direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Buitengebied, partiële herziening Kolleweg 7
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1078-0003

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte en de Agenda voor een Vitaal Platteland zijn gezamenlijk in 2004 aangeboden aan de Tweede Kamer. De Nota Ruimte beschrijft onder meer het ruimtelijke beleid voor het platteland en de Agenda voor een Vitaal Platteland gaat uit van een integraal perspectief en richt zich op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. In de Nota Ruimte en de daaruit voortvloeiende Agenda voor een Vitaal Platteland van het Ministerie van LNV wordt aangegeven dat het kabinetsbeleid gericht is op een leefbaar platteland met de functies leven, wonen en genieten en op een vitale en duurzame agrarische sector.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. De Nota Ruimte stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en gaat uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen anticiperen. Het accent verschuift van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie. Ruimte voor ontwikkeling betekent ook dat het Rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. De voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn zijn:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland,
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland,
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-) nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het Rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere (ook internationaal erkende) landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De vitaliteit van het platteland wordt versterkt door ruimte te geven aan hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden en door ruimte te bieden aan een duurzame en vitale landbouw en overige economische activiteiten die zich verdragen met de kwaliteit van het landschap.

De Agenda Vitaal Platteland (AVP) is een integrale rijksvisie op het platteland. De nota is tegelijkertijd met de Nota Ruimte aan de Tweede Kamer aangeboden. Daar waar de Nota Ruimte het ruimtelijk beleid beschrijft, gaat de AVP uit van een integraal perspectief en gaat het in op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. Aan de hand van de thema's verbreding van de landbouw, leefbaarheid, natuur en landschap en milieukwaliteit wordt de rijksvisie geformuleerd.

In het algemeen wil het kabinet het beleid voor het landelijk gebied sturen op hoofdlijnen en niet meer regelen dan noodzakelijk is. Het rijk coördineert daarom ook alleen specifiek beleid op bepaalde terreinen zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de twintig Nationale Landschappen. De uitvoering van dit beleid ligt bij de provincies en gemeenten. In de gemeente Haaksbergen ligt geen Nationaal Landschap. Het plangebied is gelegen nabij de Ecologische Hoofdstructuur. In paragraaf 5.1. wordt nader op de effecten van het plan op de EHS ingegaan.

Ten aanzien van natuur en landschap wil het kabinet de mogelijkheden verruimen om het platteland te beleven. Hiertoe dient de toegankelijkheid en bereikbaarheid voor recreatie en toerisme in het agrarisch cultuurlandschap te worden verbeterd. Ontwikkelingen in het landelijk gebied dienen zodanig te worden begeleid dat kwaliteit ontstaat, gebaseerd op een goed evenwicht tussen ecologische, economische en esthetische aspecten van het landschap.

3.1.2 Reconstructiewet en verplaatsing intensieve veehouderijen (VIV-regeling)

De reconstructiewet, welke op 1 april 2002 inwerking is getreden, heeft tot doel om de complexe problematiek in het landelijk gebied aan te pakken. Deze complexe problematiek zijn vooral van milieukundige aard welke wordt veroorzaakt door een hoge veedichtheid.

Daarom zijn er in de reconstructiewet concentratiegebieden aangewezen en zijn deze in drie gebieden verdeeld namelijk; extensiveringsgebied, verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebieden. Er wordt aangegeven dat de problematiek van intensieve veehouderijen in extensiveringsgebieden moet worden aangepakt. Het is namelijk niet wenselijk dat bij belangrijke natuurgebieden of rondom kernen en steden intensieve veehouderijen aanwezig zijn vanwege de milieubelasting.

Het rijk heeft in samenwerking met de provincies de regeling V.I.V. (Verplaatsing Intensieve Veehouderij) ontwikkeld. Het doel hiervan is om agrariërs die niet meer kunnen uitbreiden vanwege het extensiveringsgebied, te stimuleren om het bestaande bedrijf te beëindigen en op een andere locatie hervestiging toe te staan. De subsidiegelden komen in deze instantie zowel vanuit Rijk alsmede de betrokken provincie. In paragraaf 3.2.7 wordt hier nader op ingegaan.

3.1.3 Conclusie toetsing aan rijksbeleid

Het ruimtelijk initiatief dat de aanleiding is voor het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de doelstellingen van het rijksbeleid. De beleidsdocumenten geven aan dat hergebruik van bebouwing en vervangende bebouwing in het buitengebied tot de mogelijkheden behoren indien het zorgt voor meer vitaliteit van het platteland en de kwaliteit van het landschap wordt gewaarborgd. In dit initiatief is er sprake van sloop van een groot oppervlakte aan landschappelijk ontsierende bedrijfsbebouwing in relatie tot de realisering van een loods (met berging, werkplaats, kantine en kantoor) en het verbouwen van een varkensstal tot een werktuigenberging. De locatie zal landschappelijk worden ingepast in de omgeving. Dit initiatief zorgt voor zowel een kwaliteitsverbetering van het landschap alsmede het vitaal houden van het platteland, zonder dat er subsidiegelden hoeft worden besteedt voor het plaatsen van het bedrijf.