direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Brandemaatweg 122
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.V20203985-0003

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot maken van de ruimtelijke onderbouwing

Aanvrager heeft het plan om de bestaande woning en bijgebouw op het perceel Brandemaatweg 122 te slopen en ter plaats een nieuwe woning te realiseren.

Voor het perceel geldt een recent bestemmingsplan. Op 28 september 2020 heeft de gemeenteraad van Enschede het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' vastgesteld. Het perceel Brandemaatweg 122 is gelegen binnen dit bestemmingsplan en heeft daarin de bestemming 'Wonen'. Het bouwplan voor het perceel was echter nog niet dusdanig concreet uitgewerkt ten tijde van de bestemmingsplanprocedure dat deze kon worden meegenomen in het bestemmingsplan en al een nieuwe planologisch-juridische regeling voor dit perceel kon worden opgenomen. Dit wordt daarom via een afzonderlijke ruimtelijke procedure gedaan:
op 20 juli 2020 is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een vrijstaand woonhuis en het aanleggen van een uitweg op het perceel. Het plan voor de bouw van de woning voldoet niet aan het maximum bebouwingsoppervlakte van 300 m2 van het geldende bestemmingsplan 'Vaneker 2019'. Ook wordt niet geheel binnen het bouwvlak gebouwd. Door de grootte van het gebouw komt het bouwwerk gedeeltelijk buiten het bouwvlak te staan.

Aan deze ontwikkeling kan alleen medewerking worden verleend indien het bestemmingsplan in voor aanvrager gunstige zin wordt herzien of door het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Aanvrager heeft er voor gekozen een aanvraag omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit in te dienen. De gemeente Enschede acht het wenselijk om medewerking te verlenen aan dit project. Het project wordt niet in strijd met de goede ruimtelijke ordening geacht en gezien als een passende toevoeging aan deze buurt.

1.2 Ligging en locatie van het project

De projectlocatie ligt aan de Brandemaatweg 122 en is gelegen in 't Vaneker, een wijk gelegen in Stadsdeel Noord in Enschede. Op afbeelding 1.1 is de ligging van de projectlocatie binnen de gemeente Enschede weergegeven. Op afbeelding 1.2 is het projectlocatie en de directe omgeving te zien.

Het projectgebied heeft betrekking op de percelen die kadastraal bekend staan als gemeente Lonneker, sectie R, nummer 3129 en 3132. wordt aan de zuidkant begrensd door de Brandemaatweg, ten zuidoosten door een woonperceel (Brandemaatweg 120) en in het noordwesten door een bergingsvijver. Er liggen verschillende woonpercelen in de nabijheid van de projectlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0001.png"

Afbeelding 1.1: ligging projectlocatie (bij rood kruis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0002.png"

Afbeelding 1.2: luchtfoto Brandemaatweg 122 (ter plaatse van rode ovaal) en omgeving

1.3 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in combinatie met de artikelen 5.20 en 6.14 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Op grond van artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mits die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Op grond van artikel 5.20 van het Bor zijn op een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit tevens enkele artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Het gaat daarbij om artikelen die betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting. De inhoud van deze artikelen geldt daarmee ook voor een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit. Op grond van artikel 6.14 van het Bor moet een verleende omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit overeenkomstig de Ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het projectgebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over de in voorbereiding zijnde omgevingsvergunning. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Het gaat om het vervangen van een bestaande woning in de wijk het Vaneker, die al onder het vorige bestemmingsplan aanwezig was. Het recent vastgestelde bestemmingsplan 'Vaneker 2019' is met de dorpsraad besproken. In dit geval is afgezien van het vragen van advies aan de dorpsraad Lonneker, gezien voorgaande en de beperkte impact van de ontwikkeling.

1.5 Procedure

Op de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing.

Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien daarmee ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 Bro ook van toepassing is op te verlenen omgevingsvergunningen met projectafwijkingsbesluit.

Het project past binnen de categorie A1 (plannen met minder dan 7 woningen, in lijn met provinciale afspraken) van de uitzonderingslijst vooroverleg ruimtelijk plannen van de Provincie Overijssel. Vooroverleg is om die reden niet vereist.

Overleg met omwonende

De eigenaar van Brandemaatweg 120 is op de hoogte gesteld van het bouwplan. Aangegeven is dat zij geen bezwaren hebben ten aanzien van de bouw van de nieuwe woning.

Terinzagelegging ontwerpbeschikking

De ontwerpbeschikking met de daarbij behorende stukken ligt gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders. De terinzagelegging en de mogelijkheid om tijdens die periode zienswijzen naar voren te brengen dient te worden aangekondigd in de Huis aan Huis, de Nederlandsche Staatscourant en via internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit "Brandemaatweg 122" is op 25 augustus 2021 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerp-besluit zijn geen zienswijzen ingediend.

Verklaring van geen bedenkingen

Het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen door een ander bevoegd gezag (gemeenteraad, provincie, Rijk) is in bepaalde gevallen een vereiste, voordat het college van Burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit kan verlenen.

De gemeenteraad kan ook categorieen van gevallen aanwijzen waarin geen verklaring van bedenkingen nodig is. De gemeenteraad van Enschede heeft op 5 juli 2011 categorieen van gevallen aanwezen waarvoor geen verklaring van bedenkingen vereist is. Op grond van categorie III onder a is geen verklaring van geen bedenkingen nodig voor het realiseren, het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen, vervangen en uitbreiden van bestaande woningen/woongebouwen en bijbehirende gebouwen, mits het project op niet meer dan 15 woningen betrekking heeft. Het project heeft betrekking op het vervangen van 1 woning, zodat de gemeenteraad geen verklaring van bedenkingen hoeft af te geven.

Op grond van het Protocol omgevingvergunning, dat op 12 juli 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld, dient de portefeuillehouder van het college via een raadsbrief een melding te doen aan de gemeenteraad van het voornemen om een omgevingsvergunnig af te geven voor een project dat past in categorie III. Ieder raadslid kan binnen 1 week na ontvangst van de melding gemotiveerd aangeven de brief te willen agenderen in de eerstvolgende vergadering van de Stedelijke commissie. Indien de brief niet geagendeerd wordt, betekent dit een instemming met het voornemen van het college.

Rechtsbescherming

Na verlening van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit staat voor belanghebbenden en belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend hebben tegen de ontwerpbeschikking de mogelijkheid open om bij de Rechtbank Overijssel beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning. Aansluitend kunnen belanghebbenden nog hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Huidige juridische situatie

Het perceel Brandemaatweg 122 is opgenomen in het bestemmingsplan 'Vaneker 2019', een recent bestemmingsplan waarin de bestaande situatie is vertaald naar de juridisch planologische regeling in het bestemmingsplan. Dit plan is op 28 september 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het bestemmingsplan is onherroepelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0003.png"

Afbeelding 1.4: Uitsnede bestemmingsplan 'Vaneker 2019' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Het perceel heeft daarin de bestemming "Wonen" met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - b" en maatvoering "maximum aantal wooneenheden: 1". Ter plaatse is een vrijstaande woning toegestaan. Per bouwperceel mag één hoofdgebouw met daarin één woning aanwezig zijn. Binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -b' geldt een maximum bebouwingspercentage van 30%, met een maximum van 300 m2. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden.

De maximum goothoogte voor hoofdgebouwen met kap bedraagt 4 meter, de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt 10 meter. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken kunnen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voor bijbehorende bouwwerken, zowel vrijstaand als aangebouwd, zijn verschillende regels in het bestemmingsplan opgenomen.

Het bouwplan is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan 'Vaneker 2019', omdat bebouwing wordt opgericht buiten het in het bestemmingsplan aangegeven bouwvlak en de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte wordt overschreden.


Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving

Bestaande situatie projectlocatie

De projectlocatie Brandemaatweg 122 is gelegen aan de rand van woonwijk het Vaneker. Voor de gebiedsbeschrijving wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Vaneker 2019', waarin dit uitgebreid is beschreven.

Op dit moment zijn op het perceel een woning, paardenstal en siertuin aanwezig. In afbeelding 2.1 is een vogelvlucht op het perceel te zien. Deze bebouwing was reeds aanwezig op het moment dat de plannen voor woonwijk 't Vaneker werden ontwikkeld en het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' was vastgesteld. In het bestemmingsplan zijn verschillende bebouwingsregelingen opgenomen voor de kavels in het gebied.

Voor percelen waarbij op dat moment reeds een woning aanwezig was, is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - b' gehanteerd. Ook de bouwstijl en uitstraling van de bestaande woning op het onderhavige perceel paste goed bij deze bebouwingsregeling. Deze bebouwingsregeling werd in 't Vaneker vaker toegepast voor bestaande woningen waarbij meestal sprake was van een relatief klein perceel. Indien er sprake zou zijn geweest van een 'lege' kavel (zonder bebouwing), dan was hier destijds waarschijnlijk, gezien de grootte van het perceel, een andere bebouwingsregeling aan gekoppeld.

Het perceel is groter dan 6000m2. Nu er sprake is van sloop van de bestaande bebouwing, past door de omvang en de locatie (aan de rand van het Vaneker) een andere bebouwingsregeling die binnen het Vaneker geldt, 'bouwaanduiding-c: 'Landhuizen' beter bij deze locatie. Deze bebouwingsregeling staat een groter bebouwingsoppervlak toe.
Als toetsingskader voor de ingediende omgevingsvergunning is daarom uitgegaan van de bebouwingsregeling met de aanduiding 'bouwaanduiding-c '(Landhuizen). De ingediende aanvraag om omgevingsvergunning past beter binnen de randvoorwaarden die binnen deze bouwaanduiding zijn gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0004.png" Afbeelding 2.1: vogelvlucht op perceel Brandemaatweg 122 (rode ovaal) en omgeving

Beoogde situatie projectlocatie

De bestaande bebouwing wordt gesloopt en er zal een nieuwe, moderne woning met plat dak, worden gerealiseerd. De oppervlakte van de deze woning bedraagt circa 365 m2. De bestaande inrit, in de huidige situatie aanwezig nabij de perceelgrenzen tussen Brandemaatweg 120 en 122, wordt verwijderd en er wordt een nieuwe inrit gerealiseerd. Deze wordt meer noordelijk gesitueerd. De toekomstige situatie van bebouwing en inrichting is weergegeven in afbeelding 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0005.png" Afbeelding 2.2: toekomstige inrichting Brandemaatweg 122

In de hiernavolgende afbeeldingen zijn de aanzichten van de nieuwe woning weergegeven (bron: Van der Linde architecten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0006.png"

afbeelding 2.3: vooraanzicht woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0007.png"

afbeelding 2.4: linkerzijaanzicht woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0008.png"

afbeelding 2.5: achteraanzicht woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0009.png"

afbeelding 2.6: rechterzijaanzicht woning

2.2 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Ter plaatse van de projectlocatie geldt het "Beeldkwaliteitplan 't Vaneker, wijziging 2" van de Welstandsnota.
Het beeldkwaliteitplan is geënt op de bestaande situatie aan bebouwing op het perceel en voor de locatie geldt de welstandsidentiteit 'landelijk wonen'. Deze identiteit geldt in het algemeen voor bestaande woningen waarbij meestal sprake was van een relatief klein perceel. Het perceel Brandemaatweg 122 betreft echter een grote kavel, zoals ook andere kavels aan de rand van het Vaneker, waarop meer bebouwing aanvaardbaar en passend is. Zowel de afmetingen, ligging van het perceel als het ontwerp van de nieuwe bebouwing geven aanleiding om het bouwplan te beoordelen als zijnde de identiteit 'villa's'/landhuizen, de identiteit die geldt voor omliggende percelen aan de vijver. Op 11 september 2020 heeft de Stadsbouwmeester een positief advies uitgebracht ten aanzien van het ontwerp van de bebouwing.

2.3 Cultuurhistorie

Monumenten
De bebouwing op de projectlocatie betreft geen rijksmonument of gemeentelijk monument.

Bijzondere bomen en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen
Op de projectlocatie zijn geen bijzondere bomen of anderszins cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

Archeologie
Op grond van de archeologische beleidskaart is de locatie aangegeven als “gebied zonder beleid of onbekend beleid”. Vermoedelijk is deze aanduiding opgenomen omdat op enkele meters afstand van de planlocatie Brandemaatweg een ontgronding heeft plaatsgevonden. Indien hier archeologische waarden aanwezig zijn geweest is het hierdoor verstoord.  Er worden in het projectgebied derhalve geen archeologische waarden verwacht. Onderzoek is niet noodzakelijk.

2.4 Duurzaamheid

De gemeente Enschede heeft in diverse nota's en in het coalitieakkoord 2014-2018 'Duurzaam, Samen, Sterker!' uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken dan waartoe de wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om initiatiefnemers te verplichten meer energiebesparende maatregelen te treffen dan wettelijk is voorgeschreven. De gemeente kan initiatiefnemers wel stimuleren om zo duurzaam mogelijke woningen of bedrijfsgebouwen te realiseren. Voor de op de projectlocatie Brandemaatwegg 122 te bouwen woning geldt dat deze in ieder geval aan de wettelijke energieprestatie-eisen zal moeten voldoen. Als uitwerking van de duurzaamheidsambities in het coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!' wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren. In het kader van onderhavig project worden pv-panelen, een bodemwarmtepomp en zonneboiler toegepast.

2.5 Verkeer en parkeren

De vervanging van de bestaande woning heeft geen gevolgen voor het aantal verkeersbewegingen. Wel wordt de bestaande inrit verplaatst naar een locatie meer noordelijk. In afbeeling 2.8 is dit weergegeven. Om de uitweg te kunnen realiseren is een omgevingsvergunning voor de activiteit 'het aanleggen van een uitweg' aangevraagd en positief beoordeeld. De verplaatsing is daarvoor getoetst aan de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Enschede (APV) en de Nadere regels voor het aanleggen van een uitweg. De bestaande uitweg zal daarbij worden opgeheven en deze wordt verplaatst naar de aangegeven locatie. De huidige inrit is 7 meter breed en de nieuwe inrit zal 3 meter breed worden. Om de nieuwe inrit te kunnen realiseren zal een conifeer moeten wijken, evenals een deel van de groenstrook.

Het verplaatsen van de uitweg naar de gewenste locatie wordt aanvaardbaar geacht. Er zal hiervoor weliswaar een boom en deel van de groenstrook moeten wijken, maar tegelijkertijd wordt de bestaande uitweg ook opgeheven. Door op deze locatie de groenstrook te herplanten zal het beeld van de straat voldoende gewaarborgd blijven. Daarnaast is het, onder andere op gebied van verkeersveiligheid, een wenselijke situatie dat de nieuwe uitweg een stuk smaller zal zijn. Met de nieuwe situatie aan inrit kan derhalve akkoord worden gegaan.

Er is voldoende ruimte voor parkeren op het eigen perceel aanwezig en hier is ook rekening mee gehouden bij de inrichting van het perceel.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan het ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie en gemeente

3.1 Beleid en regels van het Rijk

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als structuurvisie. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:

Een klimaatbestendige delta, waarbij Nederland beschermd is tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering, waterveiligheid (ook voor de laaggelegen gebieden in het westen) gegarandeerd is en voldoende zoetwater beschikbaar is van goede kwaliteit;

Duurzaam, concurrerend en circulair: een toekomstbestendige en volledig circulaire economie zonder vervuilende manieren van produceren en consumeren, met een uitstekend vestigingsklimaat en een hoge quality of life, met een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in onze leefomgeving en slimme combinaties van functies zonder de risico's en milieunadelen te vergroten. Een economie die veel maatschappelijke winst oplevert in termen van banen, innovatie en nieuwe bedrijvigheid en exportmogelijkheden;

Kwaliteit van leven in stad en dorp: met een aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een goede verbondenheid van stad en land. De ontwikkelingen zijn gericht op kwaliteit, met gecontroleerde en doordachte groei waar dat nodig is, waardoor diversiteit in wonen, een stedelijk netwerk, prettige woonmilieus, met rust en ruimte maar ook vitale en leefbare regio's ontstaan.

Nabijheid en betrouwbare verbindingen: een uitstekende bereikbaarheid wordt met een goede en betrouwbare infrastructuur gegarandeerd, waarbij wordt ingespeeld op locatiekeuzes voor wonen en werken (nabijheid). De infrastructuur is onderdeel van een mobiliteitssysteem dat een meer divers patroon van mobiliteit veilig, robuust en duurzaam afhandelt. Luchthavens blijven belangrijk voor een sterk internationaal netwerk voor de lange afstanden. De uitdaging is om het vliegverkeer net als het goederenvervoer op een zo veilige, efficiënte en duurzame manier vorm te geven.

Veilig en gezond, herkenbaar en natuurlijk: een veilig en gezond leven voor iedereen staat voorop. De leefomgeving nodigt uit om te bewegen, elkaar te ontmoeten en te ontspannen. Daarbij horen een goede milieukwaliteit, robuuste natuur, klimaatbestendigheid en voor iedereen goede toegang tot wonen, werken en voorzieningen.

Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:

  • 1. Naar een ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Naar een duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Naar sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Naar een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied;

Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Toetsing project "Brandemaatweg 122 " aan regels en beleid van het Rijk

De op de projectlocatie beoogde realisatie van vervanging van een woning is niet in strijd met rijksbeleid.

3.2 Beleid en regels van de provincie Overijssel

Omgevingsvisie Overijssel
Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0010.png"

afbeelding 3.1: uitvoeringsmodel Provincie Overijssel

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:
- Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
- Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)
Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Omgevingsverordening Overijssel
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Toetsing project "Brandemaatweg 122 " aan regels en beleid van de provincie

Op de projectlocatie is sprake van de vervanging van een bestaande woning op een bestaand bebouwd perceel. Hiermee kan worden gesproken van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Voor het overige is het niet nodig om nader in te gaan op de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die volgens de Omgevingsvisie van toepassing zijn op het projectgebied, gezien de kleinschaligheid en geringe impact van het project.

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Het ruimtelijk relevant beleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Structuurvisie Enschede, de diverse sectorale structuurvisies en in Stedelijke Koers.

Structuurvisie Enschede

In de Structuurvisie Enschede gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen. De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Woonvisie

De Woonvisie vormt een sectorale nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

In mei 2019 is een nieuwe Woonvisie Enschede vastgesteld. In de Woonvisie komt een aantal belangrijke thema's aan bod. Het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' is vastgesteld om een breder spectrum aan kavelgroottes te kunnen faciliteren. Voor de herziening van het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' waren vooral de thema's “aantrekken en vasthouden van Talent” en ”Groei van Enschede en programmering” uit de Woonvisie van belang. Naar deze onderbouwing wordt kortheidshalve verwezen, waarbij wordt opgemerkt dat onderhavig plan betrekking heeft op de vervanging van een woning.

Detailhandelsstructuurvisie

In de Detailhandelsstructuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar.

Watervisie

De Watervisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit.

Structuurvisie Cultuurhistorie

In de Structuurvisie Cultuurhistorie wordt geregeld op welke wijze bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen moet worden omgegaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeenteljike monumenten, rijksmonunumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

In de Structuurvisie Externe Veiligheid staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Stedelijke Koers

Onder de noemer “Stedelijke Koers” heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012. In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

Toetsing project "Brandemaatweg 122 " aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Het onderhavige bouwplan voor vervanging van een woning op deze locatie past binnen de uitgangspunten van voorgenoemd beleid.

3.4 Ladder Duurzame Verstedelijking (art. 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die met een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven inhoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden doorherstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro.

'Stedelijke ontwikkeling' en het project "Brandemaatweg 122 "

De vervanging van de woning op de projectlocatie Brandemaatweg 122 betreft geen 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Het project heeft betrekking op de vervanging van een woning, het aantal woningen blijft gelijk. Uit jurisprudentie blijkt dat de bouw van 11 of minder woningen niet als een stedelijke ontwikkeling hoeft te worden aangemerkt. Een toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan de relevante omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt kort en bondig ingegaan op de diverse omgevingsaspecten waarmee voor wat betreft de uitvoerbaarheid van het project rekening dient te worden gehouden.

4.1 Besluit milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Toetsing project aan het Besluit m.e.r.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het project heeft betrekking op het slopen en bouwen van een nieuwe woning, waarbij het aantal woningen niet toeneemt. Deze beoogde ontwikkeling is geen activiteit als genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r., waarvoor een m.e.r. of een m.e.r. beoordeling dient te worden uitgevoerd

4.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom de projectlocatie aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat op de projectlocatie. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of de projectlocatie is gelegen binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen.

Beoordeling 

In de nabijheid van het projectgebied zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat op de projectlocatie.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'milieuhinder van bedrijven en inrichtingen' geen belemmering vormt voor de vergunningverlening van voorliggend project.

4.3 Bodemkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Beoordeling Project
Door Econsultancy is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling (verkennend bodemonderzoek Brandemaatweg, rapportage 13583.001, 9 oktober 2020). Het rapport is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. De resultaten van het onderzoek zijn samengevat als volgt:

Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. In zowel de bovengrond als de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters aangetoond.

In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan zink, xylenen en naftaleen gemeten. De lichte
verhoging aan zink wordt gerelateerd aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. De oorzaak van de verhoogde concentraties aan xylenen en naftaleen is niet bekend, maar is mogelijk het gevolg van algemeen gebruik van het perceel voor woondoeleinden.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de licht verhoogde concentraties in het grondwater, niet geheel bevestigd en wordt formeel verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van deze lichte verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de geplande nieuwbouw van een woning op de onderzoekslocatie.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig project.

4.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een (bestemmings)plan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het (bestemmings)plan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai
De locatie Brandemaatweg 122 is gelegen binnen diverse op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen. Het betreft de Braakweg, Brandemaatweg en Vanekerbeekweg. Het bestemmingsplan voorziet daarmee in de realisatie van een geluidsgevoelig gebouw (woning) binnen de onderzoekszone van deze wegen.

De gemeente Enschede beschikt over een verkeersmilieukaart. In de verkeersmilieukaart zijn alle voor geluid relevante wegen opgenomen. De Brandemaatweg en Vanekerbeekweg zijn niet opgenomen in de verkeersmilieukaart. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen sprake zal zijn van een relevante verkeersintensiteit op deze wegen, hetgeen overeenkomt met de functie van de wegen. Beide wegen zijn afgesloten voor doorgaand verkeer en dienen als ontsluitingsweg voor de aanliggende percelen. Van doorgaand verkeer is geen sprake. Van een relevante geluidsbelasting vanwege de Brandemaatweg en de Vanekerbeekweg zal dan ook geen sprake zijn.

Uit de verkeersmilieukaart blijkt dat op de bestaande woning op de locatie Brandemaatweg 122 de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Braakweg 45 dB (incl. aftrek artikel 110g Wgh) bedraagt. De bestaande woning ligt op circa 150 meter van de Braakweg. De nieuw te realiseren woning komt circa 5 meter dichter bij de Braakweg te liggen. Dit zal nauwelijks van invloed zijn op de geluidsbelasting. Op de te realiseren woning zal vanwege het wegverkeer op de Braakweg ruimschoots worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (incl. aftrek artikel 110g Wgh) uit de Wgh.

Spoorweglawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai betreffen geen relevante aspecten voor dit project.

Vastgesteld kan worden dat vanuit de Wet geluidhinder geen belemmeringen aanwezig zijn voor uitvoering van het plan.

4.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Om te bepalen of een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging zijn in de Regeling NIBM categorieën opgenomen. Voor voorliggend project zijn de volgende categorieën voor kantoren van belang:

NIBM-grens woningbouwlocaties (voorschrift 3A.2):

3% criterium:

= 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg

= 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling

Beoordeling project
Voorliggend project betreft het bouwen/vervangen van één woning, Er is daarmee sprake van een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

4.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen. Deze zijn raadpleegbaar via de risicokaart (www.risicokaart.nl). In de afbeelding hieronder is het projectgebied met rode pijl aangegeven in de risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.V20203985-0003_0011.jpg"

Afbeelding 4.1: uitsnede risicokaart projectgebied Brandemaatweg 122 en omgeving (bron: www.risicokaart.nl)

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het projectgebied van de Brandemaatweg 122 of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het projectgebied of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het projectgebied of in de directe nabijheid van het projectgebied is geen weg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het projectgebied of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het projectgebied of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het project geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning

4.7 Wet natuurbescherming

Beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk verslechterende of significant negatieve effecten kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve effecten niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten dient voor de beoogde ontwikkelingen een Wet natuurbeschermingsvergunning of een verklaring van geen bedenkingen bij het bevoegd gezag te worden aangevraagd.

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de sloop van een bestaande woning en de realisatie van een nieuwe woning. Het plangebied is gelegen ten noorden van de bebouwde kom van Enschede. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is het Lonnekermeer, op circa 3,5 kilometer ten noorden van het plangebied.

Op basis van recente ervaringen met vergelijkbare kleine bouwplannen waarvoor stikstofberekeningen zijn uitgevoerd met Aerius Calculator kan op voorhand met zekerheid worden geconcludeerd dat de nieuw te bouwen woning zowel in de gebruiksfase als in de aanlegfase niet meer dan 0,00 mol stikstofdepositie per hectare per jaar zal genereren. Het uitvoeren van stikstofberekeningen is daarmee niet noodzakelijk. Eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden als gevolg van stikstofdepositie kunnen op voorhand worden uitgesloten. Een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming kan achterwege blijven.

Beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beoordeling project 
Beoordeeld is of een ecologisch onderzoek in het kader van het project vereist is. In de Nationale databank flora en fauna (Ndff) en het eerder uitgevoerd onderzoek 'effectenbeoordeling flora en faunawet 't Vaneker Enschede Adviesbureau Eelerwoude 5 december 2013) zijn van het plangebied geen waarnemingen van beschermde soorten aanwezig. De bestaande woning is in potentie geschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor (strikt) beschermde soorten, met name voor vleermuizen. De sloop van de woning is echter niet vergunningplichtig, waardoor er geen sprake is van mogelijk aanhaken van de Wet natuurbescherming aan de slooptoestemming. Aanvrager wordt daarom voor de sloop van het bestaande pand geadviseerd contact op te nemen met het bevoegd gezag Wet natuurbescherming, de provincie Overijssel. Voor de bouw van de nieuwe woning en de aanleg van de oprit wordt niet verwacht dat daardoor verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming worden overtreden.

Gelet op het voorgaande kan voor de nieuw te bouwen woning op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de aangevraagde activiteit kan worden gerealiseerd zonder verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming te overtreden. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek of het aanvragen van een verklaring van geen bedenkingen bij het bevoegd gezag Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Beoordeling project
De projectlocatie is niet gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van het NNN. Op deze locatie heeft de provincie geen doelstellingen voor gebieden die buiten het Natuurnetwerk Nederland liggen. De voorgenomen werkzaamheden tasten de kernkwaliteiten van het NNN niet aan en passen binnen het beleid van de provincie. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

4.8 Waterhuishouding

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Bro in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Bro moet bij een project worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Hemelwater wordt op eigen terrein opgevangen in een nog nader te bepalen voorziening.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.

Op de grens van de percelen Brandemaatweg 120-122 is voor het afvalwater een aansluitpunt (pompput) op de bestaande drukriolering aanwezig.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.
Op de projectlocatie is wel oppervlaktewater aanwezig en wordt geen nieuw oppervlaktewater gerealiseerd.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik    Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De hoogste grondwaterstanden bevinden zich meer dan een meter onder maaiveld aan de zijde van de Brandemaatweg. Op het perceel Brandemaatweg 120 is de hoogste grondwaterstand aan de zijde van de Vanekerbeekweg ongeveer 70 cm onder maaiveld gelegen.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan door de gemeenteraad worden afgezien indien het gemeentelijk kostenverhaal van de grondexploitatie over de in de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Er is in dit geval geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Wel is een planschade-overeenkomst gesloten met initatiefnemer, waarin bepalingen omtrent vergoeding van eventuele vastgestelde planschade zijn opgenomen.

Gelet op het voorgaande is de economische uitvoerbaarheid van de te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor het realiseren van het vervangen van de woning op de projectlocatie Brandemaatweg 122 voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 6 Conclusies

Op basis van het gestelde in deze ruimtelijke onderbouwing kan voor het realiseren van de nieuwe woning een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verleend. Het project is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving, ruimtelijk relevante en stedenbouwkundige beleidskaders en diverse relevante omgevingsaspecten. Uit deze toetsing is gebleken dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van dit project.