direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dolphia - Gronausestraat 565
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00168-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het doel van dit bestemmingsplan is om de bestemming van het zuidelijke deel van het perceel Gronausestraat 565, kadastraal Lonneker, sectie E, nummer 5911, te wijzigen van "Wonen, nader uit te werken" in de bestemming "Wonen" met binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak met daarin de aanduiding maximaal 2 woningen toegestaan, met een maximaal toegestane goothoogte van 6 meter en een maximaal toegestane bouwhoogte van 10 meter.

Het perceel bevindt zich binnen het gebied waar momenteel het bestemmingsplan Eschmarke geldt. De bestemming van het perceel is "Wonen, nader door burgemeester en wethouders uit te werken".

Voor de gronden die worden gerekend tot de wijk Dolphia wordt door de gemeente momenteel een bestemmingsplan voorbereid om de juridische situatie van de gronden binnen dat gebied te actualiseren. Het zal naar verwachting nog geruime tijd duren, voordat dat bestemmingsplan procedureel is afgerond c.q. in werking zal treden.

Het perceel Gronausestraat 565 valt binnen de begrenzing van het hiervoor genoemde bestemmingsplan "Dolphia". De eigenaren van dit perceel hebben te kennen gegeven een nadere invulling te willen geven aan deze gronden, in de vorm van woningbouw. Hun gedachte gaat uit naar ofwel één vrijstaande woning op een heel grote kavel, twee vrijstaande woningen op ruime kavels of een twee-onder-één-kap woning op ruime kavels. Aangezien zij te kennen hebben gegeven vrij binnenkort met de bouwontwikkeling te willen beginnen, hebben zij de gemeente verzocht om dit perceel uit het grote plan te lichten en hiervoor een separate herziening van het bestemmingsplan Eschmarke voor te bereiden.

Het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" is hiervan het resultaat.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” betrekking heeft wordt globaal begrensd door door de Gronausestraat aan de zuidkant, het adres Gronausestraat 561 aan de westkant en het adres Gronausestraat 575 en 579 aan de oostkant. De beoogde ontwikkeling vindt plaats binnen de blauwe cirkel op de afbeelding hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0001.png"

Onderstaande afbeelding geeft een indruk van de percelen grond, zoals ze er nu uitzien, en van het gedeelte van het perceel dat met deze herziening van het geldende bestemmingsplan wordt verzelfstandigd.

De zuidkant

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0002.png"

De noordkant

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" maakt deel uit van het geldende bestemmingsplan "De Eschmarke". Dit bestemmingsplan is op 18 maart 1996 door de Raad van de gemeente Enschede vastgesteld. Op 5 november 1996 is dit bestemmingsplan onherroepelijk van kracht geworden. De betreffende gronden hebben in het bestemmingsplan "De Eschmarke" de bestemming "Wonen (nader door burgemeester en wethouders uit te werken)".

Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor de handhaving van en/of het bouwen van woningen en het inrichten van standplaatsen voor woonwagens, met de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en andere bouwwerken, voor verblijfsdoeleinden, groenvoorzieningen en watergangen, alsmede voor wegen enzovoort.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” is geen erkend wijkorgaan actief dat met betrekking tot het bestemmingsplan om advies hoeft te worden gevraagd.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Aangezien er ingevolge van dit bestemmingsplan slechts sprake is van een beperkte nieuwe ontwikkeling in de vorm van de bouw van maximaal twee nieuwe woningen ten noorden van de Gronausestraat (zijnde een ontwikkeling in het bestaande stedelijke gebied), is het plegen van vooroverleg met de Provincie Overijssel in dit geval niet noodzakelijk. Wel zal het ontwerp van dit bestemmingsplan voor kennisgeving en eventueel commentaar aan de provincie worden verzonden.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd Dolphia - Gronausestraat 565 ” in voorbereiding te nemen op 6 september 2017 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is gepubliceerd in de "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant van 4 april 2018. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft ter visie gelegen van 5 april 2018 tot en met 16 mei 2018. Er zijn in deze periode geen zienswijzen kenbaar gemaakt tegen dit bestemmingsplan.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal twee woningen mogelijk op een perceel binnen de bebouwde kom in een woonwijk. Gesteld kan worden dat de inhoud van het bestemmingsplan niet in strijd is met het rijksbeleid en hier geen rijksbelangen in het geding zijn.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0003.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Het plangebied, dat binnen de wijk Dolphia ligt, is in de Omgevingsvisie benoemd als een gebied met het ontwikkelingsperspectief van "nieuwe woonwijk".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0004.png"

Fragment ontwikkelperspectieven Omevingsvisie Overijssel.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0005.png"

Fragment gebiedskenmerken.

Natuurlijke laag:

  • In de natuurlijke laag ligt het gebied van de wijk Dolphia op de oostflank van de stuwwal Enschede-Oldenzaal. Het plangebied loopt in oostelijke richtring af van ca. 47,5 meter +NAP naar ca. 42,5 meter +NAP.

Deze opgestuwde aardlagen zijn ontstaan in de ijstijd en door de tijd heen vrij ongeschonden gebleven. Het reliëf en het hoogteverschil met de omgeving zijn nog steeds goed zichtbaar en beleefbaar. De stuwwallen zijn rijk aan archeologische waarden. De stuwwallen met hun bos- en heidegebieden zijn belangrijke inzijggebieden van regenwater voor de lokale en regionale grondwaterstromen. De kwelzones aan de voet van de stuwwallen bieden potenties voor kwelafhankelijke vegetatie.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap:

  • In de laag van het agrarisch cultuurlandschap is het plangebied van dit bestemmingsplan aangemerkt als een jonge heide en ontginningslandschap.

Veel heidegebieden en nattere delen van het landschap zijn ontgonnen en/of ver gaand ontwaterd. Daarmee is een nieuw landschap ontstaan. De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen nu het beeld.

Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen door de jaren heen, zijn deze kenmerken in en in de directe omgeving van het plangebied nauwelijks meer waarneembaar en/of beeldbepalend te noemen voor het aanwezige landschap.

Stedelijke laag:

  • Voor wat betreft de stedelijke laag zijn voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen specifieke gebiedskenmerken benoemd waarmee, bij eventuele nieuwe ontwikkelingen, rekening mee moet worden gehouden.

Lust & Leisurelaag:

  • Ook voor de Lust & Leisure laag zijn voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen specifieke gebiedskenmerken benoemd waarmee bij eventuele nieuwe ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden.

Omgevingsvisie en het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565".

Omdat er in dit bestemmingsplan slechts sprake is van de mogelijke realisatie van één of twee nieuw te bouwen woningen op de hoek van de Gronausestraat en de Euregioweg, is het niet nodig om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op het plangebied.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Geconcludeerd kan worden dat de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling, in de vorm van het bouwen van hooguit twee nieuwe woningen, in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid

De realisatie van twee nieuw te bouwen woningen ten noorden van de Gronausestraat betreft zoals hiervoor staat vermeld, de enige nieuwe ontwikkeling in het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze ontwikkeling in het bestaande stedelijke gebied van Enschede is van dien aard dat, als gevolg van jurisprudentie, hiervoor geen onderbouwing in het kader van de SER-ladder (Ladder duurzame verstedelijking) plaats hoeft te vinden.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0006.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke structuur

  • a. de positie van het plangebied binnen de stedelijke context van Enschede:

Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen in de wijk De Eschmarke, een nieuwbouwwijk
tussen Enschede en Glanerbrug en nog specifieker ligt het in het tuindorp Dolphia. Op dit moment kan van dit tuindorp uit het begin van de 20e eeuw nog gesproken worden van een relatief op zich zelf staand woonwijkje in het gebied tussen Enschede en Glanerbrug. In de uiteindelijke situatie zal het tuindorp Dolphia door de verdere ontwikkeling van de nieuwbouwwijk De Eschmarke, ruimtelijk en functioneel gezien, onderdeel uit gaan maken van deze nieuwbouwwijk alsmede het stedelijk gebied van Enschede.

  • b. de ruimtelijke kwaliteit, de structuurdragers en de samenhang tussen de diverse elementen rond het plangebied:

Het tuindorp Dolphia, gelegen in het middengebied tussen Enschede en Glanerbrug, betreft een klassiek voorbeeld van een tuindorp. Een tuindorp is een term voor een specifieke vorm van Europese stedenbouw. Ze verwijst naar stadswijken met een typisch dorps karakter. Veel tuindorpen zijn gebouwd vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw en moesten tegenwicht bieden aan de verpauperde arbeiderswoningen van de grote steden. Soms werden zij opgezet door sociaal voelende ondernemers maar ook door gemeenten en woningbouwcorporaties. De tuindorpen kenmerken zich veelal door lage eengezinswoningen met veelal een voor- en een achtertuin en een omgeving met veel groen. Het ontbreken van stedelijk vertier zoals kroegen, en de sterke nadruk op de gezinswoning als kern van het leven, moesten bijdragen aan de vorming van een fatsoenlijk, burgerlijk karakter van haar bewoners.

De ruimtelijke kwaliteit in het tuindorp Dolphia wordt voor een groot deel bepaald door de kenmerkende architectuur van de (woon)bebouwing daterend uit de 'interbellum'-periode. De interbellum-periode betreft de periode tussen de beide wereldoorlogen in de eerste helft van de vorige eeuw, tussen 1918 en 1940.

De woningen bestaan deels uit twee bouwlagen met een kap en brede dakoverstek en deels uit woningen in één bouwlaag met een kap. De woningen in twee bouwlagen met een kap zijn veelal voorzien van een erker in de voorgevel. De woningen in één bouwlaag zijn veelal voorzien van dakkapellen. De woningen aan de noordzijde van de parallelweg langs de Gronausestraat zijn aan de voorzijde voorzien van gemetselde balkons op de eerste verdieping en geven deze extra cachet. Samen vormen de woningen in het tuindorp Dolphia een samenhangend en architectonisch bij elkaar passend ensemble.

Veruit de meeste woningen in dit tuindorp hebben aan de straatzijde een tuin. De opbouw van dit tuindorp is symmetrisch van opzet met centraal hierin gelegen een buurtparkje (Transvaalplein) met een waterpartij en speelvoorzieningen.

Vermeldenswaardig is dat aan de Slankweg, ten noorden van de Louis Bothastraat en ten oosten van de Slankweg in 2008 een buurtcentrum is gerealiseerd.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" leunt aan de Gronausestraat tegen de westelijke zijde van dit tuindorp. Het grenst dus aan de bebouwde concentratie.

  • c. de aanwezige verkeersstructuur om het plangebied:

De ontsluiting van het tuindorp Dolphia en het aangrenzende gebied is hoofdzakelijk gericht op de oost-west lopende Gronausestraat aan de zuidzijde van Dolphia. Deze straat, in combinatie met vrijliggende fietspaden en parallelwegen en een in het profiel van deze weg geïntegreerde busbaan, vormt een belangrijke schakel in de Enschedese verkeersstructuur aan de oostzijde van de stad. De Gronausestraat is de belangrijkste wegverbinding tussen Enschede en Glanerbrug als ook Gronau (in Duitsland). Ter hoogte van Dolphia bevindt zich de belangrijke kruising van de Gronausestraat met de Oostweg en Euregioweg. Deze wegen geven toegang tot het Euregio Bedrijvenpark ten noorden van Dolphia, ten noorden van de spoorlijn Enschede- Gronau- Münster/ Dortmund enerzijds, en de A35 ten zuiden van Dolphia anderszijds.

  • d. de in het plangebied aanwezige ecologisch en landschappelijk waardevolle groenstructuren, parken en landschappen:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" bevinden zich geen ecologisch en landschappelijk gezien waardevolle groenstructuren, parken en landschappen. Het plangebied is daar eenvoudigweg te klein voor. Het gaat hier om een afscheiding van een groter perceel aan de Gronausestraat 565, een grote tuin behorend bij een woonhuis, voorzien van veel boombeplanting.

Wel is voor de strook die grenst aan de parallelweg van de Gronausestraat en de strook die de oostelijke grens vormt van het plangebied gekozen voor de bestemming Bos. Deze strook van bestaande bomen dient als groene buffer.

In het aangrenzende Dolphia is wel het één en ander te benoemen. Beeldbepalend in de groenstructuur van het tuindorp Dolphia is het buurtparkje aan het Transvaalplein waaromheen de bebouwing van Dolphia is gegroepeerd. Voor het overige bestaat de aanwezige groenstructuur uit begeleidend groen (bomen en hagen) langs wegen en straten en door privé-tuinen aan de straatzijde van de woningen. Vooral op een aantal grote percelen aan de westzijde van Dolphia zijn tuinen bij woningen aanwezig voorzien van veel boombeplanting.

Voor het overige zijn er in het tuindorp Dolphia geen ecologisch- en/of landschappelijk waardevolle groenstructuren aan te wijzen.

  • e. aanwezige waterlopen, poelen, vijvers en overig oppervlaktewater:

In het plangebied van dit bestemmingsplan is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel in het naastgelegen tuindorp Dolphia, en wel in de vorm van meerdere vijvers en sloten. De sloten en de vijver in het Transvaalplein zijn onderling met elkaar verbonden door middel van duikers. Het hemelwater voert grotendeels af via het gemengd rioolstelsel. Een aantal straten is gescheiden gerioleerd, met een apart riool voor de afvoer van hemelwater. Het gemengd rioolstelsel kan, vooral in de Slankweg, bij hevige neerslag overbelast raken waardoor water op straat komt te staan.

De bodem binnen het plangebied heeft een zandige toplaag van ca. 1 meter. Onder deze laag bevindt zich waarschijnlijk een slecht doorlatende leemlaag, zoals op de meeste locaties binnen Dolphia. De horizontale grondwaterstroom door de zandige toplaag stroomt van west naar oost. Gemeentelijke peilbuizen binnen Dolphia laten zien dat er 'pieken' in de grondwaterstand voorkomen.

  • f. de wijze waarop de waterhuishouding in het plangebied is geregeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0007.png"

Aan de waterhuishouding binnen het plangebied wordt in ieder geval aandacht besteed.

De bestaande woningen zijn daar aangesloten op drukriolering. Het vuilwater van de woningen moet daarop worden geloosd. Bij de nieuwe woningen zal een pompput nodig zijn (drukriool-unit).

Het hemelwater kan in de bodem worden geïnfiltreerd of anders vertraagd worden afgevoerd naar oppervlaktewater (bijvoorbeeld een bermsloot of vijver).

3.2 Functionele structuur

Het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" is te klein om er verschillende functionele structuren aan toe te kennen of in te herkennen. Het betreft een afgescheiden deel van het woonperceel Gronausestraat 565, dat wederom de woonbestemming krijgt met voor een gedeelte een bosbestemming. Deze woonfunctie sluit aan bij de woonfunctie die hoofdzakelijk voor het hele gebied Dolphia geldt.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0008.png"

Het plangebied is het gedeelte van het perceel Gronausestraat 565 dat aan de zuidkant grenst aan de parallelweg van de Gronausestraat. De gronden waren oorspronkelijk bestemd voor agrarisch gebruik. Het plangebied grenst aan de oostzijde aan het tuindorp Dolphia. Het tuindorp Dolphia is in de jaren dertig van de vorige eeuw ontstaan en is gebouwd voor en door arbeiders van de textielfabrieken Van Heek en Co. Aan de buitenranden van dit tuindorp zijn de huizen voor de "bazen" gebouwd, terwijl de woningen in het binnengebied bestemd waren voor de arbeiders. Niet lang na de realisatie van Dolphia kwamen er ook mensen te wonen die geen binding hadden met de textielfabrieken.

Het plangebied en de zuidkant van het tuindorp liggen aan de toenmalige rijksweg. De Gronausestraat heeft een cultuurhistorische betekenis als verbindingsweg tussen de stad Enschede en Glanerbrug en over de grens met Duitsland de stad Gronau.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Wanneer een gebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft, is op de archeologische verwachtingskaart (zie afbeelding) het gebied aangegeven met een rode kleur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0009.png"

De blauwe cirkel geeft de locatie aan waar in het gebied de bouw van twee nieuwe woningen is gedacht. Het plangebied ligt in een gedeelte met een hoge verwachtingswaarde. Het hieraan aangrenzende gebied kent een middelhoge verwachtingswaarde (okergele kleur).

Ten behoeve van de beoogde nieuwbouw van twee woningen in het plangebied van dit bestemmingsplan, is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd.

De bevindingen van dit onderzoek zijn als volgt:

Voor de ontwikkellocatie ten behoeve van de te bouwen woningen, geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Er is door Econsulting een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd.

Uit het uitgevoerde archeologisch bureau- en booronderzoek blijkt dat er zich mogelijke archeologische waarden op de onderzoekslocatie kunnen bevinden. Daarbij geldt met name een verhoogde verwachting voor resten van landbouwers vanaf het neolithicum. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat plaatselijk sprake is van zeer ondiepe voorkomen van keileem. Bovendien varieert de diepteligging van de top van de keileem relatief sterk. Hierdoor wordt de locatie ongunstig geacht voor agrarische activiteiten en bewoning. Ook zijn tijdens het booronderzoek geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats. De verwachting dient hier dan ook bijgesteld te worden tot een lage verwachting voor alle periodes. Op basis van de lage archeologische verwachting en het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van een vindplaats, adviseert Econsultancy om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Het plangebied kan, op basis van het uitgevoerde archeologisch onderzoek, vrijgegeven worden.

Mochten bij de graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt, volgens de Erfgoedwet, art. 5.10 een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente Enschede.

Monumenten in het plangebied

Binnen het plangebied bevinden zich geen Rijks- of gemeentelijke monumenten.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV is vereist.

Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de APV.

Het bij de APV behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede, www.enschede.nl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00168-0003_0010.png"

afbeelding: fragment interactieve bomenkaart

In het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" zijn geen monumentale en daarmee beschermwaardige bomen aanwezig.

Wel grenst de zuidzijde van het bestemmingsvlak aan een beschermingswaardig boomgebied langs de parallelweg en de Gronausestraat.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Nieuwbouw van twee woningen

De Woonvisie verwoordt gemeentelijk beleid ten aanzien van wonen en woningbouw. De Woonvisie geeft antwoord op de vraag hoe de gemeente, ontwikkelaars en alle andere partijen die actief zijn op de woningmarkt, ook op langere termijn kunnen inspelen op ontwikkelingen in de markt. De wereld verandert snel en daarom biedt de Woonvisie ruimte waar het kan en kaders waar het moet.

In de Woonvisie gelden de volgende uitgangspunten:

  • Iedere woning moet raak zijn om te zorgen dat de stad vitaal blijft en om te voorkomen dat er leegstand komt.
  • In de regio moet een goed aanbod te vinden zijn van verschillende woonmilieus.
  • Woongebieden moeten levensloopgeschikt zijn.
  • Enschede groeit als aantrekkelijke woonstad voor studenten.
  • De woningvoorraad moet toekomstgeschikt zijn.
  • De energiegerelateerde component van de woonlasten moet beheersbaar blijven.
  • Investeren in de openbare ruimte en architectuur als kwaliteitsimpuls

In het plangebied van dit bestemmingsplan is sprake van een ontwikkeling in de vorm van maximaal twee nieuw te bouwen woningen op een perceel ten noorden van de Gronausestraat en ten zuidwesten van het tuindorp Dolphia. Deze woningen worden gebouwd op wens en naar behoefte van de eigenaar van het bouwperceel. Het bestemmingsplan geeft ruimte aan de bouw van ruime comfortabele woningen die levensloopgeschikt zijn. Bij de bouw zal rekening gehouden worden met de normen die gesteld worden aan energie, isolatie en verdere bouw- en milieu-eisen .

Gesteld kan worden dat de bouw van deze twee woningen in het plangebied met de woonvisie in overeenstemming is.

4.2 Stedenbouwkundig plan

Het plangebied van dit bestemmingsplan, een perceel globaal gelegen tussen de bebouwde kom van het tuindorp Dolphia en de Euregioweg, wordt gekenmerkt door veel 'groen'. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om de tuin, grasland behorende bij de woning Gronausestraat 565 (Kadastrale Gemeente Lonneker, Sectie E, nr. 5911). De tuin behorende bij deze woning wordt grotendeels omzoomd door forse houtopstanden. Deze zorgen voor een stevige, maar harde afscherming van dit perceel naar het aangrenzende gebied.

De bestaande adressen Gronausestraat 561 en 565 worden door middel van een halfverharde toegangsweg op eigen terrein, vanaf de parallelweg aan de noordzijde van de Gronausestraat, ontsloten.

Deze toegangsweg wordt aan de oostzijde deels begeleid door boomaanplant.

Beide percelen, gelegen ten oosten van de Euregioweg, beslaan samen een oppervlakte van ca. 2,4 hectare waarvan het meest oostelijk gelegen perceel een oppervlakte heeft van maar liefst 1,7 hectare. Op laatsgenoemde perceel bevindt zich aan de noordzijde ervan het woonhuis met het adres Gronausestraat 565. Het gedeelte van het perceel ten zuiden van dit woonhuis met een afmeting van ca. 46 x 144 meter (afgerond 6500 m2) is momenteel grotendeels in gebruik als tuin en die door de wijze van aanplant door bomen en struiken, in meerdere, door bomen en struiken omzoomde 'kamers' is verdeeld. In de meest zuidelijke 'kamer' met een oppervlakte van ca. 3000 m2 is de bouw van een tweetal nieuwe woningen gedacht. Dit betekent twee kavels met een oppervlakte van ca. 1500 m2 die riant kunnen worden genoemd.

verkeer, bereikbaarheid en parkeren

De nieuw te bouwen woningen worden vanaf de parallelweg aan de noordzijde van de Gronausestraat, door middel van een nieuw aan te leggen, gecombineerde ontsluitingsweg, ontsloten. Voor deze woningen worden er in de openbare ruimte geen nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd en dient er op 'eigen terrein' te worden geparkeerd.

Groen

Voor wat betreft het aspect 'groen' wordt bij deze nieuwe ontwikkeling gebruik gemaakt van bestaande groenvoorzieningen in de vorm van reeds aanwezige houtopstanden van bomen en struiken die het beeld van dit gebied bepalen. Door de aanleg van een gecombineerde wegontsluiting vanaf de noordelijke parallelweg langs de Gronausestraat is de aantasting van de aanwezige houtwal aan deze zijde van de Gronausestraat minimaal.

Bebouwing

De nieuw te bouwen woningen dienen te voldoen aan de welstandseisen zoals die zijn verwoord in de 'Welstandsnota Enschede, "bouwen aan identiteit" voor wat betreft de welstandseisen die behoren bij de welstandsidentiteit 'Vrije landelijke bebouwing, nieuwe landschappen'.

4.3 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Monumenten:

Op de locatie waar de twee woningen gebouwd zullen worden zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig waarmee rekening mee gehouden moet worden.

Overige cultuurhistorische waarden:

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarden aanwezig.

Archeologie:

Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Ten behoeve van deze nieuwe ontwikkeling is door Econsulting een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd.

Bevindingen en advies archeologisch onderzoek:

Uit het uitgevoerde archeologisch bureau- en booronderzoek blijkt dat er zich mogelijke archeologische waarden op de onderzoekslocatie kunnen bevinden. Daarbij geldt met name een verhoogde verwachting voor resten van landbouwers vanaf het neolithicum. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat plaatselijk sprake is van zeer ondiepe voorkomen van keileem. Bovendien varieert de diepteligging van de top van de keileem relatief sterk. Hierdoor wordt de locatie ongunstig geacht voor agrarische activiteiten en bewoning. Tijdens het booronderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats. De verwachting dient hier dan ook bijgesteld te worden tot een lage verwachting voor alle periodes. Op basis van de lage archeologische verwachting en het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van een vindplaats, adviseert Econsultancy om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Het plangebied kan, op basis van het uitgevoerde archeologische onderzoek, vrijgegeven worden. Mochten bij de graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt, volgens de Erfgoedwet, art. 5.10, een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente Enschede.

Beschermwaardige bomen:

Het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" maakt de bouw van twee nieuwe woningen mogelijk op een perceel dat is afgesplitst van een groot bestaand bewoond perceel.

In het algemeen wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten rekening gehouden met de aanwezige monumentale en beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt.

In het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich bomen die wel beschermd moeten worden als houtwal. Deze strook krijgt de bestemming "Bos". In deze bestemming is het niet toegestaan bebouwing te realiseren ten behoeve van de bestemming "Wonen".

4.4 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwwlannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" gelden de welstandsidentiteiten "Vrije landelijke bebouwing, nieuwe landschap". Vrije landelijke bebouwing heeft een belangrijk aandeel in de levendigheid van het landelijk gebied. De welstandszorg wil beperkt ruimte geven aan nieuwe, vrije landelijke woningen, met behoud van de kwaliteit van het landelijk gebied. Er is geen ruimte voor wijkjes en lange linten. De welstandszorg is erop gericht dat de landelijkheid en de eigenheid van elk huis behouden blijft en stimuleert een hoge kwaliteit van architectuur, in harmonie met de andere huizen. De tuinen moeten bijdragen aan de verlevendiging en aankleding van het gebied. Bijzondere gebouwen mogen vanwege hun (landelijke) functie of eigen kwaliteit afwijken van de landelijke woningen (bijvoorbeeld qua grootte). Wel moeten ze zoveel mogelijk kenmerken van de identiteit dragen, zodat ze bijdragen aan de eenheid binnen de categorie.

Kavel

  • gebouw en tuin moeten een eenheid vormen en bijdragen aan de ruimtelijke opbouw van het landschap
  • de positie en oriëntatie van bebouwing op de kavel moet inspelen op de landschappelijke situatie en zowel vanaf de weg als vanuit het land een mooi perspectief opleveren
  • de positie van het gebouw op de kavel moet een goede compositie vormen met naastgelegen bebouwing
  • de positie van het gebouw op de kavel mag belangrijke doorzichten en uitzichten niet verstoren

Bouwvolume

  • het bouwvolume moet bescheiden zijn en mag het landschap niet domineren
  • het bouwvolume moet variëren ten opzichte van naastgelegen bouwvolumes, maar van gelijke orde van grootte zijn

Gebouwen

  • gebouwen moeten van een landelijk type zijn, generieke nieuw bouwwijktypen, flats en andere stedelijke bouwvormen zijn niet toegestaan
  • gebouwen moeten harmoniëren met gebouwen in de omgeving in stijl, kleur, materiaal en kenmerkende details
  • kleuren moeten een rustig en natuurlijk palet vormen
  • gebouwen moeten zich in architectuur op de landelijke omgeving richten en een ‘gezicht’ maken naar de weg
  • gebouwen moeten naar alle zijden verzorgde gevels hebben en een positieve rol spelen in het landschapsbeeld
  • gebouwen moeten een goede architectuur hebben, met fijnzinnige
  • details of versiering, die bijdraagt aan de (romantische) Twentse sfeer

De twee woningen die gebouwd worden op de planlocatie moeten voldoen aan de redelijke eisen van Welstand. De aanvragen voor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden getoestd aan Welstand, dan wel de welstandseisen.

4.5 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.5.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.5.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Dit bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om twee woningen te mogen bouwen op een afgescheiden woonperceel. Bij de bouw van deze woningen kan aandacht geschonken worden aan energiebesparende en duurzame maatregelen. Bij de inrichting van het erf kan aandacht worden besteed aan de infiltratie- en afvoercapaciteit van de onverharde grond. De groene buffer aan de rand van het bestemmingsvlak wordt in stand gelaten.

Hoofdstuk 5 Gewenste ontwikkeling plangebied

5.1 Het project

Het project bestaat uit de realisatie van twee woningen op een perceel grond aan de Gronausestraat 565. Dit perceel, kadastraal bekend Gemeente Lonneker, sectie E, nummer 5911, is reeds voorzien van een woonhuis met diverse opstallen. De oppervlakte van het perceel bedraagt 16.890 m2. Een gedeelte van dit perceel aan de kant van de parallelweg van de gronausestraat wordt zelfstandig gemaakt. Op dat deel zullen twee woningen worden gebouwd.

De bereikbaarheid van de woningen gebeurt via de parallelweg van de Gronausestraat en een gemeenschappelijke ontsluiting via het weggetje dat haaks staat op de parallelweg. Parkeren kan plaatsvinden op eigen terrein. Het onbebouwde terrein zal worden gebruikt als tuin bij de woningen. De boombeplanting, zoals die er nu is, wordt in takt gelaten.

Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

6.1 Milieu

6.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Projectbeschrijving

In het plangebied van dit bestemmingsplan worden twee woningen gebouwd. Beide woningen worden vanaf de noordelijke parallelweg van de Gronausestraat ontsloten.

Locatie

De ontwikkellocatie waarop de nieuwbouw is gedacht, bevindt zich op het zuidelijk deel van het perceel en woonhuis aan de Gronausestraat 565, kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie E, nummer 5911. De bouwlocatie wordt aan de noordzijde begrensd door bestaande bosschage en tuinbeplanting op het hiervoor genoemde perceel. Verder wordt zij aan de oostzijde begrensd door de perceelsgrenzen van bestaande woningen aan de Gronausestraat 575 en 579, aan de zuidzijde door de noordelijke parallelweg langs de Gronausestraat en tenslottte door een semi-verharde ontsluitingsweg naar de bestaande woningen Gronausestraat 561 en 565 aan de westzijde.

Het terrein wordt aan de oost-, zuid- en westzijde omzoomd door bestaande houwtwallen en bomenrijen.

Huidig grondgebruik

Momenteel zijn de gronden van het plangebied in gebruik als tuin bij de bestaande woning aan de Gronausestraat 565.

Cumulatie met andere projecten

Er is geen sprake van cummulatie met andere projecten in de directe omgeving van de ontwikkellocatie.

Toetsing relevante milieu- en omgevingsaspecten

Milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Ten behoeve van de twee nieuw te bouwen woningen aan de Gronausestraat, maar ook voor een groter gebied, namelijk het tuindorp Dolphia, heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de milieuhinder van bestaande bedrijven en inrichtingen om het plangebied van dit bestemmingsplan.

Dit onderzoek heeft uitgewezen dat geconcludeerd kan worden dat de aanwezige bedrijvigheid en voorzieningen in en om het plangebied van dit bestemmingsplan geen belemmering opleveren voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan, en daarmee tevens geen belemmering vormen voor de bouw van deze twee nieuwe woningen ten noorden van de Gronausestraat.

Bodemkwaliteit

Ten behoeve van de twee nieuw te bouwen woningen aan de Gronausestraat is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit verkennend bodemonderzoek is al bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Er kan ervan uitgegaan worden dat er geen belemmering is voor de beoogde bouw van twee woningen.

Geluidhinder

Er dient ten behoeve van de nieuwbouw van twee woningen aan de Gronausestraat hogere waarden Wet geluidhinder door het college te worden vastgesteld, als gevolg van het wegverkeerslawaai op de Gronausestraat en de Euregioweg. Een uitgevoerd akoestisch onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Luchtkwaliteit

De bouw van twee nieuwe woningen aan de Gronausestraat kan met betrekking tot de 'Regeling niet in betekenende mate' aangemerkt worden als een ontwikkeling die in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Externe Veiligheid

Op basis van de beoordeling externe veiligheid is dit onderdeel geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en daarmee geen belemmering voor de realisatie van twee nieuw te bouwen woningen aan de Gronausestraat.

Waterhuishouding

Ook het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd en afgevoerd in en op het perceel. Vuilwater wordt afgevoerd via drukriolering.

Natuur

De locatie van de bouw van de twee nieuwe woningen aan de Gronausestraat is gelegen op ruimte afstand van Natura 2000 gebieden. Eventuele negatieve effecten op beschermde habitats en habitats van soorten kunnen op voorhand worden uitgesloten, waardoor verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming achterwege kan blijven.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordling

Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieu- en omgevingsaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

6.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies. Van die bedrijven en voorzieningen is door middel van nader dossieronderzoek beoordeeld of de feitelijke (bedrijfs)activiteiten een knelpunt opleveren voor een goed woon- en leefklimaat en of terugschaling mogelijk is.

Onderzoeksresultaten

Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven en voorzieningen. Buiten het plangebied bevindt zich op grote afstand, zeker 500 meter, het Euregiobedrijvenpark.

De algemene conclusie van de bedrijven- en milieu-inventarisatie is dat bedrijven en voorzieningen buiten het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” geen of zeer geringe milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op gronden binnen het plangebied.

6.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565 "

Het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565 " maakt de bouw van twee woningen mogelijk.

Het is bekend dat door het historisch gebruik in verstedelijkt gebied zoals op Dolphia, er locaties aanwezig zijn of kunnen zijn waar de bodem verontreinigd is. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele herontwikkelingen. Op het perceel behorende bij het woonhuis Gronausestraat 565, waar een herontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, is in september 2016 een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de milieuhygiënische bodemgesteldheid geen belemmering vormt voor deze herontwikkeling. Het betreffende "Rapport Verkennend Bodemonderzoek conform NEN 5740- Gronausestraat 561-565 - Enschede" is al bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Binnen het plangebied wordt de realisatie van twee woningen op het zuidelijke deel van het perceel Gronausestraat 565 mogelijk gemaakt.

Wegverkeerslawaai

Het voornemen bestaat om op het zuidelijk deel van het perceel Gronausestraat 565 maximaal twee woningen te realiseren. De locatie is gelegen binnen de zone van op grond van de Wgh gezoneerde wegen, te weten de Gronausestraat, de Euregioweg en de Oostweg.

Voor de locatie is door Munsterhuis Geluidsadvies een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het briefrapport “Plan Gronausestraat 561-565 Enschede; kenmerk B02.16.100.RM; d.d. 12 september 2016”. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Gronausestraat op beide woningen de geluidsbelasting ten hoogste 57 dB bedraagt. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden.

Vanwege het wegverkeer op de Euregioweg bedraagt de geluidsbelasting op de westelijke en oostelijke woning respectievelijk ten hoogste 52 en 47 dB. Daarmee wordt op de westelijke woning de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden. Op de oostelijke woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Vanwege het wegverkeer op de Oostweg bedraagt de geluidsbelasting op beide woningen ten hoogste 46 dB. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Gronausestraat en de Euregioweg kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige en/of financiële aard.

Op de twee woningen bedraagt de cumulatieve geluidsbelasting vanwege de Gronausestraat, Euregioweg en Oostweg 62 dB (excl. Aftrek artikel 110g Wgh). De noordgevel van beide woningen is geluidsluw. Aan de noordzijde is tevens een buitenruimte gelegen.

Conclusie:

Geconcludeerd wordt dat de realisatie van de twee woningen alleen mogelijk is als vanwege het wegverkeer op de Gronausestraat en de Euregioweg een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota 2009-2012 van de gemeente Enschede, voor het vaststellen van een hogere waarde, wordt voldaan. Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden vanwege het wegverkeer. Het gaat daarbij voor beide woningen om een hogere waarde van 57 dB vanwege het wegverkeer op de Gronausestraat . En om een hogere waarde van 52 dB voor de westelijke woning vanwege het wegverkeer op de Euregioweg.

Tevens wordt geconcludeerd dat met de aanwezigheid van een geluidluwe gevel en buitenruimte een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is.

De aangevraagde hogere waarden kunnen verleend worden.

Railverkeerslawaai

Het plangebied is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565 " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Dolphia - Gronausestraat 565 (ontwikkelingsgericht plan)

Het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat er twee woningen worden gebouwd op het afgescheiden perceel aan de Gronausestraat 565.

Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. De realisatie van twee woningen is daarmee zondermeer een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool blijkt dat in Enschede in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplanDolphia - Gronausestraat 565 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Dolphia - Gronausestraat 565” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” is hemelsbreed op meer dan 7 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Ook kan men ervoor kiezen om gebruik te maken van drukriolering.

De op grond van dit bestemmingsplan te bouwen woningen worden naar verwachting op zo'n systeem aangesloten.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken door middel van drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Dolphia - Gronausestraat 565

Voor de ontwikkelingslocatie geldt dat voldaan moet worden aan de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de waterhuishouding. De geplande nieuwbouw ligt meer dan 40 meter van de vrijverval vuilwaterriolering. Wel is in de omgeving drukriolering aanwezig. Vuilwater moet, in overleg met het Waterschap Vechtstromen en/of de Gemeente Enschede, worden afgevoerd naar een eigen afvalwaterzuivering (IBA) of een nieuw aan te leggen drukrioolpomp. Dit laatste zal waarschijnlijk het geval zijn. Voor de nieuwbouw geldt een wateropgave die afhankelijk is van de hoeveelheid verhard oppervlak die wordt aangebracht. De wateropgave bestaat uit het realiseren van ruimte voor water, bijvoorbeeld door het toepassen van wadi's.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.3 Natuur

6.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Dolphia - Gronausestraat 565

Het plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ” is niet gelegen binnen de grenzen dan wel in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op ca. 3 kilometer ten zuidoosten respectievelijk ten noordoosten van het plangebied gelegen.

Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling, namelijk de bouw van twee nieuwe woningen aan de Gronausestraat, in relatie tot de afstand van de ontwikkelingslocatie tot de Natura 2000 gebieden kunnen significant negatieve gevolgen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbesscherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Dolphia - Gronausestraat 565

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om twee nieuwe woningen op het zuidelijke gedeelte van het perceel Gronausestraat 565 te realiseren. Deze grond is in gebruik als tuin van de woning Gronausestraat 565. Het is een gazon, omzoomd door bomen. Deze bomenrand zal in stand worden gehouden en krijgt in dit bestemmingsplan de bestemming "Bos".

Op voorhand kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden uitgesloten dat verbodsbepalingen zullen worden overtreden. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming kan voor wat betreft de bescherming van soorten achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft de bescherming van planten- en diersoorten, op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “Dolphia - Gronausestraat 565

Het plangebied is niet gelegen op gronden die deel uitmaken van het NNN (voorheen 'ecologische hoofdstructuur', EHS). De dichtstbij zijnde gronden die deel uitmaken van het NNN zijn gelegen op ca. 500 meter ten oosten van het plangebied. Het NNN heeft geen externe werking. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Juridische planopzet

7.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In het bestemmingsplan "Dolphia - Gronausestraat 565" is gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt als ontwikkeling de bouw van twee nieuwe woningen mogelijk aan de Gronausestraat, nabij de kruising van de Gronausestraat en de Euregioweg. Deze ontwikkeling wordt gestuurd door planregels die voorzien in de doeleindenomschrijving, bouwregels, gebruiksregels en bevoegdheden van Burgemeester en Wethouders om bij omgevingsvergunning in geringe mate van de hoofdregels te kunnen afwijken. De voor deze ontwikkeling bestemde gronden krijgen de bestemming Wonen.

Daarnaast is er binnen het plangebied een zoom die de bestemming Bos krijgt.

7.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Dolphia - Gronausestraat 565 ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft in het algemeen bij bestemmingsplannen een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

7.3 Beschrijving van het plan

7.3.1 Bestemmingen

Bos

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering / versterking van de boomaanplant en de daardoor ontstane natuurlijke waarden, met daaraan ondergeschikt:

  • a. (openbare) nutsvoorzieningen,
  • b. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen.

Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, met uitzondering van kamerverhuurpanden, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen het op de plankaart aangegeven bouwblok. Tevens zijn middels maatvoeringen op de plankaart opgenomen het maximum aantal wooneenheden, de maximale goothoogte en maximale bouwhoogte (voor dit bouwplan een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter). Bestaande woningen mogen niet bouwkundig worden gesplitst in meerdere zelfstandige woningen.

Hierbij wordt opgemerkt dat de te realiseren woningen zijn gelegen binnen de zogenaamde 48 dB lijn. Om de woningen te kunnen realiseren dient een ontheffingsprocedure Wet geluidhinder voor het vaststellen van een hogere grenswaarde te worden gevoerd.

7.3.2 Gebiedsaanduidingen

Het plangebied ligt binnen een gebied dat op de verbeelding wordt aangeduid met "Overige zone - archeologisch onderzoeksgebied b".

Ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b” mogen in principe geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en een bodemverstoringsoppervlakte hebben van meer dan 2.500 m². Echter, burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit verbod voor de bouw van bouwwerken of uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden ten behoeve van de daar voorkomende bestemming(en), indien uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.

Of, burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning zelfs afzien van het laten uitvoeren van archeologisch vooronderzoek als hiervoor bedoeld, indien zij van oordeel zijn dat door eerdere bodemingrepen het terrein ter plaatse reeds zodanig is verstoord dat er redelijkerwijs geen sprake meer is van mogelijke aantasting van archeologische waarden.

Burgemeester en wethouders zijn tenslotte op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

  • de aanduiding “archeologisch onderzoeksgebied b” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • aan gronden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" toe te kennen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie archeologische waarden aanwezig zijn waarvoor op grond van de Erfgoedwet in het bestemmingsplan een beschermende bestemmingsregeling dient te worden opgenomen.
7.3.3 De Lijst van bedrijfstypen

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. In gebieden met een grote mate van functiemenging wordt de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging gebruikt. Deze gaat niet uit van aan te houden richtafstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies maar van de mate in hoeverre een activiteit al dan niet aanpandig met woningen of andere milieugevoelige functies aanvaardbaar is.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe is in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

7.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied is een ontwikkeling beoogd, namelijk de ontwikkeling van twee nieuwe woningen.

De gronden in het plangebied zijn eigendom van particulieren.

Exploitatieovereenkomst

De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede door particulieren en/of projectontwikkelaars ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen middels het sluiten van een (anterieure) exploitatieovereenkomst met de betreffende particuliere ontwikkelaars. Zodra de exploitatieovereenkomsten gesloten zijn zal daar overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro in de "Huis aan Huis" mededeling worden gedaan.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Gelet op het bovenstaande onder "Exploitatieovereenkomst" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.