direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Voormalig postkantoor
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.R20190039-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Initiatiefnemer heeft voor het perceel Boulevard 1945 324-326 een plan ontwikkeld voor het realiseren van een bioscoop met horeca en/of detailhandel. Het bestemmingsplan voor die ontwikkeling is opgesteld, heeft de procedure doorlopen en is vastgesteld en onherroepelijk geworden (bestemmingsplan Boulevard 1945 324-326). Nu het bestemmingsplan is vastgesteld, zijn de plannen verder concreet gemaakt en is de omgevingsvergunning bouwen ingediend.

Tijdens het concreet maken is gebleken dat niet de volledige ruimte die voor de bioscoop en horeca is gereserveerd ook voor de bioscoop en horeca gebruikt gaat worden. Met de exacte invulling van het pand is gebleken dat het wenselijk is om ook zelfstandige kantoorruimte te realiseren. Gezien de hoeveelheid kantoorruimte dat wordt gevraagd, is aangegeven dat dit tot gevolg heeft dat elders (de mogelijkheid tot) kantoorruimte moet verdwijnen. Dit is gevonden aan de zuidzijde van hetzelfde gebouw, langs de Kuipersdijk. In dit gehele deel van het gebouw aan Kuipersdijk (nummers 2 t/m 6c) is kantoorruimte toegestaan. Met voorliggend plan wordt voor dit deel van het gebouw de mogelijkheid tot kantoorruimte op de begane grond verwijderd.

Om dit planologisch juridisch op een juiste wijze te regelen, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan zorgt ervoor dat het niet meer is toegestaan om op de begane grond aan de Kuipersdijk 4 kantoorruimte te realiseren. De procedure voor de omgevingsvergunning bouwen voor de realisatie van de bioscoop en horeca is in gang gezet. Voorliggende bestemmingsplanherziening heeft geen gevolgen op die procedure. Zodra de omgevingsvergunning is verleend kan gestart worden met de realisatie van de bioscoop en horeca.

Met de beoordeling van de ingediende vergunning is gebleken dat in het vigerende bestemmingsplan voor de bioscoop een paar onderdelen niet juist zijn overgenomen, waardoor afwijkingen moeten worden verleend. Nu toch een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld, worden deze punten meegenomen, zodat alles juist is opgenomen in een bestemmingsplan. Deze plannen zijn ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326" al getoetst aan het beleid en de milieuaspecten. Daarom worden deze kleine aanpassingen in de toelichting niet nog een keer getoetst en/of beoordeeld. In hoofdstuk 4 wordt wel beschreven om welke aanpassingen het concreet gaat.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het voormalige postkantoor aan de Boulevard 1945/Kuipersdijk 6c ten zuidwesten van het centrum van Enschede. Het plangebied ligt tegen de zuidwesthoek van het H.J. van Heekplein. Het plangebied bestaat uit het gehele pand en het achter terrein en wordt aan de noordzijde begrensd door de Boulevard 1945, aan de oostzijde door de Kuipersdijk, aan de zuidzijde door de percelen/gebouwen Kuipersdijk 12 en de Burgemeester Edo Bergsmalaan. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de gebouwen aan de Beltstraat. Het plangebied bestaat uit de percelen kadastraal bekend gemeente Enschede, sectie B, nummers 8071 en 8072. Afbeelding 1.1 geeft met rode arcering de globale ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190039-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Ligging plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied ligt binnen de bestemmingsplannen "Binnenstad 2016" zoals vastgesteld op 17 juli 2017 en "Boulevard 1945 324-326" zoals vastgesteld op 8 april 2019. Zie afbeelding 1.2 voor deze vigerende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190039-0003_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Vigerende bestemmingen

Het deel aan de Kuipersdijk valt binnen het bestemmingsplan "Binnenstad 2016" en heeft de bestemming 'Gemengd' met de functie aanduidingen 'detailhandel', 'kantoor' en 'maatschappelijk'. Binnen deze bestemming en aanduidingen zijn diverse functies toegestaan in het gehele pand, zoals horeca, maatschappelijk en kantoren. Wonen is alleen toegestaan op de verdieping en detailhandel alleen op de begane grond en in de kelder.

Het deel aan de Boulevard 1945 valt binnen het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326 en heeft de bestemming 'Cultuur en ontspanning - bioscoop'. Binnen deze bestemming is een bioscoop toegestaan, horeca en detailhandel op de begane grond. Alle functies zijn in de regels beperkt in oppervlakte en/of omvang.

Naast het bestemmingsplan "Binnenstad 2016" gelden nog de volgende paraplubestemmingsplannen:


Kwalitatief sturen op appartementen

In dit bestemmingsplan is geregeld dat nieuwe appartementen niet zomaar zijn toegestaan. Het parapluplan "Kwalitatief sturen op appartementen" is de ruimtelijke vertaling van het beleidskader 'Urbaan Wonen' en heeft als doel om ongewenste ontwikkelingen op het gebied van toevoeging van studio's en appartementen tegen te houden. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod door verlening van een omgevingsvergunning voor nieuwe appartementen en studio's die voldoen aan de in het beleidskader 'Urbaan Wonen' neergelegde kwaliteitscriteria. Bij voorliggende wijziging worden geen nieuwe woningen/appartementen toegestaan. De regeling van dit parapluplan is overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.


Parkeren Enschede

Het paraplubestemmingsplan "Parkeren Enschede", zorgt ervoor dat de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017' van toepassing is op (bijna) de hele gemeente, waaronder het plangebied.

De relevante regels zijn door vertaald in voorliggend plan, met een kleine aanpassing naar aanleiding van de bioscoop, zoals beschreven in het vigerende bestemmingsplan. De werking van het bestemmingsplan "Parkeren Enschede" vervalt met de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan voor het plangebied.


Onzelfstandige bewoning Enschede

Het paraplubestemmingsplan "Onzelfstandige bewoning Enschede" is vastgesteld op 13 november 2017. Het aandeel onzelfstandige bewoning kan van invloed zijn op de leefbaarheid van de buurt of de wijk. In combinatie met andere factoren, zoals een zwakke sociaal-economische structuur of de aanwezigheid van veel kwetsbare groepen of een diversiteit aan leefstijlen, komt het woon- en leefklimaat in bepaalde buurten en wijken in Enschede onder druk te staan. Dit bestemmingsplan richt zich op de regulering van onzelfstandige bewoning. Regulering vindt plaats om concentratie van onzelfstandige bewoning tegen te gaan. Hiermee wordt voorkomen dat de druk op het woon- en leefklimaat en daarmee de druk op de leefbaarheid verder toeneemt voor zover de factoren een relatie hebben met onzelfstandige bewoning.

De relevante regels zijn door vertaald in voorliggend plan. De werking van het bestemmingsplan "Onzelfstandige bewoning Enschede" vervalt met de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan voor het plangebied.


Bedrijven en milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)

Het paraplubestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid) is vastgesteld op 18 november 2014. Dit parapluplan sluit onder andere vestiging van risicovolle inrichtingen uit.

In de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn deze verboden overgenomen. De werking van het paraplu-bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" vervalt met de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan voor het plangebied.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Voormalig postkantoor ” is het erkende wijkorgaan Stichting Wijkraad Binnenstad Enschede actief. Deze wijkraad is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen en heeft een positief advies uitgebracht.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Gezien de kleinschaligheid van het project, is de planbeschrijving in het kader van de voorkantsamenwerking voorgelegd aan de provincie Overijssel. De provincie heeft aangegeven dat het plan zoals was voorgelegd, voldoet aan het provinciaal beleid. Er wordt afgezien van verder vooroverleg. Het ontwerp bestemmingsplan wordt nog wel op de gebruikelijke wijze ingediend bij de provincie tijdens de ter inzage legging.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Voormalig postkantoor ” in voorbereiding te nemen op 12 december 2019 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant, in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Voormalig postkantoor ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen wordt gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Zienswijzen 

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 30 januari tot en met 11 maart 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan wordt ongewijzigd vastgesteld.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Voorliggend plan raakt geen Rijksbelangen. Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190039-0003_0003.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel
2.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

Binnen de generieke beleidskeuzes is bij voorliggend plan het beleid omtrent kantoren van belang. Echter is dit beleid gericht op een toevoeging van kantoren en bij voorliggend plan is sprake van een afname van kantoorruimte in het plangebied. Doordat in het plangebied kantoorruimte wordt verwijderd, kan elders (Boulevard 1945 324 - 326) kantoor worden toegevoegd.

Concreet wordt met voorliggend plan 580 m2 aan kantoorruimte (dit is ruimte exclusief algemene ruimtes zoals verkeersruimte en sanitaire voorzieningen) mogelijk gemaakt in het voormalig postkantoor, waarvan 230 m2 een toevoeging is, de overige meters waren al mogelijk. Deze kantoorruimte komt op de hoek van de Boulevard 1945/Kuipersdijk, binnen de bestemming Cultuur en ontspanning - bioscoop. Dit oppervlak bestaat uit:

  • 251 m2 eerder aangevraagde meters kantoorruimte welke met een kruimelafwijking is verleend (dit kantoor kwam op een locatie waarbij vanuit stedenbouwkundig oogpunt een kantoor achter een glazen wand aan de zijde van het Van Heekplen meer kwaliteit biedt dan een gesloten bioscoopruimte).
  • 45 m2 kantoorruimte op de vierde verdieping en 53 m2 op de derde verdieping welke abusievelijk niet juist zijn opgenomen in het bestemmingsplan voor de bioscoop.
  • 230 m2 kantoorruimte welke met voorliggend bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt.

Voor deze 230 m2 toegevoegde kantoorruimte, wordt de mogelijkheid tot 365 m2 kantoorruimte op de begane grond van het gebouw aan de Kuipersdijk zijde verwijderd. De reeds aanwezige algemene ruimte ten behoeve van de kantoren in het gebouw, zoals het trappenhuis en de sanitaire voorzieningen zijn wel nog steeds toegestaan.

2.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Volgens de visiekaart is het plangebied gelegen binnen 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken':

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico's op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Bij voorliggend plan is sprake van het verwijderen van een kantoorfunctie op de begane grond. Het verwijderen van deze functie is nodig om op naastgelegen perceel een invulling met kantoorruimte mogelijk te maken. Deze verwijderen zorgt ervoor dat een gemeentelijk monument een passende invulling krijgt.

2.2.3.3 Gebiedskenmerken

Gezien de ligging in het stedelijk gebied, is voorliggend plan alleen getoetst aan de 'Stedelijke laag'. Op de visiekaart is het plangebied aangewezen als 'Historische centra, binnensteden'. In deze gebieden is het van belang dat het eigen karakter en bestaande patronen van openbare ruimte in stand worden gehouden. Net als archeologische en cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorisch waardevolle beeldbepalende gebouwen krijgen waar nodig nieuwe functies en economische dragers.

Bij voorliggend plan is sprake van een verwijdering van een functie. Deze verwijdering heeft tot gevolg dat in een gemeentelijk monument een gewenste functie kan worden ontwikkeld. Voorliggend plan draagt bij aan het behoud van een cultuurhistorisch beeldbepalend gebouw.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190039-0003_0004.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Voor voorliggend plan is alleen de Binnenstadvisie van belang.

Binnenstadsvisie

In de Binnenstadsvisie is sprake van twee grote deelgebieden in de Binnenstad, de 'Binnenstadsvloer' en de 'Stadsweide'. De 'Binnenstadsvloer' betreft de 'eigenlijke' binnenstad en is een gebied met hoofdzakelijk een horeca- en detailhandelsconcentratie, met wonen boven de winkels. 'Stadsweide' wordt de groene tegenhanger van de nogal stenige 'Binnenstadsvloer', met stedelijke functies in een sterk groene setting.

De oude kern, 'het Ei', is en blijft het hart van de stad. Hier ligt de nadruk op recreatief winkelen en uitgaan. Intimiteit, kleinschaligheid en monumentaliteit zijn belangrijk in de bestaande binnenstad. Om dat zo te houden wordt verder gewerkt aan wonen boven winkels en versterking van binnenstadsstraatjes als Walstraat, Zuiderhagen en Pijpenstraat.

Verder wordt in de Binnenstadsvisie de ambitie uitgesproken dat nieuwe panden zoveel mogelijk met een hoge plafondhoogte op de begane grond moeten worden gerealiseerd. Dit om gebouwen zoveel mogelijk multifunctioneel bruikbaar te maken, zodat in de toekomst nieuwe stedelijke functies in de Binnenstad kunnen landen zonder dat daarvoor altijd eerst ingrijpende verbouwingen noodzakelijk zijn. Deze ambitie is op 22 juni 2009 ook door de gemeenteraad uitgesproken in een aangenomen motie die ertoe strekt dat in de Binnenstad de begane grondlaag van nieuwe gebouwen tenminste 4,75 meter hoog dient te zijn.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd. Voorliggend plan betreft het verwijderen van een kantoorfunctie in de ene ruimte en het toevoegen op een andere ruimte. Daarvoor is geen specifiek beleid vastgelegd. Verdere toetsing aan het gemeentelijk beleid is niet van toepassing.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied is gelegen in het hart van de binnenstad van Enschede binnen de 'centrumring'. Het pand is gelegen aan de Boulevard 1945 en de Kuipersdijk waarbij aan de overkant van de Kuipersdijk het grootste plein van de gemeente Enschede aanwezig is, het H.J. van Heekplein. De ruimtelijke kwaliteit van dit deel van de binnenstad is groot. Langs de Boulevard 1945 zijn belangrijke gebouwen van de Enschedese binnenstad gelegen. Zo is aan de overzijde van de Kuipersdijk het gebouw van de voormalige V&D (heden Hudson's Bay) gelegen en bevindt zich om de hoek aan de Boulevard 1945 het gebouw van de voormalige Bijenkorf, de tegenwoordige Primark.

In de onmiddellijke omgeving van het plangebied spelen diverse ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen bestaan onder andere uit de Kop Boulevard en de ontwikkelingen in het plangebied. Verder wordt in de nabijheid van het project het Project Ariënsplein ontwikkeld. Dit betreft het hergebruik van het voormalige ziekenhuis van 55.000 m2 voor de functies leren, werken en wonen met ondersteunende horeca, detailhandel en maatschappelijke functies.

3.2 Functionele structuur

Doordat het plangebied in het centrum ligt, wordt het omgeven door diverse functies zoals winkels aan de oostzijde en een casino, aan de westzijde het ziekenhuis en in het plangebied een (toekomstige) bioscoop en kantoor en (toekomstig) horeca. Tussen deze functies door zijn nog meer woningen, detailhandel, kantoren en horeca aanwezig.

Het voormalig postkantoor is in 1960 gebouwd en in 2008 uitgebreid gerenoveerd. Het gebouw is vanaf 1960 tot 2009 in gebruik geweest ten behoeve van het postkantoor. Na het postkantoor is het pand in gebruik genomen door een woningcorporatie. Deze woningcorporatie is inmiddels ook uit het pand en nu komen er diverse bedrijven in. Delen van het gebouw zijn verhuurd ten behoeve van kantoorruimte en de overige ruimten zijn nog leeg, waarvoor plannen zijn ontwikkeld voor een nieuwe invulling met met name bioscoop en horeca.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis

Het gebied waar het plangebied zich bevindt, ligt ten zuidwesten van het centrum van Enschede en wordt globaal begrensd door de Kuipersdijk en de gebouwen aan de Boulevard 1945, de Burgemeester Edo Bergsmalaan, en de Beltstraat. Het gebied heeft over het algemeen een lagere attentiewaarde voor de cultuurhistorische waarden dan het centrum van de stad en de oostelijk aangrenzende wijk(en). In dit gebied zijn echter verschillende gemeentelijke en rijksmonumenten en panden met een (hoge) cultuurhistorische attentiewaarde gelegen, waaronder het voormalig postkantoor.


Historische ontwikkeling

Vanuit het centrum van Enschede lopen diverse historische verbindingswegen naar plaatsen en buurtschappen in de omgeving. Deze radiale wegen (veelal genoemd naar de plaats waar ze heen voeren: Haaksbergerstraat, Gronausestraat) bepalen nog steeds de stedenbouwkundige structuur van de stad. De Kuipersdijk, waaraan het plangebied is gelegen, is zo'n radiaal. Begin 1900 begint de verdichting met bebouwing langs de radialen. Veel bebouwing langs de Kuipersdijk dateert uit die tijd. Het plangebied is daarmee gelegen aan een historische radiaal. In de periode tot aan de Tweede wereldoorlog groeide het inwonertal van de stad in hoog tempo en werd de ruimte tussen de radialen bebouwd met een mengeling van woningbouw, bedrijven en voorzieningen zoals kerken en scholen. Aangezien de radiale verbindingswegen een belangrijke vervoersfunctie hadden en veelal nog hebben, vestigden zich daarlangs van oudsher veel winkels. De radialen werden met elkaar verbonden door twee ringen: de centrumring, de rondweg om het oude stadshart, en de singelring, die het grootste deel van de naoorlogse stad omringt.

Het plangebied ligt op de hoek van de twee stedenbouwkundige structuren de Kuipersdijk en de Boulevard 1945. Beide stedenbouwkundige structuren zijn herkenbaar in de architectuur van de gevels van het gebouw. Aan de Kuipersdijk is de gevel open, kleinschalig en verticaal geleed. Aan de boulevard is de gevel gesloten, grootschalig en horizontaal geleed. De hoofdentree van het voormalig postkantoor is gelegen op het kruispunt van beide structuren.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat als het nieuwe stadshart van Enschede wordt omschreven, het is een voorzieningencentrum voor de hele regio. Het nieuwe stadshart vormt nog geen duidelijke eenheid. Het gebied wordt bijeengehouden door een verzameling grote, moderne gebouwen die in compositie en in architectuur verschillen. Wat hen bindt, is hun grootsteedse functie. De onderste lagen zijn gevuld met commerciële en publieke functies, zoals de bibliotheek, de Hudson's Bay, Holland Casino, grote hotels, het busstation, het NS-station en het stadskantoor.


Monumenten in het plangebied

Het gebouw van het voormalige postkantoor is een gemeentelijk monument. Dit gebouw uit 1960 is één van de meest markante gebouwen langs de Boulevard. Het pand is ontworpen door de architect F.C.J. Dingemans in opdracht van de Rijksgebouwendienst. De architect werkte met de functionalistische principes van het Nieuwe Bouwen. Het opvallende gebouw bestaat uit verschillende staande en liggende dozen, die samen een markante compositie vormen. Karakteristiek aan het gebouw is de liggende doos met glazen pui. De hoofdentree heeft een brede bordestrap. Links van de hoofdingang is een bakstenen schoorsteen geplaatst, gevolgd door een staande glazen doos met trappenhuis. De betonconstructie van het gebouw is zichtbaar gelaten en verdeelt de lange zijgevel in stroken die zijn ingevuld met lichte en donkere bakstenen en glas. In de vensters op de begane grond zijn abstracte figuren afgebeeld. Het gebouw was vanaf de oplevering in 1960 tot mei 2009 in gebruik als postkantoor. De signatuur van de post, de posthoorn, is terug te vinden in een voorstelling op de gevel links naast de ingang. Deze voorstelling is opgebouwd uit grove grijze en blauwe stenen en toont een ruiter met posthoorn. In 2008 is het pand uitgebreid gerenoveerd en gemoderniseerd. Het postkantoor is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in baksteen en natuursteen, over vier bouwlagen onder een plat dak.

Boven de aanbouw bevinden zich smalle rechthoekige vensters. Daarboven is over twee verdiepingen een glazen pui met stalen roedeverdeling geplaatst. De pui is iets terug gelegen ten opzichte van het dak, waardoor er een zware omlijsting ontstaat. De zijgevel loopt evenwijdig aan de Boulevard 1945 en bestaat uit een gemetselde begane grond met vensters. De eerste verdieping is iets terug gelegen en bevat rijen vensters. Daarboven bevindt zich het natuurstenen gedeelte met drie grote vensterpartijen. De achtergevel bevat op de begane grond een overstekende aanbouw van staal en glas. Daarboven zijn zeer smalle rechthoekige vensters geplaatst. Over de bovenste twee verdiepingen loopt een glazen pui met stalenroedeverdeling. Deze pui is, net als de voorgevel, iets terug gelegen ten opzichte van het dak, waardoor er ook daar een zware omlijsting ontstaat.

Het voormalige postkantoor is als gemeentelijk monument aangewezen, omdat het van algemeen belang is vanwege de architectonische waarden en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in:

  • de gaafheid van de hoofdvorm.
  • de typologie; als voorbeeld van een postkantoor uit de wederopbouwperiode.
  • de architectonische detaillering zoals stalen kozijnen en het gebruik van natuursteen aan de gevels.
  • de beeldbepalende ligging aan de Boulevard 1945.
  • de betekenis van het postkantoor als onderdeel van het vroege oeuvre van de architect F.C.L. Dingemans.


Beoordeling plan en gemeentelijk monument

In het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326" is de ontwikkeling van het postkantoor naar bioscoop mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling is een bouwplan opgesteld waarbij rekening is gehouden met de monumentale status en zoveel mogelijk waardevolle elementen behouden zijn gebleven. Dit is opgenomen in de 'Notitie monumentale waarde Het Postkantoor - Enschede'. Voorliggend plan betreft alleen een inpandige functiewijziging voor dit plan. Dit bestemmingsplan zorgt daarmee niet voor een aantasting van de monumentale waarden.


Archeologisch erfgoed in het plangebied

Het plangebied is op de archeologische beleidskaart aangewezen als 'onderzoeksgebied B'. Dit betekent dat bij ontwikkelingen waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 50 cm een archeologisch onderzoek nodig is. Bij voorliggend plan is alleen sprake van het verwijderen van een functie op de begane grond. Er vinden geen bouwwerkzaamheden plaats, waardoor niet in de grond wordt geroerd. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Mochten bij eventuele graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen dan geldt volgens de Erfgoedwet, artikel 5.10, een meldingsplicht.

3.4 Verkeer en parkeren

De huidige situatie met betrekking tot het verkeer en parkeren is als volgt. In de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van circa 200 meter) is een aantal grote publiekstrekkers aanwezig. Dit betreffen:

  • Het Holland Casino (met name 's avonds publiekstrekkend);
  • De Primark Enschede (overdag publiekstrekkend);
  • De Hudson's Bay (overdag publiekstrekkend);
  • De Decathlon in de Zuidmolen;
  • Het MST;
  • De markt op het Van Heekplein (elke dinsdag en zaterdag) en;
  • Winkelcentrum De Klanderij. De deels overdekte passage kent bekende (H&M, Mediamarkt, Flying Tiger) en minder bekende winkelformules. In totaal gaat het om 30.000 m2 vloeroppervlakte, verdeeld over circa 50 winkels. Het winkelcentrum is in 2003 volledig vernieuwd en trekt overdag publiek naar het gebied.


Bereikbaarheid per auto

De bezoekers van de functies zoals hierboven genoemd, worden geacht gebruik te maken van de openbare parkeergarages in deze hoek van de binnenstad. Deze garages zijn vanuit alle windrichtingen goed te benaderen waardoor het verkeer over de diverse invalswegen gespreid wordt. De locatie van het plangebied zelf is per auto minder goed bereikbaar.


Bereikbaar per openbaar vervoer

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich het busstation Enschede van Heekplein. Dit busstation heeft twee strips, elk voorzien van 3 halteplaatsen. Betrekkelijk veel buslijnen (twaalf) doen deze locatie aan. Het betreft zowel alle stadslijnen als vijf buslijnen van en naar de omliggende plaatsen naar Enschede.


Bereikbaarheid overig

Het plangebied ligt op loopafstand (10 minuten) van het station en door de goede busontsluiting is het P+R-terrein aan de Zuiderval een goed parkeeralternatief. Het afzetten van mensen bij de huidige locatie Boulevard 1945 nrs. 324-326 is toegestaan mits het om direct in en uitstappen gaat.

3.5 Groenstructuur, ecologie, landschapswaarden en water

Het plangebied ligt in een stedelijke omgeving waarbij enkele bomen het enige aanwezige groen betreft. Er is geen sprake van landschapswaarden. Er is geen oppervlaktewater in of in de nabijheid van het plangebied aanwezig.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Beschrijving ontwikkeling

Voorliggend plan is opgesteld om een verschuiving van de kantoorruimte planologisch juridisch mogelijk te maken. In het deel van het gebouw aan de zijde van de Boulevard wordt zelfstandige kantoorruimte toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 530 m2. Waar dit aantal vierkante meters uit bestaat, is beschreven in paragraaf 2.2.3. Voorliggend bestemmingsplan maakt 230 m2 kantoorruimte extra mogelijk ten opzichte van de vergunde en bestaande situatie. De algemene ruimtes zoals verkeersruimte en sanitiaire voorzieningen vallen buiten deze 230 m2. Op afbeelding 4.1 wordt met schuine arcering deze 230 m2 nieuwe kantoorruimte weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190039-0003_0005.jpg"

Afbeelding 4.1: situering toevoeging kantoorruimte

Om deze toevoeging van kantoorruimte mogelijk te maken, wordt op de begane grond aan de zijde van de Kuipersdijk kantoorruimte planologisch verwijderd. Met rode omlijning wordt deze locatie weergegeven op afbeelding 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190039-0003_0006.png"

Afbeelding 4.2: te verwijderen kantoorruimte

Voor dit deel van het gebouw aan de zijde van de Kuipersdijk, wordt de regeling zodanig aangepast, dat kantoorruimte op de begane grond niet meer is toegestaan. De reeds bestaande algemene ruimtes zoals verkeersruimte (trappenhuis) en sanitaire voorzieningen blijven nog wel toegestaan. Op de verdieping blijft het nog wel mogelijk om de ruimte te gebruiken ten behoeve van zelfstandige kantoren.


Voor het overige worden de bestaande regelingen uit de twee vigerende bestemmingsplannen en vigerende parapluplannen overgenomen met uitzondering van vijf aanpassingen van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326". Bij de toetsing van de gevraagde vergunning is namelijk gebleken dat in dat bestemmingsplan vijf omissies zitten, te weten:

  • De bouwgrens aan de achterzijde (zuidzijde) van de uitbouw van de bioscoop is niet juist opgenomen op de verbeelding;
  • Het plan hoeft qua aantallen niet te voldoen aan de geldende parkeernormen uit de Parkeernota. De regeling hierom wordt aangepast. De realisatie van 13 parkeerplaatsen is voldoende met het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326" geacht. Echter bij de uitvoering van de parkeerplaatsen moet wel worden voldaan aan de Parkeernota, zoals de afmetingen van een parkeerplaats.
  • In de regels van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326" is aangegeven dat bij de hoogtemeting gemeten moet worden vanaf het peil van de openbare weg. Echter in dit concrete geval is het achterterrein hoger gelegen dan de openbare weg. Deze regeling wordt aangepast.
  • Zoals eerder aangegeven wordt een stuk van 45 m2 bestaande kantoorruimte welke met het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326" abusievelijk is verwijderd weer toegevoegd.
  • Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Bioscoop' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen met behulp waarvan het college van Burgemeester en wethouders maximaal in totaal 1.000 m2 b.v.o. aan detailhandel kunnen toestaan, mits het aantal m2 b.v.o. aan horeca rechtevenredig af te nemen. Afname van oppervlak is echter niet mogelijk middels een afwijking, daarom is hier een wijzigingsbevoegdheid van gemaakt.

Deze vijf punten zijn naar voren gekomen bij de vergunning aanvraag. De vergunning is wel verleend, middels een afwijking van het bestemmingsplan. Deze punten zijn nu op een juiste wijze verwerkt in voorliggend plan.

4.2 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Wanneer een bestemmingsplan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet in de toelichting tevens worden gemotiveerd waarom in die behoefte niet kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling' moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Deze zogenoemde 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen en schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor. De 'Ladder' is alleen van toepassing als er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als 'stedelijke ontwikkeling' te kunnen worden aangemerkt. Daarvan zal in beginsel geen sprake zijn indien het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt. Dit kan anders zijn indien het bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime in een vanuit ruimtelijk oogpunt ingrijpende nieuwe planologische functiewijziging voorziet.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Voormalig postkantoor "

Bij voorliggend bestemmingsplan is sprake van een functiewijziging. Kantoorruimte wordt van de ene zijde van het gebouw verplaatst naar de andere zijde. Er vindt geen toename plaats van kantoorruimte en het bestaande gebouw wordt niet uitgebreid. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend geval geen stedelijke ontwikkeling betreft. De behoefte van deze ontwikkeling hoeft niet te worden gemotiveerd.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • 1. het plan of besluit maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • 2. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 3. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of er mogelijk aanzienlijke milieugevolgen optreden. Zo ja, dan is alsnog het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 4. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet nagaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Zo ja, dan moet er alsnog een volledige m.e.r.-(beoordelings)procedure worden doorlopen.

Toetsing bestemmingsplan "Voormalig postkantoor " aan het Besluit m.e.r.

Voorliggend plan wordt opgesteld om een verplaatsing van kantoorruimte/kantoor mogelijkheden juridisch planologisch mogelijk te maken. In een deel van het plangebied wordt meer kantoorruimte mogelijk gemaakt en in een ander deel wordt minder kantoorruimte mogelijk gemaakt. Aanpassingen aan de buitenzijde van het gebouw vinden niet plaats. Deze beoogde ontwikkeling is geen activiteit / project als genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. waarvoor een m.e.r. of m.e.r. beoordeling dient te worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie Besluit m.e.r.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het Besluit m.e.r. geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen

Bij voorliggend plan vindt een verplaatsing plaats van een kantoorfunctie. Met dit plan wordt geen gevoeligere functie mogelijk gemaakt. Een toets aan de milieuhinder van omliggende bedrijven hoeft niet te worden uitgevoerd. Anderzijds maakt voorliggend plan geen functie mogelijk met een grotere hindercontour dan de reeds bestaande mogelijkheden. Het woon- en leefklimaat ter plaatse van gevoelige functies in de omgeving van het plangebied zal niet negatief worden beïnvloed naar aanleiding van voorliggend plan.

Conclusie milieuhinder bedrijven en voorzieningen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Voormalig postkantoor "

Voor het plangebied is in 2016 een bodemonderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van dat onderzoek is in het bestemmingsplan "Boulevard 1945 324-326" beoordeeld dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoering van dat plan. Bij voorliggend plan wordt geen gevoeligere functie mogelijk gemaakt dan in het vigerende plan mogelijk is. Het aspect bodem vormt dan ook voor dit plan geen belemmering.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen en/of de transformatie van bestaande panden naar wonen of een andere geluidgevoelige functie mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het ook noodzakelijk zijn dat akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd in situaties dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is.

Toetsing bestemmingsplan aan de Wet geluidhinder

Voorliggend plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functie mogelijk. Tevens wordt met voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe geluidsbron mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet geluidhinder is dan ook niet noodzakelijk.


Conclusie Wet geluidhinder

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Toetsing bestemmingsplan aan luchtkwaliteit

Met voorliggend plan wordt alleen een verplaatsing van de functie kantoor mogelijk gemaakt. Deze verplaatsing heeft tevens tot gevolg dat het aantal m2 kantoorruimte in het gebouw afneemt. Deze oppervlakte kan gebruikt worden voor andere functies die binnen de (vigerende) bestemming zijn toegestaan. Dit plan zal niet zorgen voor extra verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige/vigerende situatie. Dit plan zal dan ook niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.


Conclusie luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is. Bovendien wordt de vestiging van risicovolle inrichtingen in dit bestemmingsplan expliciet uitgesloten. Een nadere toetsing aan het Bevi en/of het BRZO kan daarmee achterwege blijven.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Bevb kan daarmee achterwege blijven.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Binnen het plangebied of in de directe nabijheid daarvan zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg, het water of het spoor aanwezig. Een nadere toetsing aan het Basisnet kan achterwege blijven.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied is hemelsbreed op ca. 6 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Aangezien er geen risicobron in de omgeving van het plangebied is gesitueerd en in het plangebied geen toevoeging plaatsvindt van (beperkt) kwetsbare objecten, kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buien. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagt kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik    Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Voormalig postkantoor

Bij voorliggend plan vindt alleen een wijziging van functie plaats. Nieuwe bouwmogelijkheden (anders dan in de vigerende plannen ) worden niet geboden. Dit plan heeft geen effecten op het hemelwaterafvoer, afvalwater en oppervlaktewater.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen dan wel in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied. Voorliggend plan zorgt alleen voor een verplaatsing van de kantoorfunctie. De intensiteit van het gebruik van het plangebied wijzigt niet met voorliggend plan. Dit plan heeft geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het "nee, tenzij" principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of anderszins functioneel leefgebied van beschermde soorten.

Beschermde soorten en het plan

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan alleen een verplaatsing van de kantoorfunctie mogelijk maakt binnen een bestaand gebouw, kan een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft de bescherming van soorten achterwege blijven.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.


Toetsing van het plan aan het NNN

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN zijn op ruim 2 kilometer ten oosten van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat voorliggend plan geen significant negatieve gevolgen heeft voor beschermde natuurwaarden.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Standaard bestemmingsplan Enschede SVBP2012" is gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. De concrete toekomstige situatie is bekend en zal ook als zodanig uitgevoerd gaan worden.


Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in dit bestemmingsplan is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • d. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • e. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • f. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

Cultuur en Ontspanning - bioscoop (artikel 3)

De bestemming 'Cultuur en ontspanning - Bioscoop ' is specifiek toegekend aan de nieuw te ontwikkelen bioscoop die op het adres Boulevard 1945 op nrs. 324-326 wordt ontwikkeld. De gronden met de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Bioscoop' zijn bestemd voor een bioscoop met aanvullende beperkte horeca-, detailhandels- en kantoorvoorzieningen:

  • De bioscoopfunctie is gemaximeerd op 1.232 bioscoopstoelen.
  • De horecavoorzieningen zijn gemaximeerd op 1.000 m2 b.v.o.. Horecavoorzieningen zijn toegestaan in de categorieën 2a, 2b, 3a, en 3b van de bij de Regels behorende bijlage "Categorie-indeling horecabedrijven Binnenstad".
  • Detailhandel is op de begane grondlaag en in de kelder toegestaan tot maximaal 500 m2 b.v.o..
  • Zelfstandige kantoorruimte is op de tweede tot en met vierde verdieping tot maximaal 580 m2 b.v.o. toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.

De van toepassing zijnde maximum bouw- en/of hoogtes zijn weergegeven op de verbeelding.

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Bioscoop' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met behulp waarvan het college van Burgemeester en wethouders maximaal in totaal 1.000 m2 b.v.o. aan detailhandel kunnen toestaan in plaats van de 1.000 m2 b.v.o. horeca of een evenredig deel daarvan. Dus bij een toename van het aantal m2 b.v.o. aan detailhandel bij het gebruik maken van deze wijzigingsbevoegdheid dient het aantal m2 b.v.o. aan horeca rechtevenredig af te nemen.


Gemengd - 2 (artikel 4)

De bestemming 'Gemengd' is toegekend aan het deel van het plangebied aan de Kuipersdijk. Dit is conform het vigerende bestemmingsplan van dit deel. De vigerende aanduidingen detailhandel, kantoor en maatschappelijk zijn opgenomen in deze bestemming. Deze gronden zijn bestemd voor wonen (op de verdiepingen, met beroep of bedrijf aan huis), maatschappelijke voorzieningen, publieksdienstverlening, horeca als bedoeld in de categorieën 2a, 2b en 3a van de Categorie-indeling horecabedrijven en middels een aanduiding voor detailhandel en kantoor (op de verdieping). De toelaatbaarheid van de maatschappelijke functies wordt geregeld via de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging. De van toepassing zijnde maximum goot- en/of bouwhoogtes zijn weergegeven op de verbeelding.


Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 5)

De gronden met de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied', gelegen in een smalle strook aan de Boulevard 1945, zijn bestemd voor erftoegangswegen, woonerven, en pleinen. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, hellingsbaan, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, en kunstobjecten e.d.

6.3.2 Overige aanduidingen en figuren

Binnen de in het plan voorkomende bestemmingen en dubbelbestemmingen kunnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geregeld door het gebruik van functieaanduidingen, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.

Bouwvlak:

Het bouwvlak is het gebied binnen de grenzen waarvan de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bebouwing gerealiseerd dient te worden.


Functieaanduidingen:

Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een gedeelte van een bestemming nader in te kaderen. Zo kan met een functieaanduiding worden aangegeven dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde, functie is toegestaan of juist expliciet is uitgesloten. Bij functieaanduidingen gaat het vaak om het passend bestemmen van een aanwezige, niet (geheel) bij de bestemming passende functie, zoals bijvoorbeeld de functieaanduiding 'kantoor' binnen voorliggend plangebied.


Maatvoeringsaanduidingen:

Maatvoeringsaanduidingen zijn alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen (goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, inhoud, breedte), percentages (bebouwd oppervlak, gebruiksoppervlak) en dakhellingshoeken van gebouwen.

6.3.3 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 6)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene bouwregels (artikel 7)

In de algemene bouwregels zijn de algemene bouwregels opgenomen voor alle bestemmingen, daarnaast zijn regels opgenomen voor het onderkelderen van gebouwen en terreinen en voor het bouwen van nutsvoorzieningen.

algemene gebruiksregels (artikel 8)

In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.

In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het van het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk, het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidzoneringsplichtige inrichting en het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als risicovolle inrichting.

algemene afwijkingsregels (artikel 9)

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.

algemene wijzigingsregels (artikel 10)

In de algemene wijzigingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in bepaalde concreet genoemde gevallen onderdelen van het bestemmingsplan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheden liggen in het verlengde van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in de algemene afwijkingsregels maar hebben doorgaans een grotere impact op de woon- en leefomgeving. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid voor het (gedeeltelijk) wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen of een wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate wijzigen van bestemmings- en/of bouwgrenzen om een gewenst en voor het overige in het bestemmingsplan passend bouwplan mogelijk te kunnen maken.

algemene procedureregels (artikel 11)

In de algemene procedureregels wordt verwezen naar de wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, aangevuld met enkele specifieke gemeentelijke procedureregels.

De algemene procedureregels bevatten ook het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden.

6.3.4 Overige regels

In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.

Parkeren en laden en lossen (artikel 12.1)

Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren, van zowel auto's en fietsen als parkeervoorzieningen voor mindervaliden. Dit artikel bevat ook de regels voor het op eigen terrein in voldoende mate voorzien in voorzieningen voor het laden en lossen van goederen. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeer- en/of laad- en losvoorzieningen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota.

Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater (artikel 12.2)

Dit artikel bevat de regels voor het bij nieuwbouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater. Deze regeling is de ruimtelijke vertaling van het gemeentelijke beleidskader zoals dat is vastgelegd in de Watervisie en in het Gemeentelijk Rioleringsplan.

6.3.5 Flexibiliteit

De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.

Afwijkingsregels

De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om afwijkingen van geringe aard en omvang. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een afwijkingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan.

Wijzigingsbevoegdheden

De wijzigingsbevoegdheden maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan op door de gemeenteraad concreet benoemde onderdelen inhoudelijk kunnen wijzigen. Dat kan een wijziging van een bestemming of een aanduiding zijn, al dan niet in combinatie met een wijziging van de daarbij behorende bouw- en/of gebruiksregels maar ook alleen een wijziging van de planregels zonder dat daarvoor ook de verbeelding hoeft te worden gewijzigd. Bij een verzoek tot toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een wijzigingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan. In tegenstelling tot bij een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan wordt bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid het bestemmingsplan wel inhoudelijk gewijzigd. Een wijzigingsplan doorloopt een afzonderlijke planologische procedure die nagenoeg gelijk is aan die van een bestemmingsplan.

Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid wordt het algemene beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Daarnaast kunnen voor toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid nog specifieke toepassingscriteria gelden. Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitmogelijkheden in de planregels.

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:    
Woon- en leefklimaat:    
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op:
- de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving;
- de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening.    
Straat- en bebouwingsbeeld:    
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing);
- de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- gevelbeelden;
- de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- de hoogtedifferentiatie;
- de situering van gebouwen op het perceel.
Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk.  
Verkeersveiligheid:    
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met:
- de toename van de verkeersintensiteit;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- benodigde uitzichthoeken van wegen;
- de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.    
Sociale veiligheid:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met:
- de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.    
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding    
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
- aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten;
- de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.    
Milieusituatie:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met:
- de mate van hinder voor de omliggende functies;
- de gevolgen voor de externe veiligheid;
- de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden;
- de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit en/of de grondwaterstand;
- de situering van gebouwen ten opzichte van het water.    
Cultuurhistorische waarde:  
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving.  
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:  
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten.  

6.3.6 De Lijst van bedrijfstypen

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

Specifieke opslagen en installaties

Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten of Lijst van bedrijfstypen in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is opgesteld om voor ontwikkelaar mogelijkheden te bieden om kantoorruimte op de gewenste locatie te realiseren. Het betreft hier een initiatief waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. De gemeente heeft middels een addendum op een reeds bestaande overeenkomst de kosten voor deze procedure op ontwikkelaar verhaald.