direct naar inhoud van 5.7 Flora en fauna
Plan: Haaksbergen dorp, deelplan De Els, partiële herziening Veldmaterstraat 23
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1063-0003

5.7 Flora en fauna

5.7.1 Kader

De bescherming van de Nederlandse natuur is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 - gebiedsbescherming - en de Flora en Faunawet - soortenbescherming.

De Natuurbeschermingswet 1998 stelt dat activiteiten (zoals ruimtelijke ontwikkelingen, die van invloed kunnen zijn op de instandhoudingdoelstellingen van een Natura 2000-gebied), door Gedeputeerde Staten beoordeeld moeten worden alvorens een vergunning voor de activiteit kan worden verleend. Dit geldt dus ook voor activiteiten die plaatsvinden buiten de beschermde gebieden. Van deze activiteiten moet worden bepaald of er sprake is van externe werking of cumulatie. Bij een vergunningsaanvraag is een zogenaamde passende beoordeling gewenst. Daarnaast kunnen gebieden bescherming genieten indien de gebieden onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten en is op 1 april 2002 in werking getreden. Een aantal zeldzame en/ of kwetsbare plant- en diersoorten wordt door de Flora- en faunawet beschermd. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van de in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

5.7.2 Situatie plangebied

Voor het plangebied is door Aveco de Bondt een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Op basis van de uitgevoerde quickscan wordt geconcludeerd dat er beschermde soorten voorkomen op de onderzochte locatie. Hiervoor dienen maatregelen te worden getroffen, zodat niet in strijd wordt gehandeld met de bepalingen in de Flora- en faunawet.

Omdat geen significant nadelige effecten op speciale beschermingszones te verwachten zijn is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. Ook ligt de locatie ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waardoor beperkingen of maatregelen in dit kader niet aan de orde zijn.

De volgende soortgroepen zijn voor de onderzoekslocatie van belang:

Vaatplanten
De locatie heeft een betekenis voor een aantal algemene wilde plantensoorten. De aanwezige soorten zijn niet beschermd en staan niet vermeld op de Rode Lijst.

Broedvogels
De dichte begroeiingen, hagen, bomen en de te slopen schuren vormen een geschikte broedplaats voor vogels. Hierin kunnen in het broedseizoen broedgevallen worden verwacht. Er is geen sprake van jaarrond beschermde broed- of verblijfsplaatsen. Het verstoren van broedende vogels is op grond van artikel 11 verboden. Hiervoor kan geen ontheffing worden verkregen. Het verwijderen van dichte struiken, hagen, bomen en de sloop van de schuren moet buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Als broedseizoen wordt over het algemeen de periode van half maart tot half juli aangehouden, echter in de Flora- en faunawet wordt deze periode niet genoemd. Broedende vogels buiten deze periode vallen ook onder de bescherming van artikel 11. Op het moment dat geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden zonder een ontheffing of verdere maatregelen worden uitgevoerd.

Ten aanzien van de broedgevallen in de schuren wordt geadviseerd deze broedplaatsen buiten het broedseizoen ongeschikt te maken. De openingen kunnen worden afgedicht (bijvoorbeeld met een stevige folie of een betimmering). Hierdoor wordt voorkomen dat tijdens de werkzaamheden broedgevallen aanwezig zijn. Het ongeschikt/ontoegankelijk maken van een mogelijke broedplaats kan buiten het broedseizoen zonder ontheffing worden uitgevoerd.

Vogels zijn volgens de Flora- en faunawet beschermd, waardoor de voorgenomen werkzaamheden kunnen leiden tot het overtreden van artikel 11 (verstoren van vaste rust- en verblijfsplaatsen). Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen is het opzettelijk verontrusten van vogels (artikel 10) niet aan de orde.

Zoogdieren
Er zijn geen kenmerken aangetroffen van (vaste verblijfsplaatsen van) zoogdieren, waaronder vleermuizen.

Overige soorten
Sporen of kenmerken van andere beschermde of rode-lijstsoorten zijn niet waargenomen en worden niet verwacht op de locatie.