kinkelerweg 12

De initiatiefnemer is eigenaar van een grootschalig varkensbedrijf en voornemens om het erf te herontwikkelen. De initiatiefnemer wil graag in het kader van de Saneringsregeling Varkenshouderij de varkensschuren saneren en is voornemens om het akkerbouw gedeelte van zijn agrarische bedrijf voort te zetten. Voor het stallen van materiaal en materieel is initiatiefnemer voornemens een nieuwe veldschuur in karakteristieke stijl, passend in het erfensemble op te richten van circa 450 m2 ten noorden van de huidige woning. Ter realisatie van de veldschuur worden sloopmeters ingezet met een verdeelsleutel van 1:2. Dit houdt in dat er 900 m2 aan landschapsontsierende bebouwing wordt ingezet om de veldschuur te realiseren. Het slopen van landschapsontsierende bebouwing draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens om ook bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen van Gemeente Haaksbergen. Daarom wil de initiatiefnemer graag een kleinschalige zonneakker realiseren achter de veldschuur.

Hanninkweg ongenummerd

Net ten zuiden van de Hanninkweg 35 ligt een perceel waar de toekomstige eigenaren graag een woning willen realiseren. De huidige situatie achteraan de doodlopende weg (Hanninkweg) wordt nu al gevormd door een viertal woningen die links en rechts van de Hanninkweg zijn gerealiseerd. Aan de rechterzijde van deze weg bevinden zich een drietal woningen met bijgebouwen en aan de linkerzijde is een woning met meerdere bijgebouwen aanwezig. De toekomstige eigenaar wenst de woning aan de linkerzijde van de weg, aansluitend bij de bestaande woning met bijgebouwen, te realiseren. Dit is mogelijk door toepassing van het Rood voor Rood (RvR) beleid in relatie tot de plannen aan de Kinkelerweg 12.

1.2 Plangebied

Kinkelerweg 12

Het plangebied op de locatie Kinkelerweg 12 staat kadastraal bekend als kadastrale gemeente Haaksbergen, sectie M, perceelnummers 1109, 1284, 1285 en 853. Het plangebied is weergegeven op figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0001.png" Figuur 1: situering plangebied Kinkelerweg 12

Hanninkweg ongenummerd

Het plangebied op de locatie Hanninkweg ongenummerd staat kadastraal bekend als kadastrale gemeente Haaksbergen, sectie O, perceelnummer 2585. Het plangebied is weergegeven op figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0002.png" Figuur 2: situering plangebied Hanninkweg ong.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Kinkelerweg 12

Binnen het plangebied aan de Kinkelerweg 12 gelden de bestemmingsplannen: 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', vastgesteld op 1 november 2017. Een uitsnede van de enkelbestemmingen binnen het bestemmingplan 'Buitengebied Haaksbergen' is hieronder weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0003.png" Figuur 3: Vigerend bestemmingsplan Kinkelerweg 12

Op basis van het “bestemmingsplan Buitengebied” zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Kinkelerweg 12 voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Verder gelden er ter plaatse de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartzone' en 'Reconstructiewetzone landbouwontwikkelingsgebied'. Via het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' ligt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Hoge Archeologische verwachting'.

Met voorgenomen planvoornemen wordt er landschapsontsierende bebouwing gesloopt en een veldschuur gebouwd aan de Kinkelerweg 12. Het perceel zal de huidige bestemming 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf' behouden. Intensieve veehouderij wordt uitgesloten.

Hanninkweg ongenummerd.

Binnen het plangebied aan de Hanninkweg ongenummerd gelden de bestemmingsplannen: 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', vastgesteld op 1 november 2017. Een uitsnede van de enkelbestemmingen binnen het bestemmingplan 'Buitengebied Haaksbergen' is hieronder weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0004.png" Figuur 4: Vigerend bestemmingsplan Hanninkweg ong.

Op basis van het “bestemmingsplan Buitengebied” zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Hanninkweg ongenummerd voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Verder gelden er ter plaatse de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartzone', 'Reconstructiewetzone verwevingsgebied' en 'wro-zone - wijzigingsgebied. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' ligt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Hoge Archeologische verwachting' en deel 'Waarde- Lage archeologische verwachting'.

Om de beoogde ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken dient de enkelbestemming te worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Hiermee is het mogelijk om een woning van 1.000 m3 met een bijgebouw van 340 m2 te realiseren.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het planvoornemen aan de orde. De daaropvolgende twee hoofdstukken behandelen het van toepassing zijnde beleidskader (hoofdstuk 3) en geven de onderbouwing van de uitvoerbaarheid wat betreft milieukundige en planologische randvoorwaarden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 6 bevat ten slotte de juridische vormgeving.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Bestaande situatie

Kinkelerweg 12

Tot voorheen was er een agrarisch bedrijf gevestigd aan de Kinkelerweg 12. De intensieve veehouderijtak van het bedrijf is inmiddels beëindigd en de opstallen met een grootte van 4.461 m2 zijn gesloopt. Het perceel is gevestigd in het buitengebied van Haaksbergen. In de huidige situatie bevinden zich enkel nog de karakteristieke woning en enkele bijgebouwen op de locatie. Een luchtfoto is weergegeven in figuur 5, waarop de gesloopte schuren nog zijn afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0005.png" Figuur 5: Bestaande situatie Kinkelerweg 12

Hanninkweg ongenummerd

Het perceel aan de Hanninkweg is van oudsher gelegen in het oude hoevenlandschap. Het betreft op dit moment agrarisch landschap gelegen naast de woning aan de Hanninkweg 35. De Hanninkweg doet dienst als een ‘gemeenschappelijke oprit’. De bestaande situatie is weergeven in figuur 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0006.png" Figuur 6: Bestaande situatie Hanninkweg ong.

2.2 Toekomstige situatie

Kinkelerweg 12

De initiatiefnemer is eigenaar van een grootschalig varkensbedrijf en voornemens om het erf te herontwikkelen. De varkensschuren zijn gesaneerd en het akkerbouw gedeelte zal worden voortgezet. Daarnaast zullen er extensief enkele vleeskoeien worden gehouden op het erf. Voor het stallen van materiaal en materieel is initiatiefnemer voornemens een nieuwe veldschuur in karakteristieke stijl, passend in het erfensemble op te richten van circa 450 m2 ten noorden van de huidige woning.

De initiatiefnemer heeft nog een vigerende vergunning om een extra schuur te realiseren. Ter realisatie van de veldschuur worden sloopmeters ingezet met een verdeelsleutel van 1:2. Dit houdt in dat er 900 m2 aan landschapsontsierende bebouwing wordt ingezet om de nieuwe veldschuur van 450 m2 te realiseren. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens om ook bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen van Gemeente Haaksbergen. Daarom wil de initiatiefnemer graag een kleinschalige zonneakker realiseren achter de veldschuur. In de beoogde ontwikkeling wordt een zonneakker van 0,5 hectare gerealiseerd. De initiatiefnemer heeft reeds een SDE+ subsidie voor de plaatsing van 751 panelen. De beoogde situatie is weergeven in figuur 7 en het principeverzoek is opgenomen als Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0007.png"
Figuur 7: Beoogde ontwikkeling Kinkelerweg 12

Hanninkweg ong

De initiatiefnemer wil door middel van het Rood voor Rood (RvR) beleid een nieuwe kavel realiseren aan de Hanninkweg in Sint Isidorushoeve. Het gaat om een weiland dat zal worden omgevormd naar een bouwkavel, waarbij het belangrijk is dat het geheel landschappelijk wordt ingepast. Middels het RvR-beleid wordt er een woning van 1.000 m3 gerealiseerd met een bijgebouw van 340 m2. Het conceptplan is opgenomen als Bijlage 2.

Bij de nieuwe ontwikkeling wordt het cultuurhistorische karakter van het gebied als uitgangspunt genomen voor de inpassing en vormgeving. De groenstructuren worden hersteld waar mogelijk en de kleinschaligheid wordt meer beleefbaar gemaakt. Omdat het perceel op de natuurlijke ondergrond van beekdalen ligt, worden de natuurlijke laagtes versterkt door een natuurlijke poel te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0008.png" Figuur 8: Beoogde ontwikkeling Hanninkweg ong.

2.3 Herziening bestemmingsplan

Om het planvoornemen planologisch mogelijk te maken, vindt een partiële herziening van het bestemmingsplan plaats. Daarin worden de geldende bestemmingen en regels binnen de plangebieden waar nodig gewijzigd om de toekomstige situatie, zoals hiervoor beschreven, mogelijk te maken.

Het bestemmingsplan bestaat uit de onderdelen verbeelding (plankaart), regels en uit de toelichting. De regels en de verbeelding zorgen na de onherroepelijke inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor de juridisch-planologische borging van de ontwikkeling en vormen gezamenlijk het kader waarbinnen de ontwikkeling gerealiseerd dient te worden. De toelichting bevat een omschrijving van het te ontwikkelen plan en de verantwoording van het plan. In de verantwoording dienen alle onderdelen aan bod te komen die noodzakelijk zijn om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan alle relevante wet- en regelgeving, beleid en uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Voor een toetsing aan het Rijksbeleid zijn de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de Ladder voor duurzame verstedelijking relevant.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld op grond van de geldende regelgeving. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op het moment dat die wet in gaat. Tot die tijd geldt de NOVI als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in gaat, zal de NOVI gelden als instrument, zoals in de nieuwe wet is bedoeld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Prioriteiten
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan en niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie: Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden: Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken: Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied: Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • De Omgevingsagenda

Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.

  • De NOVI-gebieden

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Haaksbergen is geen onderdeel van deze voorlopige aandachtsgebieden waardoor er geen vraagstukken met extra prioriteit van toepassing zijn.

Conclusie

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over kleinschalige ontwikkelingen, zoals onderhavige. Het onderhavige plan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie. Daarnaast valt Haaksbergen ook niet binnen één van de NOVI-gebieden. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in NOVI.

Ladder duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen en eenmaal, in 2017, gewijzigd. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt.

Er is veel jurisprudentie over wanneer een plan wel of niet als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' kan worden geclassificeerd. Centraal daarin staan vragen als: betreft het een ontwikkeling? Is deze ontwikkeling nieuw? Neemt het ruimtebeslag toe? Is er sprake van een toename van bouwmogelijkheden? Hoe verhoudt het zich tot het voorgaand planologisch regime? Etc.

Beoordeling
Binnen de huidige enkelbestemmingen vindt er één verandering plaats. Aan de Hanninkweg zal de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' veranderen naar een woonbestemming. Bij de locatie Kinkelerweg wordt er een veldschuur gerealiseerd welke wordt gecompenseerd door toepassing van het RvR-beleid. Voor de woning aan de Hanninkweg ongenummerd en de veldschuur aan de Kinkelerweg 12 wordt in totaal 4.461 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Hierdoor neemt het totale ruimtebeslag dus af.

Het ruimtebeslag zal met de ontwikkelingen op beide planlocaties in zijn geheel afnemen in plaats van toenemen, waardoor geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat de jurisprudentie met betrekking tot aantal woningen en de toename van het ruimtebeslag niet worden overschreden. In dit geval is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

Conclusie

Op basis van bovenstaande en naar aard en omvang van het plan wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijking niet toegepast hoeft te worden. De planvoornemens voldoen aan de vereisten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Voor een toetsing aan het provinciaal beleid zijn de Omgevingsvisie 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening relevant.

Omgevingsvisie 'Beken Kleur'

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel, getiteld 'Beken Kleur', is in 2017 vastgesteld. Jaarlijks wordt de Omgevingsvisie geactualiseerd. Momenteel geldt de geactualiseerde versie sinds 2019. Op 15 december 2021 is de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2021 vastgesteld.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de Omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

Beoordeling
Kijkend naar de overkoepelende rode draden kan worden geconcludeerd dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkelingen in overeenstemming zijn met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde ruimtelijke beleid. In de beoogde ontwikkeling wordt een woning aan de Hanninkweg en een veldschuur aan de Kinkelerweg gerealiseerd ter compensatie van 4.461 m2 landschapsontsierende bebouwing aan de Kinkelerweg 12. Alle ontwikkelingen kunnen dus worden aangeduid als duurzame ontwikkelingen die de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving ten goede komen.

Conclusie
De planvoornemens voldoen aan de vereisten uit de Omgevingsvisie 'Beken Kleur'.


Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Met de provinciale ruimtelijke verordening kan het provinciaal bestuur vooraf regels stellen die gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen in acht moeten nemen. De provincie Overijssel zet in principe alle instrumenten uit de gereedschapskist van de Wro in, dus ook de ruimtelijke verordening. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van het uitvoeringsmodel Omgevingsvisie.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • 1. Of – generieke beleidskeuzes;
  • 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Hoe – gebiedskenmerken.


Het uitvoeringsmodel hangt onder de 'paraplu' van de drie eerdergenoemde rode draden: duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit (zie onderstaand figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0009.png"  Figuur 7: Uitvoeringsmodel omgevingsverordening Overijssel

Bij een initiatief dient aan de hand van deze drie stappen bepaald te worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

1. Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen van de provincie. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, het Rijk of de provincie.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening.

Voor onderhavig bestemmingsplan, die voorziet in het planologisch mogelijk maken van de realisatie van een woning en bijgebouwen aan de Hanninkweg ongenummerd en het bouwen van een veldschuur aan de Kinkelerweg 12, zijn de volgende beleidsnormen uit de Omgevingsverordening relevant:

  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (art. 2.1.3)

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik stelt dat er enkel een stedelijke ontwikkeling of extra ruimtebeslag buiten bestaand bebouwd gebied (waaronder het buitengebied) kan plaatsvinden indien aannemelijk is gemaakt dat er binnen de bebouwde kom geen geschikte ruimte is en de ruimte binnen bebouwd gebied optimaal is benut. Het principe heeft ten doel onnodig ruimtebeslag op de groene omgeving tegen te gaan. De beoogde ontwikkelingen worden niet getypeerd als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals uitgelegd in paragraaf 3.1. Er is op hogere schaal zelfs sprake van afname van het ruimtebeslag, doordat de nieuwe woning aan de Hanninkweg ongenummerd en de veldschuur aan de Kinkelerweg gecompenseerd worden via het RvR-beleid. Om deze reden kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de beleidsnorm 'Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik'.

  • Toekomstbestendigheid (art. 2.1.4.).

Toekomstbestendigheid stelt de eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn. Dit houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de beoogde ontwikkelingen neemt het totale ruimtebeslag af. Aan de Kinkelerweg wordt achter de veldschuur een zonneakker aangelegd waarmee de initiatiefnemer bijdraagt aan de ambitie van de gemeente Haaksbergen om in 2050 een energie neutrale, klimaatbestendige en vitale gemeente te zijn. Aan de Hanninkweg wordt tevens een natuurlijke poel aangelegd om water op te vangen en op te slaan. Om deze redenen kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de beleidsnorm 'Toekomstbestendigheid'.

2. Waar - ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied kent volgens de Provinciale Omgevingsvisie het volgende ontwikkelingsperspectief: 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'

Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Dit landschap biedt ruimte aan zowel melkveehouderijen, akkerbouwgronden en opwekking van hernieuwbare energie als natuur, recreatie, wonen en overige bedrijvigheid. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven, indien maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap worden ondersteund. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt. Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel.

Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van het realiseren van een woning en bijgebouw aan de Hanninkweg ongenummerd en het realiseren van een veldschuur aan de Kinkelerweg 12. De enkelbestemming aan de Hanninkweg wordt omgezet naar een woonbestemming. Beide ontwikkelingen worden landschappelijk ingepast en deze inpassing draagt bij aan het mixlandschap in het buitengebied van Haaksbergen. Om deze redenen kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen passen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

3. Hoe - gebiedskenmerken

In elk bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan de hand van de provinciale 'vier-lagenbenadering' wordt gemotiveerd hoe de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. De 'vier-lagenbenadering' bestaat uit vier lagen met gebiedskenmerken (zie ook het eerder weergegeven figuur van het uitvoeringsmodel). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven. De vier lagen en bijbehorende voorwaarden voor het plangebied worden hieronder weergegeven:

  • Natuurlijke laag. Het plangebied aan de Kinkelerweg 12 bevindt zich op de natuurlijke laag van dekzandvlaktes en -ruggen. Ontwikkelingen in dit landschap dienen het hoogteverschil en watersysteem beleefbaar en beter zichtbaar te maken. Het plangebied aan de Hanninkweg ongenummerd bevindt zich ook deels op de natuurlijke laag van dekzandvlaktes en -ruggen, maar bevindt zich voor het grootste deel op de natuurlijke laag van Beekdalen en natte laagtes, waarbinnen de ambitie geldt de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven.
  • Laag van agrarische cultuurlandschappen. Beide plangebieden bevinden zich in geheel in het Oude hoevenlandschap. Dit landschap kenmerkt zich door verspreide erven met veel variatie op korte afstand. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven.
  • Stedelijke laag. Beide plangebieden bevinden zich in het 'informele trage netwerk' en kennen verspreide bebouwing. Het informele trage netwerk wordt gekenmerkt door fiets-, ruiter- en wandelpaden welke het mogelijk maken het landschap 'langzaam' te ervaren. Ambities voor deze laag gelden enkel voor ontwikkelingen in de nabijheid van steden en dorpen en derhalve niet voor de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het gebiedskenmerk 'verspreide bebouwing' wordt gekenmerkt door verspreid gelegen boerenerven en losse burgerwoningen en een samenhang tussen de agrarische erven en het omliggende landschap. Vele erven en burgerwoningen kennen een lange geschiedenis. Ontwikkelingen op de erven dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur.
  • Laag van beleving. Het plangebied aan de Hanninkweg ongenummerd kent een laag van beleving betreffende 'recreatieve routes en vaarwegen'. Binnen het informele netwerk waarbinnen wandel-, fiets- en vaarroutes typerend zijn geldt dat routes zoveel mogelijk behouden dienen te blijven en dienen discontinuïteiten in het netwerk van vaarroutes te worden voorkomen bij ruimtelijke ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatief effect op de laag van beleving.

Conclusie
Naar aanleiding van het provinciale uitvoeringsmodel wordt geconcludeerd dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkelingen in overeenstemming zijn met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2030 'Haaksbergen: groenste dorp van Twente'

De gemeentelijke structuurvisie, getiteld 'Structuurvisie 2030, Haaksbergen: groenste dorp van Twente', is op 5 maart 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Kort samengevat staan er negen ambities centraal om Haaksbergen gemoedelijk, gezellig, bereikbaar en groen te houden:

  • 1. Verbeteren van de relatie en verzachten van de overgangen tussen dorp en buitengebied.
  • 2. Een sfeervol groen centrum met de markt als stralend middelpunt.
  • 3. Stimuleren van een gezonde plattelandseconomie en het op peil houden van de ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het buitengebied.
  • 4. Versterken van de cultuurhistorische kwaliteit van de dorpsstructuur.
  • 5. Benutten van de toeristische potentie van de samenhang tussen dorp en landschap.
  • 6. Versterken van de veelzijdigheid van de Haaksbergse economie.
  • 7. Verbreden van het aanbod aan woonmilieus.
  • 8. Op peil houden en concentreren van de voorzieningen.
  • 9. Verduurzamen en beleefbaar maken van het watersysteem.

Elk initiatief dat bij de gemeente wordt ingediend, moet een bijdrage leveren aan deze ambities. Dat hoeft niet te betekenen dat een plan aan álle ambities moet voldoen, maar het mag niet tegen ambities ingaan, en waar mogelijk moet het bijdragen aan meerdere ambities.

Voor het buitengebied stelt de gemeente Haaksbergen de ambitie om de kwaliteit van het buitengebied met zijn hoge cultuurhistorische waarden en de bijzondere natuurgebieden op peil te houden. Tegelijkertijd dient in het buitengebied ruimte te zijn voor agrarische activiteiten om een plattelandseconomie te behouden.

De plangebieden bevinden zich niet in het Natuurnetwerk Nederland of een Natura 2000-gebied. Doordat de landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt aan de Kinkelerweg en de nieuwe ontwikkelingen op een landelijke manier wordt ingepast levert het een bijdrage aan de hoge cultuurhistorische waarden van het buitengebied. De ontwikkelingen betreffen duurzaam ruimtegebruik waarbinnen de cultuurhistorische en archeologische waarde van het buitengebied niet negatief beïnvloed worden. Doordat de beoogde ontwikkeling dermate klein van aard zijn en er geen negatieve effecten op de omgeving te verwachten zijn kan gesteld worden dat de ontwikkelingen voldoen aan de uitgangspunten van de structuurvisie 2030.

Conclusie
De planvoornemens voldoen aan de uitgangspunten gesteld in de Structuurvisie 2030 'Haaksbergen: groenste dorp van Twente'.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functie gericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit kan worden aangetoond met een actueel bodemonderzoek. De geschiktheid is ook voldoende aangetoond als uit het vooronderzoek op basisniveau conform NEN 5725 blijkt dat de bodem niet verdacht is op bodemverontreinigingen er geen risico's voor het toekomstige gebruik te verwachten zijn. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning mogelijk een actueel onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Hiernaast geldt dat de gemeente bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt.

Situatie plangebied

Kinkelerweg 12
Aan de Kinkelerweg gaat het om de ontmenging van een agrarisch bedrijf. Er wordt 4.461 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Met de beoogde ontwikkeling is niet langer mogelijk om intensieve agrarische activiteiten uit te voeren. Wel blijft het mogelijk om extensieve agrarische activiteiten uit te voeren. Het uitvoeren van bodemonderzoek is niet noodzakelijk en de bodemkwaliteit wordt geschikt geacht voor het huidige en beoogde gebruik.

Hanninkweg ongenummerd
Bij het plangebied aan de Hanninkweg is door Kruse Groep in december 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd dat is opgenomen als Bijlage 3. Het bodemonderzoek is noodzakelijk in het kader van een bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwbouw. Uit het bodemonderzoek zijn de volgende resultaten gekomen:

  • de bovengrond (BG I) is niet verontreinigd;
  • de ondergrond (OG I) is niet verontreinigd;
  • het grondwater (PB 11) is zeer licht verontreinigd met barium.

In het grondwater (PB 11) is een zeer lichte verontreiniging aangetoond. In de boven- en ondergrond (BG I en OG I) zijn geen verontreinigingen gemeten. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, is het uitvoeren van nader onderzoek niet nodig. Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreiniging geen risico voor de volksgezondheid oplevert. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

Het bodemonderzoek is ter beoordeling voorgelegd aan de Omgevingsdienst Twente. Uit de beoordeling blijkt dat het onderzoek voldoet aan de geldende normen en richtlijnen. Hieruit blijkt dat het onderzoek inzicht geeft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem binnen de onderzoekslocatie. Er is geen aanleiding om de aanwezigheid van een sterke bodemverontreiniging te vermoeden.

Op basis van de milieuhygiënische bodemkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging en het verlenen van de (toekomstige) omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.

4.2 Geluid

Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen.

Wanneer een nieuw geprojecteerde geluidsgevoelige functie binnen de geluidszonering van een weg valt, dient getoetst te worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en de uiterste grenswaarde. Deze uiterste grenswaarde is voor wegen in het buitengebied 53 dB en voor wegen in stedelijk gebied 63 dB. Geluidsgevoelige functies zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, zorggebouwen en kinderdagverblijven. De geluidszonering van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de binnen- of buiten stedelijke ligging van de weg. Voor geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een autosnelweg, gelden altijd de buiten stedelijke normen ten gevolge van de autosnelweg. Wanneer nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt binnen de onderzoek zone van de aanwezige wegen, moet akoestisch onderzoek plaatsvinden.

Situatie plangebied

Kinkelerweg 12
Het plan voorziet niet in wijziging of toevoeging van geluidgevoelige objecten. Onderzoek naar geluid in het kader van de Wet geluidhinder is niet van toepassing.

Hanninkweg ongenummerd
Het plangebied aan de Hanninkweg wordt ontsloten door de Hanninkweg. De Hanninkweg zelf is alleen een erftoegangsweg waardoor geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde te verwachten is en akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Verder zijn er geen wettelijke geluidsbronnen in de directe omgeving aanwezig.

Conclusie
Het aspect 'geluid' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.3 Flora en fauna

Op 1 januari 2017 is de 'Wet natuurbescherming' in werking getreden. De 'Boswet', de 'Flora en faunawet' en de 'Natuurbeschermingswet 1998' zijn desbetreffende datum ingetrokken. De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Toetsingskader

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid (NNN). Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Soortenbescherming

De soortenbescherming is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen (door het bevoegd gezag) worden verleend van de verbodsbepalingen.

Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.

Situatie plangebied

Kinkelerweg 12

Soortenbescherming

De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een veldschuur ter grootte van 450 m2 die gecompenseerd wordt via het RvR-beleid door 4.461 m2 landschapsontsierende bebouwing te slopen op dezelfde locatie. De bestaande varkensschuren zijn reeds gesloopt. Aanvullend onderzoek naar flora en fauna voor de realisatie van de veldschuur is niet benodigd.

Gebiedsbescherming

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Van negatieve effecten op het Natuurnetwerk Nederland is dus geen sprake.

Natura 2000-gebied

In de nabije omgeving van alle drie de plangebieden ligt geen Natura 2000-gebeid. Op ongeveer 8 km afstand ten oosten van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied 'Buurserzand & Haaksbergerveen'. De uitvoering van fysieke activiteiten in de plangebieden zal vanwege de afstand niet leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied als gevolg van een toename van geluid, trillingen, kunstlicht, visuele verstoring, areaalverlies en aantasting van hydrologie. Emissies van stikstof kunnen echter over een grotere afstand tot effecten leiden in Natura 2000-gebieden. Het Natura 2000-gebied 'Buurserzand & Haaksbergerveen' is momenteel overbelast met stikstof. Bij een plan of project kunnen emissies van stikstof vrijkomen als gevolg van de aanleg/realisatiefase van het project en het daaropvolgend gebruik. Sinds de invoering van het Besluit stikstofreductie en natuurverbeteringen geldt voor de aanleg/realisatie-fase een vrijstelling. Voor de gebruiksfase geldt deze vrijstelling niet. Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt als gevolg van de realisatie van de nieuwe veldschuur niet toe. Daarnaast neemt de uitstoot vanuit de stallen af doordat deze gesloopt worden en minder vee toelaten. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied, is het niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een negatief effect op Natura 2000-gebied. Er hoeft daarom geen stikstofberekening uitgevoerd te worden.

Hanninkweg ongenummerd

Soortenbescherming

Voor de realisatie van een nieuwe woning met bijgebouw is door Natuurbank Overijssel een Quickscan natuurwaardeonderzoek uitgevoerd op 29 november 2021. Het rapport behorende tot dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 4. De belangrijkste resultaten zijn:

  • Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vogelsoorten. Vogels benutten het plangebied uitsluitend als foerageergebied; er nestelen geen vogels in het plangebied. Als gevolg van het bebouwen en verharden van het plangebied neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor sommige vogelsoorten af.
  • Er zijn in het plangebied geen beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen, maar het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende algemene- en weinig kritische grondgebonden zoogdiersoorten als veldmuis, haas, vos en ree. Door het uitvoeren van grondverzet worden mogelijk veldmuizen gedood en wordt mogelijk een vaste rust- en/of voortplantingsplaats beschadigd en vernield. Als gevolg van het bebouwen en verharden van het plangebied neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor sommige grondgebonden zoogdieren af.
  • Er zijn tijdens het veldbezoek geen vleermuizen waargenomen en er zijn geen potentiële rust- of voortplantingsplaatsen in het plangebied waargenomen. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats verstoord, beschadigd of vernield.
  • Er zijn tijdens het veldbezoek geen amfibieën waargenomen en het plangebied wordt niet beschouwd als functioneel leefgebied voor amfibieën. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen amfibie gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats beschadigd of vernield.

Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor sommige vogel- en beschermde grondgebonden zoogdiersoorten af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.

Gebiedsbescherming

In de nabije omgeving van het plangebied ligt geen Natura 2000-gebied. Op ongeveer 5,5 km afstand ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied 'Buurserzand & Haaksbergerveen'. Ook hier zal de uitvoering van fysieke activiteiten in het plangebied vanwege de afstand niet leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied als gevolg van een toename van geluid, trillingen, kunstlicht, visuele verstoring, areaalverlies en aantasting van hydrologie. Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt mogelijk toe, als gevolg van de bewoning van de nieuwe woning, t.o.v. de huidige situatie. Echter, neemt de bemesting van het plangebied sterk af als gevolg van de functieverandering. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, een mogelijke toename van verkeer in gebruiksfase en de afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied, is het niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een negatief effect op Natura 2000-gebied. De stikstofemissie in de huidige, feitelijke situatie bestaat uit emissie ten gevolge van bemesting van grasland. De toekomstige bebouwing wordt gasloos gerealiseerd. In de beoogde situatie is er enkel een beperkte NOx-emissie als gevolg van het verkeer van en naar het plangebied. Om te beoordelen of het plan effecten kan hebben op omliggende Natura 2000-gebieden is een AERIUS-berekening uitgevoerd, deze is opgenomen in Bijlage 5. De conclusie van het onderzoek is dat negatieve effecten niet te verwachten zijn.

Het plangebied ligt op minimaal 2,01 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. De bescherming van het Natuurnetwerk Nederland kent geen externe werking waardoor het voorgenomen initiatief niet getoetst hoeft te worden aan het provinciaal beleid.

Conclusie

Het aspect 'flora en fauna' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.4 Water

In onder andere de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit staat ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat en het stijgen van de zeespiegel.

De relatie tussen water en ruimtelijke ordening wordt steeds belangrijker. In de nota 'Anders omgaan met water' is bepaald dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk moeten worden overwogen. Hiervoor wordt in ruimtelijke plannen een digitale watertoets doorlopen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Waterbeleid

Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan het aspect 'water'. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwater bescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

Waterschapsbeleid
Het Waterschap Vechtstromen heeft een programma opgesteld voor de periode 2022-2027. In dit waterbeheerprogramma wordt kenbaar gemaakt hoe het Waterschap Vechtstromen de doelstellingen voor haar beheergebied wil gaan realiseren. De opgaven zijn blijven werken aan voldoende, schoon en veilig water, omgaan met klimaatverandering door toe te werken naar een klimaatrobuust watersysteem, voldoen aan de eisen voor goede waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en werken aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.

Gemeentelijk beleid
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2017-2020 heeft de gemeente Haaksbergen ook een aantal beleidspunten opgenomen met betrekking tot hemelwaterinfiltratie en het scheiden van hemel- en afvalwater. Het beleid is erop gericht om de trits “Vasthouden – Bergen – Afvoeren” en de trits “Schoonhouden – Scheiden – Zuiveren” concreet vorm te geven in elke nieuwbouw of renovatie.

Bij de nieuwbouw van een woning dient particulier hemelwater zo veel mogelijk bovengronds te worden getransporteerd, zonder gebruik te maken van riolering, en hemelwater te laten infiltreren via graspassages. De doorworteling en het bodemleven van het gras houden de infiltratiecapaciteit op peil en zorgen voor afbraak en binding van diverse verontreinigingen. Indien er een centrale infiltratievoorziening nodig is, voor bijvoorbeeld meerdere woningen, krijgt een wadi de voorkeur.

Waterparagraaf  'toekomstgericht waterbeheer'

Via de digitale watertoets is de watertoets uitgevoerd. De uitkomst van de digitale watertoets geeft aan dat er sprake is van de 'normale procedure'. Op grond hiervan is door het waterschap een uitgangspuntennotitie toegestuurd. De van toepassing zijnde thema's zijn hieronder nader uitgewerkt.

Algemeen

De plannen betreffen de herinrichting van een bestaand bebouwd kavel en nieuwbouw op een braakliggend kavel, beide in het buitengebied van Haaksbergen. Voor zover mogelijk is rekening gehouden met het ordenende principe van water. Concreet is dit in onderhavig geval niet mogelijk in de locatiekeuze, maar wel in de inrichting van de plangebieden. Afwenteling van water op de omgeving wordt daardoor voorkomen.

Afvalwater

Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering. Er is sprake van een gescheiden drukrioolsysteem in het buitengebied van Haaksbergen.

Hemelwater

Aan de Kinkelerweg is sprake van een afname van verhard oppervlak, waarmee sprake is van een lagere afvoerpiek uit het plangebied. Hemelwater infiltreert op natuurlijke wijze via de in overvloed aanwezige onverharde oppervlaktes op het perceel. Er is geen oppervlaktewater aanwezig op de locatie.

In het plangebied aan de Hanninkweg is sprake van een toename van verhard oppervlak. De woning zal een rieten kap krijgen met daaronder grindkoffers. De grindkoffers worden aangesloten op een vijver, die wordt aangelegd in de natuurlijke aanwezige laagtes binnen het plangebied. Vanuit deze vijver wordt een overloop naar de bermsloot gerealiseerd. Daarmee komt het water ten goede aan het lokale watersysteem. Rondom de woning en verharding wordt tuin aangelegd, waardoor veel mogelijkheden zijn voor infiltratie in de bodem. Gelet daarop is sprake van voldoende waterbergingscapaciteit om wateroverlast en afstroming naar de omgeving te voorkomen. Afvoer van hemelwater via riolering is niet aan de orde. Gelet op de aard van het plan is er geen sprake van dat hemelwater verontreinigd kan raken.

Grondwater

Problemen met (te hoge) grondwaterstanden worden niet verwacht. Indien toch sprake is van te hoge grondwaterstanden dan is drainage op de kavels zelf mogelijk, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandverlaging in of buiten het plangebied. Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden kan geminimaliseerd worden door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken. Dit is alleen relevant voor de plannen aan de Hanninkweg omdat hier sprake is van nieuwbouw.

Oppervlaktewater

Er is geen sprake van herinrichting van het oppervlaktewatersysteem. Het oppervlaktewater is geïntegreerd in het landschappelijk inrichtingsplan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

Conclusie

Het aspect 'water' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Als gevolg van Europese en nationale wetgeving stellen Rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Situatie plangebied

Kinkelerweg 12

Archeologie
Conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Haaksbergen en het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' kent het plangebied waar gesloopt is en gebouwd gaat worden een hoge archeologische verwachting, zoals weergeven in figuur 8.

Hiervoor geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 meter beneden maaiveld. De beoogde ontwikkeling betreft het slopen van 4.461 m2 opstallen en het bouwen van een veldschuur. De bestaande opstallen zijn reeds gesloopt. De nieuwe veldschuur heeft een oppervlakte van 450 m2 en blijft daarmee ruim onder de grens van 2.500 m2. Er hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0010.png" Figuur 8: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Haaksbergen. De gele ster geeft het plangebied bij benadering aan

Cultuurhistorie
Er bevinden zich binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden.

Hanninkweg ongenummerd

Archeologie
Conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Haaksbergen en het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' is het plangebied voor een groot deel gelegen in gebied met hoge archeologische verwachting en voor een klein deel in een gebied met lage archeologische verwachting. Daarnaast is het plangebied in een zone aangemerkt als ‘historische vindplaatsen, met rond boerderijen een attentiezone van 200 meter en 50 meter rond overige historische vindplaatsen’. Dit is weergeven in figuur 9.

Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 meter beneden maaiveld. De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van een woning van 1000 m2 met bijgebouw van 340 m2. Hiermee blijft de ontwikkeling onder grens van 2.500 m2. Archeologisch onderzoek is in deze niet van toepassing.

Voor de deellocatie 'Hanninkweg ong.' geldt dat er sprake is van een historische vindplaats, met rondom attentiezone van 200 m rond boerderijen, en 50 m rond overige historische vindplaatsen. De gewenste ontwikkeling betreft de realisatie van een woning van 1.000 m3 en een bijgebouw van 340 m2. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek is verplicht bij ingrepen groter dan 30 m2. Omdat deze deellocatie volledig valt binnen de attentiezone van 200 m en de woning een groter oppervlakte zal hebben dan 30 m2, wordt een archeologisch onderzoek nodig geacht.

In januari 2022 is door Laagland Archeologie een verkennend bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 6. Hieruit blijkt dat er is sprake van een bodemprofiel met een gemiddelde verstoringsdikte van circa 40 cm. Vermoedelijk is deze verstoring ontstaan tijdens het gebruik van het gebied als grasland en bouwland. Deze verstoorde laag sluit rechtstreeks aan op de C-horizont. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het archeologische niveau is verdwenen. Dit betekent dat het oorspronkelijke leefniveau – en daarmee de vondstenlaag – eveneens is verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1201-0001_0011.png" Figuur 9: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Haaksbergen. De gele ster geeft het plangebied bij benadering aan

Cultuurhistorie
Er bevinden zich binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden, zoals monumentale gebouwen.

Conclusie

Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' levert geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkelingen.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door bedrijven en milieuzonering. Onder bedrijven en milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteiten enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Bedrijven en milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de onderlinge afstand wordt gebruik gemaakt van de meest recente VNG-publicatie 'Bedrijven & Milieuzonering', waarin richtafstanden zijn opgenomen. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieugevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.

Situatie plangebied

Kinkelerweg 12
Het plangebied bevindt zich in landelijk gebied, omringd door voornamelijk landbouwgrond. Het plangebied aan de Kinkelerweg behoudt de bestemming 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf'. Behoudend de realisatie van een veldschuur zijn er geen grootschalige wijzigingen. Doordat geen sprake meer is van intensieve veehouderij is de hinder naar de omgeving toe lager. Daarnaast liggen er in de omgeving geen milieugevoelige functies die hinder kunnen ondervinden van het Agrarische bedrijf. Met de bouw van de veldschuur zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Hanninkweg ongenummerd
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een woning inclusief bijgebouw. Hiervoor wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' omgezet naar een woonbestemming. De functie wonen betreft geen milieubelastende functie voor de omgeving. In de nabijheid van het plangebied liggen enkel agrarische bedrijven die mogelijk negatieve milieueffecten hebben op het plangebied.

De agrarische bedrijven in de omgeving betreffen melkveehouderijen. Het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom. Voor wat betreft de rundveehouderijen dient een vaste afstand van 50 meter aangehouden te worden. Aan deze vaste afstandsmaat wordt ruimschoots voldaan. De afstand tot aan de meest nabijgelegen rundveehouderij bedraagt ca. 300 meter. In de omgeving liggen ook nog enkele intensieve veehouderijen waarvoor een richtafstand van 200 meter geldt, ook deze liggen op ruim voldoende afstand van het plangebied. Met de omzetting naar een woonbestemming ontstaan er geen negatieve effecten voor het woon- en leefklimaat.

Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de PR 10-6-contour rond inrichtingen waarin opslag en productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. Binnen het invloedsgebied van het groepsrisico dient de realisatie van kwetsbare objecten, zoals het appartementengebouw, en eventuele gevolgen voor het groepsrisico verantwoord te worden.


Situatie plangebied

Kinkelerweg 12
Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de plangebieden. In de nabijheid van het plangebied aan de Kinkelerweg 12 bevinden zich geen risicobronnen. De dichtstbijzijnde risicovolle buisleiding ligt op een afstand 3,65 km, betreffende een aardgasleiding (N-569-80). Deze ligt op ruime afstand en vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting ligt op een afstand van 1,6 km. Ook deze ligt op ruime afstand en vormt dus geen belemmering.

Hanninkweg ongenummerd
Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de plangebieden. In de nabijheid van het plangebied aan de Hanninkweg ongenummerd bevinden zich geen risicobronnen. De dichtstbijzijnde risicovolle buisleiding ligt op een afstand 1 km, betreffende een aardgasleiding (N-569-80). Deze ligt op ruime afstand en vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting ligt op een afstand van 1,25 km. Ook deze ligt op ruime afstand en vormt dus geen belemmering.

Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Bij ieder ruimtelijke ontwikkeling moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden. Er dient te worden vastgesteld welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Met name de (toename van) autoverkeer heeft tot gevolg dat de luchtkwaliteit verslechtert. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de luchtkwaliteit zodanig is dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

Voor het aspect 'luchtkwaliteit' zijn door de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. In deze wet zijn grenswaarden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen opgenomen. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (AMvB's) en ministeriële regelingen. De belangrijkste zijn het Besluit en de Regeling NIBM (niet in betekenende mate bijdragen).

Het Besluit NIBM staat ontwikkelingen toe wanneer de ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarden genoemd voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de Wet milieubeheer. Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit geldt, onder andere, voor:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Verder kunnen ook ruimtelijke ontwikkelingen die niet genoemd staan in de Regeling NIBM niet in betekenende mate bijdragen. Hiervoor geldt dat de bijdrage aan NO2 en PM10 onder de grenswaarde van 3% moet liggen.

Situatie plangebied

Kinkelerweg 12
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een veldschuur van 450 m2 die wordt gecompenseerd door de sloop van 900 m2 van de 4.461 m2 aan landschapsontsierende bebouwing. De overige sloopmeters worden ingezet ter compensatie van de woning aan de Hanninkweg ongenummerd. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen, of een positieve, invloed op de luchtkwaliteit. De ontwikkeling ligt bovendien ruim onder de grenswaarde van 3% uit het Besluit NIBM en draagt dus niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren ontwikkeling voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Om te bepalen of de plaatselijke luchtkwaliteit voldoet aan de normen voor een goed woon- en leefklimaat is gebruik gemaakt van de RIVM-kaarten welke weergeven staan op www.atlasleefomgeving.nl. Indien uit de monitoring blijkt dat de doelstellingen van het NSL niet worden gehaald, kunnen extra maatregelen worden getroffen.

Op basis van de 'Atlas Leefomgeving' blijkt dat de achtergrondconcentraties in 2019 voor fijnstof PM10, PM2,5 en stikstofdioxide NO2 ter plaatse van het plangebied respectievelijk maximaal 15 µg/m³, 8 µg/m³ en 10 µg/m³ bedroegen. De achtergrondbelastingen liggen ruimschoots onder de grenswaarde van 40 µg/m³ voor PM10 en NO2 en ruimschoots onder de grenswaarde van 25 µg/m³ voor PM2,5.

Hanninkweg ongenummerd
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van één woning met bijgebouw die worden gecompenseerd door de sloop van de landschapsontsierende bebouwing aan de Kinkelerweg 12. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen, of een positieve, invloed op de luchtkwaliteit. De ontwikkeling ligt bovendien ruim onder de grenswaarde van 3% uit het Besluit NIBM en draagt dus niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Ook voor de ontwikkeling aan de Hanninkweg ongenummerd moet worden bezien of er voor de te realiseren ontwikkeling wordt voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Om te bepalen of de plaatselijke luchtkwaliteit voldoet aan de normen voor een goed woon- en leefklimaat is gebruik gemaakt van de RIVM-kaarten welke weergeven staan op www.atlasleefomgeving.nl. Indien uit de monitoring blijkt dat de doelstellingen van het NSL niet worden gehaald, kunnen extra maatregelen worden getroffen.

Op basis van de 'Atlas Leefomgeving' blijkt dat de achtergrondconcentraties in 2019 voor fijnstof PM10, PM2,5 en stikstofdioxide NO2 ter plaatse van beide plangebieden respectievelijk maximaal 16 µg/m³, 8 µg/m³ en 14 µg/m³ bedroegen. De achtergrondbelastingen liggen ruimschoots onder de grenswaarde van 40 µg/m³ voor PM10 en NO2 en ruimschoots onder de grenswaarde van 25 µg/m³ voor PM2,5.

Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.9 Verkeer en parkeren

Met de beoogde ontwikkeling aan de Kinkelerweg zal het verkeer niet toenemen. De stallen zijn reeds gesloopt en de nieuwe veldschuur dient enkel voor opslag en zorgt niet voor een toenemende verkeersgeneratie. Aan de Kinkelerweg wordt een nieuwe woning inclusief bijgebouw gerealiseerd. De Hanninkweg betreft een erfontsluitingsweg. De toename van één enkele woning zorgt voor een lichte toename van het aantal verkeersbewegingen op deze erfontsluitingsweg. Het plangebied ligt in het buitengebied en de ontwikkeling heeft daarmee geen negatief effect op het verkeer. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

4.10 Aanmeldnotitie M.E.R.

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er een drietal mogelijkheden:

  • 1. M.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 2. M.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. Vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden.

Indien een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld moet worden, dient het bevoegd gezag na te gaan of de beoogde ontwikkeling mogelijk aanzienlijke milieugevolgen voor de omgeving kan hebben. Als uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Sinds mei 2017 is de inhoud van een de vormvrije-m.e.r. en de procedure gelijkgetrokken met een m.e.r.-beoordeling. Dat betekent dat de gemeenteraad voor een besluit (de omgevingsvergunning) een besluit genomen moet hebben of er wel of geen project-m.e.r. noodzakelijk is. Dit besluit dient te worden gemotiveerd door middel van een aanmeldnotitie, waarin dezelfde onderdelen aan bod dienen te komen als bij een m.e.r.-beoordeling.

Situatie plangebied

De beoogde ontwikkelingen komen voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r. (D 11.2). Echter overstijgen de voorgenomen ontwikkelingen de drempelwaarden niet. Dat betekent dat voor onderhavig plan hooguit een vormvrije-m.e.r. uitgevoerd dient te worden om na te gaan of de ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

Gezien de kleinschaligheid van de plannen zijn significante milieueffecten niet te verwachten. Zoals aangetoond is in bovenstaande paragrafen zijn belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet te verwachten. Er is dan ook geen aanleiding voor het uitvoeren van een milieueffectrapportage.

Conclusie
Vanwege de geringe omvang van de ontwikkelingen is beargumenteerd dat er geen significante milieueffecten optreden als gevolg van dit bestemmingsplan. Geadviseerd wordt de gemeente te laten besluiten dat het opstellen van een milieueffectrapportage niet benodigd is.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Omdat de beoogde ontwikkelingen niet in strijd zijn met nationale belangen, wordt een vooroverleg met het Rijk niet noodzakelijk geacht.

De provincie Overijssel heeft een 'Vooroverleglijst ruimtelijke plannen' opgesteld waarop plannen staan waar geen vooroverleg voor vereist is. De plannen passen binnen het beleid. Gelet hierop wordt afgezien van het voeren van vooroverleg met de provincie Overijssel.

Inspraak

Gezien de relatief geringe planologische betekenis is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerp bestemmingsplan. Na overleg met de initiatiefnemers en de gemeente Haaksbergen is direct een ontwerp van dit bestemmingsplan, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegd. Eén ieder wordt, door middel van deze terinzagelegging, in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze over het plan in te dienen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Er wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten waarin afspraken worden gemaakt over de voorgenomen ontwikkeling, alsmede alle financiële kaders waaronder mogelijke planschade, de exploitatiebijdrage en de daadwerkelijke investeringskosten van de beoogde ontwikkelingen

Op basis van deze overeenkomst wordt het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar geacht. Het kostenverhaal zal geen belemmering vormen voor uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Procedure bestemmingsplan

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

Door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3.1. van het Bro (in een huis-aan-huisblad en via de website), kennis gegeven van het voornemen om de bestemmingsplannen 'Buitengebied Haaksbergen' (2013) en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' (2017) gedeeltelijk te wijzigen. De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan vervolgens onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg, op grond van artikel 3.1.1 Bro, haar voornemen (vaak in de vorm van een (voor)ontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden.

Terinzageleggingsfase

Na de aankondiging in het Gemeenteblad, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en op de internetpagina van de gemeente Haaksbergen, wordt het ontwerp bestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door belanghebbenden een zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de termijn voor de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerp bestemmingsplan, indien nodig met aanpassingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt en wordt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage gelegd. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door het college niet volledig is overgenomen of indien het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel en/of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport wordt het vaststellingsbesluit door uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

6.2 Plansystematiek

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wro, het Bro en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. In het Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de antidubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.

6.3 Toelichting op de regels

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels bevat de inleidende regels, waaronder de begrippen en de wijze van meten.

Artikel 1: Begrippen

In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.

Artikel 2: Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels voor het gehele plangebied.

Artikel 3: Agrarisch

De in het plan opgenomen bestemming 'Agrarisch' is grotendeels overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' en vervangt het deel van de oorspronkelijke bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Daarmee sluit dit deel aan op de omliggende bestemmingen.

Artikel 4: Agrarisch - Agrarisch bedrijf

De in het plan opgenomen bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' is grotendeels overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' en vervangt het deel van de oorspronkelijke bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' die de Kinkelerweg behoudt.

Artikel 5: Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en onbebouwde erven, met de daarbij behorende: in- en uitritten; parkeergelegenheid; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; gebouwen; bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6: Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij horende gebouw, bouwwerken, andere-werken, tuinen en erven. Hierbij is het ook mogelijk om binnen de bestemming hobbymatig dieren te houden, kleinschalige kampeerterreinen, boederijkamers en andere dergelijke maatschappelijke functies. Hierbij dient er wel een aanduiding te worden opgenomen.

Artikel 7: Waarde - Hoge archeologische verwachting

De in het plan opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' is onverkort overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'.

Artikel 8: Waarde - Lage archeologische verwachting

De in het plan opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Lage archeologische verwachting' is onverkort overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'.

Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 9: Anti-dubbeltelregel

De antidubbeltelregel ziet erop toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De antidubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Een verdichting kan zich met name voordoen wanneer een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan een keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Artikel 10: Algemene bouwregels

In dit artikel zijn specifieke bouwregels opgenomen voor gebouwen welke worden gebouwd in de nabijheid van wegen en watergangen.

Artikel 11: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.

Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving (lid 1 van elk artikel) voldoende duidelijkheid schept. Bij de meeste artikelen is aangegeven wat in elk geval onder "verboden gebruik" moet worden verstaan.

Artikel 12: Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een verwijzing opgenomen naar het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen' wegens de ter plaatse geldende gebiedsaanduidingen waarop specifieke regels van toepassing zijn.

Artikel 13: Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Artikel 14: Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn de regels opgenomen op grond waarvan het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is het plan te wijzigen.

Artikel 15: Algemene procedureregels

In dit artikel zijn regels opgenomen met betrekking tot de voorbereidingsprocedure voor een besluit tot het stellen van nadere eisen.

Artikel 16: Overige regels

In dit artikel is bepaald dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 zijn, overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012, de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen 17 en 18 van de regels opgenomen.