direct naar inhoud van Regels
Plan: Industrie-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1163-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Industrie-West" met identificatienummer NL.IMRO.0158.BP1163-0003 van de gemeente Haaksbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 afvalsorteerbedrijf

bedrijf dat bestemd is voor de inname van -, en het uitvoeren van fysische handelingen met een (grond)stof, halffabrikaat, product of afvalstof - met uitzondering van gevaarlijk of radioactief afval en meststoffen - om de eigenschappen of samenstelling daarvan te veranderen;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 agrarisch bedrijf:

een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf waaronder begrepen een boomkwekerijbedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerijbedrijf of een productiegerichte paardenhouderij;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;

1.11 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.12 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van het bedrijfsperceel;

1.13 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als nevenactiviteit van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein bestemd voor (het gezin van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.16 bedrijfsverzamelgebouw:

gebouw dat is ingedeeld in meerdere units waarbinnen diverse bedrijven kunnen worden gevestigd met de milieucategorie 1 en 2, zoals opgenomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';

1.17 bestaand

bebouwing of gebruik die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd of worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning, waarbij de aanvraag om omgevingsvergunning voor dat tijdstip is ingediend;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 bouwperceel:

een stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met één gebouw of bij elkaar behorende gebouwen is toegestaan;

1.29 buitenopslag:

het opslaan van branchegerelateerde materialen in de open lucht;

1.30 carport

een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt ten behoeve van het overdekt parkeren van een voertuig, voorzien van maximaal twee wanden;

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel welke naar aard van het productassortiment een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn voor motorvoertuigen en daardoor niet in het kernwinkelgebied past;

1.33 dienstverlening:

het verlenen van financiële, economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.34 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.35 functiescheidingslijn:

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen lijn, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen functieaanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is;

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 geluidsgevoelige functie:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.38 geluidzone:

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.39 hogere grenswaarde:

een hogere waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.40 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 hoogtescheidingslijn:

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen lijn, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen hoogteaanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is;

1.42 horeca(bedrijf)

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

1.43 niet-zelfstandige horeca

horeca die een functionele relatie heeft met de in de bestemmingsomschrijving genoemde hoofdfunctie en uitsluitend ondergeschikt en ondersteunend is aan die hoofdfunctie, zoals bedrijfskantines;

1.44 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, stacaravan, chalet, trekkershut, huifkar, of enig ander verplaatsbaar onderkomen bestemd voor recreatief (nacht)verblijf;

1.45 kleinschalige horeca

een horeca gelegenheid in de vorm van een restaurant en cafetaria;

1.46 industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.47 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.48 ondergeschikt bouwdeel

bouwdelen van ondergeschikte aard zoals liftopbouwen, schoorstenen, ventilatiekanalen, airco-units, luchtbehandelingsinstallaties, glazenwassersinstallaties, brandtrappen of bouwwerken die samenhangen met installaties binnen een gebouw waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;

1.49 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.50 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt;

1.51 paardenhouderij:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.52 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke verschil ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
1.53 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.54 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden en/of pony's worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;

1.55 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.56 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop een seksautomatenhandel een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 sport-recreatie- en outdoor en/of andere vrije tijdsartikelen:

artikelen in de vorm van kleding, schoeisel, fietsen of andere attributen die nodig zijn voor het beoefenen van een sport, recreatief of beroepsmatig en/of voor het beoefenen van sportieve bezigheden buitenshuis, dit tot plezier van en ter ontspanning en/of lichamelijke inspanning van de beoefenaars;

1.58 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals, verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeer-regulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen, telefooncellen en abri's;

1.59 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.60 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel waar de voordeur is gevestigd;

1.61 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting krachtens de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.62 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.63 wonen / woondoeleinden:

het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat kamerhuur in een pand beperkt is en blijft tot maximaal vier personen.

1.64 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt of bestemd voor de huisvesting van één huishouding;

1.65 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.66 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidingsmuren en dakvlakken en boven beganegrondvloeren;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van ondergeschikte aard, zoals liftopbouwen, schoorstenen, ventilatiekanalen, airco-units, luchtbehandelingsinstallaties, glazenwassersinstallaties, brandtrappen of bouwwerken die samenhangen met installaties binnen een gebouw, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

2.7 afstand tot de weg

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de dichtstbijzijnde rand van de weg.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Agrarisch' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen (houtwallen, -singels en bosjes) afzonderlijk en als samenhangend onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur;
  • c. verkeersdoeleinden, uitsluitend voor de bestaande verharde en onverharde wegen en (fiets)paden;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen, bebouwing, voorzieningen - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en agrarische gronden.

3.2 Bouwregels

Op de als 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in 3.2 ten behoeve van één melk- of schuilstal per agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    • 1. de behoefte noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatigheid;
    • 2. de oppervlakte per stal ten hoogste 75 m2 bedraagt;
    • 3. de goothoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van het bepaalde onder a, dient mede betrokken te worden de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven kunnen worden geschaad. Indien de belangen, de landschappelijke en/of natuurlijke waarden onevenredig worden geschaad, kan de onder a genoemde afwijking niet worden verleend.

Artikel 4 Bedrijf - Hoogspanningsstation

4.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Bedrijf - Hoogspanningsstation' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. een schakel- en transformator station;

Met de daarbij behorende:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. (veiligheids)voorzieningen, zoals bliksempieken;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. wegen en paden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de als 'Bedrijf - Hoogspanningsstation' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals op de verbeelding is aangegeven, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 25%.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal zoals op de verbeelding aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van:
    • 1. zendmast ter plaatse van de aanduiding 'zend- /ontvangstinstallatie' maximaal 40 meter;
    • 2. een bliksempiek maximaal 25 meter;
    • 3. erfafscheidingen maximaal 2 meter;
    • 4. van licht- en vlaggenmasten maximaal 6 meter.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Bedrijventerrein' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 conform Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. bedrijven die behoren tot de categorieën 1, 2 en 3.1 conform Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven die behoren tot de categorieën 1 tot en met 3.2 conform Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • d. bedrijven die behoren tot de categorieën 1 tot en met 4.1 conform Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • e. bedrijfsverzamelgebouwen uitsluitend voor bedrijven die behoren tot categorie 1 en 2 conform de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. de verkoop van motorbrandstoffen, waaronder mede begrepen de verkoop van lpg tot een doorzet van maximaal 500 m3 per jaar, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • g. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder a, b, c en d zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. een kabelfabriek uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kabelfabriek';
    • 2. een kunststofverwerkend bedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf';
    • 3. een afvalsorteerbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalsorteerbedrijf';
    • 4. een puinbreker uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker';
  • h. bewoning van een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning uitsluitend door de bewoner(s) van de betreffende woning ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht';
  • j. detailhandel als nevenactiviteit en als niet-zelfstandig onderdeel tot maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • k. de onder j bedoelde detailhandel betreffen uitsluitend:
    • 1. goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt, hersteld of verhandeld in overeenstemming met onder a tot en met g toegestane bedrijfsactiviteiten;
    • 2. goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse gevestigde bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijfsactiviteiten een wezenlijk bestanddeel uitmaken van de totale bedrijfsuitoefening;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 is detailhandel in textiel, schoeisel, lederwaren, huishoudelijke artikelen, voedings- en genotmiddelen en levende have en dierbenodigdheden niet toegestaan.

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, infrastructuur, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de als 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 85%, dan wel maximaal het bestaande bebouwingspercentage;
  • c. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte;
  • d. in afwijking van het gestelde onder c bedraagt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m, dan wel minimaal de bestaande afstand.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter bovenop de maximaal toegestane bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • c. de bouwhoogte van ondergeschikte bouwdelen op daken van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter bovenop maximaal toegestane bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schoorstenen':
    • 1. maximaal 2 schoorstenen zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 22 m.
  • e. in afwijking van het gestelde onder a bedraagt buiten het bouwvlak de bouwhoogte van
    • 1. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,5 m;
    • 2. vlaggenmasten, antennes en reclame-uitingen maximaal 8 m.
5.2.3 Bedrijfswoningen met daarbij horende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m3, dan wel maximaal de bestaande inhoud;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8 m, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte;
  • e. bij een bedrijfswoning horende bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd:
    • 1. tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2, dan wel maximaal de bestaande gezamenlijke oppervlakte;
    • 2. tot een bouwhoogte van maximaal 7 m, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte;
    • 3. de bouwhoogte van carports en overkappingen bedraagt maximaal 3,25 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. Bevi-inrichtingen;
  • d. vuurwerkbedrijven;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. horeca;
  • g. kwetsbare objecten.
5.4 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de aangegeven categorieën bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar met dien verstande dat de functies en activiteiten als genoemd in 5.3.1 niet zijn toegestaan en er geen extra parkeer hinder mag ontstaan;
  • b. het bepaalde in 5.1 en 5.3.1 onder f ten behoeve van de vestiging van een vrachtwagenparkeerterrein met kleinschalige horeca gelegenheid, onder de volgende voorwaarden en eisen:
    • 1. uit onderzoek blijkt dat de omgeving niet onevenredig wordt geschaad en het vrachtwagenparkeerterrein niet zorgt voor overlast ten opzichte van omliggende woningen;
    • 2. parkeren van vrachtwagens met gevaarlijke stoffen is expliciet niet toegestaan;
    • 3. uitsluitend direct aan de vrachtwagenparkeerterrein gelieerde kleinschalige horeca in de vorm van een restaurant en/of cafetaria met aan de vrachtwagenparkeerterrein ondergeschikte sanitaire voorzieningen.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Gemengd' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 conform Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - specifieke bedrijven' is tevens het bedrijf conform Bijlage 2 SBI-codes specifieke bedrijven toegestaan;
  • d. sportscholen;
  • e. detailhandel in volumineuze goederen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - verkoop vrije tijdsartikelen' is tevens detailhandel toegestaan in de volgende artikelen;
    • 1. kampeermiddelen;
    • 2. kampeerartikelen en luxe tuinartikelen tot maximaal 30% van de totale winkelvloeroppervlakte;
  • g. bewoning van een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning door de bewoner(s) van de betreffende woning ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - persoonsgebonden overgangsrecht';
  • i. andere bestaande bedrijven, mits legaal aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • j. detailhandel als nevenactiviteit en als niet-zelfstandig onderdeel tot maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • k. de onder j bedoelde detailhandel betreffen uitsluitend:
    • 1. goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt, hersteld of verhandeld in overeenstemming met onder a tot en met g toegestane bedrijfsactiviteiten;
    • 2. goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse gevestigde bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijfsactiviteiten een wezenlijk bestanddeel uitmaken van de totale bedrijfsuitoefening;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 is detailhandel in textiel, schoeisel, lederwaren, huishoudelijke artikelen, voedings- en genotmiddelen en levende have en dierbenodigdheden niet toegestaan.

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, infrastructuur, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 85%, dan wel maximaal het bestaande bebouwingspercentage;
  • c. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ''maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt aan één zijde minimaal 3 m, dan wel minimaal de bestaande afstand.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van ondergeschikte bouwdelen op daken van gebouwen bedragen maximaal 3 meter bovenop de maximaal toegestane bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • d. in afwijking van het gestelde onder a bedraagt buiten het bouwvlak de bouwhoogte van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,5 m;
    • 2. vlaggenmasten, antennes en reclame-uitingen maximaal 8 m.
6.2.3 Bedrijfswoningen met daarbij horende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8 m, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte;
  • e. bij een bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd:
    • 1. tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m², dan wel ten maximaal de bestaande gezamenlijke oppervlakte;
    • 2. tot een bouwhoogte van maximaal 7 m, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte;
    • 3. de bouwhoogte van carports en overkappingen bedraagt maximaal 3,25 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. Bevi-inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. horeca.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in 6.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de aangegeven categorieën bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar en er geen extra parkeerhinder optreedt;
  • b. het bepaalde in 6.3 onder a en kantoor toestaan, mits de behoefte aan kantoorruimte op het bedrijventerrein is aangetoond.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Groen' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en beplantingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. voet- en/of fietspaden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. hondenuitlaatplaatsen en hondentoiletten;
  • g. abri's;
  • h. parkeerstroken verhardingen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij' is uitsluitend (hoog) opgaande, bomenrij toegestaan met bijbehorend groen en (voet)pad;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' is mede agrarisch gebruik toegestaan;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

7.2 Bouwregels

Op de als 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'beplantingsstrook' maximaal 2,25 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte op de overige gronden maximaal 3,50 m bedraagt.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Maatschappelijk' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. sociaal-culturele voorzieningen;
  • b. educatieve en informatieve voorzieningen;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. sportvoorzieningen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waterhuishoudkundige voorzieningen en erven.

8.2 Bouwregels

Op de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

8.2.1 Gebouwen

Voor bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt de bouwhoogte maximaal 2,25 m.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Tuin' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin en erf;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Op de als 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt:

  • a. 1 m indien de bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. 2,25 m in overige gevallen.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Verkeer' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingswegen en -straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. bermen en beplantingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. een lpg-vulpunt ter plaatse van de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met "vulpunt lpg";

met daaraan ondergeschikt:

  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. hondenuitlaatplaatsen en hondentoiletten;
  • i. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair .

10.2 Bouwregels

Op de als 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 8,50 m bedraagt.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Water' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder watergangen en waterberging;
  • b. taluds, bermen, oevers, beschoeiingen en onderhoudspaden;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, kademuren, bruggen, steigers, dammen en/of duikers.

11.2 Bouwregels

Op de als 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3.50 m bedraagt.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Wonen' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. een woonwagenstandplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • c. een hoefsmederij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoefsmederij';
  • d. Indien en voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangegeven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autorestauratie' zijn de gronden tevens bestemd voor gebruik ten behoeve van autorestauratie, mits hierdoor de woonfunctie als overwegende functie van het perceel niet wordt aangetast.

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en erven

12.2 Bouwregels

Op de als 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

12.2.1 Woningen

Voor woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen worden uitsluitend binnen de bouwvlakken gebouwd, alsmede dat deze woningen vrijstaand dan wel half vrijstaand worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het maximum aantal woningen zoals binnen deze aanduiding is aangegeven;
  • c. de breedte bedraagt ten minste 5 m;
  • d. de maximale goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • e. de dakhelling bedraagt ten minste 25o en ten hoogste 60o;
  • f. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel minimaal de bestaande afstand.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m², dan wel de bestaande oppervlakte;
  • b. een bijbehorend bouwwerk minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,25 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van een aan de woning gebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste de bouwhoogte van de woning bedragen, verminderd met 2 m waarbij geldt dat de dakhelling van het bijbehorend bouwwerk ten hoogste 60o mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van (vrijstaande) carports mag maximaal 3,25 m bedragen;
  • g. In afwijking van het bepaalde onder b mogen carports 2 meter voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat het oppervlak niet meer bedraagt dan 20 m² en de carport voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet is voorzien van wanden.
12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde - met uitzondering van overkappingen - gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 1 m indien de bouwwerken geen gebouwen zijnde voor de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt in overige gevallen maximaal 2,25 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken van de bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:
    • 1. het bepaalde in 12.2.1 ten behoeve van een verhoging of verlaging van de goothoogte of dakhelling, mits de bebouwingskarakteristiek van de straat niet wordt aangetast en de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
    • 2. het bepaalde in 12.2.1 onder e voor vermindering van deze afstand tot 0 m mits de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden aangetast.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Voorwaardelijke verplichting Eibergsestraat 182-184

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het gebruik conform artikel 12.1 uitsluitend toegestaan indien de (oude) woningen op zijn laatst 3 maanden na gereed komen van de nieuwe woningen zijn gesloopt.

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Leiding - Gas' bestemde gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. een gastransportleiding;
  • b. de bij de gastransportleiding behorende belemmeringenstrook.
13.2 Voorrangsbepaling

De regels van dit artikel hebben voorrang boven de regels van andere daar voorkomende bestemmingen.

13.3 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Gas' bestemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3,5 meter.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 13.3:

  • a. ten behoeve van bebouwing ten dienste van de in 13.1 genoemde bestemming;
    • 1. indien uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de transportleiding geen bezwaar staat.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de als 'Leiding - Gas' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.6.2 Uitzondering op verbod

Het bepaalde onder 13.6.1 is niet van toepassing indien de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden betreft die:

  • a. reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. worden uitgevoerd door de netbeheerder;
  • d. het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemmingen(en);
  • e. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
13.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in 13.6.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat door die werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen gevaar of nadeel voor de leiding ontstaat en het aan de leiding te verrichten onderhoud niet wordt belemmerd;
  • b. indien sprake is van schriftelijke advies van de leidingbeheerder.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsleiding; met de daarbij behorende;

  • a. belemmerende strook;
  • b. voorzieningen.
14.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

14.3 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • b. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.3 ten behoeve van bebouwing van de andere daar voorkomende bestemming, met dien verstande:

  • a. tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad.
  • b. aan de hand van de schriftelijke toestemming kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden, ter bescherming van bedoelde hoogspanningsverbinding.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningplichte werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de als 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting en bomen, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
  • f. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • g. het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden in de vorm van niet opneembare oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanbrengen en/of slopen van ondergrondse constructies, straatmeubilair, installaties, opstallen of apparatuur anders dan ten dienste van de bestemming;
  • i. het aanleggen van zonneparken.
14.5.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het verbod in lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
  • c. het onderhoud en beheer hetgeen krachtens de onderliggende bestemming is toegestaan.
14.5.3 Voorwaarden vergunningverlening

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt slechts overgegaan:

  • a. indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. aan de hand van de schriftelijke toestemming kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.
14.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de ondergrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

15.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsleiding; met de daarbij behorende:

  • a. belemmerende strook;
  • b. masten en (veiligheids)voorzieningen.
15.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

15.3 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden gelden de volgende regels:

  • c. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • d. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • e. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.3 ten behoeve van bebouwing van de andere daar voorkomende bestemming, met dien verstande:

  • a. tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. aan de hand van de schriftelijke toestemming kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden, ter bescherming van bedoelde hoogspanningsverbinding.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Vergunningplichte werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte door ontgrondingswerkzaamheden of ophoging;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • e. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van de bestemming;
  • f. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden in de vorm van niet opneembare verhardingen;
  • g. het aanleggen van zonneparken.
15.5.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het verbod in lid 15.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
  • c. het onderhoud en beheer hetgeen krachtens de onderliggende bestemming is toegestaan.
15.5.3 Voorwaarden vergunningverlening

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt slechts overgegaan:

  • a. indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. Aan de hand van de schriftelijke toestemming kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.
15.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 16 Waarde - Hoge archeologische verwachting

16.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

16.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m:
    • 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen;
    • 2. het ophogen van gronden hoger dan 1,5 meter boven maaiveld;
    • 3. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    • 6. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 16.2 sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie;
  • c. De onder 16.2, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    • 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
16.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 17 Waarde - Lage archeologische verwachting

17.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Lage archeologische verwachting' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

17.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 50.000 m2 en dieper dan 0,4 m:
    • 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen;
    • 2. het ophogen van gronden hoger dan 1,5 meter boven maaiveld;
    • 3. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    • 6. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 17.2, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie;
  • c. De onder 17.2, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    • 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
17.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Lage archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Middelmatige archeologische verwachting

18.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

18.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 0,4 m:
    • 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen
    • 2. het ophogen van gronden hoger dan 1,5 meter boven maaiveld;
    • 3. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    • 6. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 18.2, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  • c. De onder 18.2, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    • 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
18.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene bouwregel

  • a. Bij het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak, mag de grens van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over een maximale breedte van 60% van de gevelbreedte, ingangspartijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
    • 4. luifels, balkons en galerijen mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
    • 5. overkragingen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 2,50 m wordt overschreden;
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van in overige bestemmingen opgenomen bouw maatvoeringen, uitsluitend ten behoeve van architectonische verfraaien en bouwwerken ten behoeve van verduurzamingsdoelstellingen met dien verstande dat de afwijking maximaal 10% bedraagt.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

21.1 Strijdig gebruik

Het is verboden om de gronden of opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Bevi-inrichtingen;
  • b. Inrichtingen die zijn opgenomen in kolom 1, onderdeel C en D, bijlage Besluit Milieueffectrapportage en waarvan de drempelwaarden in kolom 2 worden overschreden.
21.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 5.3 onder a ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, waaronder begrepen bouwmarkten en meubeltoonzalen indien blijkt dat deze door hinder en/of gevaar redelijkerwijs niet gevestigd kunnen worden in het kernwinkelgebied dan wel door de afmetingen en/of branche inbreuk doet op de ter plaatse van dit kernwinkelgebied gebruikelijke bebouwingsstructuur en met dien verstanden dat geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de verzorgings- dan wel detailhandelsstructuur in het kernwinkelgebied.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Geluidzone - industrie
  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn in afwijking van de daar voorkomende bestemmingen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen toegestaan;
  • c. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.1 sub b voor het bouwen van nieuwe geluidgevoelige gebouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein ter plaatse van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en met dien verstande, dat de op de verbeelding aangegeven afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare diensten, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 50 m3 bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1, de inhoud van een gasdrukregel en -meetstation ten hoogste 15 m3 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 3,50 m bedraagt.

Artikel 24 Overige regels

24.1 Geluidzone

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Industrie-West, geluidzonering' met identificatienummer NL.IMRO.0158.BP1163-0003 van toepassing.

24.2 Veiligheidszone - lpg

Voor zover de gronden in het plangebied zijn gesitueerd binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mag geen toename plaatsvinden van de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

24.3 Parkeren
24.3.1 Voorwaardelijke verplichting parkeerplaatsen

Het gebruiken van gronden is uitsluitend toegestaan:

  • a. indien wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein;
  • b. er is sprake van voldoende parkeerplaatsen indien wordt voldaan aan de meest recente parkeernormen van het CROW waarbij wordt uitgegaan van de gemiddelden van de gegeven bandbreedtes van de kencijfers;
  • c. indien regels ten aanzien van parkeren gedurende de planperiode door het CROW of gemeente worden gewijzigd, worden deze gewijzigde regels van toepassing verklaard waarbij de gewijzigde regels van de gemeente voorrang hebben op de regels van het CROW.
24.3.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.3.1:

  • a. indien vanwege de voortzetting van bestaand(e) gebruik(ers) en functies in relatie tot bestaande perceelsindelingen niet aan de gestelde bepalingen kan worden voldaan;
  • b. aan de afwijking kan uitsluitend medewerking worden verleend wanneer wordt aangetoond dat:
    • 1. in de directe omgeving in de parkeerbehoefte kan worden voldaan;
    • 2. de ruimtelijke kwaliteit niet evenredig wordt aangetast;
    • 3. geen gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan;
    • 4. bedrijven in de omgeving niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd;
    • 5. niet op overwegende bezwaren uit de omgeving wordt gestuit.
24.3.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in lid 24.3.2 indien dat noodzakelijk wordt geacht in het kader van ruimtelijke kwaliteit, veiligheid en milieu.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Industrie-West".