direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Haaksbergen-Dorp, deelplan De Els, partiële herziening woningbouwlocatie De Greune
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1097-0002

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde woningen en/of aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal maximaal 40 woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' enkel één vrijstaande woning is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' enkel twee twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • b. bijbehorende erven, tuinen, paden en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Hoofdgebouw

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een gebouw dient in of maximaal 1 meter achter de op de verbeelding opgenomen 'gevellijn' gesitueerd te worden;
  • c. de breedte van een gebouw dient minimaal 5,5 m te bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal respectievelijk 6 en 10 meter;
  • e. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'minimale bouwhoogte' bedraagt minimaal de op de verbeelding weergegeven maatvoering;
  • f. de dakhelling moet minimaal 25º en mag maximaal 60º bedragen;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw, met uitzondering van de aangebouwde zijde in geval van twee-aaneen gebouwde woningen en/of aaneengebouwde woningen, tot de zijdelingse perceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt;
  • h. een kelder moet binnen de begrenzing van de woning gelegen zijn.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een woning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag bedragen:
    • 1. maximaal 20 m² bij meer dan twee aaneengebouwde woningen;
    • 2. maximaal 50 m² bij vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 1 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m² toegestaan, mits niet meer dan 35% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • f. bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld in sub b tot en met sub d wordt de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen, niet meegerekend;
  • g. de afstand van een bijbehorende bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw, en het verlengde daarvan, moet tenminste 3 m bedragen;
  • h. de afstand van een overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan moet tenminste 0 m bedragen;
  • i. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerken mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • k. de goothoogte van aangebouwde bijbehorend bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m, maar nooit meer dan 3,25 m;
  • l. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorend bouwwerken moet minimaal 2 meter minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • m. een bijbehorend bouwwerk mag alleen worden opgericht in het zij- en achtererfgebied;
  • n. voor erkers geldt dat zij ook mogen worden opgericht in het voorerfgebied, met dien verstande dat één erker voor de voorgevel van de woning mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens minimaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. de diepte van de erker maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 3. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
    • 4. de maximale bouwhoogte van de erker mag niet meer dan 3,25 meter bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan maximaal 7,5 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor ondergronds bouwen (onderbouw c.q. kelder) bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. een ondergronds bouwwerk mag alleen binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken worden opgericht, met dien verstande dat minimaal 1 meter uit de perceelsgrens gebouwd moet worden;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,50 meter beneden peil bedragen;
  • c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken boven peil;
  • d. voor zover het ondergrondse bouwwerk binnen de onder a genoemde begrenzing valt, wordt de inhoud dan wel de oppervlakte daarvan niet meegerekend bij de maximaal toegestane inhoud/oppervlakte van de woning;
  • e. voor zover het ondergrondse bouwwerk buiten het bouwvlak valt, wordt de oppervlakte daarvan wel meegerekend bij de maximaal toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
7.3.1 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in 11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijking van de bouwregels voor hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.1 sub a ten behoeve van het bouwen van een ander type woning, en daarmee een afwijkend aantal woningen, dan aangeduid;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.1sub a, ten behoeve van het bouwen buiten een bouwvlak, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.1 sub d, ten behoeve van een verhoging van de goothoogte van een hoofdgebouw met ten hoogste 10%, doch nooit meer dan 1 m;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.1 sub f, ten behoeve van een andere dakhelling;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.1 sub g, ten behoeve van een kleinere afstand van de perceelgrens.
7.4.2 Afwijking van de bouwregels voor ondergrondse bouwwerken

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.2.4 onder a. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak danwel bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan eventueel aanwezige archeologische waarden;
  • c. het maximaal toegestane oppervlak aan ondergrondse bouwwerken niet wordt overschreden.
7.4.3 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, akoestische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
7.4.4 Procedure

Voor het middels een omgevingsvergunning afwijken geldt de in 11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Bed & Breakfast

Het gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijbehorende bouwwerken voor bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn.
7.5.2 Beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende - al dan niet aangebouwde bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie en/of escortbedrijf;
  • c. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • d. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • e. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • f. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
  • g. er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • h. er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
7.5.3 Ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de woonbestemming.

7.5.4 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen:

  • a. voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of recreatieve bewoning;
  • b. voor het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken van de gebruiksregels voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.5.4 onder a ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
  • b. mantelzorg plaats vindt op een oppervlakte van maximaal 100 m², met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • c. het bijbehorende bouwwerk een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • d. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.
7.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
7.6.3 Procedure

Voor het middels een omgevingsvergunning afwijken geldt de in 11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.