direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Rietmolenweg 26, Benteloseweg 41, Boonkweg ong.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1199-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het voorliggende verzamelplan heeft betrekking op een drietal locaties in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen. Het verzamelplan is een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen' waarin drie nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen worden gerealiseerd.

1.1 Aanleiding

Rietmolenweg 26 en Benteloseweg 41

Initiatiefnemer heeft een principeverzoek ingediend voor een herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied Haaksbergen” ter plaatse van de Rietmolenweg 26 en Benteloseweg 41 te Haaksbergen. Dit principeverzoek heeft betrekking op een uitbreiding van 341 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak binnen het bestaande bestemmingsvlak van de Rietmolenweg 26. Ter compensatie wordt er 683 m2 aan landschapsontsierende bebouwing aan de Benteloseweg 41 gesloopt. De bestemming van de Benteloseweg 41 wordt hierbij aangepast naar een woonbestemming. Beide locaties worden landschappelijk ingepast. De Gemeente Haaksbergen heeft besloten medewerking te verlenen aan het principeverzoek.

De gewenste ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied Haaksbergen”. Op basis van het bestemmingsplan “Buitengebied Haaksbergen” heeft de Rietmolenweg 26 de enkelbestemming ‘Bedrijf’. Binnen deze enkelbestemming mag de Rietmolenweg 26 200 m2 aan bedrijfsgebouwen hebben, maar de gewenste uitbreiding betreft 341 m2. Het KGO-beleid biedt de mogelijkheid om de toegestane oppervlakte uit te breiden zolang er een evenwichtige compensatie wordt geleverd. Deze compensatie wordt geleverd in de vorm van sloopmeters. Deze sloopmeters zijn gevonden aan de Benteloseweg 41 in het buitengebied van Haaksbergen. Daarnaast wordt bij de Benteloseweg de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' omgezet naar een woonbestemming waar met een functieaanduiding op basis van het VAB-beleid de huidige activiteiten als nevenfunctie kunnen worden voortgezet. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

Boonkweg ongenummerd

In maart 2021 heeft de initiatiefnemer een principeverzoek ingediend bij de gemeente Haaksbergen. Het principeverzoek betreft het verplaatsen van een bestaande (onbebouwde) Rood voor Rood kavel aan de Boonkweg ong. De Gemeente Haaksbergen heeft besloten medewerking te verlenen aan het principeverzoek. De initiatiefnemer is eigenaar van het perceel Boonkweg ong.. Op 28 september 2016 is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Boonkweg 21’ vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft het mogelijk gemaakt om de voormalige karakteristieke boerderij te renoveren tot twee wooneenheden, het renoveren/verbouwen van een voormalige karakteristieke vleesvarkensstal tot bijgebouw behorende bij de twee wooneenheden en het realiseren van een nieuwe woning van maximaal 750 m3 met bijgebouw van maximaal 150 m2. De initiatiefnemer wenst het bouwblok voor de nieuwe woning met bijgebouw te verplaatsen in noordwestelijke richting.

Het verplaatsen van het bouwblok is op basis van de vigerende bestemmingsplannen ‘Buitengebied Haaksbergen’ en ‘Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Boonkweg 21’ niet mogelijk. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken dient er een partiële herziening van het bestemmingsplan doorlopen te worden. Het geheel dient landschappelijk ingepast te worden.

1.2 Plangebied

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op 3 locaties in het buitengebied van Haaksbergen. Het plangebied aan de Rietmolenweg ligt ten zuiden van de kern Sint-Isidorushoeve en de planlocatie aan de Boonkweg ligt ten noorden van de kern Sint-Isidorushoeve. Het plangebied aan de Benteloseweg ligt verder noordwaarts in het buitengebied van Haaksbergen. In afbeelding 1 is de ligging van de plandelen ten opzichte van de kern Haaksbergen en elkaar weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0001.png" Figuur 1: Ligging van de locaties ten opzichte van Haaksbergen en van elkaar

Rietmolenweg 26 en Benteloseweg 41

Het plangebied op de locatie Rietmolenweg staat kadastraal bekend als kadastrale gemeente Haaksbergen, sectie M, perceelnummer 1148. Het plangebied is globaal weergegeven op figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0002.png" Figuur 2: situering plangebied Rietmolenweg 26

Het plangebied op de locatie Benteloseweg 41 staat kadastraal bekend als kadastrale gemeente Haaksbergen, sectie O, perceelnummer 1269. Het plangebied is globaal weergegeven op figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0003.png" Figuur 3: situering plangebied Benteloseweg 41

Boonkweg ongenummerd

De locatie Boonkweg ong. staat kadastraal bekend als kadastrale gemeente Haaksbergen, sectie O, perceelnummers 2607,2608, 2182. Het plangebied is globaal weergeven op figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0004.png" Figuur 4: situering plangebied Boonkweg 21

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Rietmolenweg 26 en Benteloseweg 41

Binnen het plangebied aan de Rietmolenweg 26 en Benteloseweg 21 gelden de bestemmingsplannen: 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', vastgesteld op 1 november 2017. De geldende enkelbestemmingen zijn voor beide locaties weergegeven in onderstaande figuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0005.png" Figuur 5: Vigerend bestemmingsplan Rietmolenweg 26

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0006.png" Figuur 6: Vigerend bestemmingsplan Benteloseweg 41

Op basis van het “bestemmingsplan Buitengebied” zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Rietmolenweg 26 voorzien van de enkelbestemming 'Bedrijf'. Verder gelden er ter plaatse de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartzone', 'Reconstructiewetzone verwevingsgebied' en 'wro- zone-wijzigingsgebied.

Voor de locatie Benteloseweg 41 zijn op basis van het 'bestemmingsplan Buitengebied' verschillende bestemmingen aangewezen, waaronder 'Agrarisch met waarden- Landschap', 'bos' en 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf’. Ook hier gelden de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone' en 'reconstructiewetzone-verwevingsgebied'.

Via het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' ligt ter plaatse van beide plangebieden de dubbelbestemming 'Waarde- Hoge Archeologische verwachting'.

De gewenste ontwikkelingen passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied Haaksbergen”. Op basis van het bestemmingsplan “Buitengebied Haaksbergen” heeft de Rietmolenweg 26 de enkelbestemming ‘Bedrijf’. Binnen deze enkelbestemming mag de Rietmolenweg 26 200 m2 aan bedrijfsgebouwen hebben, maar de gewenste uitbreiding betreft 341 m2. Het KGO-beleid biedt de mogelijkheid om de toegestane oppervlakte uit te breiden zolang er een evenwichtige compensatie wordt geleverd. Deze compensatie wordt geleverd in de vorm van sloopmeters. Deze sloopmeters zijn gevonden aan de Benteloseweg 41 in het buitengebied van Haaksbergen. Bij de Benteloseweg wordt de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' omgezet naar een woonbestemming waar met een functieaanduiding op basis van het VAB-beleid de huidige activiteiten als nevenfunctie kunnen worden voortgezet. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

Boonkweg ongenummerd

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0007.png" Figuur 7: Vigerend bestemmingsplan Boonkweg ong.

Op basis van het “bestemmingsplan Buitengebied” zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Boonkweg ong. voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden- Landschap' en 'wonen'. Verder gelden er ter plaatse de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartzone', 'Reconstructiewetzone verwevingsgebied' en 'wro- zone-wijzigingsgebied. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Boonkweg 21' veranderingen ontstaan waarbij de enkelbestemmingen hetzelfde bleven. Dit betreffen de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden - Landschap'.

Via het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' ligt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde- Hoge Archeologische verwachting'.

Het verplaatsen van het bouwblok is op basis van de vigerende bestemmingsplannen ‘Buitengebied Haaksbergen’ en ‘Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Boonkweg 21’ niet mogelijk. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken dient er een partiële herziening van het bestemmingsplan doorlopen te worden.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het planvoornemen aan de orde. De daaropvolgende twee hoofdstukken behandelen het van toepassing zijnde beleidskader (hoofdstuk 3) en geven de onderbouwing van de uitvoerbaarheid wat betreft milieukundige en planologische randvoorwaarden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 6 bevat ten slotte de juridische vormgeving.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Bestaande situatie

Rietmolenweg 26-28 en Benteloseweg 41

Op dit moment is op het perceel aan de Rietmolenweg 26 een bedrijf gevestigd dat bedrijfsdeuren produceert. Vanwege groeiende werkzaamheden voldoet het huidige bedrijfspand niet meer aan de benodigde ruimte en voorzieningen. In de huidige situatie is er vanaf de Rietmolenweg zicht op het bedrijfspand waarbij de rechterzijde van het pand de uitbreidinglocatie is. Naast het bedrijfspand bevindt zich de woning, dit is weergeven in figuur 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0008.png" Figuur 8: Bestaande situatie Rietmolenweg 26

Aan de benteloseweg 41 is momenteel boerderij Horstboer gevestigd. Op het perceel bevinden zich het woonhuis en enkele schuren en opstallen. Dit is weergeven in figuur 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0009.png" Figuur 9: Bestaande situatie Benteloseweg 41

Boonkweg ongenummerd

Het erf aan de Boonkweg ligt van oudsher in een kleinschalig landschap. In het bestaande Rood voor Rood plan, dat in 2016 is vastgesteld, is de nieuwe woning dicht aan de weg en aansluitend op de bestaande karakteristieke boerderij geplaatst. Hoewel dit zorgt voor een compacte opzet, zorgt het ook voor een gevoelsmatig vol erf. Tevens wordt er een extra inrit gecreëerd, waardoor het nieuwe erf los komt te liggen van het bestaande erf. Het vastgestelde plan uit 2016 is weergeven in figuur 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0010.png" Figuur 10: Bestemmingsplanmatig bestaande situatie Boonkweg ong.

2.2 Toekomstige situatie

Rietmolenweg 26 en Benteloseweg 41

De eigenaar van het bedrijf wil het bedrijfspand uitbreiden om te kunnen voldoen aan de nodige ruimte en voorzieningen. Deze uitbreiding zal plaats vinden op het huidige kavel, aan de rechterzijde van het bedrijfspand.

Er wordt aan de gehele voorzijde van de kavel aan de Rietmolenweg 26 een haag geplaatst die het directe zicht op verharding wegneemt. Om het zicht op de bedrijfshal te verzachten, en om de bestaande groenstructuur te versterken, zullen een viertal bomen worden geplant. De beoogde ontwikkeling voor de Rietmolenweg 26 is weergeven in figuur 11. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0011.png" Figuur 11: Beoogde ontwikkeling Rietmolenweg 26

Voor de nodige compensatie ten behoeve van de ontwikkeling aan de Rietmolenweg worden sloopmeters gekocht elders in de gemeente. Deze sloopmeters worden verkregen door het slopen van een landschapsontsierende schuur aan de Benteloseweg 41 in Haaksbergen. De locatie aan de Benteloseweg krijgt tevens een andere bestemming. De enkelbestemming 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf' wordt omgezet naar de enkelbestemming 'Wonen'. De beoogde ontwikkeling wordt weergegeven in figuur 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0012.png"
Figuur 12: Beoogde ontwikkeling Benteloseweg 41

Boonkweg ongenummerd

De wens voor de nieuwe ontwikkeling is om het bestaande, maar nog niet gerealiseerde, Rood voor Rood kavel te verplaatsen. De kavel wordt langs de bosrand gepositioneerd, waardoor er een groene ruimte overblijft tussen de rand van het dorp en het gebied. De kavel wordt op zodanige wijze gepositioneerd en ontwikkeld, dat dit tevens versterkend is voor het landschap. Het kleinschalige landschap, met sterke groenstructuren, open plekken en doorkijken is hierin een belangrijk uitgangspunt.

Het belangrijkste uitgangspunt voor de gewijzigde positie van de kavel is het behouden en versterken van de kleinschaligheid en groenstructuren. Tussen het verplaatste kavel en de rand van het dorp komt een open veld (weide), omsloten door (transparante) groenstructuren. Deze groenstructuren bestaan uit bomenrijen en houtsingels, al dan niet met onderbegroeiing. De beoogde positie van de kavel is weergeven in figuur 13 'bestaande kavel verplaatst'. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0013.png"

Figuur 13: Beoogde ontwikkeling Boonkweg ong.

2.3 Herziening bestemmingsplan

Om het planvoornemen planologisch mogelijk te maken, vindt een partiële herziening van het bestemmingsplan plaats. Daarin worden de geldende bestemmingen binnen de plangebieden waar nodig gewijzigd en zullen de regels binnen het bestemmingsplan aan worden gepast.

Het bestemmingsplan bestaat uit de onderdelen verbeelding (plankaart), regels en uit de toelichting. De regels en de verbeelding zorgen na de onherroepelijke inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor de juridisch-planologische borging van de ontwikkeling en vormen gezamenlijk het kader waarbinnen de ontwikkeling gerealiseerd dient te worden. De toelichting bevat een omschrijving van het te ontwikkelen plan en de verantwoording van het plan. In de verantwoording dienen alle onderdelen aan bod te komen die noodzakelijk zijn om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan alle relevante wet- en regelgeving, beleid en uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Voor een toetsing aan het Rijksbeleid zijn de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de Ladder voor duurzame verstedelijking relevant.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld op grond van de geldende regelgeving. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op het moment dat die wet in gaat. Tot die tijd geldt de NOVI als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in gaat, zal de NOVI gelden als instrument, zoals in de nieuwe wet is bedoeld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Prioriteiten
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie: Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden: Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken: Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied: Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • De Omgevingsagenda

Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.

  • De NOVI-gebieden

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Haaksbergen is geen onderdeel van deze voorlopige aandachtsgebieden waardoor er geen vraagstukken met extra prioriteit van toepassing zijn.

Conclusie

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over kleinschalige ontwikkelingen, zoals onderhavige. Het onderhavige plan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie. Daarnaast valt Haaksbergen ook niet binnen één van de NOVI-gebieden. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in NOVI.

Ladder duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen en eenmaal, in 2017, gewijzigd. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt.

Er is veel jurisprudentie over wanneer een plan wel of niet als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' kan worden geclassificeerd. Centraal daarin staan vragen als: betreft het een ontwikkeling? Is deze ontwikkeling nieuw? Neemt het ruimtebeslag toe? Is er sprake van een toename van bouwmogelijkheden? Hoe verhoudt het zich tot het voorgaand planologisch regime? etc.


Beoordeling
De beoogde plannen leiden tot geringe veranderingen:

  • Bij de locatie Rietmolenweg 26 is er een uitbreiding van 341 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak voorzien. Deze toename wordt gecompenseerd door toepassing van het KGO-beleid, waardoor er 683 m2 aan landschapsontsierende bebouwing aan de Benteloseweg 41 wordt gesloopt. Hierdoor neemt het totale ruimtebeslag dus af.
  • Bij de locatie Benteloseweg 41 zijn behoudend de sloop van de schuur geen fysieke wijzigingen voorzien. Het gebruik van het terrein wiizigt wel, van agrarische bedrijf naar wonen.
  • Op de locatie Boonkweg ongenummerd vind ook geen toename van het ruimtebeslag plaats. De beoogde ontwikkeling betreft de verplaatsing van een bestaand bouwblok voor een nieuwe woning met bijgebouw, zoals vastgelegd in bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Boonkweg 21

Het ruimtebeslag zal bij alle drie de planlocaties samen dus afnemen in plaats van toenemen, waardoor geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling. In dit geval is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

Conclusie

Op basis van bovenstaande en naar aard en omvang van het plan wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijk niet toegepast hoeft te worden. De plannen betreffen de verplaatsing van een bouwblok en de uitbreiding van bedrijfsvloeroppervlak dat gecompenseerd wordt door toepassing van het KGO-beleid. De planvoornemens voldoen aan de vereisten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Voor een toetsing aan het provinciaal beleid zijn de Omgevingsvisie 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening relevant.

Omgevingsvisie 'Beken Kleur'

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel, getiteld 'Beken Kleur', is in 2017 vastgesteld. Jaarlijks wordt de Omgevingsvisie geactualiseerd. Momenteel geldt de geactualiseerde versie sinds 2019. Op dit moment (december 2021) ligt de Ontwerp Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2021 ter inzage.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

Beoordeling
Kijkend naar de overkoepelende rode draden kan worden geconcludeerd dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkelingen in overeenstemming zijn met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde ruimtelijke beleid. In de beoogde ontwikkelingen wordt het bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijf uitgebreid en wordt ter compensatie 683 m2 aan landschapontsierende bebouwing gesloopt. Op de locatie van de Boonkweg betreft het een verplaatsing van een bestaand bouwblok ten behoeve van mogelijke ontwikkelingen in de toekomst. De plannen worden landschappelijk ingepast. Alle ontwikkelingen kunnen dus worden aangeduid als duurzame ontwikkelingen die de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving ten goede komen.

Conclusie
De planvoornemens voldoen aan de vereisten uit de omgevingsvisie 'Beken Kleur'.


Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Met de provinciale ruimtelijke verordening kan het provinciaal bestuur vooraf regels stellen die gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen in acht moeten nemen. De provincie Overijssel zet in principe alle instrumenten uit de gereedschapskist van de Wro in, dus ook de ruimtelijke verordening. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van het uitvoeringsmodel omgevingsvisie.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • 1. Of – generieke beleidskeuzes;
  • 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Hoe – gebiedskenmerken.


Het uitvoeringsmodel hangt onder de 'paraplu' van de drie eerder genoemde rode draden: duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit (zie onderstaand figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0014.png"  Figuur 7: Uitvoeringsmodel omgevingsverordening Overijssel

Bij een initiatief dient aan de hand van deze drie stappen bepaald te worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

1. Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen van de provincie. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, het Rijk of de provincie.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening.

Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende beleidsnormen uit de Omgevingsverordening relevant:

  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (art. 2.1.3)

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik stelt dat er enkel een stedelijke ontwikkeling of extra ruimtebeslag buiten bestaand bebouwd gebied (waaronder het buitengebied) kan plaatsvinden indien aannemelijk is gemaakt dat er binnen de bebouwde kom geen geschikte ruimte is en de ruimte binnen bebouwd gebied optimaal is benut. Het principe heeft ten doel onnodig ruimtebeslag op de groene omgeving tegen te gaan. De beoogde ontwikkelingen worden niet getypeerd als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals uitgelegd in paragraaf 3.1. Er is op hogere schaal zelfs sprake van afname van het ruimtebeslag, doordat de uitbreiding aan de Rietmolenweg gecompenseerd wordt door sloop van het dubbele vierkante meter. Om deze reden kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de beleidsnorm 'Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik'.

  • Toekomstbestendigheid (art. 2.1.4.).

Toekomstbestendigheid stelt de eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn. Dit houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. De voorgenomen ontwikkeling aan de Boonkweg, wordt mede gedaan om mogelijke ontwikkelingen op het perceel in de toekomst te kunnen realiseren. Aan de locatie Rietmolenweg wil een bedrijf uitbreiden om economische reden. Op deze manier is het bedrijf voorbereid op de toekomst. Om deze redenen kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de beleidsnorm 'Toekomstbestendigheid'.

2. Waar - ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied kent volgens de Provinciale Omgevingsvisie het volgende ontwikkelingsperspectief: 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'

Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Dit landschap biedt ruimte aan zowel melkveehouderijen, akkerbouwgronden en opwekking van hernieuwbare energie als natuur, recreatie, wonen en overige bedrijvigheid. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven, indien maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap worden ondersteund. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt. Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel.

Dit bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van een bouwblok en de uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf binnen de bedrijfsbestemming. De huidige functies van de planlocaties blijven grotendeels behouden en zijn passend binnen het ontwikkelperspectief. De ontwikkelingen worden landschappelijk ingepast en dragen bij aan het mixlandschap in het buitengebied van Haaksbergen. Om deze redenen kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen passen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

3. Hoe - gebiedskenmerken

In elk bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan de hand van de provinciale 'vier-lagenbenadering' wordt gemotiveerd hoe de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. De 'vier-lagenbenadering' bestaat uit vier lagen met gebiedskenmerken (zie ook het eerder weergegeven figuur van het uitvoeringsmodel). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven. De vier lagen en bijbehorende voorwaarden voor het plangebied worden hieronder weergegeven:

  • Natuurlijke laag. Het plangebied aan de Rietmolenweg bevindt zich op de natuurlijke laag van dekzandvlaktes en -ruggen. Ontwikkelingen in dit landschap dienen het hoogteverschil en watersysteem beleefbaar en beter zichtbaar te maken. Het plangebied aan de Boonkweg bevindt zich op de natuurlijke laag van Beekdalen en natte laagtes waarbinnen de ambitie geldt de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Op de planlocatie aan de Benteloseweg bevinden zich beide bovenstaande lagen.
  • Laag van agrarische cultuurlandschappen. De plangebieden aan de Benteloseweg en de Boonkweg bevind zich in geheel en grotendeels in het Oude hoevenlandschap. Dit landschap kenmerkt zich door verspreide erven met veel variatie op korte afstand. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. De planlocatie aan de Rietmolenweg bevindt zich in geheel in de laag jong heide- en broekontginningslandschap. De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit een impuls te geven door in te zetten op de dragende structuren.
  • Stedelijke laag. Het plangebieden bevinden zich in het 'informele trage netwerk'. De locaties Boonkweg en Benteloseweg kennen verspreide bebouwing en de locatie Rietmolenweg betreft een 'woonwijk 1955-nu. Het informele trage netwerk wordt gekenmerkt door fiets-, ruiter- en wandelpaden welke het mogelijk maken het landschap 'langzaam' te ervaren. Ambities voor deze laag gelden enkel voor ontwikkelingen in de nabijheid van steden en dorpen en derhalve niet voor de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het gebiedskenmerk 'verspreide bebouwing' wordt gekenmerkt door verspreid gelegen boerenerven en losse burgerwoningen en een samenhang tussen de agrarische erven en het omliggende landschap. Vele erven en burgerwoningen kennen een lange geschiedenis. Ontwikkelingen op de erven dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur. De woonwijken 1955 - nu worden gekenmerkt door repeterende stempelsructuur, ruime opzet van de groene ruimte en aandacht voor details. De ambitie hier is om te herstructureren ten behoeve van vitale steden. De beoogde ontwikkelingen zijn niet in strijd met de ambities die zijn geformuleerd voor de verschillende stedelijke lagen.
  • Laag van beleving. De plangebieden bevatten geen laag van beleving.

Conclusie
Naar aanleiding van het provinciale uitvoeringsmodel wordt geconcludeerd dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2030 'Haaksbergen: groenste dorp van Twente'

De gemeentelijke structuurvisie, getiteld 'Structuurvisie 2030, Haaksbergen: groenste dorp van Twente', is op 5 maart 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Kort samengevat staan er negen ambities centraal om Haaksbergen gemoedelijk, gezellig, bereikbaar en groen te houden:

  • 1. Verbeteren van de relatie en verzachten van de overgangen tussen dorp en buitengebied.
  • 2. Een sfeervol groen centrum met de markt als stralend middelpunt.
  • 3. Stimuleren van een gezonde plattelandseconomie en het op peil houden van de ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het buitengebied.
  • 4. Versterken van de cultuurhistorische kwaliteit van de dorpsstructuur.
  • 5. Benutten van de toeristische potentie van de samenhang tussen dorp en landschap.
  • 6. Versterken van de veelzijdigheid van de Haaksbergse economie.
  • 7. Verbreden van het aanbod aan woonmilieus.
  • 8. Op peil houden en concentreren van de voorzieningen.
  • 9. Verduurzamen en beleefbaar maken van het watersysteem.

Elk initiatief dat bij de gemeente wordt ingediend, moet een bijdrage leveren aan deze ambities. Dat hoeft niet te betekenen dat een plan aan álle ambities moet voldoen, maar het mag niet tegen ambities ingaan, en waar mogelijk moet het bijdragen aan meerdere ambities.

Voor het buitengebied stelt de gemeente Haaksbergen de ambitie om de kwaliteit van het buitengebied met zijn hoge cultuurhistorische waarden en de bijzondere natuurgebieden op peil te houden. Tegelijkertijd dient in het buitengebied ruimte te zijn voor agrarische activiteiten om een plattelandseconomie te behouden.

De plangebieden bevinden zich niet in het Natuurnetwerk Nederland of een Natura 2000-gebied. Doordat de landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt aan de Benteloseweg en de nieuwe ontwikkelingen op een landelijke manier wordt ingepast levert het een bijdrage aan de hoge cultuurhistorische waarden van het buitengebied. De ontwikkeling betreffen duurzaam ruimtegebruik waarbinnen de cultuurhistorische en archeologische waarde van het buitengebied niet negatief beïnvloed worden. Doordat de beoogde ontwikkeling dermate klein van aard zijn en er geen negatieve effecten op de omgeving te verwachten zijn kan gesteld worden dat de ontwikkelingen voldoen aan de uitgangspunten van de structuurvisie 2030.

Conclusie
De planvoornemens voldoen aan de uitgangspunten gesteld in de Structuurvisie 2030 'Haaksbergen: groenste dorp van Twente'.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bodem

In het bestemmingsplan dient een motivering te zijn opgenomen over de bodemkwaliteit in relatie tot de beoogde bestemming. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. Uitgangspunt daarbij is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Situatie plangebied
Rietmolenweg 26-28
In opdracht van de initiatiefnemer is in een verkennend (asbest)bodemonderzoek de bodem onderzocht op een terreindeel ter grootte van circa 375 m² aan de Rietmolenweg 28 te Haaksbergen. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 3.

In totaal zijn er 5 inspectiegaten gegraven, waarvan 2 gaten zijn verdiept en één diepe boring is afgewerkt met een peilbuis (PB 41). Gebleken is dat de bodem globaal bestaat uit matig fijn, zwak siltig zand. In de boven- en ondergrond zijn oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn bodemvreemde materialen waargenomen (puin). Door de veldwerkers zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld, in het puingranulaat of in de bodem. Het freatische grondwater in de peilbuis is aangetroffen op 1.25 m-mv.

In de bovengrond (BG II) en in het grondwater (PB 41) zijn enkele verontreinigingen aangetoond. Aangezien de gemeten gehalten de tussenwaarden niet overschrijden, is het uitvoeren van aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. In de fijne fractie van mengmonster MM FF - 01 is geen asbest aangetoond.

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen uitbreiding, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik.

Benteloseweg 41
Aan de Benteloseweg betreft het enkel het slopen van enkele bestaande opstallen ten behoeve van de ontwikkeling aan de Rietmolenweg. Op de locatie van de gesloopte schuur vindt geen nieuwbouw plaats. Er hoeft geen bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Boonkweg ongenummerd
In opdracht van de initiatiefnemer is een verkennend (asbest)bodemonderzoek uitgevoerd aan de Boonkweg, deze is opgenomen als Bijlage 4. In de ondergrond (boring 16.3 (0.6-1.0 m-mv) zijn enkele van de onderzochte stoffen in (zeer) licht verhoogde concentraties aangetoond. In de bovengrond (BG I, BG II en BG III) en in de ondergrond (OG I) zijn geen verhoogde gehalten gemeten.

Verontreinigingen in de grond met metalen zijn niet ongebruikelijk op locaties, waar al tientallen jaren sprake is geweest van bebouwing (en bewoning). Oorzaak voor de licht verhoogde gehalten wordt gezocht in de waargenomen bodemvreemde materialen (puin). Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, is het uitvoeren van een nader onderzoek niet noodzakelijk.

Het licht verhoogde bariumgehalte in het grondwater is waarschijnlijk te wijten aan een plaatselijk (natuurlijk) verhoogde achtergrondwaarde. In de boven- en ondergrond zijn roest- en oerhoudende lagen waargenomen, wat duidt op de natuurlijke aanwezigheid van metalen in de bodem. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, wordt het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.2 Geluid

Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen.

Wanneer een nieuw geprojecteerde geluidsgevoelige functie binnen de geluidszonering van een weg valt, dient getoetst te worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en de uiterste grenswaarde. Deze grenswaarde is voor autosnelwegen 53 dB en voor wegen in stedelijk gebied 63 dB. Geluidsgevoelige functies zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, zorggebouwen en kinderdagverblijven. De geluidszonering van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de binnen- of buiten stedelijke ligging van de weg. Voor geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een autosnelweg, gelden altijd de buiten stedelijke normen ten gevolge van de autosnelweg. Wanneer nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt binnen de onderzoek zone van de aanwezige wegen, moet akoestisch onderzoek plaatsvinden.

Situatie plangebied
Rietmolenweg 26-28
Aan de Rietmolenweg is een bedrijf gevestigd. Bedrijven worden niet getypeerd als geluidsgevoelige objecten. Toetsing aan de Wet geluidhinder is niet benodigd.

Benteloseweg 41
In de huidige situatie is een agrarisch bedrijf gevestigd aan de Benteloseweg 41. Het plangebied aan de Benteloseweg 41 wordt omsloten door 3 wegen, te noemen Benteloseweg, Brummelhuizerbrink en Bentelerhaarweg, waarbij de woning op respectievelijk 180m, 210m en 490 m ligt. Deze wegen liggen allemaal buiten de bebouwde kom en worden getypeerd als 'buitenwegen'. In buitenstedelijk gebied geldt voor deze wegen een onderzoekszone van 250 meter. Het plangebied is overlappend met de onderzoekszone van de Benteloseweg en de Brummelhuizerbrink. Het verrichten van een akoestisch onderzoek is in dit geval echter niet noodzakelijk omdat de functie van de bestaande (bedrijfs)woning, namelijk ‘wonen’, niet wijzigt, enkel de enkelbestemming veranderd. Daarnaast is in artikel 76 van de Wgh bepaald dat de geluidsbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning.

Boonkweg ongenummerd
In 2016 is voor het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Boonkweg 21' akoestisch onderzoek verricht. Hieruit bleek dat de nieuwe woningen in “buitenstedelijk” gebied binnen de wettelijk vastgestelde geluidszones, als bedoeld in art. 74 van de Wet geluidhinder, van de Goorsestraat (N347). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB werd niet overschreven. Verplaatsing van het bouwblok in noordwestelijke richting zoals beoogd in dit bestemmingsplan zorgt enkel voor een grotere afstand tussen de woning en de betreffende weg. De Boonkweg betreft daarnaast een weg met een zeer beperkte verkeersintensiteit. Er hoeven hierdoor geen overschrijdingen van de voorkeurswaarde te worden verwacht van de Goorsestraat en Boonkweg.

Conclusie
Het aspect 'geluid' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.3 Flora en fauna (incl. stikstof)

Op 1 januari 2017 is de 'Wet natuurbescherming' in werking getreden. De 'Boswet', de 'Flora en faunawet' en de 'Natuurbeschermingswet 1998' zijn per die datum ingetrokken. De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de soortenbescherming en gebiedsbescherming. Bij een ruimtelijke ingreep moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Projecten of andere handelingen en plannen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn in beginsel (zonder vergunning) niet toegestaan. Naast directe effecten (bijv. ruimtebeslag), dient ook gekeken te worden naar indirecte effecten als gevolg van externe werking (bijv. door geluid, licht en stikstofdepositie).

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid (NNN). Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Soortenbescherming

De soortenbescherming is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen (door het bevoegd gezag) worden verleend van de verbodsbepalingen.

Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.

Situatie plangebied
Rietmolenweg 26-28

Soortenbescherming

Door natuurbank Overijssel is ter hoogte van het plangebied aan de Rietmolenweg en de Benteloseweg een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 5. Hieruit blijkt dat:

  • Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vogelsoorten. Vogels benutten het plangebied als foerageergebied en vermoedelijk nestelen er jaarlijks vogels in het plangebied. Er zijn in het plangebied geen nestlocaties voor huismussen vastgesteld. Er zijn in het plangebied geen aanwijzingen gevonden dat uilen of roofvogels er een nestplaats te bezetten.
  • Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen grondgebonden zoogdier gedood en wordt geen vaste rust- en voortplantingsplaats beschadigd of vernield. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor grondgebonden zoogdieren niet af.
  • Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats verstoord, beschadigd of vernield.  Door het verwijderen van beplanting neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen af.
  • Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen amfibie gedood en wordt geen vaste (winter)rustplaats beschadigd of vernield. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten neemt de geschiktheid van het plangebied als foerageergebied van amfibieën niet af.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het NatuurNetwerk Nederland (NNN). Van negatieve effecten op het Natuurnetwerk Nederland is dus geen sprake. Het plangebied ligt op minimaal 3,63 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren.

Het plangebied ligt op minimaal 4,83 kilometer afstand van Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, is Buurserzand & Haaksbergerveen. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0015.png" Figuur 8: Ligging plangebied Rietmolenweg t.o.v natura 2000-gebieden

Gelet op de aard, omvang en duur van de voorgenomen activiteiten wordt in voorliggend geval een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied uitgesloten. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal en gelet op de afstand tussen het plangebied en het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is een negatief effect uitgesloten.

Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt mogelijk iets toe als gevolg van de uitbreiding en exploitatie van het bedrijf. Deze toename van verkeer leidt tot een lichte toename van emissie van stikstofoxiden welke kunnen neerslaan buiten het plangebied. Gelet op de afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied, is het niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied. Daarvoor is de toename van emissie van stikstofoxiden te gering, gelet op de afstand tussen plangebied en Natura 2000-gebied.

Benteloseweg 41

Soortenbescherming

Door natuurbank Overijssel is ter hoogte van het plangebied aan de Rietmolenweg en de Benteloseweg een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 5. Hieruit blijkt dat:

  • Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vogelsoorten. Vogels benutten het plangebied als foerageergebied en vermoedelijk nestelen er jaarlijks vogels in het plangebied.Er zijn in het plangebied geen huismussen waargenomen en er zijn geen (oude)nesten van huismussen in het plangebied vastgesteld. De schuur met dakpannen beschik niet over dakbeschot waardoor huismussen niet onder deze dakpannen kunnen nestelen. et plangebied bestaat volledig uit bebouwing en vormt matig foerageergebied voor vogels. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen essentieel foerageergebied aangetast voor vogels waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is, zoals van steenuil en huismus. De betekenis van het plangebied als foerageergebied neemt door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten voor vogels niet af.
  • Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen grondgebonden zoogdier gedood en wordt geen vaste rust- en voortplantingsplaats beschadigd of vernield. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor grondgebonden zoogdieren niet af.
  • Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats verstoord, beschadigd of vernield.  Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen foerageergebied voor vleermuizen aangetast. Het plangebied vormt geen verbindende schakel in een lijnvormig landschapselement en maakt daarom geen onderdeel uit van een vliegroute van vleermuizen. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten heeft geen negatief effect op vliegroutes van vleermuizen.
  • Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen amfibie gedood en wordt geen vaste (winter)rustplaats beschadigd of vernield. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten neemt de geschiktheid van het plangebied als foerageergebied van amfibieën niet af.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het NatuurNetwerk Nederland (NNN). Van negatieve effecten op het Natuurnetwerk Nederland is dus geen sprake. Het plangebied ligt op minimaal 1,24 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren.

Het plangebied ligt op minimaal 6,63 kilometer afstand van Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, is Buurserzand & Haaksbergerveen. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0016.png" Figuur 9: Ligging plangebied t.o.v. natura 2000-gebied

Negatieve effecten, zoals geluid, licht en optische verstoring zijn niet aan de orde. Ook zijn in het Natura 2000-gebied geen negatieve effecten, zoals trillingen waarneembaar. Met uitzondering van het aspect stikstof, kunnen negatieve effecten op Natura 2000-gebied uitgesloten worden.

Er wordt bestaande agrarische bebouwing gesaneerd met als gevolg dat de emissie van stikstof (ammoniak en stikstofoxiden) sterk afneemt. Er vinden hier geen bouwwerkzaamheden plaats, enkel sloopwerkzaamheden. De emissie van stikstof tijdens de gebruiksfase is lager dan de huidige en leidt daarom niet tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied.

Boonkweg ong.

soortenbescherming

Door natuurbank Overijssel is ter hoogte van het plangebied aan de Boonkweg ong. een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 6 . Hieruit blijkt dat:

  • Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vogelsoorten. Vogels benutten het plangebied als foerageergebied en vermoedelijk nestelen er jaarlijks vogels in het plangebied. Er zijn geen nestlocaties van huismussen aanwezig in het plangebied.ls gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vogels niet af. In de omgeving van het plangebied is een grote hoeveelheid aan foerageergebied voor steenuil aanwezig waardoor het plangebied niet als essentieel foerageergebied voor deze soort wordt beschouwd. Er wordt geen essentieel foerageergebied van een vogel aangetast waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is, zoals van steenuil of huismus.
  • Door het verwijderen van opgeslagen goederen/materialen en het uitvoeren van grondverzet wordt mogelijk een grondgebonden zoogdieren gedood en wordt mogelijk een vaste rust- en/of voortplantingsplaats beschadigd en vernield. Als gevolg van het bebouwen en verharden van het plangebied neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor grondgebonden zoogdieren af.
  • Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats verstoord, beschadigd of vernield. Ook wordt met het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten geen foerageergebied voor vleermuizen aangetast. Het plangebied vormt geen verbindende schakel in een lijnvormig landschapselement en maakt daarom geen onderdeel uit van een vliegroute van vleermuizen. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten heeft geen negatief effect op vliegroutes van vleermuizen.
  • Door het verwijderen van opgeslagen goederen/materialen en het uitvoeren van grondverzet wordt mogelijk een amfibie gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rustplaats beschadigd en/of vernield. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten neemt de geschiktheid van het plangebied als foerageergebied van amfibieën niet af.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het NatuurNetwerk Nederland (NNN). Van negatieve effecten op het Natuurnetwerk Nederland is dus geen sprake. Het plangebied ligt op minimaal 3,01 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren

Het plangebied ligt op minimaal 4,57 kilometer afstand van Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, is Buurserzand & Haaksbergerveen. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1199-0002_0017.png" Figuur 10: Ligging plangebied t.o.v. natura 2000-gebieden

Negatieve effecten, zoals geluid, licht en optische verstoring zijn daarom niet aan de orde. Ook zijn in het Natura 2000-gebied geen negatieve effecten, zoals trillingen waarneembaar. Met uitzondering van het aspect stikstof, kunnen negatieve effecten op Natura 2000-gebied uitgesloten worden.

Het intensief beheerde grasland wordt getransformeerd naar een woonerf. Als gevolg van deze functieverandering neemt de bemesting van het plangebied sterk af en wordt het terrein niet meer beheerd door tractoren. Als gevolg van het bewonen van de woning, neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het erf toe. Deze toename van verkeersbewegingen veroorzaakt emissie van stikstofoxiden, maar dit zal zeer beperkt zijn. Gelet op de beperkte toename van stikstofemissie en de afstand tussen plangebied en Natura 2000-gebied, is het niet aannemelijk dat voorliggend project zal leiden tot toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied. Nader onderzoek, zoals het uitvoeren van een stikstofberekening, wordt niet noodzakelijk geacht.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor beoogde ontwikkelingen. Ook hebben de ontwikkelingen geen negatief effect op beschermde gebieden.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is archeologisch onderzoek noodzakelijk. De kern van de Erfgoedwet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Situatie plangebied
Rietmolenweg 26-28

Archeologie
Conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Haaksbergen en het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' kent het plangebied een hoge archeologische verwachting.

Hiervoor geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 meter beneden maaiveld. De beoogde ontwikkeling betreft het uitbreiden van de bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf met 341 m4 De beoogde ontwikkeling blijft onder de grens van 2.500 m2. Er hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Cultuurhistorie
Er bevinden zich binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden.

Benteloseweg 41

Archeologie
Conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Haaksbergen en het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' kennen beide plangebieden waar gesloopt en gebouwd gaat worden een hoge archeologische verwachting.

Hiervoor geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 meter beneden maaiveld. De beoogde ontwikkeling betreft het slopen van 683 m2 aan landschapsontsierende bebouwing. De beoogde ontwikkeling blijft onder de grens van 2.500 m2. Er hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Cultuurhistorie
Er bevinden zich binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden.

Boonkweg ongenummerd

Archeologie
Conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Haaksbergen en het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' kent het plangebied een hoge archeologische verwachting. Daarnaast is het plangebied in een zone aangemerkt als ‘historische vindplaatsen, met rondom attentiezone van 200 meter rond boerderijen en 50 meter rond overige historische vindplaatsen’.

Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 meter beneden maaiveld. De beoogde ontwikkeling betreft een verplaatsing van het bouwvlak waardoor dit niet van toepassing is.

Voor wat betreft de bufferzone rondom de historische vindplaats geldt dat Archeologisch inventariserend veldonderzoek verplicht is als de ingreep groter is dan 30 m2. De gewenste ontwikkeling overschrijdt deze oppervlakte. Echter, de realisatie van de Rood voor rood woning is geprojecteerd ter plaatse van bestaande kuilvoerplaten. Door deze kuilvoerplaten zijn deze gronden volledig verstoord en is van de aanwezigheid van archeologische waarden geen sprake. Voor het overige wordt er geen nieuwe bebouwing toegevoegd, maar is enkel sprake van hergebruik van bestaande bebouwing.

Conclusie

Het aspect 'Archeologie en cultuurhistorie' levert geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkelingen.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door bedrijven en milieuzonering. Onder bedrijven en milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteiten enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Bedrijven en milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de onderlinge afstand wordt gebruik gemaakt van de meest recente VNG-publicatie 'Bedrijven & Milieuzonering', waarin richtafstanden zijn opgenomen. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieugevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.

Situatie plangebied
Rietmolenweg 21
Het plangebied bevindt zich in landelijk gebied, omringd door voornamelijk landbouwgrond. Binnen het plangebied is een bedrijf gevestigd en deze wordt niet getypeerd als milieugevoelige functie. Wel moet er sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Met de beoogde uitbreiding veranderd de bedrijfsfunctie en de bijbehorende milieucategorie niet waardoor er geen negatieve veranderingen zijn te verwachten voor de omgeving. Er vindt enkel een verruiming van de bouwmogelijkheden plaats. Planologisch gezien komt er geen bedrijfsbestemming dichter bij nabij gelegen woningen (gevoelige functies) te liggen.

Benteloseweg 41
Voor de locatie aan de Benteloseweg 41 geldt dat er een functiewijzing plaatsvindt van de bestemming 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf' naar 'Wonen'. Een woning betreft een milieugevoelige bestemming en is daarmee gevoelig voor milieuhinder van omliggende bedrijven. De agrarische bedrijfswoning was echter ook al gevoelig voor milieuhinder van omliggende bedrijven. Feitelijk verandert er dus niets. Bovendien is de afstand tot omliggende bedrijven ca. 200 meter waardoor onderlinge hinder niet te verwachten is. Nader onderzoek is niet benodigd.

Boonkweg ongenummerd
De beoogde ontwikkeling betreft het verplaatsen van een bouwblok binnen de bestemming 'wonen'. De functie wonen beterft geen milieubelastende functie voor de omgeving. In de nabijheid van het plangebied liggen enkele functies die mogelijk negatieve milieueffecten hebben op het plangebied, dit zijn:

  • Diverse agrarische bedrijven
  • Een Aannemersbedrijf
  • Rioolwaterzuivering

Het aannemersbedrijf Elferink wordt op basis van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ getypeerd als ‘Aannemersbedrijven met werkplaats b.o. < 1000 m2’ (milieucategorie 2). De hiervoor aan te houden richtafstand bedraagt 30 meter, het plangebied ligt op ca. 50 meter en daarmee op voldoende afstand van het aannemersbedrijf.

De rioolwaterzuivering wordt op basis van de VNG-uitgave aangemerkt als ‘RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinkbassins - < 100.000 i.e1, welke in milieucategorie 4.1 valt. Hiervoor geldt een richtafstand van 200 meter. De werkelijke afstand bedraagt meer dan 300 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde richtafstand.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende agrarische bedrijven. Het betreft hier zowel melkveehouderijen als intensieve veehouderijen. Het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom. Voor wat betreft veehouderijen met rundvee geldt een richtafstand van 3.2 en dient een vaste afstand van 100 meter aangehouden te worden. Aan deze vaste afstandsmaat wordt ruimschoots voldaan. De afstand tot aan de meest nabijgelegen veehouderij met rundvee bedraagt meer dan 200 meter. Daarbij komt dat het plangebied reeds een woonbestemming heeft, die niet dichter op de agrarische bedrijven komt te liggen. Door de verplaatsing van het bouwblok ontstaan er geen negatieve effecten voor het woon- en leefklimaat.

Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de PR 10-6-contour rond inrichtingen waarin opslag en productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. Binnen het invloedsgebied van het groepsrisico dient de realisatie van kwetsbare objecten, zoals het appartementengebouw, en eventuele gevolgen voor het groepsrisico verantwoord te worden.


Situatie plangebied
Rietmolenweg 26-41
Aan hand van de signaleringskaart EV is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In de nabijheid van het plangebied aan de Rietmolenweg bevindt zich 1 riscobron, betreffende een aardgasleiding (N-569-80-KR-015). Hierbij hoort een 1% letaliteitszone van 95 meter. Het plangebied ligt op ca. 365 meter van de aardgasleiding. Deze vormt dus geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Verder ligt op een afstand van 500 meter dierenwinkel 'Screever'. Screever betreft een inrichting met als hoofdactiviteit de handel in granen, zaden en veevoeders. De inrichting valt onder het Registratiebesluit. De inrichting kent een plaatsgebonden risicocontour van 130 meter. De inrichting kent geen groepsrisicocontour. De werkelijke afstand van de locatie van de installatie tot aan het plangebied is ruim voldoende. Gezien deze afstand vormt deze inrichting in het kader van externe veiligheid geen belemmering.
Benteloseweg 41
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich 1 risicobron, betreffende een windturbine die op eigen terrein staat. Omdat de huidige bedrijfswoning enkel wordt omgezet naar een normale woonfunctie neemt het risico niet toe. Dermate hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. Verder liggen er in de nabije omgeving geen risicobronnen.

Boonkweg ongenummerd
In de nabijheid van het plangebied zijn 2 risicobronnen te vinden. Het betreffen dezelfde risicobronnen als bij de locatie Rietmolenweg. Dierenwinkel Screever met een plaatsgebonden risicocontour van 130 meter ligt op ca. 300 meter van het plangebied. Gezien deze afstand vormt deze inrichting in het kader van externe veiligheid geen belemmering.

Op circa 110 meter bevindt zich een buisleiding (N-569-80-KR-015) van de Nederlandse Gasunie. Het plangebied is niet gelegen binnen de 1% letaliteitscontour. Hierdoor ligt het plan buiten de invloedssferen van de buisleiding en vormt deze dus geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.7 Geur

Bij het aspect 'geur' in het buitengebied vormt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden. Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

Situatie plangebied
Rietmolenweg 26-28
De beoogde ontwikkeling aan de Rietmolenweg betreft uitbreiding van een bedrijf. Een bedrijf wordt niet getypeerd als geurgevoelig gebouw.

Benteloseweg 41
Bij de Benteloseweg vind een functiewijziging plaats van Agrarisch- Agrarisch bedrijf naar de functie 'Wonen'. Dit is wel een milieugevoelige functie. In de omgeving van plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven. De dichtstbijzijnde agrarische bedrijven liggen op ca. 200 meter afstand waardoor vanuit de omgeving geen geurhinder op het plangebied wordt verwacht. Omdat het agrarisch gebruik binnen het plangebied wordt terug geschaald en op basis van het VAB-beleid verder gaat als nevenfunctie, leidt dit naar de omgeving toe tot een vermindering van eventuele geurhinder.

Boonkweg ongenummerd
Het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom. Voor wat betreft de veehouderijen met rundvee dient een vaste afstand van 50 meter aangehouden te worden. Aan deze vaste afstandsmaat wordt ruimschoots voldaan. De afstand tot aan de meest nabijgelegen rundveehouderij bedraagt meer dan 200 meter. Daarbij komt dat het plangebied reeds een woonbestemming heeft, die niet dichter op de agrarische bedrijven komt te liggen.

Conclusie

Het aspect 'geur' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Bij ieder ruimtelijke ontwikkeling moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden. Er dient te worden vastgesteld welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Met name de (toename van) autoverkeer heeft ten gevolge dat de luchtkwaliteit verslechtert. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de luchtkwaliteit zodanig is dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

Voor het aspect 'luchtkwaliteit' zijn door de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. In deze wet zijn grenswaarden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen opgenomen. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (AMvB's) en ministeriële regelingen. De belangrijkste zijn het Besluit en de Regeling NIBM (niet in betekenende mate bijdragen).

Het Besluit NIBM staat ontwikkelingen toe wanneer de ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarden genoemd voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de Wet milieubeheer. Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit geldt, onder andere, voor:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Verder kunnen ook ruimtelijke ontwikkelingen die niet genoemd staan in de Regeling NIBM niet in betekenende mate bijdragen. Hiervoor geldt dat de bijdrage aan NO2 en PM10 onder de grenswaarde van 3% moet liggen.

Situatie plangebied
Rietmolenweg 26-28
De beoogde ontwikkeling voorziet in een toename van 341 m2. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen, of een verwaarloosbare invloed op de luchtkwaliteit en draagt dus niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Benteloseweg 41
De beoogde ontwikkeling voorziet in de sloop 683 m2 landschapsontsierende bebouwing en een functiewijziging van Agrarisch- Agrarisch bedrijf naar de functie wonen. Hierbij is slechts sprake van een functiewijziging. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen, of een verwaarloosbare invloed op de luchtkwaliteit en draagt dus niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Boonkweg ongenummerd
De beoogde ontwikkeling voorziet in een verplaatsing van een bouwblok in noordwestelijke richting. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen, of een positieve, invloed op de luchtkwaliteit. De ontwikkeling ligt bovendien ruim onder de grenswaarde van 3% uit het Besluit NIBM en draagt dus niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren ontwikkeling wordt voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Om te bepalen of de plaatselijke luchtkwaliteit voldoet aan de normen voor een goed woon- en leefklimaat is gebruik gemaakt van de RIVM kaarten welke weergeven staan op www.atlasleefomgeving.nl. Indien uit de monitoring blijkt dat de doelstellingen van het NSL niet worden gehaald, kunnen extra maatregelen worden getroffen.

Op basis van de 'Atlas Leefomgeving' blijkt dat de achtergrondconcentraties in 2019 aan fijnstof PM10, PM2,5 en stikstofdioxide NO2 ter plaatse van de plangebieden respectievelijk maximaal 16 µg/m³, 10 µg/m³ en 14 µg/m³ bedraagt. De achtergrondbelastingen liggen ruimschoots onder de grenswaarde van 40 µg/m³ voor PM10 en NO2 en ruimschoots onder de grenswaarde van 20 µg/m³ voor PM2,5.

Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' levert geen belemmering op ten aanzien van het bestemmingsplan.

4.9 Verkeer en parkeren

Met de beoogde ontwikkelingen aan de Boonkweg en Benteloseweg zullen er geen veranderingen optreden op het gebied van verkeer en parkeren. Aan de Boonkweg gaat het enkel om het verplaatsen van een bestaand bouwvlak. Aan de Benteloseweg wordt de bestemming Agrarisch- Argrarisch bedrijf veranderd in de bestemming Wonen.

Bij de Rietmolenweg wordt de bedrijfshal uitgebreid met 341 m2. Haaksbergen wordt getypeerd als 'weinig stedelijke' gemeente en het plangebied ligt in het buitengebied. Het bedrijf wordt getypeerd als een arbeidsintensief bedrijf waarvoor een maximale parkeernorm van 2,6 per 100 m2 brutovloeroppervlak geldt. Met beoogde ontwikkeling betekent dat er een extra van 9 parkeerplaatsen gerealiseerd moet worden. Dit is een worst-case inschatting, in de praktijk is de parkeerbehoefte lager. Er is voldoende ruimte op het terrein aanwezig om in deze parkeerbehoefte te voorzien.

Er dient ook rekening te worden met een toenemende verkeersgeneratie van en naar het bedrijf. Voor het buitengebied in een weinig stedelijke gemeente geldt een maximale norm van 10,9 vervoersbewegingen per dag. Dat levert een totale toename van ca. 38 vervoersbewegingen per dat etmaal op. De Rietmolenweg heeft voldoende capaciteit om het verkeer af te wikkelen.

4.10 Water

In onder andere de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel.

De relatie tussen water en ruimtelijke ordening wordt steeds belangrijker. In de nota 'Anders omgaan met water' is bepaald dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk moeten worden overwogen. Hiervoor wordt in ruimtelijke plannen een digitale watertoets doorlopen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Waterbeleid

Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan het aspect 'water'. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwater bescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

Waterschapsbeleid
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta, en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober 2015 het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld. In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
  • Het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Gemeentelijk beleid
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2017-2020 heeft de gemeente Haaksbergen ook een aantal beleidspunten opgenomen met betrekking tot hemelwaterinfiltratie en het scheiden van hemel- en afvalwater. Het beleid is erop gericht om de trits “Vasthouden – Bergen – Afvoeren” en de trits “Schoonhouden – Scheiden – Zuiveren” concreet vorm te geen in elke nieuwbouw of renovatie. '

Bij de nieuwbouw van een woning dient een particulier hemelwater zo veel mogelijk bovengronds te transporteren, zonder gebruik te maken van riolering, en hemelwater te laten infiltreren via graspassages. De doorworteling en het bodemleven van het gras houden de infiltratiecapaciteit op peil en zorgen voor afbraak en binding van diverse verontreinigingen. Indien er een centrale infiltratievoorziening nodig is, voor bijvoorbeeld meerdere woningen, krijgt een wadi de voorkeur.

Wateradvies

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over de plannen door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat voor alle plannen in principe de korte procedure van de watertoets van toepassing is. Dat betekent dat de bestemming en de grootte van het plan een geringe invloed hebben op de waterhuishouding.

De standaard waterparagraaf behorende bij de korte procedure is hieronder uitgewerkt.

Voor de locatie aan de Boonkweg geldt dat deze wel één waterschapsbelang raakt. Door de voortuin loopt namelijk een persleiding. Deze bevindt zich binnen de bestemming 'Tuin', waar geen bebouwing toegestaan is. Hierdoor geldt voor deze locatie de normale procedure van de watertoets.

Standaard waterparagraaf

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater) . Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging.

Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe """"eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren"""" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding: Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer: In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja): een gemengd stelsel een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geinfiltreerd. ja een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater. hemelwater wordt afgevoerd naar een hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden stelsel. Aanleghoogte van de bebouwing Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

4.11 Aanmeldnotitie M.E.R.

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er een drietal mogelijkheden:

  • 1. M.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 2. M.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. Vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden.

Indien een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld moet worden, dient het bevoegd gezag na te gaan of de beoogde ontwikkeling mogelijk aanzienlijke milieugevolgen voor de omgeving kan hebben. Als uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Sinds mei 2017 is de inhoud van een de vormvrije-m.e.r. en de procedure gelijkgetrokken met een m.e.r.-beoordeling. Dat betekent dat de gemeenteraad voor een besluit (de omgevingsvergunning) een besluit genomen moet hebben of er wel of geen project-m.e.r. noodzakelijk is. Dit besluit dient te worden gemotiveerd door middel van een aanmeldnotitie, waarin dezelfde onderdelen aan bod dienen te komen als bij een m.e.r.-beoordeling.

Situatie plangebied

De beoogde ontwikkelingen komen voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r. (D 11.2). Echter overstijgen de voorgenomen ontwikkelingen de drempelwaarden niet. Dat betekent dat voor onderhavig plan een vormvrije-m.e.r. uitgevoerd dient te worden om na te gaan of de ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

Gezien de kleinschaligheid van de plannen zijn significante milieueffecten niet te verwachten. Zoals aangetoond is in bovenstaande paragrafen zijn belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet te verwachten. Er is dan ook geen aanleiding voor het uitvoeren van een milieueffectrapportage.

Conclusie
Vanwege de geringe omvang van de ontwikkelingen is beargumenteerd dat er geen significante milieueffecten optreden als gevolg van dit bestemmingsplan. Geadviseerd wordt de gemeente te laten besluiten dat het opstellen van een milieueffectrapportage niet benodigd is.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Omdat de beoogde ontwikkelingen niet in strijd zijn met nationale belangen, wordt een vooroverleg met het Rijk niet noodzakelijk geacht.

De provincie Overijssel heeft een 'Vooroverleglijst ruimtelijke plannen' opgesteld waarop plannen staan waar geen vooroverleg voor vereist is. Onderhavig plannen vallen onder de categorie 'nieuwe ontwikkelingen en uitbreiding met KGO'. De landschappelijke inpassingsplannen onderbouwen hoe de plannen passen binnen het KGO beleid en in dit bestemmingsplan is het overige beleid verantwoord. Alle 3 planlocaties en de ontwikkelingen passen binnen het beleid. Gelet hierop wordt afgezien van het voeren van vooroverleg met de provincie Overijssel.

Inspraak

Gezien de relatief geringe planologische betekenis is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerp bestemmingsplan. Na overleg met de initiatiefnemer en de gemeente Haaksbergen is direct een ontwerp van dit bestemmingsplan, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegd. Eenieder is in de gelegenheid gebracht zijn of haar zienswijze in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Het ontwerp bestemmingsplan is ongewijzigd ter vaststelling ingediend.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Er wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten waarin afspraken worden gemaakt over de voorgenomen ontwikkeling, alsmede alle financiële kaders waaronder mogelijke planschade, de exploitatiebijdrage en de daadwerkelijke investeringskosten van de beoogde ontwikkelingen

Op basis van deze overeenkomst wordt het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar geacht. Het kostenverhaal zal geen belemmering vormen voor uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Procedure bestemmingsplan

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

Door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3.1. van het Bro (in een huis-aan-huisblad en via de website), kennis gegeven van het voornemen om de bestemmingsplannen 'Buitengebied Haaksbergen' (2013) en 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' (2017) gedeeltelijk te wijzigen. De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan vervolgens onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg, op grond van artikel 3.1.1 Bro, haar voornemen (vaak in de vorm van een (voor)ontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden.

Terinzageleggingsfase

Na de aankondiging in het Gemeenteblad in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en op de internetpagina van de gemeente Haaksbergen, wordt het ontwerp bestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door belanghebbenden een zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de termijn voor de ter inzage legging stelt de gemeenteraad het ontwerp bestemmingsplan, indien nodig met aanpassingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt en wordt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage gelegd. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door het college niet volledig is overgenomen of indien het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel en/of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport wordt het vaststellingsbesluit door uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

6.2 Plansystematiek

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wro, het Bro en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. In het Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de antidubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.

6.3 Toelichting op de regels

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels bevat de inleidende regels, waaronder de begrippen en de wijze van meten.

Artikel 1: Begrippen

In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.

Artikel 2: Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels voor het gehele plangebied.

Artikel 3: Agrarisch met waarden - Landschap

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uizondering van boomkwekerijen, houtteelt-, sierteelt-, bollenteelt- en fruitteeltbedrijven, met de bijbehorende bouwwerken en andere-werken. Verder zijn er ter plaatse van specifieke aanduidingen enkele maatschappelijke, en bedrijfsmatige functies toegestaan.

Artikel 4: Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbijhorende gebouw, bouwwerken, andere-werken, tuinen en erven. Hierbij is het ook mogelijk om binnen de bestemming hobbymatig dieren te houden, kleinschalige kampeerterreinen, boederijkamers en andere dergelijke maatschappelijke functies. Hierbij dient er wel een aanduiding te worden opgenomen.

Artikel 5: Bedrijf

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals vermeld in de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', met de daarbijhorende gebouwen, bouwwerken, andere-werken, tuinen, erven, terreinen, ontsluitingspaden en waterhuishoudkundige- en parkeervoorzieningen.

Artikel 6: Tuin

Ter plaatse van de voortuinen van de woning aan de Boonkweg is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor onder andere tuinen, onbebouwde erven en de daarbij behorende in- en uitritten en parkeergelegenheid.

Artikel 7: Waarde - Hoge archeologische verwachting

De in het plan opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' is onverkort overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1'. De voor 'Waarde- Hoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.


Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 8: Anti-dubbeltelregel

De antidubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De antidubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Een verdichting kan zich met name voordoen wanneer een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan een keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Artikel 9: Algemene bouwregels

In dit artikel zijn specifieke bouwregels opgenomen voor gebouwen welke worden gebouwd in de nabijheid van wegen en watergangen.

Artikel 10: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.

Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving (lid 1 van elk artikel) voldoende duidelijkheid schept. Bij de meeste artikelen is aangegeven wat in elk geval onder "verboden gebruik" moet worden verstaan.

Artikel 11: Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een verwijzing opgenomen naar het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen' wegens de ter plaatse geldende aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'luchtverkeerszone' waarop specifieke regels van toepassing zijn.

Artikel 12: Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Artikel 13: Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn de regels opgenomen op grond waarvan het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is het plan te wijzigen.

Artikel 14: Algemene procedureregels

In dit artikel zijn regels opgenomen met betrekking tot de voorbereidingsprocedure voor een besluit tot het stellen van nadere eisen.

Artikel 15: Overige regels

In dit artikel is bepaald dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 zijn, overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012, de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen 16 en 17 van de regels opgenomen.