direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Rutbekerveldweg 6
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.V20222673-0002

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot maken van de ruimtelijke onderbouwing

Op het adres Rutbekerveldweg 6 staan voormalige agrarische gebouwen. Het grote gebouw heeft dienst gedaan als manege, de andere drie gebouwen werden gebruikt voor paardenboxen en opslag van aan het bedrijf gerelateerde zaken. Het complex was namelijk een voormalig agrarisch bedrijf waar ook ruiteractiviteiten waren toegestaan. Dit bedrijf werd door het Rijk aangekocht wegens de aanleg van de nieuwe autoweg, de N18. De bijbehorende bedrijfswoning werd vanwege zijn ligging in het trace van de weg afgebroken. Er restte een agrarische bestemming met gebouwen, echter zonder bedrijfswoning. Na realisatie van de N18 heeft het Rijksvastgoedbedrijf het perceel met opstallen verkocht.

De aanvraag

Na een periode van leegstand heeft zich nu een belanghebbende gemeld voor de overgebleven bebouwing. Hij wil de manege gebruiken voor opslagruimte voor diverse machines. Gebruik van de manege voor opslagdoeleinden is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Hij heeft de gemeente verzocht om aan zijn verzoek mee te werken. Zijn aanvraag is beoordeeld.

De gemeente is in principe bereid om het college van burgemeester en wethouders voor te stellen af te wijken van het vigerende bestemmingsplan, voor wat betreft het inpandig opslaan van goederen, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De gemeente wil alleen meewerken aan een afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van opslag van diverse machines binnen het pand zelf. Bedrijfsactiviteiten waarbij mensen voor langere tijd in het pand verblijven zijn voor deze locatie niet wenselijk. Daarnaast zal opslag alleen zijn toegestaan ten behoeve van bedrijven met maximaal milieucategorie 2.

Opslag ten behoeve van bepaalde bedrijfsfuncties zal worden uitgesloten.

De bestemmingsplannen achtereenvolgend

Bestemmingsplan "Buitengebied 1996".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0001.png"

In 1997 werd het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" vastgesteld. In dat bestemmingsplan had het adres Rutbekerveldweg 6 de bestemming "Agrarisch" met een agrarisch bouwblok van 1 ha, met daarbij de aanduiding "ruitersport toegestaan". Dat betekent dat er sprake was van een actief agrarisch bedrijf, maar dat er naast agrarische activiteiten tevens gebruiksgericht paarden werden gehouden. Deze mix kwam vaker voor in het buitengebied. Het ging vaak om agrarische bedrijven waar stalling voor paarden, al dan niet met weidegang, werd aangeboden aan particulieren. Een buitenrijbak zorgde ervoor dat de gestalde paarden voor de nodige beweging bereden konden worden door de eigenaar van het paard.

Het grote gebouw op het perceel was de rijhal.

Zo'n agrarisch bedrijf moet niet worden verward met een manegebedrijf. Manegebedrijven hebben we ook in het buitengebied, maar die hebben een eigen bestemming "Manege" en daar worden uitgebreide ruiteractiviteiten gehouden.

Bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest"

Het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" werd geactualiseerd en vervangen door het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest". Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 10 maart 2014. In dit bestemmingsplan was de bestemming van de grond "Agrarisch" met een bouwblok. Het bedrijf was een actief agrarisch bedrijf met agrarische bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning. De paardenactiviteiten zijn hier opgehouden.

De afbeelding hieronder is een fragment van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0002.png"

Bestemmingsplan "N18-gedeelte Enschede"

Voor het tracé en de aanleg van de nieuwe rijksweg ter vervanging van de oude N18 werd een deel van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" herzien. Het bestemmingsplan "N18 gedeelte Enschede" werd in procedure gebracht en op 8 mei 2018 vastgesteld.

In het kader van de aanleg van de rijksweg, "de nieuwe N18", is het bedrijf met bijbehorende grond en opstallen door Rijkswaterstaat aangekocht. De bedrijfswoning werd afgebroken, omdat deze plaats moest maken voor het tracé van de rijksweg. De overige gebouwen stonden letterlijk en figuurlijk niet in de weg. Deze konden blijven staan.

Hieronder een afbeelding van het tracé van de, toen nog aan te leggen en inmiddels aangelegde, N18.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0003.png"

In het bestemmingsplan "N18 gedeelte Enschede" kreeg het perceel de bestemming "Agrarisch", echter zonder bouwblok, en werd de aanwezigheid van een bedrijfswoning door middel van een functieaanduiding op de planverbeelding uitgesloten.

Hieronder een fragment van het bestemmingsplan "N18 - gedeelte Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0004.png"

Na realisatie van de rijksweg besloot het Rijk de overtollige niet gebruikte gronden en opstallen af te stoten. Dat was ook hier het geval. Zodoende zijn de overgebleven grond en de resterende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen in de verkoop gegaan.

Het grote gebouw en de overige gebouwen worden niet meer voor de ruitersport gebruikt. De aanvrager ziet potentie in het grote gebouw, de voormalige rijhal, voor opslag van halfproducten, diverse machines, e.d.

Gemeentelijk advies

De gemeente is in principe bereid om het college van burgermeester en wethouders te adviseren mee te werken aan een afwijking van het bestemmingsplan door middel van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse afwijking.

1.2 Ligging en locatie van het project

Het gebied waar het projectafwijkingsbesluit "Rutbekerveldweg 6" betrekking op heeft is kadastraal bekend als Lonneker, sectie AK, nummer 153.

Het perceel Rutbekerveldweg 6 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Enschede. Het perceel wordt rondom begrensd door grond die behoort tot het NNN. Tussen de NNN verbindingen liggen agrarische gronden. Het perceel zelf wordt aan de noordkant begrensd door de Broekmaatweg, aan de oostkant door de Rutbekerveldweg en aan de zuid- en westkant door agrarische grond.

Hieronder zijn de groene gebieden te zien die het NNN voorstellen in de directe omgeving van het werkingsgebied van deze omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0005.png"

Hieronder wordt aangegeven om welk gebouw het binnen het perceel Rutbekerveldweg 6 gaat. Het betreft de voormalige rijhal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0006.png"

Het werkgebied van het PAB wordt begrensd zoals op de volgende afbeelding is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0008.png"

Deze afbeelding komt uit het inrichtingsplan, dat bij de omgevingsvergunning en als voorschrift in de omgevingsvergunning wordt gevoegd.

1.3 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met de artikelen 5.20 en 6.14 van het Besluit omgevingsrecht. Op grond van artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mits die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Op grond van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht zijn op een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit tevens enkele artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Het gaat daarbij om artikelen die betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting. De inhoud van deze artikelen geldt daarmee ook voor een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit. Op grond van artikel 6.14 van het Besluit omgevingsrecht moet een verleende omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit overeenkomstig de Ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het projectgebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over de in voorbereiding zijnde omgevingsvergunning. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

De projectlocatie "Rutbekerveldweg 6" is gelegen binnen het werkgebied van de Buurtkring Usselo en de Dorpsraad Boekelo. Dit zijn erkende organen die voorafgaand aan het in procedure brengen van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit om advies dienen te worden gevraagd.

Advies Dorpsraad Boekelo

De Dorpsraad Boekelo heeft 21 december 2023 laten weten wel in te kunnen stemmen met de aangevraagde activiteit(en).

Advies buurtkring Usselo

Op 12 februari 2023 heeft de Buurtkring Usselo geadviseerd over de ontwerpvergunning. In haar advies spreekt de buurtkring haar zorgen uit over het aantal verkeersbewegingen die de ontwikkeling veroorzaakt en de de daarmee samenhangende mogelijke geluidsoverlast. Daarnaast is de buurtkring van mening dat het gebruik van de voormalige manege voor opslag niet past in het buitengebied en dat de vergunning in de toekomst kan worden gebruikt als vrijbrief voor oneigenlijk gebruik van de gebouwen op het perceel.

Ambtelijke reactie op het advies

In afwijking van het advies van de buurtkring Usselo, is de gemeente van mening dat de omgevingsvergunning toch kan worden verleend. De reden hiervoor is dat het gebruik als opslaggebouw een goede invulling is voor de leegstaande voormalige manege. In de vergunning worden handhaafbare voorschriften opgenomen, waarmee oneigenlijk gebruik van de gebouwen wordt voorkomen. Vanuit de afdeling Handhaving van de gemeente zal periodiek worden toegezien op de naleving van deze voorschriften.

Daarnaast heeft het voorgenomen gebruik geringe gevolgen voor de omgeving, waardoor er vanuit een goede ruimtelijke ordening geen zwaarwegende redenen zijn om de aanvraag te weigeren.

1.5 Procedure

Op de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing.

Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien daarmee ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 Bro ook van toepassing is op te verlenen omgevingsvergunningen met projectafwijkingsbesluit.

Met het mogelijk maken van het gebruik voor opslagdoeleinden in een bestaand gebouw aan de Rutbekerveldweg 6 zijn geen ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Regge en Dinkel, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding. Daarom is voor deze te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit afgezien van het plegen van vooroverleg.

Terinzagelegging ontwerpbeschikking

De ontwerpbeschikking met de daarbij behorende stukken ligt gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders. De terinzagelegging en de mogelijkheid om tijdens die periode zienswijzen naar voren te brengen dient te worden aangekondigd in de Huis aan Huis, het Gemeenteblad en via internet.

Verklaring van geen bedenkingen

Voordat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit kunnen verlenen kan het wettelijk verplicht zijn dat een ander bevoegd gezag (gemeenteraad, provincie of Rijk) eerst een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voor een of meer onderdelen van de te verlenen omgevingsvergunning.

Voor het project "Rutbekerveldweg 6" is voor het afwijken van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" en het bestemmingsplan "N18-gedeelte Enschede" een verklaring van bedenkingen door de gemeenteraad noodzakelijk.

De gemeenteraad heeft echter in het raadsbesluit "Verklaring van geen bedenkingen; aanwijzing categorieën" (hierna: raadsbesluit vvgb) van 12 juli 2011 categorieën van plannen aangewezen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is.

Het college van burgemeester en wethouders is van mening dat de voorliggende omgevingsvergunning valt onder categorie II van het raadsbesluit. De omgevingsvergunning is daarom conform het in het raadsbesluit vvgb afgesproken protocol aan de raad toegezonden. Door de gemeenteraad is niet gereageerd op het voornemen de omgevingsvergunning te verlenen. Daarom is er geen verklaring van geen bedenkingen vereist.

 

In de omgevingsvergunning zullen regels worden opgenomen die aangeven welke producten of zaken er niet opgeslagen mogen worden. Er zal periodiek op worden toegezien dat deze voorschriften worden nageleefd.

Rechtsbescherming

Na verlening van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Rechtbank Overijssel beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning. Aansluitend kunnen belanghebbenden nog hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Huidige juridische situatie

Bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest"

Voor een klein gedeelte van het perceel geldt nog het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest". Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 10 maart 2014. In dit bestemmingsplan was de bestemming van de grond "Agrarisch" met een bouwblok. Het bedrijf was een actief agrarisch bedrijf met agrarische bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning. De paardenactiviteiten zijn hier opgehouden.

De afbeelding hieronder is een fragment van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0009.png"

Het grootste gedeelte van het perceel ligt in het bestemmingsplan "N18 gedeelte Enschede". Het bestemmingsplan "N18 gedeelte Enschede" werd in procedure gebracht en op 8 mei 2018 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0010.png"

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving

Bestaande situatie projectlocatie

De projectlocatie bestaat uit een voormalig agrarisch erf waar ook ruitersport werd bedreven. Het perceel wordt omgeven door gronden die behoren tot het NNN. Dit erf is al lange tijd niet meer in gebruik. Het perceel is destijds door het Rijk aangekocht vanwege de aanleg van de nieuwe autoweg. De bedrijfswoning is afgebroken. De overige bedrijfsgebouwen staan er nog. Deze verkeren nog in bruikbare staat. Het grootste gebouw was de voormalige rijhal, de overige gebouwen werden gebruikt voor stalling van paarden en opslag. Het perceel is goed bereikbaar.

Beoogde situatie projectlocatie

Nu de aanleg van de N18 is voltooid en de rest van perceel en de overgebleven gebouwen niet worden gebruikt voor de infrastructuur, heeft het Rijk besloten het geheel te verkopen. Dit is gebeurd en de huidige eigenaar heeft een gebruiker gevonden voor met name de voomalige rijhal. Deze wil de aanvrager gebruiken voor opslag van diverse machines. Onder voorwaarden gaat de gemeente akkoord met het verzoek om het gebouw voor opslag te gebruiken. Opslag op het buitenterrein staan wij niet toe. Het perceel zelf zal worden ingericht en instandgehouden volgens een inrichtingsplan dat aan de vergunning wordt gevoegd.

Dus met het beoogde gebruik krijgt het gebouw een nieuwe functie en blijft het perceel met overige opstallen behouden. Dit in combinatie met een goede ruimtelijke invulling en aanvulling door middel van de juiste aanplant zien wij als een vorm van duurzaam omgaan met materialen en gronden.

2.2 Cultuurhistorie

Monumenten

De bebouwing op de projectlocatie is geen rijksmonument of gemeentelijk monument.

Bijzondere bomen en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen

Op de projectlocatie zijn geen bijzondere bomen of anderszins cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Wel ligt het perceel binnen de begrenzing van het NNN, waarbij het landschap op zich het koesteren waard is.

Archeologie

De projectlocatie is niet gelegen binnen het gebied waarvoor in de geldende bestemmingsplannen een archeologische beschermingszone met aanlegvergunningstelsel geldt.

2.3 Duurzaamheid

De gemeente Enschede heeft in diverse nota's en in het coalitieakkoord 2014-2018 'Duurzaam, Samen, Sterker!' uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken dan waartoe de wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om initiatiefnemers te verplichten meer energiebesparende maatregelen te treffen dan wettelijk is voorgeschreven. De gemeente kan initiatiefnemers wel stimuleren om zo duurzaam mogelijke woningen of bedrijfsgebouwen te realiseren. Voor de op de projectlocatie <locatie> te realiseren <beschrijving project> geldt dat deze in ieder geval aan de wettelijke energieprestatie-eisen zullen moeten voldoen. Als uitwerking van de duurzaamheidsambities in het coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!' wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

De nog in goede staat verkerende voormalige rijhal krijgt na jarenlange leegstand een nieuwe functie als opslag. Het terrein krijgt een ruimtelijk verantwoorde invulling volgens een bijgeleverd inrichtingsplan. Daarbij wordt aandacht besteed aan versterking van groenelementen. Het buitenterrein wordt niet gebruikt voor opslagdoeleinden. Dat zou afbreuk doen aan zijn omgeving.

Op deze wijze wordt op duurzame wijze met gebouwen en grond omgegaan.

2.4 Verkeer en parkeren

Het perceel Rutbekerveldweg 6 is goed bereikbaar. Gezien de functie als opslagruimte zullen er niet veel verkeersbewegingen zijn. Op het erf is voldoende gelegenheid om te parkeren.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan het ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie en gemeente

3.1 Beleid en regels van het Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Toetsing project "Rutbekerveldweg 6 " aan regels en beleid van het Rijk

Het op de projectlocatie beoogde gebruik van de voormalige rijhal als opslag voor diverse machines of onderdelen daarvan valt niet onder een van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

3.2 Beleid en regels van de provincie Overijssel

Omgevingsvisie Overijssel 2009

Het ruimtelijk relevant beleid en de daarbij behorende regels van de provincie Overijssel zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Het gaat daarbij om de onderwerpen uit de Omgevingsvisie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Toetsing project "Rutbekerveldweg 6 " aan regels en beleid van de provincie

Het op de projectlocatie beoogde gebruik van de voormalige rijhal als opslag voor diverse machines of onderdelen daarvan is zodanig kleinschalig dat het niet nodig is om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die volgens de Omgevingsvisie van toepassing zijn op het projectgebied.

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Het ruimtelijk relevant beleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Structuurvisie Enschede, de diverse sectorale structuurvisies en in Stedelijke Koers.

Structuurvisie Enschede

In de Structuurvisie Enschede gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen. De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Woonvisie

De Woonvisie vormt een sectorale nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

In de Detailhandelsstructuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar.

Watervisie

De Watervisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit.

Structuurvisie Cultuurhistorie

In de Structuurvisie Cultuurhistorie wordt geregeld op welke wijze bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen moet worden omgegaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeenteljike monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

In de Structuurvisie Externe Veiligheid staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Stedelijke Koers

Onder de noemer “Stedelijke Koers” heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012. In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

Toetsing project "Rutbekerveldweg 6 " aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid, de Gids Buitenkans.

De aanvraag is getoetst binnen de lijnen van het beleid voor het buitengebied, zoals verwoord in de Gids Buitenkans. Het betreft hier een hergebruik van bestaande voormalige agrarische bebouwing voor opslagdoeleinden. Hiermee wordt een zinvolle functie toegekend aan de bestaande bebouwing op dit voormalige boerenerf. Als voorwaarde wordt gesteld dat buitenopslag niet is toegestaan, evenals de realisatie van een bedrijfswoning. Verder stelt de gemeente als voorwaarde dat de groene kwaliteit van het terrein en van de omgeving behouden moet blijven. Daarbij moet uitvoering worden gegeven aan het inrichtingsplan dat bij deze aanvraag is gevoegd.

Indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, is deze ontwikkeling niet in strijd met ons ruimtelijk beleid.

3.4 Ladder Duurzame Verstedelijking (art. 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die met een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven inhoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden doorherstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Rutbekerveldweg 6 "

De ontwikkeling aan de Rutbekerveldweg 6 is geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Het is geen ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Er is hier sprake van bestaande bebouwing waarvan gebruik wordt gemaakt, zonder dat er sprake is van een toename van het ruimtebeslag. De bebouwing wordt niet uitgebreid. Ondanks het gebruik van de rijhal als opslag van machines en halffabrikaten krijg je geen toename van verkeer in de omgeving. Naar verwachting zijn het 2 á 3 transportbewegingen per dag. Buitenopslag is niet toegestaan.

Dus het gebruik van de voormalige rijhal als opslagruimte voor diverse machines of halffabrikaten daarvan zien wij als een vorm van duurzaam omgaan met bestaande gebouwen. Door een zinvol hergebruik voorkom je verloedering en afbraak met als gevolg daarvan een verslechtering voor de groene omgeving. Op het erf worden geen kantoren gerealiseerd. Ook wordt er geen bedrijfswoning gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan de relevante omgevingsaspecten

4.1 Besluit milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Toetsing project aan het Besluit m.e.r.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het project betreft geen ruimtelijke ontwikkelingen waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

4.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom de projectlocatie aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat op de projectlocatie. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of de projectlocatie is gelegen binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen.


Toetsingskader Geluid

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20222673-0002_0011.png"

De perceelsgrens van de projectlocatie ligt op ongeveer 300 meter verwijderd van de bedrijfswoning van een kwekerij en op ongeveer 290 meter van een woning.

De aanvrager beoogt de projectlocatie te gebruiken voor opslag binnen het grote gebouw. Er is slechts een gering aantal verkeersbewegingen per etmaal aanwezig. Dit zullen ongeveer 2 á 3 transportbewegingen zijn.

Eerder zouden de geluidgevoelige objecten onder de invloedsfeer zijn van de N18 en van de Grolsch dan van enige activiteit op de Rutbekerveldweg 6.

De gebouwen aan de Rutbekerveldweg 6 zijn zelf geen geluidgevoelige of kwetsbare objecten.

Het lijkt alleszins aannemelijk dat het onderdeel Geluid geen belemmering zal zijn voor het gebruik van het gebouw voor opslagdoeleinden, zoals door de aanvrager wordt beoogd.

4.3 Bodemkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Het perceel was een voormalig agrarisch bedrijf waar ook ruitersport werd beoefend. Nu wordt met name de voormalige rijhal gebruikt voor opslag. Er is geen bedrijfswoning aanwezig. Deze mag ook niet worden gebouwd.

Het is niet aannemelijk dat de bodem in de rijhal zodanig verontreinigd is, dat deze niet meer gebruikt kan worden voor het doel van de aanvraag. Het is aannemelijk dat de bodemkwaliteit geen belemmering zal zijn voor het gebruik als opslagruimte, zoals is beoogd door de aanvrager.

4.4 Wet geluidhinder

Op grond van het bepaalde in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder verplicht burgemeester en wethouders om bij de voorbereiding van de verlening van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor de realisatie van geluidgevoelige gebouwen of terreinen binnen de onderzoekszones van (spoor-)wegen en/of industrieterreinen een onderzoek uit te voeren naar de gevelbelasting ten gevolge van het verkeer op die (spoor-)wegen dan wel de bedrijfsactiviteiten op dat industrieterreinen.

De projectlocatie is gelegen naast de rijksweg N18.

Van het uitvoeren van akoestisch onderzoek kan worden afgezien omdat het hier geen geluidgevoelig object betreft. Ook produceert deze ontwikkeling op zich geen geluid dat hinder veroorzaakt voor zijn omgeving.

Met name de voormalige rijhal wordt gebruikt voor opslagdoeleinden. Er bevinden zich maar weinig mensen gedurende een korte tijd op die locatie. Er is geen zelfstandig kantoor of bedrijfswoning aanwezig.

4.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Het project, zoals de aanvrager dat wenst, draagt niet in betekenende mate bij aan luchtverontreiniging. Het project voorziet ook niet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Het project voorziet in het gebruik van de voormalige rijhal als opslagruimte. Er zullen gemiddeld 2 á 3 transportbewegingen zijn per dag.

Een opslagruimte waar zich weinig mensen continu in bevinden is niet te beschouwen als een gevoelige bestemming. Deze functie kan ter plaatse daarom worden uitgeoefend.

4.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

De projectlocatie ligt binnen de zone van de Grolsch. Het pand ligt binnen 100% letaal zone van de N18. Er kan worden meegewerkt aan opslag van goederen in het pand. De voorwaarde die we daaraan verbinden is dat er geen productie- of andersoortig bedrijf ontstaat waar mensen gedurende langere tijd verblijven, maar enkel opslag, halen en brengen van goederen. Hierbij zal het aantal te verwachten verkeersbewegingen volgens de aanvrager ongeveer 2 á 3 zijn per etmaal.

4.7 Wet natuurbescherming

Beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk verslechterende of significant negatieve effecten kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve effecten niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten dient voor de beoogde ontwikkelingen een Wet natuurbeschermingsvergunning of een verklaring van geen bedenkingen bij het bevoegd gezag te worden aangevraagd.

De projectlocatie is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of in de nabijheid daarvan. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft beschermde natuurgebieden, kan daarom achterwege blijven.

Beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet naruurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen.

De locatie wordt gebruikt voor opslag binnen de voormalige rijhal. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande bebouwing. Opslag buiten op het terrein is niet toegestaan. Het terrein zelf wordt volgens een bijgevoegd inrichtingsplan aangeplant met meer groen en bomen. De locatie ligt binnen de begrenzing van het NNN. Van belang is dat de groene kwaliteit wordt behouden. Mede om die reden is buitenopslag niet toegestaan.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

De projectlocatie is (gedeeltelijk) gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van het NNN. Het is van belang om de groene kwaliteit van de omgeving en het terrein zelf te behouden. Om die reden vinden wij het stallen van bijvoorbeeld loonwerkvoertuigen op het buitenterrein niet acceptabel.

Door het terrein verder in te richten volgens een inrichtingsplan zijn er mogelijk geen negatieve gevolgen te verwachten voor het behoud van de kernwaarden van het NNN.

4.8 Waterhuishouding

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Hemelwater wordt op dezelfde wijze verwerkt als toen hier nog een agrarisch bedrijf aanwezig was. Voor infiltratie in de grond is voldoende onverhard oppervlakte aanwezig.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.

Op de projectlocatie is geen regulier rioleringsstelsel aanwezig. Er wordt waarschijnlijk gebruik gemaakt van drukriolering of een IBA.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.

Op de projectlocatie is wel oppervlaktewater aanwezig in de vorm van een ruime vijver. Rondom het perceel bevinden zich sloten.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik    Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De projectlocatie is een voormalig agrarisch bedrijf. Op dat bedrijf waren de maatregelen al zodanig genomen dat er geen klachten bekend zijn omtrent grondwater en ontwatering.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Aan deze advieswaarden wordt minstens voldaan.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan door de gemeenteraad worden afgezien indien het gemeentelijk kostenverhaal van de grondexploitatie over de in de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Het gebruik van de voormalige rijhal op de projectlocatie Rutbekerveldweg 6 is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente Enschede zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten zal een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten.

Gelet op het voorgaande is de economische uitvoerbaarheid van de te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor het gebruik van de voormalige rijhal op de projectlocatie Rutbekerveldweg 6 voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 6 Conclusies

Een verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Enschede is niet noodzakelijk.