direct naar inhoud van Regels
Plan: Haaksbergen dorp, partiële herziening Kop Parallelweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1123-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Haaksbergen dorp, partiële herziening Kop Parallelweg van de gemeente Haaksbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0158.BP1123-0003 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

1.8 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

ondergeschikt aan het hoofdgebouw waarbij het bijbehorend bouwwerk aangebouwd aan het hoofdgebouw is uitgevoerd en hiermee in directe verbinding staat;

1.9 andere werken:

werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bed & breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.13 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten - geen dienstverlening zijnde - en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk;

1.16 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein bestemd voor (het gezin van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.18 beeldende kunst:

de vorm van kunst waarbij het beeldende (de afbeelding) voorop staat. Een afbeelding in de zin van een uitbeelding, die een platte of een ruimtelijke vorm kan aannemen met een zichtbaar resultaat;

1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 beroepsmatige activiteiten:

een beroep, of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij bijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgevoerd;

1.21 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.22 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.24 Bevi-inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.30 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 bruto vloeroppervlak (bvo):

de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

1.34 carport:

een overkapping in de vorm van een open constructie met minimaal twee open wanden voor de overdekte stalling van motorvoertuigen;

1.35 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.36 dak:

iedere boven beëindiging van een gebouw;

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen van volumineuze aard in een daarop afgestemde verkoopruimte, te weten auto's en motoren, auto-onderdelen en banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingsmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen;

1.39 dienstverlening:

het verlenen van financiële, economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.40 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 erker:

een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw en ondergeschikt aan het hoofdgebouw in vorm en uitstraling;

1.42 evenement:

al of niet periodiek terugkerende en / of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 geluidsgevoelige functies:

geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder;

1.45 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in het Besluit geluidhinder;

1.46 geluidzoneplichtige inrichtingen:

aangewezen categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.47 geschakelde woning:

een woning die door middel van één bijgebouw is aangebouwd aan de naastliggende woning;

1.48 gevellijn:

een geometrisch bepaald figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels de voorgevel(s) van het hoofdgebouw is/zijn georiënteerd;

1.49 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.50 horeca - 1: hotels en restaurants:

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf dan wel van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, uitgezonderd gokhallen. Het accent ligt daarbij op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, hieronder worden afhaalcentra en cafetaria's mede begrepen;

1.51 industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van geluidzoneplichtige inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.52 inpandige bedrijfswoning:

een woning dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens gezin), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is en die omsloten wordt door andere gedeelten van een gebouw of door andere gebouwen en/of architectonisch geïntegreerd is met het bijbehorende bedrijfsgebouw;

1.53 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.54 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.55 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;

1.56 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;

1.57 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning en/of afhankelijke woonruimte; als afhankelijke woonruimte wordt aangemerkt een aanbouw, uitbouw of (vrijstaand of aangebouwd) bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.58 meergezinshuis:

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.59 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo);

1.60 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder b, van de Wabo;

1.61 omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder c, jo. artikel 2.12, sub a, onder 1, van de Wabo;

1.62 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo.

1.63 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.64 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.65 overstek:

een aangebouwd bouwwerk, geen gebouw zijnde, bij een gebouw, welke maximaal 1 wand heeft en een gesloten dak;

1.66 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
1.67 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.68 perceelsgrens:

een grens van een perceel;

1.69 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.70 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding;

1.71 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 toeristisch-recreatieve functie:

functie met een toeristisch-recreatief karakter, zoals horeca-1, een museum en openbare dienstverlening;

1.73 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, dienen beide gevels als voorgevel te worden aangemerkt;

1.74 voorkeurswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.75 vrijstaande woningen:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.76 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc;

1.77 weg:

een voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakte strook grond;

1.78 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.79 woonzorgcombinatie:

een voorziening voor de zorg en gecombineerde woonfunctie voor mensen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen en/of ouderenzorg, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.80 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, woonwagens niet inbegrepen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan1,5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone A', voor bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone B', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  • c. opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitvoering;
  • d. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met daarbij behorende:

  • e. bedrijfswoningen;
  • f. reclame-uitingen;
  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • j. tuinen;
  • k. erven;
  • l. terreinen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt maximaal 70% van het bouwperceel;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de afstand van een gebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, tenzij deze grens wordt gevormd door een openbare weg (rijweg inclusief rabatten, parkeerstroken, groenstroken, voet- en fietspaden e.d.) in welk geval deze afstand niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d is het toegestaan dat ten behoeve van kleinschalige bedrijven één zijgevel en één achtergevel van een gebouw samenvallen met de perceelsgrens, met dien verstande dat bouwen op de perceelsgrens alleen mag wanneer een gebouw aan elkaar wordt gebouwd met een gebouw op het naastgelegen bouwperceel.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is maximaal één inpandige bedrijfswoning toegestaan. Indien er in de bestaande situatie sprake is van een niet-inpandige bedrijfswoning, dan geldt bij een volledige nieuwbouw van een bedrijfswoning niet de voorwaarde van een inpandige bedrijfswoning;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • c. bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • d. voor de onder sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag 50 m2 bedragen;
    • 2. de goothoogte respectievelijke bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. respectievelijk 5 m;
    • 3. de bijbehorende bouwwerken uitsluitend vanaf 3 m achter de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning opgericht mogen worden.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
  • b. De nadere eisen, als genoemd onder a, dienen betrekking te hebben op:
    • 1. de situering van de gebouwen om een goede verkeersafwikkeling en -veiligheid te verzekeren;
    • 2. de situering en de omvang (lengte en breedteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing om te bevorderen dat (met de architectuur van de gebouwen en de situering van een showroom) het aanzien van het bedrijventerrein als totaliteit een positief element vormt voor de herkenbaarheid van het bedrijventerrein;
    • 3. de situering van de terreinverlichting en andere lichtuitstralende wijzigings- en aanduidingselementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid te voorkomen.
3.3.2 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 14 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 3.2.1, sub c, en toestaan dat de maximale bouwhoogte 8,5 m bedraagt.

3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  • d. bouw-/andere werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 m van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. zelfstandige kantoren;
    • 3. detailhandel;
    • 4. Bevi-inrichtingen;
    • 5. vuurwerkbedrijven;
    • 6. seksinrichtingen;
    • 7. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994, met uitzondering van de in 3.1 genoemde functies.
  • b. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
  • c. Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep zijn de volgende bepalingen van toepassing:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. de activiteit moet worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.1 onder a voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 3.1 en 3.2, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
  • b. het bepaalde in 3.1 sub a voor bedrijven in één milieucategorie hoger dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
  • c. het bepaalde in 3.5 sub a, onder 2, voor het toestaan van zelfstandige kantoren, mits de direct aangrenzende bedrijven een maximale bedrijfscategorie hebben van 3.2;
  • d. het bepaalde in 3.5 sub a voor het toestaan van nieuwe detailhandel in volumineuze goederen en productiegebonden en/of perifere detailhandel;
  • e. het bepaalde in 3.5 sub a voor het uitoefenen van detailhandel in een bouwmarkt, mits aan de hand van verricht onderzoek is gebleken, dat binnen Haaksbergen nog voldoende distributieplanologische ruimte bestaat voor de vestiging van een bouwmarkt;
  • f. het bepaalde in 3.5 sub a het uitoefenen van detailhandel in goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder d bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de onder d omschreven bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • g. het bepaalde in 3.5 sub a het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
  • h. het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van een antennemast ten behoeve van de mobiele telefonie;
  • i. de onder c t/m g bedoelde afwijking mag slechts worden verleend, indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
3.6.2 Afwegingskader
  • a. De in 3.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
  • b. Werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 m van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca - 1;
  • b. kantoren;
  • c. maatschappelijke dienstverlening, ten behoeve van gezondheidszorg, naschoolse opvang, bibliotheek, (openbare) dienstverlening, dierenarts, praktijkruimte. Geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn hiervan uitgesloten.
  • d. functies met een toeristisch - recreatief karakter.
  • e. sport;
  • f. bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  • g. in afwijking van sub a t/m f zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - toeristisch - recreatief' uitsluitend functies met een toeristisch - recreatief karakter alsmede horeca -1 toegestaan. Geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn hiervan uitgesloten.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol gebouw' een cultuurhistorisch waardevol gebouw;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. detailhandel behorend bij de hoofdfunctie met een maximale oppervlakte van 100 m2 b.v.o.;

met daarbij behorende:

  • j. gebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • l. andere-werken;
  • m. tuinen;
  • n. erven;
  • o. terreinen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor "Gemengd" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de daarvoor geldende aanduiding aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch gebouw" is uitsluitend binnen het bouwvlak de bestaande bebouwing, inclusief eventuele aanpassingen met behoud van de cultuurhistorische waarde, toegestaan.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 25 m2;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,5 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • d. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • e. voor palen en masten geldt een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.3.2 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 14 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 4.2.2 onder a. voor het toestaan van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 25 m2 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

4.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  • d. het behoud van voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernormen uit de ASVV-2012 (CROW);
  • e. de mate waarin voldaan wordt aan de uitgangspunten uit het Beeldkwaliteitsplan, die is opgenomen in bijlage 2 bij deze planregels.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening met dien verstande dat geluidgevoelige functies, als bedoeld in de Wet geluidhinder, hiervan zijn uitgesloten;
  • b. een brandweergarage;

met de daarbij behorende:

  • c. hondenuitlaatplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. erven;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de voor "Maatschappelijk" bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; met dien verstande dat, voor zover aangegeven, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de volledige voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn wordt gebouwd;
  • b. de minimale en maximale bouwhoogte bedragen respectievelijk niet minder en niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte, maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan ter plaatse is aangegeven.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 75 m2;
  • c. de afstand tot de voorgevel en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a, bedraagt de minimale en maximale bouwhoogte van een terrein- en erfafscheiding, ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', indien ter plaatse geen gebouw gesitueerd is, 2,6 meter;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10 m bedragen,
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid
  • f. de externe veiligheid.
5.3.2 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 14 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1, sub a en b, voor het (gedeeltelijk) bouwen van de voorgevel van het hoofdbouw buiten de aangeduide 'gevellijn';
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1, sub b en c, voor een maximale bouwhoogte van 11 m ten behoeve van een hoogteaccent; mits wordt voldaan aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan Kop Parallelweg;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.2 sub a en b en toestaan dat buiten het bouwvlak een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 60 m2;
5.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  • d. de mate waarin voldaan wordt aan de uitgangspunten uit het Beeldkwaliteitsplan, die is opgenomen in bijlage 2 bij deze planregels.

Artikel 6 Verkeer - Openbaar erf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Openbaar erf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende erven;
  • b. parkeer- en groen- en speelvoorzieningen;
  • c. in beperkte mate voor tuinen en erven;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. uitingen van beeldende kunst;
  • f. evenementen;
  • g. terrassen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overstek' een overstek aangebouwd aan het gebouw op de aangrenzende bestemming;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. voorzieningen ten behoeve van de toegankelijkheid van gebouwen welke op grond van artikel 4.1 zijn toegestaan.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Openbaar erf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en lantaarnpalen mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van uitingen van beeldende kunst mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overstek' is tevens binnen de aanduiding de bestaande overstek toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de sociale veiligheid. 
6.3.2 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 16 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  • a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
  • b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek, museaal of op sociaal-cultureel vlak;
  • c. het evenement duurt maximaal 3 (aaneengesloten) dagen;
  • d. het aantal evenementen per jaar bedraagt maximaal 10;
  • e. indien en voor zover ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken van gebruiksregels voor evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4, sub c, ten behoeve van het langdurig toestaan van het gebruik van gronden voor evenementen.

6.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

Artikel 7 Wonen - Meergezinshuizen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Meergezinshuizen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. meergezinshuizen;
  • b. woningen;
  • c. woonzorgcombinatie;

alsmede voor:

  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • f. bed & breakfast in de woning en/of in een aan de woning aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat niet meer dan vier bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;

met de daarbij behorende:

  • g. erven, tuinen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels

Op de voor "Wonen - Meergezinshuizen" aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen i.c. meergezinshuizen en woningen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; met dien verstande dat, voor zover aangegeven, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevel van de woningen in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd;
  • b. voor zover aangegeven, bedragen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de dakhelling van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
  • d. een kelder moet binnen de begrenzing van het hoofdgebouw gelegen zijn.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor bijbehorende bouwwerken bij een meergezinshuis, gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken meergezinshuizen mag maximaal 25 m² per bestemmingsvlak bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m, maar nooit meer dan 3,25 m;
  • b. Voor bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag bedragen:
      • maximaal 20 m² bij meer dan twee aaneengebouwde woningen;
      • maximaal 50 m² bij vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in sub b onder 1 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in sub b onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
    • 4. in afwijking van het bepaalde in sub b onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
    • 5. in afwijking van het bepaalde in sub b onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m² toegestaan, mits niet meer dan 35% van het bouwperceel wordt bebouwd;
    • 6. bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld in sub b onder 1 t/m 5 wordt de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen, niet meegerekend;
    • 7. het bijbehorende bouwwerk dient minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te liggen;
    • 8. de afstand van een overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan moet tenminste 0 m bedragen;
    • 9. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerken mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
    • 10. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
    • 11. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m, maar nooit meer dan 3,25 m;
    • 12. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken moet minimaal 2 m minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
    • 13. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan maximaal 6 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
7.3.2 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 14 vermelde voorbereidingsprocedure.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken van de bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.1 sub a, ten behoeve van de realisatie van balkons buiten het bouwvlak aan de gevel haaks op de Parallelweg, met een maximale overschrijding van 1,5 m.;
  • b. lid 7.2.1 sub b, ten behoeve van een maximale goothoogte van 10 m. ten behoeve van een hoekaccent;
  • c. lid 7.2.1 sub e, ten behoeve van een andere dakhelling.
7.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  • d. de mate waarin voldaan wordt aan de uitgangspunten uit het Beeldkwaliteitsplan, die is opgenomen in bijlage 2 bij deze planregels.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of recreatieve bewoning;

7.5.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Voor het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf, waarbij voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en bedrijven gelden de volgende bepalingen:

  • a. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende - al dan niet aangebouwde bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
  • c. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • d. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • e. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • f. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
  • g. er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • h. er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken van de gebruiksregels voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk bij een woning (geen meergezinswoning zijnde), mits:

  • a. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
  • b. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m², met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • c. het bijbehorende bouwwerk een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • d. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.
7.6.2 Afwijken van de gebruiksregels voor kantoorfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 ten behoeve van kantoorfuncties, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan kantoorfuncties maximaal 300 m2 b.v.o. bedraagt;
  • b. de kantoorfuncties uitsluitend op de begane grond zijn gesitueerd;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein conform de parkeernormen uit de ASVV-2012 (CROW), met dien verstande dat de parkeerplaatsen aan de achterzijde van het hoofdgebouw gesitueerd dienen te worden.
  • d. de uitgangspunten uit het Beeldkwaliteitsplan, die als bijlage 2 bij de planregels is opgenomen, worden gerespecteerd.
7.6.3 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

Artikel 8 Wonen - Woonhuizen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Woonhuizen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;

alsmede voor:

  • b. de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. bed & breakfast in de woning en/of in een aan de woning aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat niet meer dan vier bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;

met de daarbij behorende:

  • d. erven, tuinen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bijbehorende bouwwerken;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels

Op de voor "Wonen - Woonhuizen" aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen i.c. woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; met dien verstande dat, voor zover aangegeven, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd;
  • b. de breedte van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 5 m;
  • c. voor zover aangegeven, bedragen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. de dakhelling van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
  • e. de afstand van een vrijstaand respectievelijk een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 3 m. tenzij de bouwgrens anders bepaalt;
  • f. een kelder moet binnen de begrenzing van het hoofdgebouw gelegen zijn;
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag bedragen:
    • 1. maximaal 20 m² bij meer dan twee aaneengebouwde woningen;
    • 2. maximaal 50 m² bij vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 1 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m² toegestaan, mits niet meer dan 35% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • f. bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld in sub b tot en met sub e wordt de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen, niet meegerekend;
  • g. het bijbehorende bouwwerk dient minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te liggen;
  • h. de afstand van een overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan moet tenminste 0 m bedragen;
  • i. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerken mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • k. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m, maar nooit meer dan 3,25 m;
  • l. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken moet minimaal 2 m minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
  • m. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan maximaal 6 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
8.3.2 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 14 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken van de bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 sub d, ten behoeve van een andere dakhelling;
  • b. lid 8.2.1 sub e, ten behoeve van een kleinere afstand van de perceelgrens;
  • c. lid 8.2.2 sub g, ten behoeve van een kleinere afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten behoeve van een hoekerker.
8.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  • d. de mate waarin voldaan wordt aan de uitgangspunten uit het Beeldkwaliteitsplan, die is opgenomen in bijlage 2 bij deze planregels.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of recreatieve bewoning;

8.5.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Voor het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf, waarbij voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en bedrijven gelden de volgende bepalingen:

  • a. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende - al dan niet aangebouwde bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
  • c. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • d. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • e. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • f. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
  • g. er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • h. er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken van de gebruiksregels voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.5.1 ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
  • b. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m², met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • c. het bijbehorende bouwwerk een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • d. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.
8.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in de regels geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk, voor zover het goothoogten, bouwhoogten en dakhellingen betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk. Bij sloop en herbouw van dat gebouw mag de afwijkende oppervlakte, de afwijkende inhoud, de afwijkende goothoogte, de afwijkende bouwhoogte en/of de afwijkende dakhelling herbouwd worden.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Parkeren

Een functie dient te voorzien in voldoende parkeerplaatsen waarbij in ieder geval de kengetallen uit de ASVV-2012 (CROW) in acht moeten worden genomen.

11.2 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. het gebruik van niet bebouwde gronden voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • e. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijkingsbepaling is niet van toepassing op het afwijken van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte ter plaatse van de bestemming "Wonen - Meergezinshuizen".
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 2 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare diensten, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1, de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation ten hoogste 15 m³ bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt;
  • h. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd) gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal 60% van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden en de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m bedraagt;
  • i. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van carports en overkappingen en toestaan dat de voorgevelrooilijn met 2 m wordt overschreden. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen en de maximale oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw dienen alle wanden open te zijn.
12.2 Afwegingskader

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming 'Wonen - Meergezinshuizen', ‘Wonen - Woonhuizen’ en/of 'Verkeer - Openbaar erf', met dien verstande dat:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6, 7 en/of artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat het totaal aantal woningen maximaal 30 bedraagt;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de percelen gelegen aan de Goorsestraat bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen naar "Wonen - Meergezinshuizen' geldt niet voor percelen direct grenzend aan de percelen gelegen aan de Goorsestraat;
  • e. aangetoond moet zijn dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende waarden, functies en/of belangen;
  • f. aangetoond moet zijn dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. in verband met het garanderen van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat gelet op de geluiduitstraling van de bedrijven op de percelen M.A. de Ruyterstraat 18 t/m 20 en Parallelweg 10 in het wijzigingsplan dient te worden geborgd dat:
    • 1. de situering van de woningen tot de perceelgrenzen van milieuhinderlijke bedrijven zoals opgenomen in het akoestisch onderzoek van Alcedo d.d. 17 augustus 2015 (bijlage 3 bij de planregels) wordt aangehouden, alsmede de in het onderzoek opgenomen geluidsafschermende en geluidswerende maatregelen worden getroffen, tenzij is aangetoond dat bij een andere situering en/of het treffen van geen of andere maatregelen ten gevolge van omliggende bedrijven ook een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen kan worden gegarandeerd;
    • 2. de bouwvolgorde zodanig is dat de in dit bestemmingsplan opgenomen bebouwing aan de Goorsestraat en Parallelweg vanwege de akoestisch afschermende functie voor de te realiseren woningen gerealiseerd zal zijn voordat de woningen in gebruik mogen worden genomen, tenzij is aangetoond dat ook bij een andere bouwvolgorde een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen kan worden gegarandeerd;
  • h. de verkeersontsluiting van toekomstige functies dient plaats te vinden via de M.A. de Ruyterstraat;
  • i. de nadere uitwerking dient in hoofdlijn te voldoen aan de uitgangspunten in het Beeldkwaliteitsplan, die als bijlage 2 bij de planregels is toegevoegd.
13.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de 13.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond, waaronder de slagenstructuur zoals bedoeld in het Beeldkwaliteitsplan, die als bijlage 2 bij deze planregels is gevoegd;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

Artikel 14 Algemene procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende één week ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede;
  • e. er kan worden afgeweken van het bepaalde onder a tot en met d, indien de belangen van gebruikers en/of eigenaren de betreffende en de aanliggende gronden niet worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheeld worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van het plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang word verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Haaksbergen dorp, partiële herziening Kop Parallelweg van de gemeente Haaksbergen.