direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Buitengebied, partiële herziening Brammeloweg 16
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1092-0003

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  • b. het hobbymatig houden van dieren met een bedrijfsomvang van maximaal 10 nge;
  • c. bed & breakfast in de woning en/of in een aan de woning aangebouwd voormalig bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  • d. landschappelijke inpassing;
  • e. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • h. andere-werken;
  • i. tuinen;
  • j. erven.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woning aanwezig zijn;
  • c. de inhoud exclusief kelder mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - herbouw boerderij' een woning is toegestaan, met dien verstande dat de inhoud exclusief kelder niet meer dan 1.000 m3 mag bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60º bedragen;
  • f. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  • g. de breedte van een woonhuis dient minimaal 6 m te bedragen;
  • h. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • i. een kelder dient binnen de begrenzing van de woning gelegen te zijn;
  • j. bouwdelen waarvan de nok op minder dan 2,00 m uit de nok van de woning liggen, welke aan de woning zijn aangebouwd, worden beschouwd als onderdelen van de woning.

3.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. een overkapping dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gebouwd te worden;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - herbouw boerderij' een bijgebouw is toegestaan, met een oppervlakte niet meer dan 250 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouw mag zijn;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen dient minimaal 2 m minder dan de bouwhoogte van de woning te bedragen;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte (m) de bouwhoogte mag bedragen zoals die op de verbeelding is aangegeven;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.

3.2.3 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen op tenminste 1 m achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • d. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • e. het bebouwingsbeeld;
  • f. de landschappelijke inpassing;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de verkeersveiligheid;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor bij omgevingsvergunning een afwijking van de gebruiksregels is of wordt verleend, mits dit in overeenstemming is met de bij de afwijkingsbevoegdheden genoemde voorwaarden;
  • b. 3.2.1 onder e en toestaan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  • c. 3.2.2 onder a en toestaan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  • d. 3.2.2 onder a en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • e. 3.2.2 onder e en toestaan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 2 m;
  • f. 3.2.2 onder f, g en h en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2 m.

3.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen.

3.5.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsschets, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschapsmaatregelen gefaseerd mogen worden uitgevoerd als beschreven in Bijlage 1;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 Bijlage 1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

3.5.3 Uitoefening 'vrij' beroep in en bij een woning

Het gebruik van een woning, waaronder begrepen een bedrijfswoning, en daarbijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een 'vrij' beroep is toegestaan, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een 'vrij' beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.5.4, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbijbehorende bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m2.

3.5.4 Beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

Het gebruik van ruimten binnen de woning en in de daarbijbehorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan een 'vrij' beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • c. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale brutovloeroppervlakte van 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende -al dan niet aangebouwde bijgebouwen-, met een maximum van 50 m2;
  • d. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
  • e. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • f. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • g. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • h. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
  • i. er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • j. er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 onder a ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:
    • 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    • 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    • 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
  • b. 3.1 onder d ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. de afstand tot bestaande bebouwing niet meer dan 50 m bedraagt;
    • 3. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    • 4. het geheel landschappelijk wordt ingepast;
    • 5. parkeren plaats vindt op het terrein van het voormalige agrarisch bedrijf;
    • 6. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 7. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    • 8. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 9. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
  • c. 3.1 ten behoeve van boerderijkamers en boerderijappartementen, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. boerderijkamers en boerderijappartementen binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd, tenzij dit niet mogelijk is, in dat geval wordt herbouw overwogen;
    • 3. de oppervlakte van één boerderijkamer niet meer mag bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijkamers niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    • 4. de oppervlakte van één boerderijappartement niet meer mag bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijappartementen niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    • 5. in geval van een combinatie van boerderijkamers en boerderijappartementen mag de totale oppervlakte aan boerderijkamers en boerderijappartementen niet meer bedragen dan 300 m2;
    • 6. het aantal slaapplaatsen niet meer mag bedragen dan 15;
    • 7. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
    • 8. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • d. 3.1 met dien verstande dat een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 onder a is of wordt verleend, om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, indien en voor zover:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    • 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    • 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    • 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
    • 8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    • 11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    • 13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    • 14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    • 15. het gebouwen betreft die niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en die niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    • 16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel. omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    • 17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    • 18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    • 19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    • 20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    • 21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 22. auto- of motorreparatiebedrijven, of daarmee gelijk te stellen bedrijven, autoverkooppunten, bouwbedrijven en vervoersbedrijven niet zijn toegestaan;
  • e. 30.1 onder i ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben.
  • f. 3.5.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
    • 1. de landschapsmaatregelen van een gelijk beschermingsniveau zijn als de landschapsmaatregelen in Bijlage 1;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnisch toelaatbaarheid.

in aanvulling van het bepaalde onder a tot en met d geldt voor 3.6 onder d:

  • e. de geschiktheid voor vestiging in het buitengebied;
  • f. de aard en omvang moeten passen binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • g. de bijdrage aan de sociaal-economische doelstellingen;
  • h. de mate van belemmeringen voor agrarische bedrijven;
  • i. de inpasbaarheid van (voorgenomen) reclame-uitingen;
  • j. de zorgplicht zoals is aangegeven in de Flora- en faunawet.