direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Enschede Noord - Hulsmaatstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00187-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het bestemmingsplan is onderdeel van de ontwikkeling en realisatie van het exploitatiegebied Tetem in de wijk Roombeek. De beoogde ontwikkeling maakt de bouw van ca. 160 (zorg)appartementen met een zorginstelling van ca. 400 m2 mogelijk. Daarbij is beoogd een parkeergarage deels of geheel ondergronds te realiseren. Naast de reeds toegestane vigerende functie wonen, is ook zorgwonen mogelijk. De bedoeling is dat deze zorg wordt verleend vanuit de zorginstelling. Een wijziging in bouwhoogte zal voor een deel van het plangebied veranderd worden. De gebuiksmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan zullen met dit bestemmingsplan verminderen door het vervallen van de functies 'kantoor', overige maatschappelijke functies en 'bedrijf'.

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Enschede Noord - Hulsmaatstraat" een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt de beoogde ontwikkeling vast. Het bestemmingsplan maakt wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen mogelijk gemaakt indien de uitwerking van de plannen zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling binnen de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar) zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” betrekking heeft, wordt globaal begrensd door de Hulsmaatstraat in het noorden, de Dr. van Damstraat in het zuiden, Stroinksbleekweg in het westen en ligt tegen het perceel Hulsmaatstraat 41 aan de oostzijde en ligt in het stadsdeel Noord. Het plangebied maakt deel uit van de wijk Roombeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0001.png"

 Afbeelding 1.1: Luchtfoto van het plangebied 

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0002.png"

Afbeelding 1.2: Situering plangebied in de wijk

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied valt onder het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013”, dat op 14 december 2015 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het bestemmingsplan is in werking getreden en onherroepelijk geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0003.png"

Afbeelding 1.3: het plangebied binnen het vigerend bestemmingsplan 'Enschede Noord 2013'

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0004.png"

Afbeelding 1.4: Close-up van het plangebied binnen het vigerend bestemmingsplan 'Enschede Noord 2013'

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan ''Enschede Noord 2013'' de bestemming 'Wonen', artikel 20. Binnen deze bestemming vallen de functies 'Maatschappelijk', 'Kantoor' en 'Bedrijf'. Binnen het plangebied geldt tevens de gebiedsaanduiding 'overige zone - archeologisch ondezoeksgebied b'.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” is geen erkend wijkorgaan actief.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” in voorbereiding te nemen op 25 juli 2018 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Informatie-avond

Er heeft een informatie-avond plaatsgevonden in het in het naastgelegen Tetem-gebouw. Er zijn in totaal 250 brieven met daarin een uitnodiging voor de informatie-avond naar de direct omwonenden en gebruikers gestuurd. Op de avond zelf was er een vrij grote opkomst.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal gepubliceerd worden in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Zienswijzen

Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

De SVIR geeft geen specifiek beleid voor de lokatie of de mogelijk gemaakte functies.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het rijksbeleid geeft geen specifiek beleid voor de locatie of de in het bestemmingsplan beoogde ontwikkeling.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0005.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Generieke beleidskeuzes

Het plan past binnen de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Belangen, zoals die van omwonenden, zijn zorgvuldig afgewogen. Met het plan wordt er op een zuinig en zorgvuldige manier een invulling gegeven aan het ruimtegebruik. Afstemming met een buurtgemeente is met dit plan niet noodzakelijk. Het plangebied ligt namelijk niet in de directe omgeving van een buurtgemeente.

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief: 'woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Het initiatief dat een woonbestemming heeft past hiermee binnen het ontwikkelperspectief.

Gebiedskenmerken 

In het plangebied zijn de volgende gebiedskenmerken aangeduid binnen de diverse lagen:

  • natuurlijke laag: 'stuwwallen'
  • stedelijke laag: 'bedrijventerreinen'

Het plangebied ligt in het stedelijk gebied, wat voorheen als bedrijventerrein werd gezien in het provinciale beleid. In het bestemmingsplan 'Roombeek' (2004) dat vóór het vigerende moederplan ''Enschede Noord 2013'' in werking was, werd het plangebied aangeduid als 'Bedrijventerrein' met mede de bestemming 'Wonen', 'Maatschappelijke doeleinden tot en met categorie 2' en 'Kantoren'. In het vigerend bestemmingsplan ''Enschede Noord 2013'' is de hoofdbestemming 'Wonen'.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0006.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen. Verder is er afgelopen jaar een nieuwe Woonvisie vastgesteld. Hierin staat onder meer het volgende aangegeven:

Onlangs is de Woonvisie Enschede 2019 (bijlage 10 van deze toelichting) vastgesteld. Deze woonvisie is recentelijk opgesteld om duidelijkheid te geven over Enschedese woonopgave. De Enschedese woonopgave is volop in ontwikkeling. De stad gonst van de bouwactiviteiten, kavels raken uitverkocht, huizenprijzen stijgen fors en een aantal grote projecten staat op stapel. De crisisjaren lijken vergeten. Het zijn ontwikkelingen die passen bij de ambities van Enschede: een stad die door blijft groeien naar 170.000 inwoners. Op de achtergrond van deze ontwikkeling ligt een veelheid van uitdagingen, daaronder: het aandeel studenten dat na de studie aan Enschede verbonden blijft, heeft nog steeds een aanzienlijke groeipotentie, afgestudeerden die wel willen blijven, kunnen niet eenvoudig een woning in een voor hen aantrekkelijk woonmilieu vinden, de verduurzaming van de woningvoorraad vraagt om een inzet die zijn weerga niet kent, het aantal ouderen neemt snel toe met in het verlengde een groeiend woon-zorg vraagstuk, en de risico's van stapeling van problemen in buurten en wijken vraagt toenemende aandacht. Het zijn allemaal opgaven waarin het stedelijke woonbeleid een belangrijke rol heeft. Tegelijk zijn deze opgaven onderdeel van een aantal van de overkoepelende stedelijke strategische thema's die in 2018 hernieuwd zijn vastgelegd. Het gaat om de volgende thema's: (1) meer talent aantrekken en vasthouden, (2) een duurzame groene stad, (3) een inclusieve samenleving en (4) goed bestuur. Hieronder wordt nader ingegaan op het thema “een inclusieve samenleving”.

Een inclusieve samenleving

Een inclusieve samenleving vooronderstelt onder meer dat buurten en wijken in een passend aanbod van woningen voor doelgroepen voorzien, daaronder inwoners met een laag inkomen, ouderen, inwoners met een lichamelijke of licht verstandelijke beperking en inwoners met geestelijke gezondheidsproblemen.

In het hoofdstuk staat de opgave centraal om de groeiende groep inwoners met een zorg en/of ondersteuningsbehoefte de mogelijkheid te bieden (weer) zelfstandig te wonen en deel te nemen aan de samenleving. In die opgave is samenwerking met onder andere de woningcorporaties, welzijnsorganisaties, zorgaanbieders en zorgkantoor een eerste voorwaarde. Onderdelen in de aanpak zijn o.a. de volgende:

- om zicht te krijgen op de grootte van de opgave en de trends en ontwikkelingen daarin ontwikkelen we gezamenlijk een Woon/Zorg monitor;

- we faciliteren zelfstandig wonen door belemmeringen weg te nemen, door bijvoorbeeld voldoende aanbod voor de doelgroep en begeleiding in de overgang van beschermd wonen naar zelfstandig wonen;

- we onderzoeken de mogelijkheden om langer in het eigen huis te kunnen blijven wonen. Ten eerste via een "blijverslening" om aanpassingen in de woning te kunnen doen. Ten tweede stimuleren we levensloopbestandig bouwen, waardoor minder ingrijpende aanpassingen nodig zijn om in het eigen huis te kunnen blijven wonen.

- tot slot is er aandacht voor de draagkracht van wijken en buurten. Wat is er nodig om meer mensen met een zorg en/of ondersteuningsvraag goed te kunnen laten wonen in buurten of wijken en wat zijn de grenzen daarvan.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Het plan Tetem maakt deel uit van de herontwikkeling van het vuurwerkrampgebied Roombeek.

Het is een van de laatste deelgebieden die worden ontwikkeld. In het oorspronkelijke woningbouwprogramma voor Roombeek was een mix opgenomen van verschillende woningtypen en prijssegmenten. De meeste woningen in het plangebied Roombeek zijn inmiddels gerealiseerd en vormen een zeer aantrekkelijk en gevarieerd woonmilieu, dat bijdraagt aan de doelstellingen van de stad.

In het ontwikkelplan voor Roombeek waren voor het deelgebied Tetem appartementen voorzien. Het voorliggende plan gaat dan ook uit van ca. 160 appartementen, die in het markthuursegment zullen worden gerealiseerd. De helft van dit aantal appartementen zal worden bestemd voor zorg. Aangezien deze zorgappartementen naar behoefte zullen worden aangewend, zullen deze zgn. “zwevend” door het gebouw verspreid zijn. Dat betekent dat de locatie van de zorgappartementen in het gebouw in de loop van de tijd kan variëren. Naast de ca. 160 appartementen is 400 m2 zorg-gerelateerde commerciële ruimte opgenomen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt (of, in geval van Boekelo, Lonneker, Usselo of Glanerbrug: het dorp) kunnen worden getoetst.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de huidige planologische situatie in het plangebied, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), de ruimtelijke kwaliteit, de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken, welstand en beeldkwaliteit, cultuurhistorie, verkeer, groenstructuur, ecologie en landschapswaarden en water.

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied is gelegen in Enschede Noord. Afbeelding 3.1 geeft een overzicht van de verschillende wijken in Enschede Noord. Het plangebied ligt in de wijk Roombeek. Het perceel waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, is gelegen op een hoek waar de Hulsmaatstraat en Stroinksbleekweg elkaar kruisen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0007.png"

Afbeelding 3.1: Wijken in Enschede Noord

Roombeek en Stroinksbleek

Het deelgebied beslaat zowel het gebied van de door de vuurwerkramp getroffen woonwijken ten westen van het voormalige spoortracé tussen Enschede en Oldenzaal (Lonnekerspoorlaan), als de voormalige fabrieksterreinen ten oosten van dit voormalige spoortracé, waarvoor in een eerder stadium het plan Groot Roombeek is ontwikkeld.

Streven naar Enschedese stedenbouw betekent ook het voortzetten van de historisch gegroeide structuur met een fijnmazige menging van woon- en werkfuncties en uiteenlopende sociaal-economische milieus, die kenmerkend is voor Enschede Noord. Deze afwisseling en verscheidenheid vraagt om een sterke samenbindende kracht en dat is de openbare ruimte.

Door de oude hoofdwegenstructuur grotendeels te handhaven is op een heldere wijze aangesloten op de bestaande ruimtelijke structuur van Enschede Noord. Het profiel van de Roomweg is deels verbreed en opgewaardeerd tot de meest prominente stedelijke ruimte van Roombeek. Daarnaast is het voormalige spoorlijntracé tussen Enschede en Oldenzaal (Lonnekerspoorlaan), dat het plangebied diagonaal doorkruist als structurerende lijn, opgepakt. De HOV-lijn en de hoofdroute voor langzaam verkeer geven deze as opnieuw betekenis. Een keten van drie grote openbare ruimtes - de bleken - die door de spoortracé aaneen geregen worden, vormen een krachtig ruimtelijk gebaar en geven de openbare ruimte in Enschede Noord een heel nieuwe dimensie. Samen met de bestaande hoofdwegenstructuur vormen de bleken een structurerend stedenbouwkundig raamwerk voor Roombeek.

Binnen dit raamwerk van openbare ruimte ligt een grote diversiteit aan buurten. Een deel van deze buurten sluit aan bij de sfeer van de oude buurten van voor de ramp. Door elk van de stadse bouwblokken als een ander stadsmilieu te afficheren en een eigen identiteit mee te geven, wordt aangesloten bij het beeld van de maatschappelijke lappendeken die Enschede-Noord kenmerkt. Iedere buurt heeft zijn eigen programmatische karakteristiek, zonder dat zij streng afgebakende woongebieden zijn geworden voor een geselecteerd publiek.

Het plangebied ligt in de middelste bleek van de drie bleken (zie afbeelding 3.2). Dit is de Stroinksbleek. De oude gebouwen van Rozendaal, het Menko watertorengebouw en Tetem, die in en rond de bleek zijn te vinden, zorgen ervoor dat hier de industriële geschiedenis van Roombeek het meest tastbaar zal zijn. In het centrale deel ligt een grootschalige, deels ondergrondse waterberging

Het terrein van het plangebied is ligt braak. Het bestaat uit een onbebouwd grasveld met aan de zuidkant een betonnen verharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0008.png"

Afbeelding 3.2: Ligging plangebied binnen de stadsbuurten van Roombeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0009.png"

Afbeelding 3.3.: huidige situatie directe omgeving plangebied (bezien vanuit het noorden)

3.2 Cultuurhistorie

Monumenten en waardevolle elementen

In het plangebied bevinden zich verder geen gemeentelijke- of rijksmonumenten of andere cultuurhistorisch waardevolle elementen. Voor een beschrijving van de gemeentelijke monumenten in de directe omgeving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 2.2.2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013".

Archeologisch erfgoed in het plangebied

In het vigerende bestemmingsplan ''Enschede Noord 2013'' heeft het plangebied de aanduiding 'overige zone - archeologisch onderzoeksgebied b'. Binnen het plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Het plangebied kan, op basis van het uitgevoerde archeologische onderzoek (zie Bijlage 6), vrijgegeven worden. Mochten bij de graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen geldt, volgens de Erfgoedwet, art. 5.10 een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente Enschede, of de regio-archeoloog.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat" zijn geen monumentale en daarmee beschermwaardige bomen aanwezig.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte' regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen van alle relevante aspecten waar aan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat "

In het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat" wordt een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt en deze ontwikkeling kan aangemerkt worden als een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. De ontwikkelingen die als 'stedelijke ontwikkeling' moeten worden aangemerkt worden vervolgens getoetst aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

Het plan betreft de bouw van ca. 160 appartementen met de functie wonen en/of zorgwonen, met op de begane grond een zorginstelling (ca. 400 m2) bedoeld voor senioren en een deels ondergrondse parkeergarage. Het plan maakt deel uit van de herontwikkeling van het vuurwerkrampgebied Roombeek. Het is een van de laatste deelgebieden die worden ontwikkeld. In het oorspronkelijke woningbouwprogramma voor Roombeek was een mix opgenomen van verschillende woningtypen en prijssegmenten. De meeste woningen in het plangebied Roombeek zijn inmiddels gerealiseerd en vormen een zeer aantrekkelijk en gevarieerd woonmilieu, dat bijdraagt aan de doelstellingen van de stad.

Concept

Het voorliggende plan gaat uit van ca. 160 appartementen, die in het markthuursegment zullen worden gerealiseerd. Bijzonder aan dit plan is dat de appartementen ook zijn bestemd voor zorg. De appartementen zijn bedoeld voor senioren. Het idee is dat men als “gezonde” senior op deze locatie gaat wonen en zelf kan bepalen hoeveel zorg men nodig heeft. Maar ook als de gezondheid achteruit gaat en men aangewezen is op 24 uurs zorg, kan dat in dezelfde woning. Consequentie van de mogelijkheid dat de zorg naar behoefte kan worden aangewend, is dat de appartementen waar 24 uurs zorg wordt geleverd “zwevend” door het gebouw verspreid zullen zijn. Dat betekent dat de locatie van de zorgappartementen in het gebouw in de loop van de tijd kan variëren.

Uit gesprekken met verschillende zorginstellingen komt naar voren dat hier behoefte aan is. Mensen worden gestimuleerd om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen maar er is ook een behoorlijke groep mensen die dat graag in een wat meer beschermde omgeving wil doen. Men wil op een leeftijd verhuizen waarop men zich nog goed voelt en nog in staat is nieuwe sociale contacten te maken. Bovendien zoekt men naar woonvormen waarin ook wat gemeenschappelijke activiteiten mogelijk zijn. Dat wordt in dit gebouw ook mogelijk gemaakt.

Een tweede groot voordeel van dit concept is dat men als de gezondheid verslechterd niet hoeft te verhuizen. De zorg kan in het eigen appartement worden geleverd. Dit bespaart mensen de stress van verhuizen, maar betekent ook dat echtparen op oudere leeftijd niet gescheiden worden van elkaar.

Vanuit onze afdeling Maatschappelijke ontwikkeling wordt dit soort initiatieven ook gestimuleerd als een oplossing ter voorkoming van vereenzaming. Dit is een steeds groter wordend probleem in onze samenleving. Ook vanuit daar wordt geconstateerd dat mensen weer behoefte hebben aan wonen met andere senioren en de bijbehorende kaart- en bingoavonden, uitstapjes etc. En dat men als men op eerdere leeftijd verhuist en nog makkelijk nieuwe sociale contacten kan maken, dit een groot voordeel is als men wel zieker wordt. Er is dan al een sociaal netwerk aanwezig.

Programma en behoefte

In het ontwikkelplan voor Roombeek zijn vanaf 2001 voor het deelgebied Tetem altijd appartementen voorzien. In de woningprogrammering zijn dan ook altijd appartementen op deze locatie meegenomen.

In het bestemmingsplan is dit niet eerder mogelijk gemaakt omdat we eerst een goed uitgewerkt plan wilden hebben dat ook met de omgeving besproken kon worden. Het huidige bestemmingsplan staat appartementen tot een hoogte van 22 meter toe. (ongeveer 60-80 appartementen). Wel is in 2006 contractueel met de eigenaar afgesproken dat de gemeente wil meewerken aan appartementen tot een hoogte van 40 meter op deze locatie. Het plan heeft lange tijd stilgelegen vanwege de financiële crisis waardoor beleggers afhaakten. Nu de markt weer is aangetrokken, is er ook weer interesse van beleggers. Waar in 2006 vooral werd uitgegaan van een appartementengebouw voor alle leeftijden heeft de huidige belegger aangegeven behoefte te zien voor de combinatie van wonen en zorg voor senioren. Deze belegger komt voor het eerst naar Enschede en zou dat zeker niet doen als er geen markt was voor deze vorm van wonen en zorg.

Ook in Enschede zien we een toename van de vergrijzing. Dat betekent dat we voor de groep senioren extra huisvesting nodig hebben. In het STEC rapport van januari 2019 (bijlage 8 van de toelichting) wordt ook aangegeven dat er markt is voor senioren. Conclusie in het STEC rapport is :

Kansrijke doelgroep: doorstroming van oudere huishoudens

Een groot deel van de grondgebonden koopwoningen waar jonge huishoudens en gezinnen willen wonen, worden momenteel bewoond door oudere huishoudens. Deze doelgroepen kunnen verhuizen naar een nieuwe woning mits er passend aanbod voor hen is, mogelijk in combinatie met zorg. Als zij doorstromen komen hun woningen vrij voor de jonge doelgroepen die Enschede graag wil behouden.

Relatie met andere projecten

Het gaat om een behoorlijk aantal woningen terwijl ook op andere locaties in Enschede zoals op de Kop Boulevard appartementen worden gerealiseerd.

De appartementen van Tetem liggen buiten de singel waar wij conform het STEC rapport alleen in uitzondergingsgevallen appartementen willen toestaan. Maar Roombeek is wel een bijzondere wijk buiten de singel. Roombeek wordt gezien als een aantrekkelijk woongebied. Verhuur en verkoop van woningen doen het in deze wijk goed. Verder zorgt het aanbod van voldoende faciliteiten en voorzieningen in de omgeving voor een aantrekkelijk woongebied rondom de Tetem 4-locatie.

Bovendien gaat het hier om appartementen van gemiddeld 90 m2 oppervlak. Dit zijn behoorlijk royale appartementen. In de kop Boulevard worden ook appartementen gerealiseerd, maar deze zijn gemiddeld kleiner en hier zijn op dit moment geen plannen voor combinaties met 24 uurs zorg.

Bovendien is de ligging duidelijk anders. De Kop Boulevard richt zich op mensen die graag midden in de drukte en gezelligheid van de stad willen wonen. Die genieten van drukte om zich heen en op loopafstand van de voorzieningen van de binnenstad en het station willen wonen. Maar niet alle senioren stellen prijs op de drukte van de binnenstad. Zij willen wel graag dicht bij voorzieningen zoals een supermarkt en het openbaar vervoer wonen, maar willen rondom hun woning wat meer rust. Die voelen zich meer thuis in een wijk als Roombeek.

Voor de beoogde ontwikkeling zal planologisch mogelijk gemaakt worden dat het gehele terrein bebouwd mag worden waarbij verder de maximale bouwhoogte voor een deel wordt uitgebreid naar 40 meter. De bestemming van het plangebied zal niet veranderd worden. Net als voorheen blijft het een woonbestemming om zodoende uitvoering te kunnen geven aan het bijzondere concept. Een aantal functies die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt komen te vervallen. Uit de onderbouwing kan worden geconcludeerd dat de betreffende stedelijke ontwikkeling aan de voorwaarden van de Ladder Duurzame Verstedelijking voldoet.

4.2 Stedenbouwkundig plan

In deze paragraaf wordt ingegaan op de toekomstige ruimtelijk-stedenbouwkundige hoofdopzet en invulling van de nieuwe ontwikkeling:

Inpassing omgeving

Het perceel (blauw) waarop het plangebied betrekking heeft, is een braakliggend terrein. Het ligt in de middelste bleek van de wijk Roombeek. Na de reconstructie van de wijk is de oude spoorlijn door Roombeek als hoofdstructuurdrager ontwikkeld. De Lonnekerspoorlaan loopt diagonaal door de wijk en wordt begrenst door een stedelijke wand bestaande uit voornamelijk particuliere stadshuizen. De structuur kruist twee andere hoofdwegen die onderdeel uitmaken van de structuur van Enschede Noord. Op kruispunt of belangrijke punten staan hogere gebouwen, altijd in de buurt van voorzieningen en grotere openbare ruimtes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0011.png"

De hoogbouw van Tetem 4 voegt zich in deze structuur en accentueert het culturele cluster vanaf de noordzijde.

De Lonnekerspoorlaan is de hoofdverbinding voor voetgangers, fietsers en bussen. Aan de structuur liggen de drie grote openbare ruimtes van Roombeek, de bleken. Iedere bleek heeft zijn eigen thema. Het plangebied ligt in de bleek waarin veel oude industriegebouwen zijn getransformeerd tot een cultureel cluster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0012.png"

Het nieuwe gebouw wordt een onderdeel van een cluster uit twee bestaande industriële complexen die getransformeerd zijn naar moderne Loft-woningen en de AKI, de ArtEZ hogeschool voor de kunsten. Het cluster ligt ten noorden het museumcomplex. Samen met de kunstacademie creëert dat een levendige omgeving.

Nieuwbouw – inpassing op de locatie

Het stedenbouwkundig plan gaat uit van de bouw van 159 appartementen met een zorginstelling en een daaronder gelegen parkeergarage. Het plan voorziet in een half verdiepte/ondergrondse parkeergarage waar 103 parkeerplaatsen aanwezig zijn. De hoofdentree van het complex ligt aan de Hulsmaatstraat, hier liggen ook de entrees naar de zorginstelling en de grote ontmoetingsruimte waarin ook een café een plek kan krijgen. Het vloerpeil van het gebouw is hier gelijk aan de omgeving. Verder in het gebouw zit de sprong met de halfverdiepte kelder waardoor de appartementen 1,2m boven maaiveld beginnen. Door de keuze voor een gelijkvloerse entree aan de Hulsmaatstraat heeft het gebouw geen rechtstreekse relatie met het plein bij de AKI.

De appartementen in het complex liggen aan een grote openbare ruimte met culturele voorzieningen en horeca. De locatie ligt vlak bij een HOV bushalte, dicht bij het buitengebied met wandelroutes en op redelijke korte fietsafstand naar de binnenstad, die door een fietssnelweg goed verbonden met het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0013.png"

Wandvorming aan het plein

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0014.png"

Wandvorming Stroinksbleekweg

4.3 Verkeer

Ontwikkelplan

In de ontwikkeling van deelplan Tetem IV in Roombeek is een integraal woongebouw voorzien, dat voornamelijk is afgestemd op de doelgroep 55 plussers. Deze doelgroep kan bestaan uit vitale 55 plussersc die daar geheel zelfstandig wonen, maar ook mensen die een lichte zorgvraag hebben of krijgen. Indien een beroep op lichte zorgverlening gedaan moet worden, kan die worden geboden door een zorginstelling die eveneens in het gebouw is gehuisvest. Het complex bestaat uit circa 160 levensloopbestendige woonappartementen, met mogelijkheid tot het (lichte) zorgverlening (zorgindicatie van zorgzwaartepakket ZZP1 t/m ZZP4). In de toekomst zal ook meer intensieve zorg verleend kunnen gaan worden (ZZP5 en hoger). De zorginstelling heeft een vestiging in een commerciële ruimte van 410 m2 op de begane grond. Eveneens op de begane grond is een ruimte aanwezig om scootmobielen te stallen. Op de eerste verdieping is een centrale ontmoetingsruimte aanwezig, waar de bewoners gezamenlijk activiteiten kunnen ontplooien. De gehele parkeerbehoefte van het woongebouw moet op de eigen kavel worden opgelost. Er is in de tekeningen uitgegaan van 103 parkeerplaatsen die onder/in het pand worden gerealiseerd. Ook is een inpandige fietsenstalling voorzien, die bereikbaar is via een hellingbaan.

Er heeft een parkeeronderzoek in december 2018 plaatsgevonden in de directe omgeving van de ongerhavige locatie. Dit onderzoek is als bijlage 9 bij deze toelichting opgenomen. Hieruit is naar voren komen dat er in de directe omgeving geen sprake is van een acuut parkeerprobleem.

Uitgangspunt parkeernormen

De parkeernormen die voor dit woongebouw van toepassing zijn, zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen Enschede 2017, dat op 12 januari 2018 (na ter visielegging) door het college van B&W is vastgesteld. Voor de locatie in Roombeek gelden de normen uit de kolom "rest bebouwde kom".


Parkeervraag auto's

Voor de woningen voor vitale ouderen zonder hulpvraag (maar die voorsorteren op een mogelijk toekomstige hulpvraag) wordt de norm aangehouden van "serviceflat, aanleunwoning": 1,0 parkeerplaats per appartement. In een soortgelijke analyse van XTNT uit 2017 gaat men o.b.v. praktijkervaringen in diverse grotere en kleinere steden in West- en Zuid-Nederland uit van max. 0,6 pp p. app. In Twente is de auto-gebondenheid echter nog wel groter, zodat de parkeervraag hier ingeschat wordt op 0,8 parkeerplaats per appartement; dat getal komt overeen met de norm voor schilwijken/binnensingelgebieden uit de Nota Parkeernormen Enschede 2017. De toegepaste verlaging kan ook verdedigd worden door de nabije ligging van de vrije busbaan door Roombeek met diverse buslijnen richting centrum.

Voor de woningen voor bewoners met beperkte zorgbehoefte (ZZP1 t/m 4) wordt de norm aangehouden van "verpleeg- of verzorgingshuis": 0,6 parkeerplaats per appartement. Voor deze functie is er geen verschil in norm tussen de diverse deelgebieden in de stad.


Voor de commerciële ruimte t.b.v. de zorginstelling wordt de norm gehanteerd van "kantoor zonder baliefunctie": 1,65 parkeerplaats per 100 m2.

De gemeenschappelijke ontmoetingsruimte van ca. 100 m2 is bedoeld voor de bewoners en genereert daarmee geen extra parkeervraag.

Momenteel wordt verwacht dat er een verdeling van 50-50% tussen wonen met zorg en wonen zonder zorg aanwezig zal zijn. Maar deze verdeling is niet vaststaand en kan variëren al naar gelang de samenstelling van bewoners.


Uitgaande van deze 50-50 verdeling zou dat voor de parkeervraag neerkomen op:


50% van 159 woningen * 0,8 = 64 parkeerplaatsen
50% van 159 woningen * 0,6 = 48 parkeerplaatsen
410 m2 ruimte voor zorginstelling /100 * 1,65 = 7 parkeerplaatsen

Totaal: 119 parkeerplaatsen

Omgerekend komt dat neer op 119 / 159 = 0,74 parkeerplaats/woning.


Afvlakking parkeervraag door elektrische deelauto

De initiatiefnemer is voornemens een citydeal te sluiten voor één of meerdere e-deelauto's ten behoeve van dit complex. Ook andere omwonenden zouden er gebruik van kunnen maken. Bij het CROW is geïnformeerd of er gegevens bekend zijn in welke mate een bepaalde verwachte parkeerbehoefte af zal kunnen nemen door een aanbod van een deelautosysteem. Hierover zijn nog geen gegevens bekend. Hier is een voorzichtige aanname gedaan dat de parkeervraag per woning kan worden verlaagd met 0,05 parkeerplaats per woning. Dan zou de vraag in totaal neerkomen op 110 parkeerplaatsen, ofwel gemiddeld 0,69 parkeerplaats per woning. Er zijn op tekening 103 parkeerplaatsen ingetekend, hetgeen een tekort oplevert van 7 plaatsen (met in achtneming van de aangegeven aannamen). Deze behoefte kan opgelost worden door gebruik te maken van de mogelijkheden in de openbare ruimte of de nabij gelegen parkeergarage.


Parkeervraag bezoekers

Voor bezoekers moet gerekend worden op 0,3 parkeerplaats per woning. Deze zitten verwerkt in de bovengenoemde normen, maar met dien verstande dat 159 * 0,3 = 48 parkeerplaatsen voor niet-bewoners toegankelijk moeten zijn. Dat kan door de toegang van de parkeergarage via het toelatingssysteem zo te regelen dat ook bezoekers hier gebruik van kunnen maken.


Dubbelgebruik

Omdat de commerciële functie in het gebouw in gebruik zal zijn bij de zorginstelling, die de zorgvraag van bewoners van het complex gaat behandelen, wordt verwacht dat er weinig tot geen uitwisseling en dubbelgebruik van parkeerplaatsen mogelijk zal zijn en zullen de 110 parkeerplaatsen ook daadwerkelijk nodig zijn. De maximale parkeerpiek voor het gehele complex zal in de avonduren liggen.


4.4 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Historie hoek Stroinksbleekweg/Hulsmaatstraat Rozendaal fabriek

De geplande nieuwbouw komt te staan op een stukje grond dat in 1832 ver buiten de stad lag. Het was eigendom van Jan Stroink en Zoonen en het had in die tijd de aanduiding: Fabrijk.

Verder was er het huis en erf, een stukje bos en wat bouw- en hooiland. Allemaal in eigendom van Stroïnk.

Aan de noordkant werd het omsloten door heidevelden (paars in de tekening hier onder) van de Lonnekermarke en aan de zuidkant door de Eschmarke . Het perceel lag precies op de grens van beide marken. Op enige afstand lagen kavels van boeren die naast hun agrarische bezigheden ook textiel produceerden in huisnijverheid. Ongetwijfeld leverden zij een deel van hun textiel aan Stroïnk die dat verder verwerkte.

Bij de fabriek ontstond een bleek waar het textiel werd gebleekt. Het water daarvoor werd geleverd door de Roombeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0015.png"

In 1890 werd door dit gebied de spoorlijn Enschede-Oldenzaak aangelegd. Deze vormde samen met de aanwezigheid van de Roombeek goede voorwaarden voor de vestiging van een textielfabriek.

Dat gebeurde in 1907 toen hier werd gestart met de bouw van een textielfabriek voor de Twentsche Textiel Maatschappij in opdracht van de Joodse familie Rozendaal.

In de daaropvolgende decennia werd de fabriek geleidelijk aan uitgebreid door de toenemende vraag naar textiel. Er kwamen onder andere een smederij, kantoren, opslagloodsen, ververij en ruwerij, veelal ontworpen door de Enschedese architect G.A. Beltman die veel opdrachten uitvoerde voor de Enschedese textielfabrikanten. Een deel van de fabriek had de kenmerkende sheddaken. De onderstaande foto geeft de sitatie aan in 1925. Van onder naar boven loopt de spoorlijn Enschede-Oldenzaal en de locatie van de nieuwbouw is omcirkelt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0016.png"

In de jaren '30 is de uitbreiding op de hoek Hulsmaatstraat/Stroïnksbleekweg gebouwd.

De gevel aan de kant van de Stroïnksbleekweg had sheddaken en de ingang lag op de hoek van beide straten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0018.png"

Uiteindelijk ontstond er een groot textielfabriekcomplex dat ingeklemd lag tussen de Stoïnksbleekweg, De Hulsmaatstraat, De Voortsweg en de Roomweg.

Op de hoogtijdagen werkten er in het fabriekscomplex zo'n 200 mensen maar in de jaren '70 kreeg de fabriek te maken met teruglopende vraag naar textiel wat leidde tot reorganisaties en terugloop in personeelsbestand. Uiteindelijk werd het bedrijf in 1988 opgeheven en raakten de gebouwen in verval.

De hal die op deze locatie stond is nog jarenlang in gebruik geweest voor praktisch onderwijs door De Huifkar, school voor speciaal onderwijs.

Grote delen van het complex zijn gesloopt en daarvoor in de plaats is woningbouw gekomen.

Met name na de vuurwerkramp in 2000 werden de overgebleven delen van het complex gerestaureerd en kregen zij een nieuwe functie.

Twee delen werden aangewezen als gemeentelijk monument. Dat zijn het Tetemgebouw aan de Stroïnksbleekweg en de portiersloge aan de Hulsmaatstraat (foto hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0019.png"

Voor een beschrijving van de gemeentelijke monumenten in de directe omgeving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 2.2.2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013".

4.5 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat" geldt de welstandsidentiteit ''industriële complexen''.

Industriële complexen fungeren als oriëntatiepunten, brengen schaal aan en geven de stad en omgeving structuur. Ze moeten daartoe een herkenbare eenheid (blijven) vormen die opvalt en tegelijk harmonieert. Monumentaliteit is een voorwaarde voor die belangrijke rol. Bij industrieel erfgoed moet die behouden blijven, bij nieuwe industrie worden gevormd. Gestreefd wordt naar een hoge kwaliteit van architectuur die past in de tijd en bij de typische bedrijfsvoering: versierd en aangekleed bij industrieel erfgoed, technisch en functioneel bij nieuwe industrie. Enschede is geen industriestad meer, maar haar industrieel verleden moet sprekend blijven en doorwerken in het heden.

Bij alle bouwplannen wordt de invloed op de samenhang en monumentaliteit van het complex getoetst. Gelet wordt op de positie van gebouwen in de totaalcompositie en hun bijdrage in het silhouet. Ook wordt getoetst of materialen en kleuren van de gebouwen op elkaar aansluiten en of het geheel harmonieert in de omgeving. Hoge architectonische kwaliteit wordt vereist voor alle bouwwerken die zichtbaar zijn vanuit de omgeving. Met industrieel erfgoed moet extra zorgvuldig worden omgegaan. Eigentijdse toevoegingen kunnen het geheel verrijken, mits ze bestaande kwaliteiten respecteren en daarop voortbouwen. Extra aandacht wordt gegeven aan de afbakening van het terrein in de omgeving en de kwaliteit van de erfscheiding(en). De stadsbouwmeester toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd ‘in de geest van de identiteit’ aan het doel van welstandszorg en de kenmerken van de categorie zoals die in deze brochure worden beschreven.

De beoogde ontwikkeling past binnen de welstandsidentiteit "Industriële complexen".

4.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.6.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.6.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

De (zorg)appartement van de beoogde ontwikkeling zullen gasloos worden opgeleverd. Deze zullen aangesloten worden aan het warmtenet in Roombeek.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • 1. het plan of besluit maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • 2. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 3. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of er mogelijk aanzienlijke milieugevolgen optreden. Zo ja, dan is alsnog het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 4. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet nagaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Zo ja, dan moet er alsnog een volledige m.e.r.-(beoordelings)procedure worden doorlopen.

Toetsing bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat " aan het Besluit m.e.r.

Aanmeldnotitie ruimtelijke ontwikkeling

Voor de ontwikkeling van (zorg)woningen met een zorginstelling aan de Hulsmaatstraat is in opdracht van de initiatiefnemer van de beoogde ontwikkeling een aanmeldnotitie opgesteld, welke in bijlage 2 bij deze plantoelichting is opgenomen. Uit de aanmeldnotitie blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Op basis van de aanmeldnotitie hebben burgemeester en wethouders hebben besloten dat het niet noodzakelijk is om voor de beoogde ontwikkeling een (formele) m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande bedrijfsactiviteiten en voorzieningen rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat" aanwezig zijn, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied.

In verband met de ontwikkeling (appartementencomplex met een zorginstelling) van een gebied op de hoek van de Stroinksbleekweg en de Hulsmaatstraat heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande bedrijvigheid en voorzieningen in de omgeving (binnen ca. 100 m) van het plangebied, die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze bedrijven en voorzieningen. De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering", is van de aanwezige bedrijven en voorzieningen rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Verder is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en zijn voor de bedrijven en voorzieningen de wenselijke afstanden (indicatieve hindercontour) aangegeven (zie Bijlage 3 ).

Bedrijvigheid nabij het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn slechts een beperkt aantal bedrijven/maatschappelijke voorzieningen gelegen (zie bijlage 1). Deze bedrijven worden ingedeeld in categorie 1 en 2. De potentiële hindercontouren van deze bedrijven/maatschappelijke voorzieningen zijn, behoudens van Artez en OBS Het Zeggelt, niet gelegen binnen het plangebied. Uit een nadere beschouwing (zie Bijlage 3) blijkt echter dat deze 2 bedrijven/maatschappelijke voorzieningen geen knelpunten opleveren voor het plangebied.

Gelet op het vorenstaande leveren de aanwezige bedrijven/maatschappelijke voorzieningen in de omgeving van het plangebied, geen belemmeringen op voor het plangebied.

Conclusie milieuhinder bedrijven en voorzieningen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodem naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat "

Het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat er een appartementencomplex met een zorginstelling kan worden gerealiseerd.

Van de bodem van het perceel en van de bodem in de nabijheid van het perceel is bekend dat er plaatselijk sprake is van een bepaalde mate van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging op het perceel. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht worden gesaneerd.

In Bijlage 5 Rapportage bodemonderzoek is een rapportage van het bodemonderzoek voor het perceel opgenomen. Dit fungeert als extra informatie en is niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00187-0003_0020.png"

Afbeelding 5.1: Overzichtskaartje met onderzoekspunten

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.

Op het bestemmingsplan Tetem 4 is de Wet geluidhinder niet van toepassing omdat het plangebied niet is gelegen aan of in de nabijheid van op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Ondanks dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is moet op basis van een goede ruimtelijke ordening bij een ruimtelijke procedure wel aandacht worden besteed aan het aspect geluid. Voor het bestemmingsplan Tetem 4 gaat het daarbij om het geluid van het wegverkeer op de in en nabij het plan gelegen 30 km-wegen. Deze wegen zijn op grond van de Wet geluidhinder niet voorzien van een geluidszone, waardoor de Wet geluidhinder niet van toepassing is.

Toetsingskader

Voor situaties waarin de Wet geluidhinder niet van toepassing is sluit de gemeente Enschede aan bij hetgeen is opgenomen in de Geluidnota Enschede 2009 – 2012 (verder Geluidnota), welke bij besluit van 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) is vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe Geluidnota is vastgesteld. De Geluidnota is bij besluit van 3 april 2018 (gedeeltelijk) herzien.

Dit betekent dat voor de beoordeling van het geluid van 30 km-wegen wordt aangesloten bij de grenswaarden en systematiek van de Wet geluidhinder en het hogere waarde beleid uit de Geluidnota. Volgens de Wet geluidhinder bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB. Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden toegestaan tot ten hoogste 63 dB. Het toestaan van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota.

Akoestisch onderzoek

Door Voortman Ingenieurs is voor de realisatie van ca. 160 appartementen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Tetem 4 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai appartementen Tetem 4 aan de Hulsmaatstraat 4 in Enschede; projectnummer 18.1185; d.d. 30 juli 2018”.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting vanwege alle wegen op de noordgevel van het appartementengebouw ten hoogste 56 dB (incl. aftrek artikel 110g Wgh) bedraagt. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder overschreden, wel wordt voldaan aan de ten hoogste toegestane waarde van 63 dB. De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vindt uitsluitend plaats op de appartementen die met de gevel direct grenzen aan de Hulsmaatstraat.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd.

Bronmaatregelen

De Hulsmaatweg is voorzien van 'standaard' asfalt. Door het wegdek van deze weg te vervangen door geluidreducerend asfalt (dunne deklaag) kan de geluidsbelasting met 2 à 3 dB worden gereduceerd. De geluidsreductie is onvoldoende om aan de voorkeursgrenswaarde te kunnen voldoen.

Met geluidreducerend asfalt is het mogelijk om de geluidsbelasting te reduceren. Om dit te bereiken is het slechts noodzakelijk om een beperkt gedeelte van het wegdek van de Hulsmaatweg te vervangen. Vanuit onderhoudsoverwegingen is het niet wenselijk om een weg gedeeltelijk te voorzien van geluidreducerend asfalt. Het geheel vervangen van het wegdek van de Hulsmaatweg stuit op financiële bezwaren.

Overdrachtsmaatregelen

Het appartementengebouw bestaat aan de zijde van de Hulsmaatstraat uit 13 bouwlagen. Afscherming van de verdiepingen is slechts mogelijk met een (onrealistisch) hoge afscherming. Daarnaast zullen afschermingen in de onderliggende stedelijke situatie een ongewenste verkeers- of stedenbouwkundige barrière vormen.

De bron- en overdrachtsmaatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen hebben onvoldoende effect of ontmoeten bezwaren van verkeerskundige, stedenbouwkundige of financiële aard. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Wet geluidhinder voor het toestaan van een hogere geluidsbelasting.

Om een geluidsbelasting toe te staan die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde moet naast de voorwaarden uit de Wet geluidhinder ook worden voldaan aan de voorwaarden uit de Geluidnota. In de Geluidnota is voor woningen een harde voorwaarde voor de aanwezigheid van een geluidluwe gevel opgenomen. Voor appartementen geldt deze voorwaarde echter als streven. Verder is in de Geluidnota bepaald dat verblijfs- en buitenruimten zoveel mogelijk gesitueerd moeten worden aan de geluidluwe zijde. Aan de voorwaarde uit de Geluidnota kan voor alle appartementen, met uitzondering van de appartementen die direct grenzen aan de Hulsmaatstraat, worden voldaan.

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het noodzakelijk dat het binnenniveau in de appartementen niet meer dan 33 dB bedraagt. Op grond van het Bouwbesluit bedraagt de minimale gevelwering 20 dB. Dit betekent dat bij een cumulatieve geluidsbelasting van 53 dB (excl. aftrek artikel 110g Wgh) of meer mogelijk extra gevelmaatregelen nodig zijn.

Omdat de Wet geluidhinder niet van toepassing is kunnen geen hogere waarden worden vastgesteld. Waardoor op grond van het Bouwbesluit ook geen aanvullende eisen aan de gevelwering kunnen worden gesteld. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen is nader onderzoek naar de geluidwering van de gevel noodzakelijk en worden in de regels van het bestemmingsplan aanvullende eisen voor de gevelwering opgenomen.

Conclusie geluid

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen dient wel extra aandacht te worden besteed aan de gevelwering van de appartementen.

5.1.5 Luchtverkeerslawaai

Het wettelijke kader met betrekking tot luchtverkeerslawaai is geregeld in de Wet luchtvaart en specifiek de wijzigingswet Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). De consequenties met betrekking tot het geluid als gevolg van vliegverkeer zijn vastgelegd in het Luchthavenbesluit, dat op 1 maart 2017 door gedeputeerde staten van Overijssel is vastgesteld en op 30 maart 2017 in werking is getreden.

Het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” is niet gelegen in de nabijheid van het vliegveld Twente en is ook niet gelegen binnen de geluidszone van het vliegveld. Een nadere toetsing aan het Luchthavenbesluit vanwege luchtverkeerslawaai kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Luchtverkeerslawaai

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat luchtverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Enschede Noord - Hulsmaatstraat

Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van ca. 160 appartementen met een zorginstelling en parkeergarage mogelijke gemaakt. Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. De realisatie van ca. 160 appartementen is daarmee zondermeer een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2017 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2016, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.


Conclusie luchtkwaliteit

De realisatie van ca. 160 woningen die met het bestemmingsplan ''Enschede Noord - Hulsmaatstraat'' mogelijk wordt gemaakt valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.7 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord - Hulsmaatstraat” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is het wettelijk kader het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk te bergen in deze buurt is een gemeentelijke voorziening hiervoor aangelegd.  Het hemelwater dient aangesloten te worden op het schoonwaterriool en het vuilwater op het vuilwaterriool.  

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.

Grondwater en ontwatering

In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:

Grondgebruik   Ontwatering (m – GHG)  
Primaire wegen   0,7  
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen   0,5  
Bouwwerken met kruipruimten   0,7  
Bouwwerken zonder kruipruimten   0,5  
Groen   0,5  

De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Enschede Noord - Hulsmaatstraat

Het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord - Hulsmaatstraat” is niet gelegen binnen de grenzen dan wel in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op respectievelijk ca. 6 kilometer ten zuidoosten en ca. 5 kilometer ten noordoosten van het plangebied gelegen.

Conclusie Wet natuurbesscherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Enschede Noord - Hulsmaatstraat

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om een appartementencomplex met een zorginstelling op de begane grond te realiseren.

In de nationale databank flora en fauna zijn geen relevante waarnemingen aanwezig van beschermde soorten binnen of nabij het plangebied. Er zijn voor zover ons bekend geen ecologische onderzoeken aanwezig van of in de directe omgeving van het plangebied. In de stad kunnen enkele (strikt) beschermde soorten verwacht worden, het gaat dan met name om vleermuizen, steenmarter en vogels met jaarrond beschermde nesten. Omdat bebouwing en oude (forse) bomen in het plangebied ontbreken is er geen sprake van geschikt leefgebied voor (strikt) beschermde soorten.

Op grond van het voorgaande kan op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling geen overtreding van verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming tot gevolg heeft. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Alhoewel de kans klein is dat er groei- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde planten en dieren voorkomen valt dit niet uit te sluiten. Mochten er toch beschermde planten en dieren voorkomen, waarvan functionele leefomgeving door de uitvoering wordt verstoord dan kan dit leiden tot oponthoud van het plan of zelfs strafrechtelijke vervolging.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord - Hulsmaatstraat” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN zijn op ca. 1,5 kilometer ten noordwesten en noordoosten van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Enschede Noord - Hulsmaatstraat" is gekozen voor het onder a. genoemde 'traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan' omdat hiermee richting kan worden gegeven aan de beoogde nieuwe ontwikkeling, het appartementencomplex met een zorginstelling op de begane grond.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord - Hulsmaatstraat ”.

In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Enschede noord - Hulsmaatstraat” zijn bestemd voor de hierna genoemde bestemmingen.

Wonen (artikel 3)

De bestemming “Wonen” is toegekend aan de gronden waar in hoofdzaak wordt gewoond. De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met zorg en/of een beroep of bedrijf aan huis. Ook indien er permanente zorg nodig is kan dit plaatsvinden. Het gebouw mag ook gebruikt worden ten behoeve van het zorgwonen, hiervoor is in de regels opgenomen dat zorgwonen toegestaan is. Deze zorg kan geleverd worden door de zorginstelling die binnen het plangebied is toegestaan middels een functieaanduiding, Binnen de bestemming "Wonen" is het gebruik van woningen voor onzelfstandige bewoning (kamerverhuur) alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur'. Deze aanduiding is niet opgenomen voor het onderhavige plangebied. Nieuwe situaties onzelfstandige bewoning kunnen worden toegestaan met een omgevingsvergunning voor gebruik (inclusief bouwactiviteiten) in afwijking van het bestemmingsplan, waarbij moet worden voldaan aan het toetsingskader voor onzelfstandige bewoning zoals vastgelegd in de beleidsregel 'Onzelfstandige bewoning'.

Op de gronden met de bestemming "Wonen" te realiseren bebouwing moet voldoen aan de op de verbeelding weergegeven aanwijzingen voor onder meer de situering, het maximaal te bebouwen oppervlak en de maximale bouwhoogtes. Ter plaatse aanwezige en van de bestemming afwijkende functies en/of bouwwerken zijn op de verbeelding als zodanig weergegeven met een passende functie- en/of bouwaanduiding. Voor deze afwijkende functies en/of bouwwerken zijn in de bouwregels specifieke, van de bouwregels voor de bestemming afwijkende, bouwregels opgenomen.

6.3.2 Functieaanduidingen

Zorginstelling (zoi)

Ter plaatse van de aanduiding ''(zoi)'' is binnen de bestemming ''Wonen'' een zorginstelling toegestaan.

6.3.3 Gebiedsaanduidingen

Er wordt geen gebiedsaanduiding opgenomen in het bestemmingsplan.

6.3.4 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 4)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene bouwregels (artikel 5)

In de algemene bouwregels zijn twee categorieën bouwregels opgenomen: bouwregels die uitsluitend van toepassing zijn wanneer daar in de bouwregels van een bestemming naar wordt verwezen en bouwregels die van toepassing zijn bij alle bestemmingen. De eerste categorie betreft algemene bouwregels voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, bebouwing buiten het bouwvlak en overige bouwwerken met de daarbij behorende afwijkingsregels. De tweede categorie betreft het onderkelderen van gebouwen en terreinen en het bouwen van nutsvoorzieningen.

algemene gebruiksregels (artikel 6)

In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.

In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het van het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk en het gebruik van gronden en bouwwerken die niet zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein als geluidzoneringsplichtige inrichting.

algemene afwijkingsregels (artikel 7)

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.

algemene wijzigingsregels (artikel 8)

In de algemene wijzigingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in bepaalde concreet genoemde gevallen onderdelen van het bestemmingsplan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheden liggen in het verlengde van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in de algemene afwijkingsregels maar hebben doorgaans een grotere impact op de woon- en leefomgeving. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid voor het (gedeeltelijk) wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen, een wijzigingsbevoegdheid voor het toekennen van de aanduiding 'karakteristiek' aan een als zodanig door een cultuurhistorisch deskundige gewaardeerd en door burgemeester en wethouders aangewezen cultuurhistorisch waardevol gebouw of een wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate wijzigen van bestemmings- en/of bouwgrenzen om een gewenst en voor het overige in het bestemmingsplan passend bouwplan mogelijk te kunnen maken.

algemene procedureregels (artikel 9)

In de algemene procedureregels wordt verwezen naar de wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, aangevuld met enkele specifieke gemeentelijke procedureregels.

De algemene procedureregels bevatten ook het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en bevoegdheden tot het bij een omgevingsvergunning stellen van nadere eisen.

6.3.5 Overige regels

In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.

Parkeren en laden en lossen (artikel 10.1)

Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren, van zowel auto's en fietsen als parkeervoorzieningen voor mindervaliden. Dit artikel bevat ook de regels voor het op eigen terrein in voldoende mate voorzien in voorzieningen voor het laden en lossen van goederen. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeer- en/of laad- en losvoorzieningen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota.

6.3.6 Flexibiliteit

De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.

Afwijkingsregels

De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht.

Nadere eisen
Met het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een aangevraagde activiteit op ondergeschikte onderdelen aanpassen. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen of afwijkingen van de bestemming worden toegestaan.

Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid en / of de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitmogelijkheden in de planregels.

 
Bij toepassing van een afwijking en/of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:    
Woon- en leefklimaat:    
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op:
- de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving;
- de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening.    
Straat- en bebouwingsbeeld:    
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing);
- de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- gevelbeelden;
- de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- de hoogtedifferentiatie;
- de situering van gebouwen op het perceel.
Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk.  
Verkeersveiligheid:    
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met:
- de toename van de verkeersintensiteit;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- benodigde uitzichthoeken van wegen;
- de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.    
Sociale veiligheid:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met:
- de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.    
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding    
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
- aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten;
- de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.    
Milieusituatie:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met:
- de mate van hinder voor de omliggende functies;
- de gevolgen voor de externe veiligheid;
- de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden;
- de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
- de situering van gebouwen ten opzichte van het water.    
Cultuurhistorische waarde:  
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving.  
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:  
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten.

Aanvullend afwegingskader voor het stellen van eisen ter bescherming van bomen
In de regels van het bestemmingsplan is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning ter bescherming van bomen. Hiermee kunnen in concrete gevallen beschermende maatregelen worden voorgeschreven om te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de APV beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de APV gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.  

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied wordt de ontwikkeling van een appartementengebouw met zorginstelling mogelijk gemaakt. De gronden in het plangebied zijn eigendom van een projectontwikkelaar.

Exploitatieovereenkomst

De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede door particulieren en/of projectontwikkelaars ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen middels het sluiten van een (anterieure) exploitatieovereenkomst met de betreffende particuliere ontwikkelaars. De gemeente heef met betrekking tot de beoogde ontwikkeling een exploitatieovereenkomst gesloten, waarvan conform artikel 6.24 Wro in de ''Huis aan Huis'' een mededeling is gedaan.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Gelet op het bovenstaande onder "Exploitatieovereenkomst" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.