direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadscampus Ariënsplein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.R20190002-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” heeft als doel de transformatie van het voormalige ziekenhuisgebouw 'Ariënsplein' tot stadscampus planologisch mogelijk te maken door de gewenste bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Eind 2016 heeft de ontwikkelaar LIFE het voormalig ziekenhuis Ariënsplein gekocht. Het doel van LIFE is om het pand de komend jaren in gebruik te nemen en te transformeren tot 'Stadscampus'. Voor de transformatie naar Stadscampus Ariënsplein is een Ontwikkelvisie opgesteld. In die visie vormt een veelheid van verschillende functies en voorzieningen zich tot het concept “Connect U & Een Leven Lang Leren”, met als centrale functionele uitgangspunten 'Leren', 'Werken' en 'Wonen'. Een inspirerend toekomstbeeld dat niet in één grote stap gerealiseerd kan worden, maar via organische ontwikkeling tot stand zal komen. Deze beoogde gebiedsontwikkeling is sociaaleconomisch gezien van groot belang voor de stad en de verwachting is dat de verdere ontwikkeling van het gebied een stimulerend effect zal hebben op de grotere gebiedsontwikkeling van Stadsweide (inclusief Kop Boulevard).

De inhoudelijke basis voor dit nieuwe bestemmingsplan vormt het op 18 december 2017 door de gemeenteraad van Enschede vastgestelde ruimtelijk ontwikkelingskader voor de transformatie van het voormalige ziekenhuis Ariënsplein. Dit ruimtelijk ontwikkelingskader bestaat uit de door ontwikkelaar LIFE opgestelde Ontwikkelvisie Transformatie Ariënsplein en de notitie Ruimtelijke Randvoorwaarden Transformatie Ariënsplein.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” betrekking heeft ligt in de wijk Horstlanden-Veldkamp, in het binnensingelgebied van Enschede. Het plangebied wordt globaal begrensd door het Ariënsplein en de Bisschopstraat in het noorden, het Ariënsplein en de Ripperdastraat in het oosten, de Emmastraat in het zuiden en de Prinsestraat in het westen. Het gebied ligt ten zuidwesten van de binnenstad. Tussen de binnenstad en het plangebied liggen de gebouwen van Hogeschool Saxion, dit is de 'stadscampus' waar het plan op aansluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0001.jpg"

Afbeelding: boven: situering plangebied Stadscampus Ariënsplein binnen Enschede; onder: plangebied (indicatief paars begrensd)

1.3 Geldende juridische regelingen

bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp 2010"

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" geldt momenteel nog het bestemmingsplan “Horstlanden-Veldkamp 2010”, dat op 24 januari 2011 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede en op 18 maart 2011 onherroepelijk in werking getreden. Bijna het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" heeft in het geldende bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp" de bestemming 'Maatschappelijk'. Een klein deel in het noorden heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en in het zuidwesten geldt de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' voor een transformatorhuisje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0002.jpg"

afbeelding: plangebied (indicatief rood begrensd) binnen vigerend bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp 2010"

bestemmingsplan "Cultuurhistorie"

Daarnaast is het voormalige ziekenhuisgebouw in het plangebied aangeduid als 'karakteristiek' in het voor vrijwel het gehele gemeentelijke grondgebied geldende paraplubestemmingsplan "Cultuurhistorie". Dit paraplubestemmingsplan is op 6 februari 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede en op 30 maart 2017 onherroepelijk in werking getreden.

Ruimtelijk ontwikkelkader en beleidsregel "Transformatie Ariënsplein"

De gemeenteraad heeft op 18 december 2017 het ruimtelijk ontwikkelkader voor de beoogde transformatie van het voormalig ziekenhuis aan het Ariënsplein vastgesteld. Op basis van dit ontwikkelkader kan, vooruitlopend op de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein", op een goede manier worden ingespeeld op kansrijke initiatieven voor deze plek die passen binnen de gewenste ontwikkelingsrichting. Dit ontwikkelkader biedt ontwikkelingsruimte voor marktpartijen (en andere partners) maar ook rechtszekerheid en duidelijkheid richting bewoners en ondernemers.

Het Ontwikkelkader is door burgemeester en wethouders vertaald in de beleidsregel “Transformatie Ariënsplein”. Deze beleidsregel vormt het toetsingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor activiteiten die wel passen binnen het Ontwikkelkader voor het Ariënsplein maar niet binnen het huidige bestemmingsplan voor het Ariënsplein. De beleidsregel 'Transformatie Ariënsplein' is op 13 februari 2018 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. De beleidsregel zal ook na vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" het toetsingskader blijven vormen voor het bij omgevingsvergunning verlenen van medewerking aan functies en activiteiten die onverhoopt niet passen binnen het nieuwe bestemmingsplan maar die wel passend kunnen worden geacht binnen het concept 'Connect U'.

Verleende omgevingsvergunningen voor gebruik in afwijking van het geldende bestemmingsplan

Voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" zijn er door het college van burgemeester en wethouders diverse omgevingsvergunningen verleend waarbij gemotiveerd is afgeweken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp 2010" om alvast onderdelen van het concept 'Connect U' mogelijk te maken.

Op 7 april 2017 zijn omgevingsvergunningen verleend voor het verbouwen van gebouwdeel 10 tot 109 onzelfstandige studentenwoningen en voor het verbouwen van gebouwdeel 9 tot 163 zelfstandige studentenstudio's.

Op 20 april 2017 is omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een stallingsgarage voor auto's en fietsen.

Op 25 januari 2019 zijn omgevingsvergunningen verleend voor respectievelijk het realiseren van werklocaties in gebouwdeel 5 en het realiseren van 56 woon/werk eenheden in de gebouwdelen 6, 7 en 8.

Volledigheidshalve wordt hier ook de op 1 februari 2018 verleende omgevingsvergunning voor onderwijsfuncties in (delen van) de gebouwdelen 10 en 14 genoemd. Deze vergunde activiteiten passen binnen de ter plaatse geldende bestemming 'Maatschappelijk' en zijn daarmee dus niet vergund in afwijking van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” is het erkende wijkorgaan Wijkraad Horstlanden-Veldkamp actief.

De wijkraad Horstlanden-Veldkamp is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. In het kader van de adviesvraag is het ontwerpbestemmingsplan op 14 februari 2019 inhoudelijk toegelicht in de bestuursvergadering van de wijkraad. Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan op 28 februari toegelicht in de openbare wijkraadvergadering. De wijkraad heeft op 11 maart 2019 schriftelijk advies uitgebracht. De wijkraad staat positief tegenover de ontwikkeling maar heeft wel de nodige zorgen over met name de verkeersontsluiting in de Prinsestraat, met name op de momenten van het halen en brengen van kinderen van en naar de Prinseschool. De wijkraad zou daarom graag zien dat de ontsluiting van de parkeergarage van de Prinsestraat wordt verplaatst naar de Bisschopstraat. Verder maakt de wijkraad zich ook zorgen over het feit dat er in de stadscampus geen woonruimten geschikt voor ouderen mogelijk worden gemaakt. Daardoor zou een monocultuur van bewoners kunnen ontstaan.

Klankbordgroep

Door ontwikkelaar LIFE is voor de transformatie van het voormalige ziekenhuisgebouw naar stadscampus een klankbordgroep in het leven geroepen. In de klankbordgroep zitten vertegenwoordigers van buurtbewoners / omwonenden, de wijkraad en gemeente Enschede. De klankbordgroep wordt vanaf het begin van de transformatieplannen op alle relevante momenten door LIFE geïnformeerd over de planvorming en in samenspraak met de gemeente ook over de te doorlopen formele procedurestappen.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van wettelijk vooroverleg. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen en voor advies toegezonden aan de Veiligheidsregio Twente.

Op 12 juli 2018 is het bestemmingsplan op hoofdlijnen besproken met de provincie Overijssel. De provincie heeft aangegeven in beginsel te kunnen instemmen met het plan maar het plan wel graag als voorontwerp voor advies toegezonden te willen krijgen. Het (voor)ontwerpbestemmingsplan is op 11 februari 2019 ter consultatie naar de provincie Overijssel gestuurd. De provincie heeft op 19 februari 2019 laten weten te kunnen instemmen met het plan, onder de voorwaarde dat kantoren expliciet worden uitgesloten in de planregels. Het toevoegen van vloeroppervlak voor kantoren is alleen mogelijk wanneer dat kan worden onderbouwd op basis van de provinciale kantorenprogrammering. Naar aanleiding van de provinciale reactie is voorafgaand aan de tervisielegging van het ontwerpplan in paragraaf 2.2.3 van deze toelichting een nadere onderbouwing op basis van het provinciale beleid toegevoegd. De provincie heeft op 29 april 2019 laten weten dat het ontwerpplan niet in strijd is met het provinciaal beleid en er dus geen aanleiding is voor het indienen van een zienswijze over het ontwerpplan.

De Veiligheidsregio Twente heeft op 15 april 2019 geadviseerd op de aspecten van fysieke veiligheid, te weten bluswatervoorziening, bereikbaarheid, opkomsttijd van de brandweer en het waarschuwen van de bevolking. Naar aanleiding van dit advies zijn de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Groen' aangevuld met een bepaling dat het aanwezige verblijfsgebied dan wel aanwezige in- en uitritten en fiets- en wandelpaden tevens gebruikt kunnen worden als calamiteitenroute voor de hulpdiensten.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Stadscampus Ariënsplein ” in voorbereiding te nemen op 28 maart 2018 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 3 april 2019 gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Zienswijzen

Er zijn over het ontwerpplan geen zienswijzen ontvangen.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die in de SVIR en/of het Barro zijn aangemerkt als ruimtelijke ontwikkelingen met een nationaal belang en vormt ook geen belemmering voor de realisatie van ruimtelijke ontwikkelingen met een nationaal belang.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0003.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" gelden op grond van de provinciale omgevingsvisie het ontwikkelperspectief 'Stedelijke netwerken als motor' en het gebiedskenmerk 'stedelijke laag - bebouwingsschil 1900 - 1955'. In deze gebieden wordt beoogd ruimte te bieden aan de aanwezige dynamiek en lokale energie door hoogwaardige woon-, werk- en mixmilieus te bieden in o.a. stadscentra, oude wijken en campussen. In dat kader is ook een goede positionering ten opzichte van binnensteden en kennisinstellingen van belang. Het voorliggende bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" maakt de realisatie van een stadscampus mogelijk, waarin de verweving van de functies werken, leren, wonen en ontmoeten centraal staan. Deze ontwikkeling past daarmee binnen het provinciale ontwikkelingsperspectief.

De te realiseren stadscampus in het voormalige ziekenhuis aan het Ariënsplein is een uniek concept waar een leven lang leren centraal staat. Binnen de ontwikkeling is ruimte voor 1/3e woonfuncties, 1/3e onderwijs en 1/3e werkfuncties. Een deel van deze werkfuncties zou je onder de noemer zakelijke dienstverlening en/of kantoor kunnen laten vallen maar de te realiseren stadscampus is geen nieuwe (zelfstandige) kantoorlocatie zoals bedoeld in de provinciale omgevingsverordening en in slechts zeer beperkte mate concurrentie voor de bestaande kantoorlocaties in Enschede.
De Stadscampus is namelijk een unieke aanvulling op het bestaande aanbod en onderscheidt zich van andere locaties door de samenhang van onderstaande kenmerken:

  • De kruisbestuiving met de binnenstad van Enschede vanwege de nabijheid van een hoge dichtheid aan voorzieningen;
  • De combinatie van kantoorachtige werkplekken met bedrijfsmatige activiteiten; beide is mogelijk en praktisch alle formele kantoorlocaties in Enschede bieden niet de mogelijkheden om bijvoorbeeld ook ambachtelijke/bedrijfsmatige activiteiten uit te voeren in samenhang met vormen van zakelijke dienstverlening. De nabijheid van verschillende gebruikersvormen binnen één gebouw en met gezamenlijke voorzieningen draagt bij aan een innovatief werkmilieu;
  • Het is een openbaar vevroer-gerichte locatie aan de rand van de binnenstad van Enschede en dat geldt niet voor de meeste bedrijfsverzamelgebouwen waar soms ook sprake is van de functiemenging kantoor / bedrijf. Die bedrijfsverzamelgebouwen bevinden zich veelal op goed bereikbare auto-locaties op bedrijventerreinen of aan de randen van de stad;
  • De koppeling van ondernemers met het onderwijs gericht op MBO en HBO is uniek in de regio en mogelijk zelfs in Nederland. De combinatie met onderwijs is vaak gericht op universiteiten maar juist hier vestigen zich een MBO- (ROC) en HBO- (SAXION) instelling die hun onderwijsprogramma op deze locatie ook richten op ondernemerschap.

Deze kansen voor synergie vindt men niet op andere locaties in Enschede. Deze kenmerken maken dat hier een uniek ecosysteem wordt gecreëerd binnen de totale werklocatiesportefeuille van Enschede en het concept sluit zeer goed aan bij de trends en ontwikkelingen die zich in Nederland voordoen. Ondernemers die op zoek zijn naar de hierboven beschreven kansen voor synergie zijn niet geïnteresseerd in formele kantoorlocaties zoals de Zuiderval (gericht op auto-gebruik), Kennispark (UT-georiënteerd) en de standaard kantoorgebouwen rondom het stationsgebied. Maar zoeken juist naar locaties met een eigen profiel en de samenhang der dingen. Daarom concurreert deze ontwikkeling niet met de bestaande kantoorlocaties en is er geen vergrotend effect op de leegstand in Enschede. Hiermee kiest Enschede voor kwaliteit en voegt het een unieke propositie toe aan het aanbod van werklocaties. Het vervult daarmee een behoefte die niet kan worden voorzien vanuit de bestaande capaciteit aan kantoorruimte in Enschede.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" mogelijk te maken transformatie van het voormalige ziekenhuis Ariënsplein tot stadscampus in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0004.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd. Wel is het gebied rondom het Ariënsplein in de Herijking Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie uit 2009 aangewezen als 'bronpunt'. Daarmee worden gebieden bedoeld die dicht bij de binnenstad liggen en de potentie hebben veel bezoekers aan te trekken die ook de binnenstad kunnen bezoeken. Deze 'bronpunten' worden door aantrekkelijke looproutes met de binnenstad verbonden. Op deze bronpunten passen bovenstedelijke functies met een bijzondere aantrekkingskracht. Het concept van stadscampus past binnen deze ambities.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in het plangebied in relatie tot de omgeving kunnen worden getoetst.

In dit hoofdstuk komt eerst de huidige ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied (met daarin aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), verkeer, groenstructuur en openbare ruimte en water) aan de orde. Vervolgens wordt ingegaan op aanwezige cultuurhistorische waarden en beschermwaardige bomen.

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Context en bebouwing

Het plangebied ligt dichtbij het centrum van Enschede. Het terrein waar tot voor kort het ziekenhuis gehuisvest was wordt begrensd door de monumentale panden aan de Ripperdastraat, de Emmastraat, Prinsestraat en de Bisschopstraat. Het is nu een compact en ondoordringbaar gebied en de bebouwing keert zich af van de omgeving. Het gebied staat op zichzelf. Vroeger was het gebied veel meer onderdeel van de Stadsweide. Op oude kaarten van de stad is te zien dat het ooit de weide van de stad was. Later komt er bebouwing aan weerszijden van de Emmastraat. En ook aan de Prinsestraat en Bisschopstraat staan enkele villa's.

Het oorspronkelijke ziekenhuis had een klassieke stijl. Nu is er een aaneenschakeling van stijlen te herkennen, waarbij vooral de kapel in Amsterdamse School-stijl opvalt (zie verder in paragraaf 3.2). Van het oorspronkelijke gebouw is niks meer herkenbaar. De kleinschalige woonbebouwing aan de Emmastraat heeft in de loop der jaren plaats gemaakt voor de grote ziekenhuisgebouwen. Zo is het ook gegaan in de noordwesthoek van het gebied. Villa's in het groen hebben plaats gemaakt voor uitbreidingen van het ziekenhuis. Ook het groene Ariënsplein op de hoek Ripperdastraat/Bisschopstraat heeft moeten wijken. Van dat terrein zijn parkeerplaatsen gemaakt.

In onderstaande afbeeldingen is de huidige situatie in het plangebied en de directe omgeving weergegeven. De eerste afbeelding (vogelvluchtfoto vanuit noorden) geeft een goede indruk van de aanwezige bebouwing. In de tweede afbeelding zijn eveneens de huidige functies in de directe omgeving en de straatnamen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0005.jpg"

Afbeelding : huidige situatie plangebied (foto 2018) vanuit noorden bezien

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0006.jpg" Afbeelding: huidige situatie plangebied en directe omgeving (foto 2017); plangebied indicatief in rood begrensd

Het plangebied ligt in een omgeving met een mix aan functies. Onderwijs is daarbij overheersend. In voorgaande afbeelding is het Saxion te zien ten noordoosten van het plangebied. Direct ten westen van het gebied liggen een basisschool en een synagoge. In de directe omgeving is verder vooral een mengsel van woningen en kleinschalige bedrijvigheid/kantoren aanwezig.

Functies bebouwing in plangebied

De beoogde transformatie van de voormalige ziekenhuisgebouwen naar stadscampus in het plangebied zelf (zie volgend hoofdstuk) is al in volle gang. Een deel van het gebouw is, passend binnen de huidige maatschappelijke bestemming, in gebruik genomen door Saxion Hogeschool.

Daarnaast zijn vooruitlopend op het voorliggende bestemmingsplan omgevingsvergunningen verleend voor de realisatie van circa 270 studentenwoningen, deels zelfstandige en deels onzelfstandige wooneenheden. Deze verbouwingswerkzaamheden zijn zichtbaar in bovenstaande vogelvluchtfoto aan de gebouwen rechtsboven in het plangebied (zuidwest). Ook zijn omgevingsvergunningen verleend voor diverse tijdelijke bedrijfsactiviteiten die passen in het beoogde concept 'Connect U' (zie volgend hoofdstuk) en worden naar verwachting binnenkort omgevingsvergunningen aangevraagd voor het realiseren van circa. 50 woon-/werkeenheden voor jonge starters (ca. 50% wonen en ca. 50% werken) en voor diverse nieuwe werklocaties. Dit alles binnen of met een minimale aanpassing van de bestaande bebouwing.

Verkeer en parkeren

Het plangebied is buiten de bebouwing voornamelijk in gebruik als parkeerplaats of ontsluiting. Het plangebied wordt omsloten door de wegen. De Ripperdastraat grenst is onderdeel van de hoofdverkeersstructuur. Deze straat heeft een middenberm en fietssuggestiestroken. De overige wegen zijn kleiner. Hier delen auto's en fietsers de rijbaan. Het gebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer.

Op veel plaatsen de wegen rond het plangebied wordt geparkeerd. Binnen het plangebied liggen ook diverse parkeerplaatsen: in het noorden (Ariënsplein), westen en zuiden.

Groen en water

Er is weinig groen aanwezig in het plangebied en in de directe omgeving. In het plangebied betreft het: enkele stukken (niet onderhouden) gazon tussen de 'kamstructuur', een tuin op de binnenplaats in het noordwesten, enkele hagen (o.a. Ariënsplein in het noorden) en enkele bomen.

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Vuilwater wordt afgevoerd naar de gemengde riolering. Dit geldt eveneens voor hemelwater dat valt op verhard oppervlak. Bij hevige neerslag kan bij omliggende straten water op straat voorkomen door overbelasting van het riool.

Binnen het plangebied wordt actief grondwater onttrokken om bestaande ondergrondse bebouwing droog te houden. Peilbuizen in de omgeving van het plangebied geven aan dat in extreme situaties grondwaterstanden van circa 1 meter onder het maaiveld kunnen voorkomen (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand). Het maaiveld binnen en rond het plangebied loopt af van oost naar west. Nabij ondergrondse bebouwing ligt het maaiveld lokaal lager.

3.2 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

In de toenmalige Enschedese wijk 'Stadsweide' werd in 1914 het rooms katholieke Sint Jozef ziekenhuis geopend als tegenhanger van het al bestaande algemene ziekenhuis 'Ziekenzorg' aan de Haaksbergerstraat. In 1970 werd de naam van het Sint Jozef ziekenhuis gewijzigd in 'De Stadsmaten'. Met de groei van de stad nam ook de omvang van het gebouw toe. Bijna onherkenbaar vormt het oorspronkelijke ziekenhuis nog altijd het hart van het gebouw, dat in de afgelopen honderd jaar diverse malen werd verbouwd en uitgebreid. De imposante voorgevel met erkers maakte in de jaren zestig van de vorige eeuw plaats voor een destijds moderne voorbouw in travertin met een nieuwe hoofdentree.

Zo transformeerde de voortuin met oprijlaan langzaam maar zeker in de huidige parkeerplaats, waar ook het standbeeld van dr. Alphons Ariëns staat. Aan de achterzijde van het ziekenhuis lag ooit een fraaie tuin waar de patiënten op uitkeken. Deze was bedoeld om op termijn te kunnen gebruiken voor uitbreiding van het ziekenhuis.

De katholieke oorsprong van het ziekenhuisgebouw is nog altijd tastbaar in de kapel, die werd omgeven door kamers voor de zusters en overig verplegend personeel. De twee binnenplaatsen werden volgebouwd. Licht, lucht en historische karakteristieken, zoals die ooit bij binnenkomst werden ervaren, verdwenen daarmee helaas. De binnenhof van de grote uitbreiding uit de jaren zeventig van de vorige eeuw vormt daardoor nog een welkome groene ruimte binnen dit afwisselingsrijke complex.

In de periode 1967/1968 komen de eerste onderzoeken naar samenwerking tussen de ziekenhuizen 'Ziekenzorg' en 'De Stadsmaten' op gang. In 1990 fuseren de ziekenhuizen en volgt een nieuwe naam: Medisch Spectrum Twente, afgekort 'MST'. De fusie werd aan de buitenkant duidelijk zichtbaar door de bouw van een loopbrug tussen de twee ziekenhuisgebouwen, die op een steenworp afstand van elkaar zijn gelegen. Sinds de opening van de nieuwbouw van het Medisch Spectrum Twente aan het Koningsplein, direct grenzend aan het gebouw van het oude ziekenhuis 'Ziekenzorg' aan de Haaksbergerstraat, is het oude ziekenhuisgebouw aan het Ariënsplein niet langer in gebruik.

Monumenten in het plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" zijn geen rijksmonumenten, provinciale monumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied

De oorsprong van het ziekenhuis 'Stadsmaten' ligt in de komst van de Zusters Franciscanessen die eind 19e eeuw vanuit een klooster in Noord-Deurningen naar Enschede kwamen om katholieke burgers aan huis te verplegen. Na enige jaren leidde dit tot de bouw van een klein ziekenhuisje aan de Langestraat, dat in 1914 werd gevolgd dor het katholieke ziekenhuis St. Joseph aan de Bisschopsstraat (zie afbeelding hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0007.jpg"

Uitbreiding van de ziekenzorg leidde ertoe dat het ziekenhuis moest worden vergroot. Met die groeiende zorg nam ook de behoefte aan verplegend personeel toe. Mede daarom werd het ziekenhuis rond 1940 uitgebreid met ziekenkamers, onderzoeksruimtes en ruimtes voor ondersteunende diensten. Verder werd er een klooster aangebouwd waarin de Zusters Franciscanessen werden ondergebracht. De architect van deze aanbouw (zie onderstaande afbeelding) was de Enschedese architect Johan Sluijmer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0008.jpg"

Uit die periode is de achtergevel deels bewaard gebleven (2) . Rond 1940 is het oostelijke deel van het complex gebouwd waarin zich de kapel van de zuster Franciscanessen bevindt (1). En aan de achterzijde van het complex bevinden zich delen van het oorspronkelijke hekwerk met Biedermeijermotief (3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0009.jpg"

Alle hierboven genoemde elementen zijn waardevol en behoudenswaardig. Op het mortuarium bevond zich een Latijns kruis (4). Dit is inmiddels verwijderd en opgenomen in een museaal depot. De hiervoor genoemde elementen 1, 2 en 3 zijn van zodanig cultuurhistorisch belang dat zij als behoudenswaardig moeten worden aangemerkt. Bij de overige delen van het gebouw is er als gevolg van bouwkundige wijzigingen geen sprake meer van een cultuurhistorisch belang dat planologisch dient te worden beschermd. In die gebouwdelen kan er in het interieur nog wel sprake zijn van waardevolle elementen als vloeren en trappartijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0010.jpg"

Op het plein voor het ziekenhuis staat het standbeeld van Dr. Alphons Ariëns, die eind 19e eeuw kapelaan was in Enschede. Hij was onder andere belangrijk voor de emancipatie van de katholieke arbeiders. Het standbeeld is cultuurhistorisch van belang en moet behouden blijven.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" zijn geen archeologische waarden aanwezig of te verwachten waarvoor op grond van het gemeentelijke archeologiebeleid in het bestemmingsplan een planologische beschermingsregeling of archeologische onderzoeksplicht moet worden opgenomen.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" zijn diverse monumentale en daarmee beschermwaardige bomen aanwezig.

De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV is vereist.

Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de APV.

Het bij de APV behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0011.jpg"

afbeelding: fragment interactieve bomenkaart

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten wordt in bestemmingsplannen rekening gehouden met de aanwezige monumentale en beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Ruimtelijk ontwikkelingskader transformatie Ariënsplein

De gemeenteraad van Enschede heeft op 18 december 2017 het ruimtelijk ontwikkelingskader vastgesteld voor de transformatie van het voormalige ziekenhuis Ariënsplein tot stadscampus. Dit ruimtelijk ontwikkelingskader bestaat uit de ontwikkelvisie 'Connect U" van ontwikkelaar LIFE, aangevuld met de gemeentelijke notitie "Ruimtelijke Randvoorwaarden Transformatie Ariënsplein".

4.1.1 Ontwikkelvisie "Connect U" van LIFE

"Connect U" is het motto van het unieke concept van LIFE dat moet leiden tot een transformatie van het oude ziekenhuisgebouw tot een onderdeel van de stadscampus van Saxion. Uitgangspunt voor de transformatie is hergebruik van het bestaande gebouw. In het gebouw komen start-ups/bedrijvigheid, labs, onderwijs, studentenhuisvesting, ateliers voor bedrijven en ondersteunende functies. Het wordt een 'funky' gebouw, gebruikt door veel mensen die samen een 'community' vormen. Zowel overdag als 's avonds zijn er mensen in het gebouw aanwezig om te leren, te werken en te wonen. De verschillende onderdelen van het complex nodigen uit tot ontmoeting: "Connect U". Hiermee wordt het een plek van betekenis voor de binnenstad van Enschede.

Het concept draait om een variatie aan organisaties, bedrijven en mensen. Onderwijs, co-working places, investeerders, bedrijven, dienstverlenende organisaties en onderzoeksorganisaties interacteren als een systeem om de campus te laten functioneren. De campus krijgt een hoge verblijfskwaliteit met plaatsen die inspireren en ontmoetingen faciliteren. Dat creëert interactie voor eigentijds onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Tussen deze voorzieningen is een gemeenschappelijke ruimte als sociale laag nodig om mensen te binden, inspireren en verbinden. Het is de gemeenschappelijke drager waar ontmoeten, inspireren, leren, wonen en recreëren centraal staan.

4.1.2 Ruimtelijke randvoorwaarden transformatie Ariënsplein

In aanvulling op de ontwikkelvisie "Connect U" van LIFE heeft de gemeente een aantal ruimtelijke randvoorwaarden gesteld om de gewenste transformatie op onderdelen nader in te kaderen. Hiermee wordt beoogd om voldoende waarborgen te kunnen bieden voor de realisatie van het concept in verhouding tot de gewenste verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en een goed woon- en leefklimaat voor bewoners en ondernemers. De kracht van het concept zoals verwoord in de visie "Connect U" zit in de beoogde mix van functies. Dat betekent dat er een duidelijke en gezonde balans moet zijn tussen de hoofdfuncties 'Leren', 'Werken' en 'Wonen', waarbij geen van de functies dominant mag zijn ten opzichte van de andere. Daarom zijn er aanvullend op de ontwikkelvisie ruimtelijke randvoorwaarden gesteld voor de functionele invulling, de gewenste duurzame ruimtelijke kwaliteit en het parkeren.

 

Functionele randvoorwaarden:

De functionele invulling van de stadscampus is gebonden aan het maximum gebruiksoppervlak en de nadere gebruikseisen zoals genoemd in onderstaande functiematrix:

Ruimtelijke Kwaliteit:

  • de hoofdingang bevindt zich aan het Ariënsplein (voorplein);
  • de dynamiek vindt hoofdzakelijk plaats aan de Ariënspleinzijde, de rust hoofdzakelijk aan de zijde van de Emmastraat;
  • het aanwezige bebouwde oppervlak en bouwvolume is het uitgangspunt voor de transformatie, grootschalige sloop en nieuwbouw is niet aan de orde. Binnen het bouwvolume is ruimte voor in totaal maximaal 55.000 m2 aan bruto vloeroppervlak;
  • het gebouw is zichtbaar van betekenis voor de omgeving en straalt dit ook uit aan de buitenkant;
  • een duurzame waterhuishouding is verzekerd, dat wil zeggen: hemelwater afkomstig van bebouwd en verhard terrein wordt waar mogelijk op eigen terrein, al dan niet op/aan de bebouwing geborgen en afgevoerd naar een voorziening in de openbare ruimte en er mag geen duurzame aantasting plaatsvinden van de grondwaterstand.

Parkeren:

  • parkeren dient in voldoende mate op eigen terrein, al dan niet in of onder de bebouwing, te worden gerealiseerd en mag niet leiden tot een toename van de parkeerdruk in de openbare ruimte;
  • er wordt geen parkeervergunning verleend voor het parkeren in de openbare ruimte;
  • gemotiveerd afwijken van de gemeentelijke parkeernormen bij deelontwikkelingen is mogelijk mits daarbij inzichtelijk wordt gemaakt hoe zich deze parkeerbehoefte verhoudt tot de beoogde eindsituatie van de ontwikkeling.

4.2 Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving transformatie Ariënsplein

Op basis van de hiervoor beschreven "Ruimtelijke Randvoorwaarden Transformatie Ariënsplein" wordt het ontwerp van de gebouwen en de verdere inrichting van het plangebied verder uitgewerkt. In deze paragraaf wordt ingegaan op deze nadere uitwerking ten aanzien van de beoogde ruimtelijke kwaliteit, de openbare ruimte, verkeer en bereikbaarheid, parkeren en waterhuishouding.

Ruimtelijke kwaliteit / bebouwing

Het Ariënsplein heeft altijd een bijzondere betekenis gehad in de stad. Dat blijft ook in de toekomst zo. Er zijn veel herinneringen uit de periode dat het Ariënsplein een ziekenhuis was. Bijna elke Enschedeër is er wel eens geweest. Met de transformatie van het Ariënsplein naar een plek waar 'een leven lang' geleerd kan worden, zullen nog steeds veel mensen hier komen en herinneringen opbouwen.

De bebouwing blijft zoveel mogelijk gehandhaafd, waarbij er met respect omgegaan wordt met de cultuurhistorische waarden. De nieuwe functie van de gebouwen is ook zichtbaar aan de buitenkant, doordat er interessante spanningen zichtbaar zijn tussen oud en nieuw. De hoofdingang van het gebouw is en blijft aan het Ariënsplein (voorplein).

Het aanwezige bebouwde oppervlak en het bouwvolume mogen per saldo niet toenemen. Echter, omdat er ook gebouwdelen gesloopt worden, zijn nieuwe toevoegingen mogelijk. Zoals gezegd bedraagt de totale bruto vloeroppervlakte van de bebouwing maximaal 55.000 m2. Deze maximale bruto vloeroppervlakte is vastgelegd in de bestemmingsplanregels. Deze oppervlakte zal worden gevonden binnen het in op de bestemmingsplanverbeelding opgenomen bouwvlak en de daarin aangegeven maximale bouwhoogtes. Om te borgen dat de bebouwing niet te veel verschuift (met name de 'kamstructuur' aan de achterzijde) is het bouwvlak strakker om de bestaande bebouwing heen gelegd dan het bouwvlak in het bestemmingsplan “Horstlanden-Veldkamp 2010”. Zie de dikke zwarte lijnen in onderstaande afbeelding aan de randen van het gebouw.

De maximaal toegestane bouwhoogtes in voorliggend bestemmingsplan sluiten nagenoeg geheel aan bij de aanwezige bouwhoogtes van het gebouw. In onderstaande afbeelding zijn de maximaal toegestane bouwhoogtes aangegeven, zoals deze met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0012.jpg"

Afbeelding: maximaal toegestane bouwhoogtes voorliggend bestemmingsplan

Openbare ruimte / buitenruimte en groenstructuur

In de loop der jaren is de omgeving van het Ariënsplein steeds meer versteend. Met de transformatie in functie wordt de buitenruimte rondom het gebouw juist weer groen. In onderstaande afbeelding is de beoogde inrichting van het plangebied weergegeven. Hierin is te zien dat het gebouw als het ware op een 'groene voet' staat, waarbij de ruimte tussen de 'kamstructuur' van het gebouw ook groen is. Om deze kamstructuur te borgen is het bouwvlak in het bestemmingsplan aan de achterzijde 'ingesnoerd' ten opzichte van bestemmingsplan “Horstlanden-Veldkamp 2010”.

Zoals gezegd ligt de hoofdingang van het gebouw aan het Ariënsplein. Dit 'voorplein' wordt een prettige ruimte voor verblijven en ontmoeten. De parkeerplaatsen voor auto's verdwijnen hier. De dynamiek zal ook hoofdzakelijk aan deze kant plaats vinden. Aan de Emmastraat, de 'achterzijde', is er meer rust.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0013.jpg"

Afbeelding: inrichtingstekening buitenruimte


Verkeer en bereikbaarheid

De omliggende verkeersstructuur zoals beschreven in paragraaf 3.1 blijft gehandhaafd. Het Ariënsplein is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De hoofdingang is aan het Ariënsplein. Bij de entree komt een ruimte voor huismeester / beveiliging.

Parkeren

Parkeren voor zowel auto als fiets zal binnen het plangebied plaatsvinden, zodat dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Gebruikers en bewoners van het Ariënsplein worden daarom uitgesloten van het Enschedese parkeervergunningenstelsel.

Op basis van de Parkeernormennota en de functiematrix behorende bij de ontwikkelvisie 'Connect U' is bepaald wat de parkeerbehoefte is. De parkeerbehoefte is uitgewerkt in de notitie 'Parkeerbalans' welke is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting. Uit deze notitie blijkt dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" mogelijk maakt een maximale parkeerbehoefte oplevert van 339 parkeerplaatsen voor auto's en 1573 stallingsplaatsen voor fietsen. Binnen het plangebied is ruimte voor het realiseren van tenminste 180 parkeerplaatsen voor auto's en tenminste 1000 stallingsplaatsen voor fietsen. Veel parkeer- en stallingsplaatsen kunnen en zullen meervoudig gebruikt worden, waardoor in de praktijk naar verwachting niet snel sprake zal zijn van een tekort aan parkeer- en stallingsplaatsen. Mocht dat wel het geval zijn, dan zullen op termijn buiten het plangebied aanvullende parkeervoorzieningen moeten worden gerealiseerd. In de notitie 'Parkeerbalans' staat uitgewerkt hoe initiatiefnemer in die gevallen moet handelen.

Autoparkeren in de buitenruimte

De parkeerplaatsen in de buitenruimte worden ontsloten via respectievelijk de Emmastraat en de Prinsestraat. Beide terreinen worden afgesloten met een slagboom. Het terrein aan de Emmastraat is ook toegankelijk voor bewoners van de Ripperdastraat en bezozekers van de huisartsen. De doorgang achter de Ripperdastraat wordt afgesloten met een hek met poort, welke is te openen door parkeerders en hulpdiensten. In het tussengebied nabij de hoofdingang komen parkeerplaatsen voor minder validen. Vanaf het terrein aan de Prinsestraat lopen parkeerders via de Prinsestraat en de Bisschopstraat naar de hoofdingang.

Autoparkeren ondergronds

De parkeerplaatsen in de parkeerkelder onder de gebouwdeeln 14, 15 en 16 worden ontsloten via de Prinsestraat en afgesloten door een vouwhek. Er is een interne verbinding met de rest van het gebouw. In de parkeerkelder zijn vooralsnog geen parkeerplaatsen voor minder validen voorzien.

Fietsparkeren in de buitenruimte

De fietsparkeerplaatsen in de buitenruimte worden ontsloten via de Prinsestraat en de Bisschopstraat. De fietsparkeerplaatsen op het voorplein naast de hoofdingang zijn bereikbaar via de bestaande hellingbaan voor de hulpdiensten.

Fietsparkeren inpandig

De inpandige fietsparkeerplaatsen komen in het onderhuis ter plaatse van de kapel. Deze worden ontsloten via de Emmastraat en de Prinsestraat. Vanaf de Emmastraat zijn de fietsparkeerplaatsen bereikbaar via een hellingbaan bij de inrit voor parkeren en bevoorraden. Vanaf de Prinsestraat zijn de fietsparkeerplaatsen bereikbaar via de parkeerplaats Prinsestraat en het tuinpad naar de middelste hellingbaan.

Bezorging / bevoorrading

Nabij de hoofdingang komt een ruimte met postkasten / brievenbussen voor alle bewoners en gebruikers. De algemene bevoorrading blijft net als in de huidige situatie plaatsvinden aan de Emmastraat. Busjes van pakketbezorgdiensten e.d. kunnen kort parkeren aan de Bisschopstraat. Voor Saxion kan (incidenteel) gebruik gemaakt worden van de goedereningangen aan het voorplein. Voor verhuiswagens is er de mogelijkheid om spullen via de poort aan de Emmastraat naar binnen te brengen.

Bereikbaarheid hulpdiensten

Er zijn diverse opstelplekken voor de brandweer ter plaatse van de aansluitingen voor droge buisleidingen. Indien noodzakelijk kunnen de hulpdiensten via het voorplein bij de hoofdingang komen.

Waterhuishouding

Er wordt er een waterhuishoudingsplan opgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe de wateropgave (hemelwater, afvalwater, grondwater en ontwatering en afwatering) in het plangebied wordt ingevuld. Zoals aangegeven in paragraaf 4.1.2 wordt het hemelwater afkomstig van bebouwd en verhard terrein waar mogelijk geborgen op eigen terrein. Dit kan ook door middel van voorzieningen op of aan bebouwing zijn. Vervolgens wordt het water vertraagd afgevoerd naar een voorziening in de openbare ruimte. Zie paragraaf 5.2 voor een nadere toelichting op de waterhuishouding.

4.3 Beleidsmatige onderbouwing transformatie Ariënsplein

4.3.1 Leren en Werken

"Connect U" draagt bij aan 'een leven lang leren'

De technologische en maatschappelijke ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op. Dat heeft tot gevolg dat de inhoud van onze banen verandert, banen zullen verdwijnen en er zullen weer nieuwe banen ontstaan. Een 'baan voor het leven' bestaat nu eigenlijk al niet meer en het is dan ook noodzakelijk om kennis en vaardigheden continu aan te passen op de vraag en de omstandigheden van het moment. Dat geldt niet alleen voor de scholieren en studenten van nu maar in toenemende mate ook voor mensen die nu werknemer of ondernemer zijn. De enige oplossing om als mens en als economische regio mee te kunnen blijven doen in het economisch proces is 'een leven lang leren'. De ontwikkeling naar een 'lerende economie' vraagt om het (verder) ontwikkelen van onderzoeks- en onderwijsinstellingen tot regionale kenniscentra die structureel verbonden zijn met hun omgeving. Die verbinding is belangrijk vanwege het snel uit kunnen wisselen van kennis en het inspelen op nieuwe omstandigheden. De rol van (grote) steden is het gevolg van de vestiging van de onderwijs- en kennisinstellingen maar drijft ook op haar agglomeratievoordelen. Leren en innoveren zijn het gevolg van nieuwe ontmoetingen en dat gebeurt gemakkelijker wanneer er op een locatie veel mensen, bedrijven en instellingen aanwezig zijn. De ontwikkeling van een 'stadscampus' is in die zin dan ook een logisch gevolg.

"Connect U" draagt bij aan de economische versterking van Enschede

Samen met de herontwikkeling van het gebied 'Kop Boulevard' is de transformatie van het Ariënsplein de komende jaren een belangrijke stap in het verder versterken van de stadskern van Enschede. De beoogde transformatie van het Ariënsplein tot 'stadscampus' draagt bij aan de economische versterking van de positie van Enschede in de (Eu)regio als vernieuwende en innovatieve stad. Het versterkt tevens het ondernemers- en vestigingsklimaat met hoogwaardige vestigingsmogelijkheden en kan leiden tot het aantrekken en behouden van studenten en starters in Enschede. Dit komt door het aanbod van andere, innovatieve en gemêleerde functies die zijn gericht op verschillende doelgroepen maar die zich allemaal aangetrokken voelen door het concept "Connect U".

4.3.2 Wonen

In 2017 zijn er omgevingsvergunningen verleend voor het in het Ariënsplein realiseren van 109 onzelfstandige wooneenheden voor (internationale) studenten en 163 zelfstandige wooneenheden voor (internationale) studenten. In 2019 wordt er omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 56 woon/werk eenheden. Dat betekent dat er voor de functie wonen nog een resterend oppervlak van ca. 7000 m2 beschikbaar is. Wonen is een onlosmakelijk verbonden functie binnen het concept "Connect U". Doordat mensen 24 uur per dag aanwezig zijn in het complex, komt een dynamiek tot stand tussen de diverse functies in het gebouw. Voor een verdere invulling met wonen binnen het concept wordt gedacht aan (woon)eenheden voor de verhuur als short-stay of een uitbreiding van het aantal wooneenheden voor zelfstandige ondernemers die graag wonen en werken zo optimaal mogelijk willen combineren (woon/werk eenheden). Ook een uitbreiding van het aantal zelfstandige wooneenheden voor studenten is mogelijk. Voor andere, meer reguliere, woonvormen is binnen het concept 'Connect U' geen ruimte. Ook de gemeentelijke woningbouwprogrammering en de met de provincie Overijssel en de regiogemeenten gemaakte woningbouwafspraken staan daar aan in de weg. Maar het concept ontwikkelt zich organisch door, wat tot gevolg kan hebben dat er op termijn wellicht ook andere groepen in beeld kunnen komen die nu nog niet voorzien zijn.

Het faciliteren van deze doelgroepen in de buurt van het centrum past goed in het beleid zoals dat is vastgelegd in de Woonvisie, een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Hierin is opgenomen dat studenten worden gehuisvest in het '15 minuten gebied', het Ariënsplein ligt in dat gebied. Bij studentenhuisvesting gaat het volgens de Woonvisie om een kwalitatieve doorontwikkeling op basis van de wensen van de studenten. Uit het meest recente onderzoek naar de vraag naar studentenhuisvesting in Enschede (ABF oktober 2018 i.o.v. Kences, ministerie van Binnenlanse Zaken en Koninkrijksrelaties, gemeente Enschede) blijkt dat de komende jaren nog behoefte is aan 220 extra eenheden, ten opzichte van alle nu vergunde projecten (inclusief de vergunde eenheden in de Stadscampus Ariënsplein). Deze vraag spitst zich toe op zelfstandige eenheden in het binnensingelgebied. Daarbij gaat het steeds vaker om vraag vanuit internationale studenten. Een community als 'Connect U' in de Stadscampus Ariënsplein past daar goed bij. De nog resterende ruimte voor wonen, ca. 7000 m2 = omgerekend ca. 140 eenheden met een gebruiksoppervlak van gemiddeld ca. 50 m2, past daarmee binnen de onderzochte vraag. Het gemeentelijk woonbeleid zoals vastgelegd in de Woonvisie is er op gericht de kwalitatieve vraag te faciliteren. Het concept 'Connect U' beantwoordt hieraan.

Verder worden niches in de markt opgezocht, zoals de toenemende behoefte aan (woon)ruimte voor short stay en de toenemende behoefte aan ruimte voor geïntegreerde combinaties van wonen en werken (woon/werk eenheden). Ongeacht de specifieke doelgroep zal het gaan om een kwalitatieve doorontwikkeling van het aanbod dat voor betreffende doelgroepen al aanwezig is in de stad. Vaak wonen studenten in particuliere woningen in woonwijken. Deze woningen zouden mogelijk weer vrij kunnen komen voor doorstroming binnen de wijk.

De provincie Overijssel heeft aangegeven dat vanwege de bijzondere positie van Enschede als universiteitsstad toevoegingen in de markt voor groepen die specifiek hiervoor naar Enschede komen niet meetellen in de berekende regionale behoefte waarover met de Twentse gemeenten woningbouwafspraken zijn gemaakt.

4.3.3 Ondersteunende en ondergeschikte voorzieningen

Om het concept van stadscampus goed te kunnen laten functioneren zijn aanvullend op de hoofdfuncties 'Leren', 'Werken' en 'Wonen' ook diverse ondersteunende en ondergeschikte voorzieningen noodzakelijk die bijdragen aan het ontmoeten, het creëren van een community en de onderlinge interactie van functies en mensen. Daarbij moet worden gedacht aan voorzieningen op het gebied van sporten en leisure, maatschappelijke functies en functies gericht op consumeren als detailhandel, horeca en dienstverlening. Voor al deze ondersteunende en ondergeschikte voorzieningen geldt dat ze moeten passen binnen het concept en in hoofdzaak gericht moeten zijn op de bewoners en gebruikers van de stadscampus. Dat betekent dat er geen plaats is voor grootschalige formules met een buurtoverstijgend verzorgingsgebied, een aanvullende verkeersaantrekkende werking en een mogelijk aanzuigende werking vanuit de binnenstad. De maximum oppervlaktenormen voor deze voorzieningen staan in een directe wisselwerking met de oppervlaktenormen voor de hoofdfuncties. Dat betekent dat ook voor de ondersteunende en ondergeschikte voorzieningen geldt dat de invulling daarvan altijd een goede balans en verhouding tot de hoofdfuncties moet hebben. Wanneer voor bijvoorbeeld sport- of detailhandelsvoorzieningen het maximum vloeroppervlak wordt ingevuld betekent dit automatisch dat er minder ruimte overblijft voor de hoofdfuncties en dat het minder aannemelijk is dat de betreffende voorziening hoofdzakelijk is gericht op de bewoners en gebruikers van de stadscampus.

4.3.4 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Wanneer een bestemmingsplan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet in de toelichting tevens worden gemotiveerd waarom in die behoefte niet kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Deze zogenoemde 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen en schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor. De 'Ladder' is alleen van toepassing als er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als 'stedelijke ontwikkeling' te kunnen worden aangemerkt. Daarvan zal in beginsel geen sprake zijn indien het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt. Dit kan anders zijn indien het bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime in een vanuit ruimtelijk oogpunt ingrijpende nieuwe planologische functiewijziging voorziet.

Wanneer de 'stedelijke ontwikkeling' die een bestemmingsplan mogelijk maakt alleen betrekking heeft op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, heeft het onderzoek naar de behoefte slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte' regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen van alle relevante aspecten waar aan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein "

Het plangebied bestaat uit de bestaande gebouwen van het voormalige ziekenhuiscomplex 'Stadsmaten', onderdeel van het 'Medisch Spectrum Twente'. Deze gebouwen zijn in het verleden met bouwvergunningen tot stand gekomen en passend bestemd in het geldende bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp". Het gehele plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming “Maatschappelijk” gekregen. Op deze gronden zijn 'maatschappelijke voorzieningen” toegestaan, waaronder begrepen educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, openbaar bestuur, scholen, ziekenhuizen, artsenpraktijken, apotheken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus, verpleeghuizen, kinderopvang, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen en  bibliotheken. Teven zijn toegestaan alle bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Het nieuwe bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" beoogt het bestaande gebouwencomplex te transformeren naar een 'Stadscampus'. Daarbij zullen de bestaande gebouwen voor het grootste deel gehandhaafd blijven en een nieuwe gebruiksfunctie krijgen. Sommige gebouwdelen zullen worden gesloopt, waarop deels nieuwe bebouwing wordt geprojecteerd. Per saldo zal de bebouwingsdichtheid in het plangebied niet toenemen ten opzichte van de bestaande bebouwde situatie en het geldende planologische regime. Wel voorziet het nieuwe bestemmingsplan in een aantal nieuwe stedelijke gebruiksfuncties, zoals kleinschalige bedrijvigheid en (studenten)woningen. Maar tegelijkertijd zullen er een aantal functies, die het geldende bestemmingsplan "Horstlanden-Veldkamp" mogelijk maken, komen te vervallen, zoals ziekenhuis en verpleeghuizen. Voor de transformatie van een aantal gebouwdelen zijn bovendien al omgevingsvergunningen verleend die onherroepelijk zijn. Op 7 april 2017 zijn omgevingsvergunningen verleend voor het verbouwen van gebouwdeel 10 tot 109 onzelfstandige studentenwoningen en voor het verbouwen van gebouwdeel 9 tot 163 zelfstandige studentenstudio's. Op 20 april 2017 is omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een stallingsgarage voor auto's en fietsen. Indien het nieuwe bestemmingsplan wordt vergeleken met hetgeen al is toegestaan onder het geldende planologische regime, waaronder begrepen de reeds verleende en onherroepelijke omgevingsvergunningen, dan is er per saldo geen sprake van een zodanig ingrijpende functiewijziging, dat gesproken moet worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking'. 

4.4 Cultuurhistorie in relatie tot de transformatie van het Ariënsplein

Het gehele voormalige ziekenhuiscomplex is in het paraplubestemmingsplan 'Cultuurhistorie' aangeduid als 'karakteristiek'. Dat betekent dat in beginsel voor elke beoogde verbouwing en/of gedeeltelijke sloop een omgevingsvergunning vereist is waarbij moet worden getoetst aan de beleidsregel 'Koesteren Cultuurhistorie'. Een van de stappen die daarbij moet worden doorlopen is dat moet worden onderzocht of behoud door herbestemming tot de mogelijkheden behoort. Zoals in paragraaf 3.2 van deze toelichting al beschreven is er in de loop van de jaren zoveel aan het pand gewijzigd dat nog maar een beperkt deel van het oorspronkelijke pand herkenbaar is en planologisch beschermd zou moeten worden. Dit betreft alleen het voormalige kloostercomplex met kapel.

Het klooster met kapel is gebouwd rond 1940 in traditionalistische stijl. Centraal daarin ligt op de eerste verdieping de kapel met torentje. Het torentje en de bovenzijde van de kapel steken uit boven de rest van het klooster. Aan de noordkant wordt het klooster omsloten door een drietal verspringende bouwdelen die met een knik aansluiten op de linkerzijde van de oorspronkelijke voorgevel van het ziekenhuis. Op de zuidkant van de kapel sluit een L-vormige vleugel aan waarvan een deel parallel aan de Emmastraat staat. Aan de zuidgevel en in de oksel van deze vleugel is later gebouwd. Dat geldt ook voor de zuidgevel van de kapel. Met name het energiegebouw in de oksel van de vleugel detoneert met het klooster en onttrekt de kapel met torentje aan die zijde aan het oog. Het gebouw bestaat, met uitzondering van het deel met de kapel, uit vier verdiepingen onder schilddak gedekt met pannen. Voor zover zichtbaar zijn de gevels nog relatief gaaf. Wel zijn de nodige gevelopeningen dichtgezet met metselwerk en zijn ramen en kozijnen grotendeels vervangen. Hier en daar zijn er nog stalen ramen en ramen met glas-in-lood. Het interieur is op een paar plekken globaal bekeken. Het is sterk gewijzigd door het wegnemen van muren, het plaatsen van nieuwe muren en het aanbrengen van nieuwe vloeren. Daardoor is het onoverzichtelijk en maakt het hier en daar een hokkerige indruk.

Het klooster en de kapel zijn cultuurhistorisch waardevol om de volgende redenen:

  • 1. het herinnert aan de oorsprong van ziekenzorg in Enschede, die lag bij de komst van de Zusters Franciscanessen naar Enschede;
  • 2. de huisvesting van de Zusters Franciscanessen was onlosmakelijk verbonden met het ziekenhuis;
  • 3. de kapel heeft een bijzonder interieur en hij vormt samen met het klooster een eenheid;
  • 4. het is een voorbeeld van religieus erfgoed van de hand van architect Sluijmer;
  • 5. de traditionalistische architectuur is goed herkenbaar;
  • 6. kloosters zijn zeldzaam in Enschede;
  • 7. het is het enige klooster in Enschede waarin een kapel integraal is opgenomen;
  • 8. het totale volume van klooster en kapel is goed herkenbaar en althans aan de buitenkant nog relatief gaaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0014.jpg"

Als gevolg hiervan worden het klooster en de kapel in het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" aangeduid als 'karakteristiek'. Dat betekent niet dat deze bebouwing niet gesloopt of veranderd mag worden. Verbouwen, veranderen en/of gedeeltelijke sloop van deze gebouwdelen is mogelijk wanneer kan worden aangetoond dat een toekomstbestendig gebruik van die gebouwdelen zonder bouwkundige veranderingen redelijkerwijs niet mogelijk is. Hiervoor is altijd een omgevingsvergunning vereist, waarbij de beoogde ruimtelijke ingreep wordt getoetst aan de beleidsregel 'Koesteren Cultuurhistorie'. De overige gebouwdelen van het voormalige ziekenhuiscomplex 'Stadsmaten' hebben geen bijzondere cultuurhistorische waarde, voor die gebouwdelen wordt in het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" geen cultuurhistorische beschermingsregeling opgenomen.

Beschermwaardige bomen

In het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" is een beperkte planologische beschermingsregeling opgenomen voor monumentale en beschermwaardige bomen.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten wordt rekening gehouden met de aanwezige monumentale en beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt.

In de regels van het bestemmingsplan is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning. Hiermee wordt beoogd om in voorkomend geval te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de APV beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de APV gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.

4.5 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" geldt de welstandsidentiteit 'Modern Enschede'. Voor gebouwen met deze welstandsidentiteit geldt in zijn algemeenheid dat gebouwen over alle lagen een levendige uitstraling moeten hebben. Gebouwen dienen aan openbare zijden op de onderste laag leef- en werkruimten te hebben en het bouwvolume dient zo in de omgeving te zijn geplaatst dat er qua maat en verhouding een aangename openbare ruimte rondom het volume ontstaat.

Daarnaast geldt de welstandsfolder 'Cultuurhistorie Enschede' voor de bebouwing in het plangebied. Deze geldt voor monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle panden (karakteristieke panden). Doel is behoud, herstel en versterken van de monumentale en cultuurhistorische waarden in relatie tot de gebiedscategorie (in dit geval 'Modern Enschede') waarin het gebouw staat.

De met bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" beoogde ontwikkeling betreft een transformatie van bestaande gebouwen. Daarbij worden delen aangepast, vervangen en nieuw gebouwd. De nieuwe bebouwing past binnen de welstandsidentiteit 'Modern Enschede'.

Daarnaast zal aandacht moeten zijn voor de cultuurhistorische waarde in relatie tot 'Modern Enschede'. Er zal vanuit een heldere ontwerpopvatting een 'interessante spanning' tussen oud en nieuw moeten ontstaan.

4.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.6.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.6.2 Duurzaamheidsbeleid en bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Niet alle hiervoor beschreven actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid hebben ruimtelijke relevantie. Deze hebben als zodanig geen invloed op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Hierna wordt alleen ingegaan op de ruimtelijk relevante actiepunten: energie, klimaatadaptatie, circulaire economie en biodiversiteit.

Duurzaamheid is een belangrijk thema bij de herontwikkeling van het Ariënsplein en de transformatie tot stadscampus. De visie voor Ariënsplein sluit aan bij verschillende doelen op de onderwerpen energie, klimaatadaptatie, circulaire economie en biodiversiteit.

Energie :

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.

Voor het realiseren van veel energiebesparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Planspecifiek:

De ontwikkelingsvisie voor Ariënsplein is erop gericht om het pand duurzamer te maken. Er zijn onderzoeken gedaan naar de mogelijkheden om aan te sluiten bij regionale warmtenetwerken. Het gebied wordt aangesloten op het warmtenetwerk van Ennatuurlijk. De studentenwoningen zijn al aangesloten en de rest van het gebouw volgt. Ook het gebouwdeel waar Saxion momenteel in is gevestigd is al in gebruik genomen. Hierdoor is het dus (nog) niet aangesloten op het netwerk maar in de toekomst gaat dit wel gebeuren. Ook kijkt men naar de mogelijkheden tot samenwerking met een duurzame energie-coöperatie en de gemeente onderzoekt de mogelijkheid voor geothermie. Er worden zonnepanelen op het dak geplaatst. Hiervoor weegt men verschillende opties af waarbij exploitatie door een commerciële partij ook een optie is.

Voor realisatie van deze maatregelen zijn geen regels in het bestemmingsplan nodig.

Klimaatadaptatie :

De aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het van bebouwing vrij houden van overloopgebieden, zones langs beken of lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Planspecifiek:

In de huidige situatie wordt hemelwater onvertraagd afgevoerd op het gemeentelijke gemengde riool. Dit moet in de toekomst meer klimaatbestendig. De voorkeursvolgorde van omgang met regenwater is hergebruik-vasthouden in de bodem-tijdelijk bergen-afvoeren naar oppervlaktewater-afvoeren naar een riool. Het hemelwater moet zoveel als redelijkerwijs mogelijk langer worden vastgehouden en liefst afgekoppeld worden van het gemengde riool.

Voor het plangebied wordt een 'waterhuishoudkundig plan' opgesteld. Dit plan is nog niet gereed ten tijde van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Hierin wordt beschreven hoe de waterhuishouding in het plangebied op een meer klimaatbestendige manier zal worden ingericht.

In eerste instantie gaat het om het invullen van de verplichte bergingsopgave van circa 15 m3 water voor de 729 m2 aan mogelijk 'vervangende bebouwing'. Per saldo zal het bebouwde oppervlak overigens eerder iets afnemen dan toenemen. Dit betekent al een kleine winst qua klimaatbestendigheid. De waterberging kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door aanleg van een wadi of groene daken.

Daarnaast wordt onderzocht of extra maatregelen realistisch en doelmatig (kosten versus baten) zijn, zoals het realiseren van extra berging ter voorkoming van water op straat in de omgeving van het plangebied en het 'afkoppelen' van daken en ander verhard oppervlak. Indien dat laatste het geval is zal dit hemelwater niet meer naar het gemengde rioolstelsel worden afgevoerd, maar bijvoorbeeld in de bodem geïnfiltreerd worden of worden afgevoerd via een gescheiden rioolstelsel, zodra deze aanwezig is.

Voor de realisatie van de verplichte waterbergingsopgave zijn regels opgenomen in het bestemmingsplan. Voor de 'extra maatregelen' niet. De waterhuishouding komt verder aan bod in paragraaf 5.2 van deze toelichting.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Planspecifiek:

Wat betreft de doelstellingen voor de circulaire economie is het hergebruik van het pand de belangrijkste bijdrage. Het plan ligt middenin een gebied van onderwijs, bedrijvigheid, studentenhuisvesting en groen. Het gebouw vormt de ultieme verbinding tussen al deze functies: ontmoeten, wonen, werken en leren. In het gebouw passen de functies zonder grote renovaties. uit te voeren

Vanwege de vele verbouwingen en uitbreidingen zijn delen van het gebouw in de loop der tijd verdwenen, zoals de historische voorgevel. Op enkele plekken zijn bijzondere elementen uit het verleden aanwezig. Deze blijven zoveel mogelijk behouden. Het oorspronkelijk hekwerk langs de Emmastraat is gedeeltelijk bewaard gebleven en in goede staat. Instandhouding van dit stukje erfgoed is gewenst. Het Latijnse kruis van het mortuarium aan de Emmastraat is behouden en staat in het kleine museum van het ziekenhuis. De kapel van de Zusters Franciscanessen is een symbool voor katholieke ziekenverzorging. Het gebouw is redelijk ongeschonden en kan daarom goed geïntegreerd worden in de bestaande en nieuwe bebouwing. Het interieur is erg sober en sluit aan bij de Spartaanse levensstijl van de zusters. Een nieuwe functie, bijvoorbeeld als restaurant, is wellicht een optie.

Bij de transformatie van het gebouw wordt circulair gesloopt en waar mogelijk wordt het bestratingsmateriaal hergebruikt in het gebied. Tot slot is er de ambitie om in samenwerking met de gevestigde bedrijven en opleidingen binnen de stadscampus een circulaire economie op te zetten. Wanneer alle gebruikers bekend zijn zal dit nader uitgewerkt worden.

In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen die de kapel beschermen, zodat deze niet zomaar gesloopt kan worden. De vorm en hoogte van het huidige gebouw zijn grotendeels overgenomen in het bestemmingsplan, zodat forse uitbreidingen niet mogelijk zijn.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Planspecifiek:

Binnen het plan wordt ingezet op de ontwikkeling van een 'groene' openbare ruimte met een herkenbare landschappelijke onderlegger. De buitenkant van het gebouw moet met de gevels opgaan in de directe omgeving. Vooral de randen van het terrein, die nu zeer 'versteend' zijn door parkeerplaatsen en bijgebouwen, moeten 'vergroend' worden.

Het gemeenschappelijk buitenplein aan de voorzijde krijgt groenaccenten zodat hier aangename plekken voor ontmoeting worden gerealiseerd. Daarnaast wordt de huidige impact vanwege parkeren verkleind door de parkeerplaatsen gedeeltelijk ondergronds te voorzien in combinatie met twee kleinere parkeerplaatsen 'in het groen'. Deze parkeerplaatsen op het maaiveld worden groen omzoomd zodat minimale zichtbaarheid van de auto's ontstaat. Ook de bovengrondse fietsenstallingen worden verscholen in het groen.

In het te ontwikkelen groenplan is de verbetering van de biodiversiteit het uitgangspunt.

De zuidelijke helft van de openbare ruimte heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'groen' gekregen. Dit borgt een grotendeels groene inrichting. De noordelijke helft, het voorplein, heeft de bestemming 'verkeer - verblijfsgebied', maar ook hier wordt de nieuwe inrichting groener dan in de huidige situatie.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf worden eerst de uitkomsten van de toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage beschreven. Aansluitend wordt ingegaan op de mogelijke milieuhinder van bedrijven en voorzieningen. Vervolgens wordt ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarna wordt ingegaan op de mogelijke gevolgen voor de waterhuishouding en worden de uitkomsten van de toetsing aan de Wet natuurbescherming beschreven.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • 1. het plan of besluit maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • 2. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 3. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of er mogelijk aanzienlijke milieugevolgen optreden. Zo ja, dan is alsnog het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 4. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet nagaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Zo ja, dan moet er alsnog een volledige m.e.r.-(beoordelings)procedure worden doorlopen.

Toetsing bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein " aan het Besluit m.e.r.

Het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein' heeft tot doel de transformatie van het voormalige ziekenhuis Ariënsplein tot stadscampus mogelijk te maken. Deze beoogde ontwikkeling is een activiteit / project als genoemd in onderdeel D11.2 ('stedelijk ontwikkelingsproject') van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er dient een vormvrije m.e.r. beoordeling te worden uitgevoerd voor het plan.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling transformatie Ariënsplein

Voor de ontwikkeling 'transformatie Ariënsplein' is in opdracht van de ontwikkelaar LIFE een aanmeldnotitie opgesteld, welke in de bijlagen bij deze plantoelichting is opgenomen. Uit de aanmeldnotitie blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Op basis van de aanmeldnotitie hebben burgemeester en wethouders op 2 april 2019, voorafgaand aan het besluit tot in procedure brengen van het bestemmingsplan, besloten dat het niet noodzakelijk is om voor de beoogde ontwikkeling een (formele) m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapport op te stellen.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen

In het tot 'stadscampus' om te vormen voormalige ziekenhuisgebouw Ariënsplein komt een variatie aan functies, organisaties, mensen en bedrijven. Denk aan start-ups/bedrijvigheid, labs, onderwijs, studentenhuisvesting, ateliers voor bedrijven en ondersteunende functies. Het wordt een “funky” gebouw, gebruikt door veel mensen die een 'community' vormen. Zowel overdag als 's avonds zijn er mensen aanwezig om te leren, te werken en te wonen. Onderwijs, co-working-places, investeerders, bedrijven, dienstverlenende organisaties en onderzoeksorganisaties interacteren als een systeem om de campus te laten functioneren. De campus krijgt een hoge verblijfskwaliteit met plaatsen die inspireren en ontmoetingen faciliteren. Die interactie creëren voor eigentijds onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Tussen deze voorzieningen is een gemeenschappelijke ruimte als sociale laag nodig om mensen te binden, inspireren en verbinden. Het is de gemeenschappelijke drager waar ontmoeten, inspireren, leren, wonen en recreëren centraal staan.

Milieuhinder van bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied voor woningen in en rondom het plangebied

Voor de werklocaties gaat het om bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in- en/of aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Het bepalende milieuaspect voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten is geluidhinder. Voor de bedrijfsactiviteiten in relatie tot aangrenzende woningen binnen het plangebied zijn de eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijfsactiviteiten (bestaande bouw) toereikend. Binnen het plangebied gaat het hoofdzakelijk om verbouw van het voormalige ziekenhuisgebouw. Op grond van het Bouwbesluit moet worden voldaan aan het ter plaatse rechtens verkregen niveau voor geluidswering. Dat betekent dat er in de meeste gevallen geen wettelijke eis is voor de geluidswering tussen ruimten. Het Activiteitenbesluit stelt wel eisen voor het geluidsniveau in in- en aanpandige geluidsgevoelige gebouwen en (verblijfs)ruimten. Voor de bedrijfsactiviteiten in relatie tot de bestaande woningen buiten het plangebied gelden de geluidrichtwaarden voor inrichtingen binnen het gebiedstype 'gemengd gebied', zoals opgenomen in de Geluidnota Enschede. Dat betekent dat voor nieuwe inrichtingen ten opzichte van geluidgevoelige bestemmingen de volgende richtwaarden (etmaalwaarden) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) gelden: 50 dB(A) Dag / 45 dB(A) Avond / 40 dB(A) Nacht. De richtwaarden gelden ter plaatse van geluidsgevoelige objecten of op een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting, indien binnen die afstand geen sprake is van geluidsgevoelige objecten. Andere milieuaspecten kunnen buiten beschouwing blijven. Risicovolle en geluidzoneringsplichtige activiteiten zijn expliciet uitgesloten. Voor geur en stof gelden de normen van het Activiteitenbesluit. Gelet op het beoogde concept van de 'stadscampus' en de gewenste veelvuldige interactie tussen de diverse functies en gebruikers zijn bedrijfsactiviteiten die stof en/of geur veroorzaken ook niet te verwachten. Hiermee is voldoende ingekaderd wat voor soort activiteiten zonder meer toelaatbaar zijn in het plangebied.

Milieuhinder van bestaande bedrijfsactiviteiten rondom het plangebied voor woningen in het plangebied

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande bedrijfsactiviteiten en voorzieningen rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" aanwezig zijn, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze bedrijfsactiviteiten en voorzieningen. De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het plangebied is gelegen in een gemengd gebied aan de rand van de binnenstad van Enschede. Binnen een straal van 100 meter rondom het plangebied zijn woningen, een voormalige synagoge, een basisschool, een vestiging van Saxion Hogescholen, enkele kleinschalige kantoren en diverse praktijkruimten van zorgverleners aanwezig. Deze activiteiten kunnen allemaal worden aangemerkt als categorie 1 of 2 zoals bedoeld in de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering". Activiteiten in categorie 1 of 2 zijn in een gemengd gebied toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Er zijn rondom het plangebied geen bedrijven aanwezig of planologisch mogelijk die van invloed zouden kunnen zijn op het woon- en leefklimaat binnen het plangebied.

Conclusie milieuhinder bedrijven en voorzieningen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein "

Het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat het voormalige ziekenhuis Ariënsplein kan worden getransformeerd tot stadscampus.

Uit historische bodemonderzoeksgegevens is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging. De betreffende bodemverontreiniging vormt ofwel geen belemmering voor de beoogde transformatie dan wel kan functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.

Voor de gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen en/of de transformatie van bestaande panden naar wonen of een andere geluidgevoelige functie mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het ook noodzakelijk zijn dat akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd in situaties dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” zijn geen op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig. Het plangebied is wel gelegen binnen de onderzoekszones van de volgende gezoneerde weg(en): Ripperdastraat, De Ruyterlaan en Haaksbergerstraat. Het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" voorziet binnen de onderzoekszones van deze wegen in een naar wonen en andere geluidsgevoelige functies te transformeren bestaand gebouw. Dat betekent dat het uitvoeren van akoestisch onderzoek verplicht is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevel vanwege wegen die niet zijn gezoneerd op grond van de Wet geluidhinder. Het gaat daarbij om de volgende wegen: Bisschopstraat. Prinsestraat, Emmastraat, Nassaustraat, Waldeckstraat, Waldeckstraat, Boulevard 1945 en Koningstraat. Voor deze wegen geldt een 30 km/u snelheidsregime.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau Lievense CSO (kenmerk SLM004974.RAP003.NG.GL d.d. 21 augustus 2018). Onderstaand worden de resultaten van het uitgevoerde onderzoek beschreven. De onderzoeksrapportage is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Ripperdastraat op een aantal gevels van gebouwdelen waar mogelijk geluidsgevoelige functies kunnen worden gerealiseerd niet voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de Ripperdastraat bedraagt ten hoogste 51 dB. Dat heeft tot gevolg dat voor deze gevels een hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geuidhinder dient te worden vastgesteld. Het vaststellen van een hogere grenswaarde is mogelijk tot een maximum grenswaarde van 63 dB. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de overige onderzochte wegen, zowel de zoneringsplichtige wegen als de niet zoneringsplichtige 30 km/u wegen, is lager dan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Het realiseren van aanvullende geluidwerende voorzieningen is niet noodzakelijk.

Op onderstaande afbeelding zijn de gevels weergegeven waarvoor een hogere grenswaarde dient te worden vastgesteld, met de bijbehorende geluidsbelasting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.R20190002-0003_0015.jpg"

Hogere grenswaarden

Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard) en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidsnota Enschede.

In het akoestisch onderzoek is de mogelijkheid van bron- en overdrachtsmaatregelen onderzocht. Het toepassen van een stillere wegdekverharding is geen optie, gezien het relatief kleine wegdeel (niet wenselijk vanuit wegbeheer) en de kosten voor toepassing van een dergelijke verharding. Geluidsschermen zijn in de onderliggende stedelijke situatie niet inpasbaar. Het terugbrengen van de geluidsbelasting door middel van bron- of overdrachtsmaatregelen stuit dan ook op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige en verkeerskundige aard. Hiermee wordt aan de eerste eis om een hogere grenswaarde te kunnen vaststellen voldaan.

In de Geluidsnota Enschede is bepaald dat om een hogere grenswaarde te kunnen vaststellen:

  • een woning ten minste één geluidluwe gevel heeft. Een gevel is geluidluw indien de geluidsbelasting ten gevolge van elk van de afzonderlijk te onderscheiden bronnen op grond van de Wet geluidhinder niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die voor elk van de afzonderlijk te onderscheiden geluidbronnen geldt.
  • verblijfsruimten en buitenruimten (indien beschikbaar) bij voorkeur gelegen zijn aan de geluidluwe zijde van een woning.

Opgemerkt dient te worden dat de harde eis van een geluidluwe gevel voor woningen op grond van de Geluidnota Enschede niet als harde eis geldt voor appartementen. In de Geluidnota Enschede worden geen aanvullende eisen gesteld voor overige geluidsgevoelige gebouwen.

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om in alle gebouwen geluidsgevoelige bestemmingen te realiseren. Waar daadwerkelijk geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd gaan worden, anders dan de geluidgevoelige functies die reeds zijn vergund, is niet op voorhand te zeggen. De geluidgevoelige bestemmingen die gerealiseerd kunnen worden zijn appartementen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Hiervoor gelden geen harde eisen vanuit de Geluidnota. De Geluidnota vormt dan ook geen belemmering voor het vaststellen van hogere grenswaarden.

Procedure hogere grenswaarden Wet geluidhinder

Het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere grenswaarden heeft gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden belanghebbenden een zienswijze over het ontwerpbesluit indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen over het ontwerppbesluit ingediend. Tegen het besluit tot vaststelling van de hogere waarden staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn. Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder vanwege railverkeerslawaai kan daarom achterwege blijven.


Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden. Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder vanwege industrielawaai kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet geluidhinder

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtverkeerslawaai

Het wettelijke kader met betrekking tot luchtverkeerslawaai is geregeld in de Wet luchtvaart en specifiek de wijzigingswet Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). De consequenties met betrekking tot het geluid als gevolg van vliegverkeer zijn vastgelegd in het Luchthavenbesluit, dat op 1 maart 2017 door gedeputeerde staten van Overijssel is vastgesteld en op 30 maart 2017 in werking is getreden.

Het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” is niet gelegen in de nabijheid van het vliegveld Twente en is ook niet gelegen binnen de geluidszone van het vliegveld. Een nadere toetsing aan het Luchthavenbesluit vanwege luchtverkeerslawaai kan daarom achterwege blijven.

5.1.6 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (NIBM);
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Stadscampus Ariënsplein

Het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat het voormalige ziekenhuis Ariënsplein kan worden getransformeerd tot stadscampus. De beoogde transformatie van het voormalig ziekenhuis Ariënsplein tot stadscampus omvat ruim minder dan 1500 woningen en geen nieuwe ontsluitingswegen. Daarmee voldoet de planontwikkeling voor wat betreft het aantal te realiseren woningen aan de criteria voor NIBM. Omdat het bestemmingsplan naast wonen ook andere functies mogelijk maakt kan op voorhand niet zonder meer worden geconcludeerd dat sprake is van een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Om dat te kunnen bepalen is door adviesbureau Lievense CSO een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (kenmerk SLM004974.NOT004.NG.GL d.d. 20 augustus 2018). Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de beoogde ontwikkeling van het plan 'Stadscampus Ariënsplein' onder de grenswaarden voor PM10 en NO2 blijft en daarmee kan worden aangemerkt als NIBM (niet in betekenende mate bijdragend aan de luchtkwaliteit).

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2017 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2016, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.7 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is. Bovendien wordt de vestiging van risicovolle inrichtingen in het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" expliciet uitgesloten. Een nadere toetsing aan het Bevi en/of het BRZO kan daarmee achterwege blijven.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stadscampus Ariënsplein” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Bevb kan daarmee achterwege blijven.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Een nadere toetsing aan het Basisnet Weg kan daarmee achterwege blijven.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water. Een nadere toetsing aan het Basisnet Water kan daarmee achterwege blijven.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor. Een nadere toetsing aan het Basisnet Spoor kan daarmee achterwege blijven.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” is hemelsbreed op ca. 6,5 kilometer van het vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceelseigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik    Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Stadscampus Ariënsplein

Het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat het voormalige ziekenhuis Ariënsplein kan worden getransformeerd tot stadscampus. Om te kunnen bepalen wat de mogelijke consequenties van de beoogde transformatie zijn voor de waterhuishouding in en rondom het plangebied is er een waterparagraaf opgesteld. In de waterparagraaf wordt aangegeven hoe de wateropgave (hemelwater, afvalwater, grondwater en ontwatering en afwatering) in het plangebied wordt ingevuld.

verhard oppervlak

Het gebied is in de huidige situatie grotendeels verhard. Per saldo neemt door de ontwikkeling het verhard oppervlak af ten gunste van het oppervlak onbestraat / groen. Verder is het de verwachting dat de hoeveelheid verhard oppervlak in de toekomstige situatie verder zal afnemen door gedeeltelijke sloop en vervangende nieuwbouw.

hemelwaterafvoer

Vervuiling van hemelwater wordt voorkomen. Voor herontwikkeling van bestaand verhard oppervlak geldt een bergingsopgave van 20 mm, de bergingsopgavecapaciteit bedraagt dan ca. 15 m3. Voor de waterberging / waterafvoer van hemelwater afkomstig van nieuwbouw liggen er veel kansen, zoals waterberging onder parkeervakken en/of waterberging in groene gebieden.

afvalwaterafvoer

Afvalwater wordt aangesloten op de gemengde riolering.

oppervlaktewater

In de nieuwe situatie is geen permanent oppervlaktewater aanwezig. Mogelijk worden voorzieningen aangelegd waar tijdelijk (zichtbaar) water in geborgen kan worden, zoals wadi's.

grondwater, ontwatering en afwatering

In het plangebied vindt grondwaterbemaling plaats, deze zal worden voortgezet. Stopzetten van de bemaling zal naar verwachting negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishouding in zowel het plangebied zelf als op de aangrenzende percelen. Stopzetten van de bemaling is daarom alleen mogelijk wanneer kan worden aangetoond dat er geen sprake is van negatieve gevolgen voor de waterhuishouding in het plangebied en de aangrenzende gebieden.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Stadscampus Ariënsplein

Het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” is niet gelegen binnen de grenzen dan wel in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Lonnekermeer” zijn op respectievelijk ca. 5 kilometer ten zuidoosten en ca. 6,5 kilometer ten noordwesten van het plangebied gelegen.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" is gelegen in het centrum van Enschede, op zeer ruime afstand van Natura 2000 gebieden. De beoogde transformatie bestaat uit hergebruik van een bestaand gebouw zonder uitbreiding van bebouwd oppervlak. Eventuele negatieve effecten op Natura 2000 gebieden kunnen daarmee op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde planten- en diersoorten en het plangebied “Stadscampus Ariënsplein

Om te kunnen bepalen of de in het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" mogelijk te maken transformatie van het voormalige ziekenhuisgebouw tot stadscampus negatieve gevolgen kan hebben voor de functionele leefomgeving en/of de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten is door ecologisch adviesbureau Econsultancy een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek (Econsultancy, "Rapportage Quickscan flora en fauna Ariënsplein Enschede", rapportnr. 3619.001 d.d. 2 mei 2017) blijkt dat voor enkele gebouwdelen het niet op voorhand kan worden uitgesloten dat daar vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen en mogelijk ook van gierzwaluw en/of steenmarter aanwezig zijn. Voor deze gebouwdelen is het uitvoeren van nader soortgericht onderzoek noodzakelijk. Dit nader soortgericht onderzoek is in 2018 uitgevoerd. De bevindingen en conclusies van het onderzoek zijn beschreven in een tweetal projectplannen (Econsultancy, "Rapportage projectplan gebouwdelen 1, 2, 3, 4, 11, 12 en 13 Ariënsplein Enschede", rapportnr. 3619.006 D1 d.d. 24 januari 2019 en Econsultancy, "Rapportage projectplan gebouwdelen 6, 7 en 8 Ariënsplein Enschede", rapportnr. 3619.006 D3 d.d. 24 janjuari 2019).

Uit de projectplannen blijkt dat in diverse gebouwdelen enkele zomerverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen aanwezig zijn, dat in gebouwdeel 7 een massawinterverblijfplaats van gewone dwergvleermuizen aanwezig is en dat in gebouwdeel 4 een vaste rust- en verblijflpaats van steenmarter aanwezig is. vaste rust- en verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen en van steenmarter zijn (strikt) beschermd op grond van de Wet natuurbescherming. Voor werkzaamheden aan deze gebouwdelen die mogelijk tot verstoring of vernietiging van aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen kunnen leiden kan een ontheffing van het bevoegd gezag Wet natuurbescherming noodzakelijk zijn. Dit is afhankelijk van of er door het tijdig treffen van passende mitigerende of preventieve maatregelen kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming zullen worden overtreden. In de projectplannen staat dat mogelijk alleen voor de beoogde sloop- en verbouwwerkzaamheden aan de gebouwdelen 11 en 12 een ontheffing voor gewone dwergvleermuis moet worden aangevraagd. Voor de overige aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen van (strikt) beschermde soorten kan door het tijdig treffen van door in de projectplannen beschreven preventieve en mitigerende maatregelen worden voorkomen dat verbodsbepalingen zullen worden overtreden. In het projectplan voor onder meer de gebouwdelen 11 en 12 is een onderbouwing opgenomen op basis waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat het bevoegd gezag een aan te vragen ontheffing zal kunnen verlenen.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft de bescherming van planten- en diersoorten, op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “Stadscampus Ariënsplein

Het plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN zijn op ca. 2 kilometer ten noordwesten van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Gelet op de beoogde organische ontwikkeling van de transformatie van het voormalige ziekenhuisgebouw tot stadscampus is in het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" gekozen voor een combinatie van een gedetailleerd bestemmingsplan en een globaal eindplan.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Stadscampus Ariënsplein ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

Gemengd - Stadscampus (artikel 3)

De bestemming "Gemengd-Stadscampus" is toegekend aan het voormalige ziekenhuisgebouw en een deel van het daarbij behorende onbebouwde terrein.

Doeleindenomschrijving / functies

Deze gronden zijn bestemd voor de volgende hoofdfuncties:

  • leren: onderwijsdoeleinden en educatie;
  • werken: werklocaties voor kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, publieksgerichte dienstverlening, zakelijke dienstverlening, laboratoria, research & development. Daarbij moeten bedrijfsactiviteiten en opslag inpandig plaatsvinden en mag per werklocatie 20% van het vloeroppervlak (maximaal 100 m2) dienen voor verkoop van ter plekke vervaardigde producten. als onderdeel van de bedrijfsactiviteiten is tevens ondergeschikte kleinschalige horeca toegestaan;
  • wooneenheden voor studenten, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis (onzelfstandige bewoning mag alleen binnen aanduiding 'kamerverhuurpand' of o.b.v. nieuwe vergunningaanvraag; zie par. 6.3.2);
  • short stay;
  • combinaties van wonen en werken, anders dan wonen in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis of van leren en werken.

Ondersteunend en gerelateerd aan de hoofdfuncties (hoofdzakelijk ten dienste van gebruikers en bewoners van hoofdfuncties) zijn de volgende functies toegestaan:

  • 1. maatschappelijke functies, zoals bijvoorbeeld kinderopvang en bibliotheek;
  • 2. sport en leisure;
  • 3. consumeren: horeca, detailhandel (maximum verkoopvloeroppervlak 200 m2 per winkelunit) en dienstverlening;
  • 4. een hostel met maximaal 23 kamers;
  • 5. congressen en symposia en daarmee vergelijkbare activiteiten;
  • 6. evenementen.

Het maximum bruto vloeroppervlak voor de hoofd- en ondersteunende functies samen bedraagt 55.000 m2. Dit komt overeen met het totale vloeroppervlak van het huidige gebouw. In de planregels is vervolgens ook een onderscheid gemaakt in maximale oppervlaktes per functie.

De maximale oppervlaktes voor hoofd- en ondersteunende functies tellen samen op tot 150% van 55.000 m2 (82.500 m2). Maximaal 25% van het gebouw (13.750 m2) kan benut worden voor ondersteunende functies. Op deze manier blijft er enige flexibiliteit aanwezig. Dit is nodig voor de 'organische ontwikkeling' van het gebouw.


Bouwregels

Bebouwing op de gronden met de bestemming "Gemengd-Stadscampus" moet voldoen aan de op de verbeelding weergegeven aanwijzingen voor onder meer de situering, de bouwgrenzen en de maximale bouwhoogtes. Ter plaatse aanwezige en van de bestemming afwijkende functies en/of bouwwerken zijn op de verbeelding als zodanig weergegeven met een passende functie- en/of bouwaanduiding. Voor deze afwijkende functies en/of bouwwerken zijn in de bouwregels specifieke, van de bouwregels voor de bestemming afwijkende, bouwregels opgenomen.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels van de bestemming "Gemengd-Stadscampus" zijn regels opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis, is benoemd welke activiteiten / functies in ieder geval als strijdig met de bestemming worden aangemerkt en is een regel opgenomen dat de aanwezige grondwaterbemaling alleen mag worden beëindigd wanneer wordt aangetoond dat daardoor geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding in en rondom het plangebied zal ontstaan.

Groen (artikel 4)

De bestemming "Groen" is toegekend aan het gebied ten zuiden van de bebouwing. Deze gronden zijn bestemd voor groenstroken, plantsoenen, voorzieningen in het kader van de waterbeheersing, in- en uitritten, wandel- en fietspaden, speelvoorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen en bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)

De bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” is toegekend aan het voorplein (het Ariënsplein) en de bij het voormalige ziekenhuisgebouw behorende onbebouwde gronden langs de Prinsestraat, de Bisschopstraat en de Emmastraat. Deze gronden zijn ingericht als verblijfsgebied met een groene uitstraling en dienen als terreinontsluiting, groenvoorziening en parkeergelegenheid voor auto's en fietsen.

Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

6.3.2 Functie- en bouwaanduidingen

Bouwaanduiding 'karakteristiek'

De bouwaanduiding 'karakteristiek' is toegekend aan de cultuurhistorisch waardevolle voormalige kapel van het ziekenhuisgebouw. Voor eventuele bouwkundige wijzigingen aan dit gebouwdeel is een omgevingsvergunning voor het slopen noodzakelijk, waarbij moet worden voldaan aan het toetsingskader voor beschermwaardige cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zoals vastgelegd in de beleidsregel 'Koesteren cultuurhistorie'.

Functieaanduiding 'kamerverhuur'

De functieaanduiding 'kamerverhuur' is toegekend aan het gebouwdeel waarvoor in 2017 in afwijking van het geldende bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van 109 onzelfstandige wooneenheden.

Nieuwe situaties onzelfstandige bewoning kunnen worden toegestaan met een omgevingsvergunning voor gebruik (inclusief bouwactiviteiten) in afwijking van het bestemmingsplan, waarbij moet worden voldaan aan het toetsingskader voor onzelfstandige bewoning zoals vastgelegd in de beleidsregel 'Onzelfstandige bewoning'.

Functieaanduiding 'verblijfsgebied'

Deze aanduiding ligt in het zuidwesten van het plangebied, binnen de bestemming 'groen'. Ter plaatse van deze aanduiding is inrichting en gebruik als verblijfsgebied toegestaan, inclusief de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

6.3.3 Gebiedsaanduidingen

Overige zone - archeologisch onderzoeksgebied b

De zuidoostelijke punt van het plangebied heeft deze aanduiding. Hier zijn regels aan verbonden die een onderzoeksplicht kunnen inhouden naar (mogelijke) archeologische waarden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze plicht hangt af van de oppervlakte en diepte van bodemverstorende werkzaamheden bij een nieuwe ontwikkeling.

6.3.4 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 6)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene bouwregels (artikel 7)

In de algemene bouwregels zijn bouwregels opgenomen ten aanzien van onderkelderen van gebouwen en terreinen en het bouwen van nutsvoorzieningen.

algemene gebruiksregels (artikel 8)

In de algemene gebruiksregels is een algemeen gebruiksverbod opgenomen en enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels.

In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen en op het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk.

algemene afwijkingsregels (artikel 9)

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.

algemene wijzigingsregels (artikel 10)

In de algemene wijzigingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in bepaalde concreet genoemde gevallen onderdelen van het bestemmingsplan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheden liggen in het verlengde van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in de algemene afwijkingsregels maar hebben doorgaans een grotere impact op de woon- en leefomgeving. Het betreft onder andere een wijzigingsbevoegdheden voor het in geringe mate wijzigen van bestemmings- en/of bouwgrenzen en voorgeschreven maten en afmetingen om een gewenst en voor het overige in het bestemmingsplan passend bouwplan mogelijk te kunnen maken.

algemene procedureregels (artikel 11)

In de algemene procedureregels wordt verwezen naar de wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, aangevuld met enkele specifieke gemeentelijke procedureregels.

De algemene procedureregels bevatten ook het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en bevoegdheden tot het bij een omgevingsvergunning stellen van nadere eisen. Dit afwegingskader is dus niet apart bij ieder van deze bevoegdheden opgenomen. Het afwegingskader wordt verder toegelicht in paragraaf 6.3.6.

6.3.5 Overige regels

In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.

Parkeren (artikel 12.1)

Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het parkeren van auto's en het stallen van fietsen. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeer- en stallingsvoorzieningen voor auto's en fietsen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de Parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota. Tot 'voldoende voorzieningen' wordt in ieder geval gerekend tenminste 180 parkeerplaatsen voor auto's en tenminste 1000 stallingsplaatsen voor fietsen.

Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater (artikel 12.2)

Dit artikel bevat de regels voor het bij nieuwbouw van een hoofdgebouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater. Deze regeling is de ruimtelijke vertaling van het gemeentelijke beleidskader zoals dat is vastgelegd in de Watervisie en in het Gemeentelijk Rioleringsplan.

6.3.6 Flexibiliteit

De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.

Afwijkingsregels

De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij kunnen specifieke toepassingscriteria gelden voor de betreffende afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het algemene afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Dat algemene afwegingskader geldt ook voor de toepassing van wijzigingsbevoegdheden en bevoegdheden tot het bij een omgevingsvergunning stellen van nadere eisen.

Nadere eisen
Met het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een aangevraagde activiteit op ondergeschikte onderdelen aanpassen. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen of afwijkingen van de bestemming worden toegestaan.

Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, een wijzigingsbevoegdheid en/of de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt, naast de specifieke toepassingscriteria voor een bepaalde bevoegdheid, het algemene beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Dit is in de planregels opgenomen onder 'algemene procedureregels' (artikel 12). Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitsmogelijkheden in de planregels.

 
Bij toepassing van een afwijking en/of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:    
Woon- en leefklimaat:    
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op:
- de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving;
- de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening.    
Straat- en bebouwingsbeeld:    
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing);
- de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- gevelbeelden;
- de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- de hoogtedifferentiatie;
- de situering van gebouwen op het perceel.
Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk.  
Verkeersveiligheid:    
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met:
- de toename van de verkeersintensiteit;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- benodigde uitzichthoeken van wegen;
- de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.    
Sociale veiligheid:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met:
- de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.    
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding    
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
- aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten;
- de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.    
Milieusituatie:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met:
- de mate van hinder voor de omliggende functies;
- de gevolgen voor de externe veiligheid;
- de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden;
- de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
- de situering van gebouwen ten opzichte van het water;
- het tegengaan van een ongewenste permanente verlaging of verhoging van de grondwaterstand, bijvoorbeeld als gevolg van onderkeldering en/of het wijzigen van de grondwaterbemaling.  
Cultuurhistorische waarde:  
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving.  
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:  
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten.

Aanvullend afwegingskader voor het stellen van eisen ter bescherming van bomen
In de regels van het bestemmingsplan is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning ter bescherming van bomen. Hiermee kunnen in concrete gevallen beschermende maatregelen worden voorgeschreven om te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de APV beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de APV gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.  

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste transformatie van het voormalige ziekenhuis Ariënsplein tot stadscampus planologisch-juridisch mogelijk te maken.

De gronden in het plangebied zijn, met uitzondering van een deel van het voorplein, eigendom van projectontwikkelaar LIFE. Het overige deel van het voorplein is eigendom van de gemeente Enschede.

Grondexploitatie

Er is geen sprake van een gemeentelijke grondexploitatie. Alle kosten die de gemeente maakt worden verhaald via de met LIFE gesloten exploitatieovereenkomsten.

Exploitatieovereenkomsten

De beoogde transformatie van het Ariënsplein tot stadscampus is een geheel particuliere ontwikkeling. De gemeentelijke kosten worden op de ontwikkelaar LIFE verhaald op grond van twee door gemeente en ontwikkelaar gesloten (anterieure) exploitatieovereenkomsten.

Van het sluiten van deze exploitatieovereenkomsten is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro op 22 augustus 2018 in de "Huis aan Huis" mededeling gedaan.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd. De beoogde transformatie van het Ariënsplein tot stadscampus is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro.

Gelet op het bovenstaande onder "Grondexploitatie" en "Exploitatieovereenkomst" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Stadscampus Ariënsplein" voldoende aangetoond.